Plan: | Veld en Beemd 25 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0542.VeldenBeemd25-va01 |
Aanleiding voor het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is het voornemen om het bestaande kantoor-/bedrijfspand op de locatie Veld en Beemd 25 te Krimpen aan den IJssel te slopen en te vervangen door acht grondgebonden woningen. De woningen sluiten wat betreft situering en typologie aan op de bestaande woningbouw ten zuiden van de beoogde bouwlocatie.
In het vigerende bestemmingsplan 'Kortland' is de locatie bestemd als 'Woongebied' waarbij het huidige gebouw is voorzien van een bouwvlak met de functieaanduiding 'Bedrijf'. Om de beoogde woningbouw mogelijk te maken, is een bestemmingswijziging noodzakelijk. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt voorzien in een passende regeling voor de nieuwbouw.
Het plangebied ligt centraal in Krimpen aan den IJssel, aan de oostzijde van buurtwinkelcentrum 'Stad en Landschap'. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de Binnenweg en aan de zuidzijde door Veld en Beemd. In figuur 1.1 is de begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (rood omcirkeld)
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kortland'. Het plangebied is voorzien van de bestemming 'Woongebied'. Het bestaande kantoor-/bedrijfspand is strak begrensd door een bouwvlak met de functieaanduiding 'Bedrijf'. Aan de omliggende gronden is geen bouwvlak toegekend zodat de bouwmogelijkheden beperkt zijn. In figuur 2.1 is een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan weergegeven.
Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Kortland' (plangebied rood omlijnd)
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie en het te realiseren bouwplan. Hoofdstuk 3 gaat in op het toepasselijke beleidskader. Vervolgens vindt in hoofdstuk 4 toetsing aan de omgevingsaspecten plaats. Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van de juridische regeling. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.
Omgeving plangebied
Het plangebied is centraal gelegen in een bouwblok dat aan de westzijde wordt begrensd door Stad en Landschap, aan de noordzijde door de Meidoornstraat, aan de oostzijde door de Esdoornlaan en aan de zuidzijde door de Veld en Beemd (zie figuur 2.1).
Figuur 2.1 Huidige situatie omgeving plangebied (bron: Luchtfoto Kadaster Nederland)
Aan de Stad en Landschap bevindt zich een buurtwinkelcentrum, een winkelstrip met als aanbod horeca, diensten en niet-dagelijkse non-food winkels. De commerciële functies bevinden zich op de begane grond van het gebouw met twee bouwlagen. Op de eerste etage zijn woningen gevestigd. Aan de achterzijde van de winkelstrip bevinden zich een autohandel/-garage, Jehova's Getuigen Koninkrijkszaal, een sportschool, een kringloopbedrijf en een bedrijfsgebouw bestaande uit 19 units voor opslag en kleinschalige bedrijvigheid. Deze functies zijn allen gelegen aan de Binnenweg die de Esdoornlaan aan de noordzijde van het plangebied met de Meidoornstraat verbindt. Langs de randen van het gemengde gebied bevinden zich grondgebonden rijwoningen, bestaande uit twee bouwlagen met kap.
Plangebied
Het plangebied zelf beslaat het terrein van een voormalig kantoor-/bedrijfspand, bestaande uit één bouwlaag met kap. Het bijbehorende parkeerterrein aan de zuidwestzijde van het gebouw is bereikbaar vanaf de Binnenweg en grenst aan de Jehova's Getuigen Koninkrijkszaal. De Koninkrijkszaal beschikt over één bouwlaag met plat dak. De sportschool en het kantoorgebouw aan de overzijde van de Binnenweg bestaan uit twee bouwlagen met plat dak. Schuin achter het kantoorgebouw zit een kringloopbedrijf. De bedrijfsunits naast het kringloopbedrijf (Binnenweg 7) bestaan uit één bouwlaag met plat dak.
Figuur 2.2 Kantoor-/bedrijfspand en parkeerterrein vanaf Binnenweg (bron: Google Streetview)
De hoofdingang van het pand ligt aan de zuidzijde en is bereikbaar vanaf de Veld en Beemd. Deze ingang bevindt zich aan het einde van een pleintje, bestaande uit een parkeerterrein en een grasveldje. Rondom het pleintje liggen 11 rijwoningen: 3 aan de westzijde en 8 aan de oostzijde. Al deze woningen bestaan uit twee bouwlagen met kap. Elke woning beschikt over een berging aan de achterzijde die bereikbaar is via een voetpad.
Figuur 2.3 Pleintje voorzijde kantoor-/bedrijfspand vanaf Veld en Beemd (bron: Google Streetview)
Het bestaande kantoor-/bedrijfspand wordt gesloopt en maakt plaats voor woningbouw. De verkavelingsopzet gaat uit van 8 woningen, die in het verlengde van de bestaande woningen aan het hofje Veld en Beemd zijn gesitueerd (zie figuur 2.4). Aan de westzijde zijn 5 rijwoningen beoogd ter plaatse van het bestaande parkeerterrein aan de Binnenweg. De woningen beschikken aan de achterzijde over een berging, te bereiken via een voetpad langs de Jehova's Getuigen Koninkrijkszaal. Aan de oostzijde zijn drie rijwoningen beoogd, met de achterzijde grenzend aan de Binnenweg.
Figuur 2.4 Beoogde verkavelingsopzet
Evenals de bestaande woningen zijn alle nieuwe woningen op het hofje Veld en Beemd georiënteerd, de woningen aan de westzijde met een iets verspringende voorgevelrooilijn. Het hofje zal worden heringericht. Het bestaande parkeerterrein maakt plaats voor een doodlopende straat met dwarsparkeerplaatsen aan de westzijde. Door de sloop van het kantoor-/bedrijfspand wordt een doorsteek gecreëerd van de Veld en Beemd naar de Binnenweg. Deze doorsteek is enkel voor langzaam verkeer. Naast parkeren biedt het nieuwe hofje ruimte voor groen. Aan de voorzijde van de woningen is een voetpad voorzien. Zowel de parkeerplaatsen aan het nieuwe hofje als aan de Binnenweg zijn via de voetpaden bereikbaar. Aan de Binnenweg blijven de 9 bestaande langsparkeerplaatsen gehandhaafd. Aan de Veld en Beemd worden 25 nieuwe dwarsparkeerplaatsen gerealiseerd ter vervanging van de 19 bestaande parkeerplaatsen. De herinrichting van het hofje past binnen de vigerende bestemmingsregeling zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Kortland' en is daarom niet meegenomen in dit bestemmingsplan.
De woningen worden juridisch-planologisch mogelijk gemaakt door het aangeven van bouwvlakken rondom de hoofdgebouwen. Overeenkomstig de vigerende regelgeving in het bestemmingsplan 'Kortland' voor woningen in de directe omgeving, geldt voor de nieuwe woningen ook een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 5 meter meer dan de toegestane goothoogte (twee bouwlagen met kap). Op deze manier wordt wat betreft typologie en bouwmassa aangesloten op de bestaande woningbouw en is een goede stedenbouwkundige inpassing verzekerd. Ook qua architectuur zullen de woningen in dezelfde stijl (kleurstelling, zadeldak) worden ontworpen als de directe woonomgeving.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van de rijksoverheid beschreven. Het kabinet schetst in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Barro opgesteld. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (afgekort Barro) bevat een beperkt aantal beslissingen van wezenlijk belang (13 nationale belangen) uit de Structuurvisie. Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Artikel 3.1.6 Bro: Ladder voor duurzame verstedelijking (SVIR/Bro)
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen die nieuwe woningen mogelijk maken, de laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.
Conclusie rijksbeleid
Het planinitiatief raakt geen rijksbelangen als genoemd in de SVIR en het Barro. Ook wordt voldaan aan de uitgangspunten van de rijksladder. Uit jurisprudentie volgt dat vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In het plangebied worden 8 nieuwe woningen gerealiseerd. Toetsing aan de ladder is daarom niet noodzakelijk. Wel ligt het plangebied binnen bestaand stedelijk gebied. Door hergebruik van een vrijkomende locatie wordt voldaan aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking: allereerst het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied en daarna het benutten van locaties aansluitend aan stedelijk gebied.
Visie Ruimte en Mobiliteit (geconsolideerde versie 2017)
De Visie ruimte en mobiliteit (VRM) geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.
In het VRM zijn vier speerpunten benoemd;
Verordening Ruimte (geconsolideerde versie 2017)
In samenhang met de structuurvisie is de Verordening ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. De volgende artikelen zijn relevant voor dit bestemmingsplan:
Artikel 2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
Lid 2 Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau
Gedeputeerde Staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid, kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie als motivering of gedeeltelijke motivering dat de stedelijke ontwikkeling voldoet aan het eerste lid.
Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit
Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
Conclusie provinciaal beleid
De herstructurering sluit goed aan bij het speerpunt 'versterken stedelijk gebied'. Het plangebied ligt op de visiekaart 'beter benutten bebouwde ruimte' in de 'bebouwde ruimte'. De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder 'bebouwde ruimte' wordt het stelsel verstaan van de systemen stedelijke agglomeratie, dorpen en linten en logistiek-industrieel systeem, inclusief de bijbehorende infrastructuur. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. De beoogde ontwikkeling sluit aan bij dit beleid.
Zoals eerder aangegeven hoeft de Ladder niet doorlopen te worden aangezien geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. De schaal van de ontwikkeling is beperkt en past binnen het gebied ('inpassen'). Aansluiting is gezocht bij de schaal van de woningbouw in de directe omgeving.
Structuurvisie 2003-2030 (2004)
De gemeente Krimpen aan den IJssel heeft in september 2004 de structuurvisie 'Ruimte voor Ontwikkeling, een structuurvisie voor Krimpen aan den IJssel' vastgesteld. Deze structuurvisie stuurt vooral op beheer, ontwikkeling en vernieuwing van het bestaande stedelijk gebied. Veranderende maatschappelijke omstandigheden en de daarmee samenhangende veranderende behoeften van de bevolking dienen hierbij als uitgangspunten voor onderhoud en aanpassing van het bestaand stedelijk gebied.
Toetsing gemeentelijk beleid
De beoogde herstructurering past binnen de kaders van de gemeentelijke structuurvisie waarin wordt ingezet op vernieuwing van het bestaande stedelijk gebied. Door sloop wordt leegstand van oude kantoor-/bedrijfsbebouwing tegengegaan. De nieuwe woningbouw draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de wijk.
Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten via de Veld en Beemd. De Veld en Beemd is als erftoegangsweg conform het duurzaam veilig-principe geschikt voor 30 km/u. Fietsers delen hier de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Via de Veld en Beemd kan in westelijke richting via Stad en Landschap de Nieuwe Tiendweg worden bereikt. De Nieuwe Tiendweg is als gebiedsontsluitingsweg een belangrijke verkeersader voor Krimpen aan den IJssel, de maximum snelheid bedraagt hier 50 km/u.
Ten noorden van het plangebied ligt de Binnenweg. Ook deze weg is als erftoegangsweg geschikt voor 30 km/u. Door de sloop van het bestaande kantoor-/bedrijfspand wordt een doorsteek gerealiseerd voor voetgangers van Veld en Beemd richting Binnenweg. Op deze manier kan de parkeergelegenheid langs de Binnenweg snel worden bereikt.
Verkeersgeneratie en afwikkeling
De verkeersgeneratie van de 8 rijwoningen is bepaald op basis van kencijfers van het CROW zoals opgenomen in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (CROW, 2012). Conform de Verkeer- en vervoersvisie Krimpen aan den IJssel (Goudappel Coffeng, 2013) worden deze kencijfers gehanteerd.
De totale additionele verkeersgeneratie als gevolg van de woningbouw bedraagt circa 47 mvt/etmaal (weekdag). Overeenkomstig de kencijfers van het CROW (omrekeningsfactor van 0,9 van werkdag naar weekdag) betekent dit een verkeersgeneratie op een werkdag van circa 52 mvt/etmaal (werkdag). De ontsluitende Veld en Beemd heeft als erftoegangsweg voldoende capaciteit om dit verkeer te verwerken. Omdat de beoogde woningbouw dient ter vervanging van het bestaande kantoor-/bedrijfspand, zal de verkeersgeneratie ten opzichte van de huidige situatie nauwelijks wijzigen.
Parkeren
Voorliggend bestemmingsplan maakt 8 grondgebonden woningen mogelijk ter plaatse van het bestaande kantoor-/bedrijfspand. Voor de realisatie van de woningen moet een bestaand en klein privé-parkeerterrein worden opgeheven dat nu nog algemeen gebruikt wordt. De woningen gaan deel uitmaken van een gemengd gebied waar bestaande functies - waaronder een sportschool - ook een parkeerbehoefte hebben. Om de vraag te kunnen beantwoorden of met de ontwikkeling de parkeerdruk ten opzichte van de huidige situatie significant toeneemt, is een parkeeronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 1.
In het parkeeronderzoek is de parkeerdruk in het gebied rondom de planlocatie onderzocht (veldonderzoek). Hier is vervolgens de toekomstige parkeerbehoefte van de nieuwe woningen en leegstaande kantoorruimtes aan de Binnenweg bij opgeteld. Dit is afgezet tegen de totale toekomstige parkeercapaciteit in het gebied. Voor een exacte omschrijving van de onderzoeksaanpak en de afbakening van het onderzoeksgebied wordt verwezen naar het parkeeronderzoek in bijlage 1.
Resultaten veldonderzoek
Het parkeeronderzoek op locatie heeft gedurende alle maatgevende momenten in de week over langere periode de parkeerdruk in het gebied inzichtelijk gemaakt. Hierbij is de bezetting van de hoeveelheid parkeerplaatsen in het gebied (196 pp) gemeten gedurende een werkdag van 07.00 – 23.00 uur en op de zaterdag en zondag van 08.00 – 14.00 uur. De parkeerdruk vlak voor, tijdens en na de reguliere openingstijden van de sportschool is op deze manier onderzocht. Sportschool Healthcenter vraagt namelijk een groot deel van de parkeercapaciteit tijdens en vlak voor opening.
Uit het parkeeronderzoek blijkt dat in de huidige situatie alleen tijdens de drukste openingsmomenten van sportschool Healthcenter de bezettingsgraad van de parkeerplaatsen in het onderzoeksgebied tot rond of net boven de 85% stijgt. Dit percentage wordt verkeerskundig gehanteerd bij het beoordelen van de parkeerdruk. Bij percentages boven de 85% kan aankomend verkeer niet altijd eenvoudig een parkeerplaats vinden. Er kan mogelijk zoekverkeer ontstaan.
De drukst gemeten momenten komen voor tijdens de werkdagavond en het einde van de ochtend op zaterdag en zondag. De bezettingsgraad van de parkeerplaatsen in het onderzoeksgebied ligt dan tussen de 77% - 86%. Er zijn dan nog voldoende parkeerplaatsen vrij in het onderzoeksgebied, op loopafstand van Healtcenter aan het Stad en Landschap en het Veld en Beemd. Toch valt op dat bezoekers van Healthcenter bij voorkeur zo dicht mogelijk voor de sportschool parkeren. Dit blijkt uit de foutparkeerders voor de deur op de Binnenweg.
Parkeerbehoefte nieuwe situatie
Door de komst van 8 grondgebonden woningen welke mogelijk worden gemaakt via voorliggend bestemmingsplan, neemt de parkeerbehoefte in het onderzoeksgebied toe. Deze woningen hebben een parkeerbehoefte welke binnen het onderzoeksgebied opgevangen moet worden. Het parkeerbeleid van de gemeente Krimpen aan den IJssel schrijft voor dat voor het berekenen van de parkeerbehoefte gebruik gemaakt moet worden van de meest actuele CROW-kencijfers. Dit zijn de kencijfers zoals opgenomen in CROW-publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (CROW, 2012). De Verkeers- en vervoervisie Krimpen aan den IJssel (Goudappel Coffeng, 2013) geeft voor het werken met deze CROW kencijfers aan dat voor de locatie Veld en Beemd 25 uitgegaan moet worden van stedelijkheidsgraad 'matig stedelijk' en een ligging in de 'rest bebouwde kom'. Daarnaast zijn de gemiddelde kencijfers binnen de door het CROW gegeven bandbreedte van toepassing. Er wordt uitgegaan van de CROW-functie 'koop, tussen/hoek'. De parkeernorm bedraagt op basis van de genoemde uitgangspunten 1,9 parkeerplaats per woning. Hierbij is het aandeel voor bezoekers 0,3 parkeerplaats per woning en 1,6 parkeerplaats per woning voor bewoners. De normatieve parkeerbehoefte bedraagt afgerond 16 parkeerplaatsen.
Daarnaast zijn er bestaande maar nu leegstaande kantoorruimtes aan de Binnenweg, welke mogelijk in de toekomst weer invulling krijgen. Deze parkeerbehoefte is meegenomen in de toekomstige prognoses. Door inpassing van de ontwikkeling verdwijnt er ook een klein privé-parkeerterrein. Netto neemt de parkeercapaciteit af met 10 parkeerplaatsen.
De parkeerbehoefte van de nieuwe woningen en de leegstaande kantoorruimtes is opgeteld bij de gemeten parkeerdruk voor de bestaande functies en vervolgens afgezet tegen de totale toekomstige parkeercapaciteit in het onderzoeksgebied. De bezettingsgraad in het onderzoeksgebied stijgt dan uitsluitend op de werkdagavond en zaterdag en zondag aan het eind van de ochtend tot 87 - 96%. Er zijn dan nog vrije parkeerplaatsen in het gebied maar aankomend verkeer kan deze niet altijd eenvoudig vinden waardoor er zoekverkeer kan ontstaan. Het merendeel van de week ligt de parkeerdruk echter beneden de 85%.
Conclusie parkeeronderzoek
Gesteld kan worden dat de gemiddelde parkeerdruk in de huidige en toekomstige situatie vergelijkbaar is. De nieuwe ontwikkelingen aan het Veld en Beemd zorgt niet voor een onevenredig groot parkeerprobleem ten opzichte van de bestaande situatie. Net als in de huidige situatie ligt de parkeerdruk op de drukste momenten weliswaar hoog (rond of op piekmomenten boven de 85%), maar zijn er op alle maatgevende momenten op aanvaardbare loopafstand parkeerplaatsen vrij om te voorzien in de parkeerbehoefte. Hierbij dient nog te worden opgemerkt dat in de berekening voor de toekomstige situatie ook de leegstaande kantoorruimtes aan de Binnenweg zijn meegenomen ('worst case' benadering). Deze ruimtes kunnen in de praktijk ook nu al worden gebruikt.
Conclusie verkeer en parkeren
De ontsluiting van het plangebied is voor zowel het gemotoriseerd verkeer als langzaam verkeer goed. Ten opzichte van de huidige situatie zal de verkeersgeneratie nauwelijks wijzigen. De parkeerdruk blijft weliswaar hoog maar ten opzichte van de huidige situatie in orde van grootte gelijk. Er zijn in de toekomst voor de nieuwe woningen voldoende parkeerplaatsen en ook de bestaande functies in het gebied behouden voldoende parkeercapaciteit. Dat de parkeerdruk in het gebied hoog (rond of boven de 85%) ligt is inherent aan de locatie waar woningen en overige functies in een klein gebied de ruimte delen. Het feit dat er op alle maatgevende momenten op aanvaardbare loopafstand voldoende parkeerplaatsen beschikbaar blijven om te voorzien in de parkeerbehoefte, maakt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Beleid en normstelling
De 8 nieuwe woningen zijn geluidgevoelige functies waarvoor het akoestische leefklimaat aannemelijk dient te worden gemaakt. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai is noodzakelijk indien de woningen zijn gelegen binnen de geluidzone van gezoneerde wegen volgens de Wet geluidhinder (Wgh).
De woningen liggen in de geluidzone van de Nieuwe Tiendweg. Op basis van jurisprudentie worden in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden ook de 30 km/u wegen in de directe omgeving van het plangebied in het akoestisch onderzoek betrokken.
Onderzoek en conclusie
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd conform de Standaard Rekenmethode II uit het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (RMG 2012). Het onderzoek is gerapporteerd en opgenomen in bijlage 2.
Uit de modelresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van het verkeer op de Nieuwe Tiendweg niet wordt overschreden. Daarnaast wordt ook de richtwaarde van 48 dB niet overschreden ten gevolge van het verkeer op de Binnenweg en de Veld en Beemd. Geconcludeerd wordt dat de woningen worden gerealiseerd in een akoestisch aanvaardbaar leefklimaat.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.
De VNG-publicatie beveelt per standaard bedrijfstype een afstand aan tot woningen. De afstand hangt onder meer af van de aard van de omgeving: een rustige woonwijk verdient een hoger beschermingsniveau dan een gebied waar al enige hinder kan optreden ten gevolge van bedrijven of infrastructuur (gemengd gebied). Indicatieve richtafstanden (voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar) voor woningen in de twee te onderscheiden 'omgevingen' bij verschillende bedrijfstypes (ingedeeld in milieucategorieën) zijn weergegeven in tabel 4.1.
Tabel 4.1 Indicatieve richtafstanden in meters tot omgevingstype (bron: VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering')
Milieucategorie | Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6.1 | 1.500 m | 1.000 m |
De in tabel 4.1 weergegeven afstanden betreffen de afstanden tussen de perceelgrens van de activiteiten (niet de bebouwingsgrens) en de gevel van de (geluid)gevoelige bestemming (in casu woningen). De afstanden zijn volgens de VNG-brochure algemene richtafstanden en geen harde afstandseisen. Gemotiveerd afwijken van deze afstanden is mogelijk, zo volgt ook uit jurisprudentie.
Onderzoek
Voor de beoordeling is het van belang om te weten of het gebied getypeerd kan worden als een rustige woonwijk of een gemengd gebied. Een gemengd gebied wordt als volgt getypeerd:
'Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.'
In de omgeving van het plangebied zijn woningen en andere functies gelegen zoals bedrijven, kantoren, horeca en winkels. Gelet op de diverse functies in de directe omgeving van het plangebied kan het gebied getypeerd worden als 'gemengd gebied' waardoor met 1 afstandsstap kan worden afgeweken van de richtafstanden van de VNG-publicatie.
In de directe omgeving van het plangebied is de volgende omliggende bedrijvigheid aanwezig.
Tabel 4.2 Milieubeoordeling omliggende bedrijvigheid
functie | adres | milieucategorie | richtafstand (gemengd gebied) | afstand tot plangebied |
Jehova's Getuigen Koninkrijkszaal | Binnenweg 20 | 2 (Kerkgebouwen e.d.) | 10 m (geluid) | 15 m (tot bouwvlak) |
autohandel/-garage (zonder LPG) | Binnenweg 1 | 2 | 10 m | 38 m |
sportcentrum | Binnenweg 3 | 2 | 10 m | 17 m (tot bouwvlak) |
bedrijf verkoop kantoormeubilair | Binnenweg 5 | 2 | 10 m | 15 m (tot bouwvlak) |
kringloopwinkel | Binnenweg 5a-d | 1 | 0 m | 20 m (tot bouwvlak) |
bedrijfsunits | Binnenweg 7 | 2 | 10 m | 20 m (tot bouwvlak) |
Uit tabel 4.2 blijkt dat aan de richtafstanden van de genoemde functies wordt voldaan. In de beoordeling van de locatie Binnenweg 3 is uitgegaan van de bestaande (vergunde) activiteiten. Ter plaatse is uitsluitend een sportschool/fitnesscentrum toegestaan met achtergrondmuziek. Op basis van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering valt een dergelijk bedrijf in milieucategorie 2 met SBI-code (2008) 93.13. Het bedrijf staat tevens bij de Kamer van Koophandel geregistreerd met SBI-code (2008) 93.13 (fitnesscentra). De richtafstand behorend bij een bedrijf in milieucategorie 2 is in gemengd gebied 10 meter.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de (nog te realiseren) woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de voorgenomen ontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Er wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een ruimtelijke onderbouwing moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Volgens de professionele risicokaart liggen in de omgeving van het plangebied twee risicovolle inrichtingen:
Het plangebied is niet gelegen binnen de PR10-6 risicocontour of het invloedsgebied van het groepsrisico van de genoemde risicobronnen.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Ten zuiden van het plangebied ligt op circa 945 meter de provinciale weg N210 (Rotterdam-IJsselstein) waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De weg heeft geen PR10-6 risicocontour. Het maatgevende invloedsgebied is 355 meter. Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van deze weg.
Buisleidingen
Op circa 442 meter ten zuiden van het plangebied is een hogedrukaardgasleiding genaamd W-513-02 gelegen. De buisleiding heeft een diameter van 6 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. De buisleiding heeft geen PR10-6 risicocontour. Het invloedsgebied van de buisleiding bedraagt 70 meter. Het plangebied ligt derhalve niet in het invloedsgebied van de hogedrukaardgasleiding.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.3 weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 8 woningen mogelijk. Om de woningbouw mogelijk te maken, wordt het bestaande kantoor-/bedrijfspand gesloopt. Dit aantal valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2016 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende wegen betreffen de Esdoornlaan, de Meidoornstraat en Stad en Landschap. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze wegen ruimschoots onder de grenswaarden liggen. Hierdoor is ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Beleid en normstelling
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek
Door Koenders & Partners adviseurs en procesmanagers bv is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 3). Uit de resultaten van dit onderzoek komt naar voren dat:
Tevens is door Koenders & Partners adviseurs en procesmanagers bv een inventarisatie naar asbesthoudende materialen uitgevoerd ter plaatse van het aanwezige kantoor-/bedrijfspand (zie bijlage 4). Gedurende het onderzoek zijn geen installaties aangetroffen die als asbesthoudend of asbestverdacht gekenmerkt kunnen worden. Wel bestaat het redelijke vermoeden van de aanwezigheid van asbesthoudende toepassingen in het plaatmateriaal op de begane grond. Daarnaast was het niet mogelijk naast de raamkozijnen te inspecteren zonder blijvende schade achter te laten.
Gezien de opgenomen beperkingen van het onderzoek en het redelijke vermoeden van de aanwezigheid van asbesthoudende toepassingen wordt geadviseerd bij volledige leegstand van de locatie en/of voorafgaand aan de daadwerkelijke sloop-, onderhouds- en/of renovatiewerkzaamheden een type B onderzoek te laten plaatsvinden om eventuele verborgen asbesttoepassingen te lokaliseren.
Verwijdering van de eventueel aangetroffen asbesthoudende materialen dient uitgevoerd te worden conform de wettelijk vastgestelde richtlijnen en voorschriften zoals deze bepaald zijn voor de afzonderlijke risicoklassen voor de asbestsaneringen. Het is verplicht de asbesthoudende materialen (welke zijn ingedeeld in risicoklasse 2 of 3) te laten verwijderen door een SC-530 gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf.
Conclusie
De bodem ter plaatse van het plangebied is geschikt voor de beoogde ontwikkeling. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Wel wordt geadviseerd om bij leegstand van de locatie en/of voorafgaand aan de daadwerkelijke sloop-, onderhouds- en/of renovatiewerkzaamheden een aanvullend onderzoek uit te voeren naar asbest. De aangetroffen asbesttoepassingen kunnen worden opgenomen in een asbestbeheersplan. Een asbestbeheersplan heeft tot doel, indien werkzaamheden in of aan het pand moeten worden verricht, personen op een doelmatige wijze voor te lichten over het aanwezige asbest in het pand. Tevens staat hierin aangegeven hoe hiermee om dient te worden gegaan om het vrijkomen van asbest en blootstelling aan asbest te voorkomen.
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van de Natuur Netwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuur Netwerk Nederland (NNN). In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen beschermde landschapselementen aanwezig. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk bedraagt circa 3,7 km en tot het dichtstbijzijnde NNN-gebied Hollandsche IJssel circa 1 km.
Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de grote afstand tot natuurgebieden en de geringe ontwikkeling kunnen ook verstoring, verandering van de waterhuishouding en vermesting/verzuring worden uitgesloten. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie Zuid-Holland staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
![]() |
![]() |
Figuur 4.1 Globale ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van beschermde natuurgebieden (bron: provincie Zuid-Holland)
Soortenbescherming
Het plangebied is aan de hand van een veldbezoek op 19 juni 2017 beoordeeld op het mogelijk voorkomen van beschermde plant- en diersoorten. Op basis van de quickscan (zie bijlage 5) wordt geconcludeerd dat er alleen vrijgestelde zoogdieren en amfibieën worden verwacht. Hiervoor hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden en is geen ontheffing nodig bij ruimtelijke ingrepen. De 'algemene zorgplicht' geldt echter te allen tijde. Bij de planning van de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met bijvoorbeeld het broedseizoen van vogels en kwetsbare periodes van mogelijk aanwezige beschermde soorten.
Conclusie
De Wet natuurbeschermingswet en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan niet in de weg.
Toetsingskader
De gemeente Krimpen aan den IJssel onderschrijft de uitwerking van het 'Verdrag van Malta': behoud van het archeologisch erfgoed waar mogelijk en documentatie waar nodig. Hierbij wordt aangesloten op het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld. De gemeenteraad heeft op 9 februari 2012 een gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld, waarvan de archeologische verwachtingen- en beleidskaart een belangrijk instrument vormt. De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied en geeft aan hoe de gemeente Krimpen aan den IJssel daarmee wenst om te gaan.
Onderzoek en conclusie
Op basis van de archeologische verwachtingen- en beleidskaart van Krimpen aan den IJssel geldt voor het plangebied geen archeologische verwachting (zie figuur 4.2). Nader onderzoek naar archeologie is niet nodig. Het aspect archeologie staat de ontwikkeling niet in de weg.
![]() |
![]() |
Figuur 4.2 Gemeentelijke archeologische verwachtingen- en beleidskaart (plangebied rood omcirkeld)
Waterbeheer en watertoets
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Hoogheemraadschapsbeleid
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan 2016-2021 'Met mensen en water', de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het waterbeheerplan bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het waterschap met betrekking tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afvalwaterketen en emissies, en het wegenbeheer in de Krimpenerwaard. Met het nieuwe Waterbeheerplan staat het HHSK voor een doelmatig en duurzaam waterbeheer, in directe verbinding met de omgeving. Per 1 januari 2016 is de geactualiseerde Keur in werking getreden. De Keur geeft met verboden aan welke activiteiten in de buurt van water en waterkeringen niet zijn toegestaan. Daarnaast geeft de Keur met geboden aan welke onderhoudsverplichtingen eigenaren en gebruikers van wateren en waterkeringen hebben.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit een bestaand kantoor-/bedrijfspand en is grotendeels verhard.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland (www.bodemdata.nl) bestaat de bodem ter plaatse van het plangebied uit kalkarme drechtvaaggronden en zware klei. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,5 en 0,8 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt ca. NAP -1,4 m.
Waterkwantiteit
Ten zuiden van het plangebied is een primaire watergang gelegen met aan weerszijden een beschermingszone van 2 meter. Binnen deze beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. Het plangebied is niet gelegen binnen deze beschermingszone.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet in de kern- of beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is gedeeltelijk aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 8 woningen mogelijk met tuin en parkeergelegenheid.
Waterkwantiteit
Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard stelt als eis dat 5% van de toename in verharding gecompenseerd dient te worden mits deze toename meer dan 500 m2 bedraagt. Gezien de huidige situatie van het plangebied (kantoor-/bedrijfspand met parkeergelegenheid) zal de ontwikkeling leiden tot een afname in verharding. Watercompensatie is daarom niet aan de orde.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid en waterkeringen.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is geen vergunning op basis van de Keur noodzakelijk.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Beleid en normstelling
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planm.e.r.-plichtig, projectm.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 8 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk.
Voor dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de regeling zoals die voor deze gronden gold in het bestemmingsplan 'Kortland'. Dit betekent dat op deze gronden de bestemming 'Woongebied' van toepassing is. Hierbij is de regeling uit het bestemmingsplan 'Kortland' - voor zover van toepassing - integraal overgenomen. Omdat de herinrichting van het hofje past binnen de vigerende regeling, maakt het hofje geen deel uit van het plangebied.
De bouw van één of meer woningen wordt aangemerkt als een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro. Indien er sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:
Voor de ontwikkeling van het project zal de gemeente met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afsluiten waarin de (financiële) afspraken over het project zijn vastgelegd, inclusief kostenverhaal. Hiermee wordt de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd.
Communicatie met bewoners
De initiatiefnemer heeft de bewoners in de directe omgeving van het plangebied geïnformeerd over de beoogde herstructurering tijdens een informatieavond op 29 juni 2017. Op basis van deze informatieavond is de voorkeursverkaveling uitgewerkt.
Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het ontwerpbestemmingsplan voor vooroverleg toegezonden aan diverse overleginstanties. Reacties zijn ontvangen van de provincie Zuid-Holland, Gasunie, Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en Rijkswaterstaat. Geen van deze instanties ziet aanleiding om inhoudelijk te reageren op het bestemmingsplan.
Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan is op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gedurende zes weken ter inzage gelegd, waarop alle belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld een zienswijze in te dienen op het plan.
Binnen de gestelde termijn is één zienswijze ontvangen. De beantwoording van de zienswijze is opgenomen in de 'Nota beantwoording zienswijze'. Deze nota is bijgevoegd als bijlage 6. In dit verslag is aangegeven op welke wijze het bestemmingsplan naar aanleiding van de ingediende reactie is gewijzigd.