Plan: | De Wilgen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0542.BPLGDeWilgen-va01 |
Aanleiding voor het opstellen van voorliggend uitwerkingsplan is het voornemen om 10 particuliere kavels uit te geven voor de bouw van vrijstaande woningen tussen de IJsseldijk en de Boveneindselaan in Krimpen aan den IJssel. In het verleden stond op deze locatie een tuincentrum. Ten behoeve van de woningbouw is een Verkavelingsopzet en Beeldkwaliteitskader vastgesteld door de gemeenteraad op 9 juni 2016.
In het vigerende bestemmingsplan 'Langeland' is voor het voormalige tuincentrum een uit te werken woonbestemming opgenomen. Hiermee heeft de gemeenteraad aan het college van burgemeester en wethouders de plicht meegegeven om binnen de planperiode (10 jaar) een uitwerkingsplan op te stellen binnen de kaders van de uitwerkingsregels. In het voorliggende plan wordt toepassing gegeven aan de uitwerkingsplicht. Tevens wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de uitwerkingsregels en de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Het uitwerkingsgebied ligt in het noordelijke deel van Krimpen aan den IJssel en wordt begrensd door de IJsseldijk in het noorden en de Boveneindselaan in het zuiden. In figuur 1.1 is de begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Langeland'. Dit bestemmingsplan is op 25 april 2013 vastgesteld. Voor het plangebied is de bestemming 'Wonen - Uit te werken' opgenomen. Tevens geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2a' voor het westelijke deel van het plangebied en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' voor het oostelijke deel van het plangebied. Een smalle strook aan de westzijde is voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Op figuur 2.1 is een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan weergegeven.
Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Langeland'
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het te realiseren bouwplan. Vervolgens vindt in hoofdstuk 3 toetsing aan uitwerkingsregels plaats. Dit wordt gevolgd door toetsing aan het relevante beleidskader (hoofdstuk 4) en de omgevingsaspecten (hoofdstuk 5). Hoofdstuk 6 geeft een beschrijving van de juridische regeling. Tenslotte wordt in hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.
Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 0,6 ha en beslaat het terrein van voormalig tuincentrum De Wilgen, gelegen binnen het buurtschap Boveneind tussen de IJsseldijk en de Boveneindselaan (figuur 2.1). Het terrein is reeds enkele jaren ongebruikt. De voormalige opstallen van het tuincentrum zullen worden gesloopt met uitzondering van de woning met schuur die aan de dijk is gelegen (IJsseldijk 58). Deze woning is in de nota 'Inventarisatie beeldbepalende objecten/ gebieden in Krimpen aan den IJssel' als beeldbepalend object aangewezen, maar valt buiten het plangebied van dit uitwerkingsplan.
Figuur 2.1 Huidige situatie plangebied
Midden door de locatie loopt een sloot die zal worden gedempt. Ook wordt de locatie omringd door een watergang. In de groene omgeving staan voornamelijk vrijstaande of geschakelde woningen met uitzondering van een rijtje van zes woningen aan de zuidzijde van de Boveneindselaan. Kinderboerderij Klein Boveneind (IJsseldijk 82-84) bevindt zich op circa 100 m ten zuiden van het plangebied. Aan de noordoostzijde van de locatie loopt een voetpad dat de Boveneindselaan met de Breekade/ IJsseldijk verbindt.
De verkavelingsopzet is op 9 juni 2016 door de gemeenteraad vastgesteld (figuur 2.2). Uitgangspunt is de realisatie van 10 vrijstaande woningen op ruime kavels. De verkavelingsopzet gaat uit van een centrale ontsluiting vanaf de Boveneindselaan door middel van een aansluiting met een vlakke dam-/ duikercombinatie. Er is ruimte voor vijf woningen aan de noordoostzijde van de straat en vijf woningen aan de zuidwestzijde van de straat. De voorzijde van de woningen is op de straat gericht met de achterzijde (deels) aan het water. Deze watergangen worden op een aantal plaatsen verbreed ter compensatie van de gedempte watergang. Centraal in het gebied is voorzien in een openbare parkeergelegenheid die ruimte biedt aan 7 parkeerplaatsen. Het parkeerterrein biedt eveneens toegang tot een voetgangersbrug die aansluit op het bestaande voetpad aan de noordoostzijde van het plangebied. Eveneens is aan de noordzijde een doorsteek voorzien naar het perceel IJsseldijk 56.
Figuur 2.2 Verkavelingsopzet
Ten behoeve van de woningen zijn bouwvlakken aangegeven. Aan weerszijden van de entree dienen de woningen in de verplichte rooilijn te worden gebouwd. Vanwege de diepte van de kavels geldt dit eveneens voor de woningen aan de noordoostzijde van de straat. Aan de zuidwestzijde kunnen de woningen in een licht verspringende rooilijn worden geplaatst. Het groene karakter van de omgeving zal in het plangebied worden doorgezet door middel van een grasberm in het straatprofiel van circa 2 m breed met daarin enkele (fruit)bomen. De 3 m diepe voortuinen bieden voldoende ruimte voor een groene invulling naast de inzet van hagen als afscheiding. Ook aan de achterzijde is een groene inrichting beoogd en mogen in het oevertalud geen schuttingen of schuren worden geplaatst. Wel mag in het talud en/ of aan de oever een terras of vlonder worden gemaakt.
Naast de verkavelingsopzet is ook het beeldkwaliteitskader op 9 juni 2016 door de gemeenteraad vastgesteld met als doelen:
In het beeldkwaliteitskader zijn inrichtingseisen vastgelegd met betrekking tot kavelopbouw, massa, oriëntatie, kapvormen, kleur- en materiaalgebruik, oevers, overgang openbaar en privé en parkeren. Bouwplannen zullen in het kader van welstand aan deze aspecten worden getoetst. In de bestemmingsplanregeling is volstaan met het opnemen van bouwvlakken, bouwhoogtes, bouwvolumes en verplichte voorgevelrooilijnen.
Figuur 2.3 Principe profiel centrale ontsluiting
Er is gekozen voor ruime bouwvlakken zodat eigenaren flexibiliteit wordt geboden bij het ontwerp van een woning. Om grote bouwmassa's te voorkomen is per bouwvlak het bouwvolume vastgelegd. Voor enkele bouwvlakken is een verplichte voorgevelrooilijn aangegeven om een duidelijke entree van het woongebiedje te bewerkstelligen en ervoor te zorgen dat woningen op de kleinere kavels aan de noordoostzijde van het plangebied niet te ver naar achteren worden geplaatst zodat achtertuinen een minimale diepte hebben van 8 m.
Verkavelingsopzet en beeldkwaliteitskader zoals vastgesteld door de gemeenteraad is bijgevoegd als bijlage 1.
In dit hoofdstuk wordt beknopt getoetst aan de uitwerkingsregels die in het geldende bestemmingsplan 'Langeland' zijn opgenomen. De uitwerkingsregels zoals opgenomen in artikel 16 'Wonen - Uit te werken' luiden als volgt.
'Burgemeester en wethouders dienen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening het plan uit te werken, met inachtneming van de volgende regels:
Bestemmingsomschrijving
De gewenste woningbouw met bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, groen en water past binnen de kaders als gesteld binnen de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Wonen - Uit te werken'.
Uitwerkingsregels
Algemeen
Ad a.
De verkavelingsopzet biedt ruimte aan tien vrijstaande woningen (figuur 2.2). Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan deze uitwerkingsregel.
Ad b.
In het beeldkwaliteitskader zijn wisselende goothoogten aan de straatzijde (maximaal 6 m) en aan de achterzijde (respectievelijk maximaal 4 m en 6 m) opgenomen. Hiermee wordt voldaan aan de maximale goothoogte van 6 m die in de uitwerkingsregels en in de regels van onderhavig uitwerkingsplan is weergegeven.
Ad c.
In de regels is een maximale bouwhoogte van 9 m (7 woningen) en 10 m (3 woningen) opgenomen.
Ad d.
Voor het akoestisch onderzoek wordt verwezen naar paragraaf 5.3. Uit dit onderzoek blijkt dat voor alle woningen wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.
Conclusie
Er wordt voldaan aan de uitwerkingsregels zoals opgenomen in artikel 16 van bestemmingsplan 'Langeland'.
Toetsing van de ontwikkeling aan rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid heeft reeds plaatsgevonden bij het opstellen van het moederplan. Gezien de geringe wijzigingen in het beleidskader en de vermindering van het aantal woningen ten opzichte van het bouwprogramma dat is vastgelegd in de uitwerkingsregels van de uit te werken bestemming, kan worden geconcludeerd dat de realisatie van 10 vrijstaande woningen op deze inbreidingslocatie past binnen het vigerende beleid.
De uitwerking van het moederplan past binnen de kaders van de uitwerkingsregels. Bij het opstellen van het vastgestelde bestemmingsplan 'Langeland' heeft echter geen specifieke toetsing van de ontwikkeling aan sectorale aspecten plaatsgevonden. Deze werkzaamheden zijn daarom uitgevoerd in het kader van onderhavig uitwerkingsplan. De resultaten van de toetsing zijn in dit hoofdstuk opgenomen.
Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten via de Boveneindselaan. De Boveneindselaan is als erftoegangsweg geschikt voor 30 km/u. Fietsers delen hier de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Via de Boveneindselaan kan in westelijke richting via de Sportsingel de Nieuwe Tiendweg worden bereikt. Deze gebiedsontsluitingsweg ontsluit Krimpen aan den IJssel en is geschikt voor 50 km/u. Fietsers hebben een apart fietspad dat is gescheiden van de rijbaan.
Ten noorden van het plangebied ligt de IJsseldijk. De IJsseldijk vormt een extra ontsluiting voor dit deel van Krimpen aan den IJssel. Het tracé loopt over de dijk langs de Hollandsche IJssel. De weg is geschikt voor 60 km/u en fietsers delen de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Voor gemotoriseerd verkeer is deze weg via de Boveneindselaan en de Breekade te bereiken vanaf het plangebied. Ten behoeve van voetgangers richting de IJsseldijk wordt door middel van een nieuwe brug een verbinding gecreëerd tussen het plangebied en het bestaande voetpad tussen de Breekade/ IJsseldijk. Eveneens is aan de noordzijde van het plangebied een doorsteek voorzien naar het perceel IJsseldijk 56.
Verkeersgeneratie en afwikkeling
De verkeersgeneratie van de 10 vrijstaande woningen is bepaald op basis van kencijfers van het CROW zoals opgenomen in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (CROW, 2012). Conform de Verkeer- en vervoersvisie Krimpen aan den IJssel (Goudappel Coffeng, 2013) worden deze kencijfers gehanteerd.
Het plangebied ligt in het 'schil centrum' gebied van het 'matig stedelijke' Krimpen aan den IJssel. Daarom dient voor de woningen uitgegaan te worden van de door het CROW gegeven bandbreedte voor deze gebiedskenmerken. Uitgaande van woningen in de categorie 'koop, vrijstaand', geldt voor de woningen een verkeersgeneratie van 8,4 mvt/etmaal. Dit zijn maximale kencijfers van het CROW. De totale additionele verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling bedraagt dan circa 84 mvt/etmaal. Dit betreft de verkeersgeneratie op een weekdag. Omrekening naar een werkdag geschiedt op basis van een omrekenfactor van 1,11. Dit leidt tot een verkeersgeneratie op een werkdag van circa 94 mvt/etmaal. De ontsluitende Boveneindselaan heeft als erftoegangsweg voldoende capaciteit om dit verkeer te verwerken. Een erftoegangsweg kan afhankelijk van de inrichting tot wel 6.000 motorvoertuigen/etmaal afwikkelen.
Parkeren
De berekening voor de parkeerbehoefte is gemaakt aan de hand van dezelfde gebiedskenmerken en uitgangspunten zoals toegepast voor de verkeersgeneratie. De parkeerbehoefte voor iedere afzonderlijke woning komt daarmee op 2,3 parkeerplaatsen. Voor de totale ontwikkeling zijn 23 parkeerplaatsen nodig. De ontwikkeling voorziet in het opvangen van het grootste deel van deze parkeerbehoefte op eigen terrein. Ieder kavel biedt ruimte aan minimaal twee volwaardige parkeerplaatsen. Daarnaast is aan één zijde van de ontsluitingsweg ruimte voor aanvullende parkeerruimte bij eventuele piekmomenten.
Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is voor zowel het gemotoriseerd verkeer als langzaam verkeer goed. De additionele verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling is dusdanig dat deze niet zal leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. Tenslotte voorziet het plan in de totale parkeerbehoefte voor de woningen die binnen het plangebied mogelijk worden gemaakt. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Langs alle wegen (met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven) bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones. Voor geluidsgevoelige functies die binnen deze geluidszones mogelijk worden gemaakt dient akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van een binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximale ontheffingswaarde niet te boven gaan. Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een maximale ontheffingswaarde van 63 dB. De geluidswaarde binnen de woningen (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm. Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. De voor onderhavig project relevante wegen kennen allen een maximumsnelheid van minder dan 70 km/h. Op basis daarvan is in alle gevallen een aftrek van 5 dB gehanteerd.
Onderzoek
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd door Rho adviseurs voor leefruimte ('Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai De Wilgen', 26 september 2016) en is opgenomen in bijlage 2. In het akoestisch onderzoek worden de onderstaande conclusies getrokken:
Conclusie
Er is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat voor het plangebied. De voorkeursgrenswaarde en de richtwaarden worden voor de nieuw te realiseren woningen niet overschreden. Onderzoek naar maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevels van de geluidgevoelige objecten terug te dringen kunnen achterwege blijven evenals een procedure hogere grenswaarde.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling betreft een milieugevoelige functie. Gezien de afwezigheid van bedrijvigheid in de directe omgeving kan het gebied getypeerd worden als rustige woonwijk.
Aan de Boveneindselaan 82-84 is een kinderboerderij gesitueerd. Conform de VNG-publicatie kan een kinderboerderij ingeschaald worden onder milieucategorie 2 met een bijbehorende richtafstand van 30 m ten opzichte van een rustige woonwijk (SBI 2008 - 91041). Het plangebied ligt op een afstand van circa 100 m, aan de genoemde richtafstand wordt dan ook voldaan.
Verder zijn er in de directe omgeving geen bedrijven aanwezig die van invloed zijn op de milieusituatie ter plaatse van het plangebied. Tevens worden er door de beoogde ontwikkeling geen bedrijven belemmerd in hun bedrijfsvoering.
Conclusie
Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek
In de omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor, de weg, het water of door buisleidingen die van invloed zijn op de veiligheidssituatie in het plangebied. Volgens de professionele risicokaart zijn er eveneens geen risicovolle inrichtingen in de nabijheid van het plangebied gelegen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Het uitwerkingsplan maakt de realisatie van 10 woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2015 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de IJsseldijk, direct ten noordwesten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Hierdoor is er ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek
In 2014 is ter plaatse van het plangebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd conform de NEN 5740 (zie bijlage 3). Uit de resultaten van dit onderzoek komt naar voren dat:
Op aanbeveling van VanderHelm Milieubeheer B.V. is nader onderzoek uitgevoerd ter plaatse van het aangetroffen asbesthoudende plaatmateriaal. Dit onderzoek is in 2014 uitgevoerd door DETA milieu (zie bijlage 4). De aangetroffen hoeveelheid asbest overschrijdt de wettelijke interventiewaarde voor asbest van 100 mg/kg.ds niet. Derhalve hoeven er geen sanerende maatregelen te worden genomen.
Conclusie
De bodem ter plaatse van het plangebied is geschikt voor de beoogde ontwikkeling. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Na de sloop van de op de locatie aanwezige opstallen wordt nog een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op deze delen van de locatie.
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van de Natuur Netwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied of directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk bedraagt circa 4 km en tot het dichtstbijzijnde NNN-gebied Hollandsche IJssel circa 20 m.
Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de grote afstand tot natuurgebieden en de geringe ontwikkeling kunnen ook verstoring, verandering van de waterhuishouding en vermesting/verzuring worden uitgesloten. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie Zuid-Holland staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Figuur 5.1 Globale ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van beschermde natuurgebieden (geo loket Zuid-Holland)
Soortenbescherming
Omdat de aanwezigheid van beschermde vaatplanten (waterdrieblad), huismus, vissen (bittervoorn en kleine modderkruiper) en weekdieren (platte schijfhoren) op basis van ecologische kennis en verspreidingsgegevens niet op voorhand kon worden uitgesloten op basis van de uitgevoerde quickscan flora en fauna (zie bijlage 5), is er in 2015 nader veldonderzoek uitgevoerd door Ecoresult (zie bijlage 6). Binnen het plangebied zijn geen groeiplaatsen, voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen of functioneel habitat van waterdrieblad, huismus, bittervoorn, kleine modderkruiper en platte schijfhoren aangetroffen.
De soorten waterdrieblad, bittervoorn en kleine modderkruiper zijn overigens niet meer beschermd sinds de Wet natuurbescherming van kracht is. Schadelijke effecten door de voorgenomen werkzaamheden treden niet op waardoor de Wet natuurbescherming niet wordt overtreden. Het aanvragen van een ontheffing Wet natuurbescherming is niet nodig.
Conclusie
De benodigde werkzaamheden ten behoeve van de ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van overige te beschermen natuurwaarden:
Toetsingskader
De gemeente Krimpen aan den IJssel onderschrijft de uitwerking van het 'Verdrag van Malta': behoud van het archeologisch erfgoed waar mogelijk en documentatie waar nodig. Hierbij wordt aangesloten op het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld (recentelijk is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet). De gemeenteraad heeft op 9 februari 2012 een gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld, waarvan de archeologische verwachtingen- en beleidskaart een belangrijk instrument vormt. De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied en geeft aan hoe de gemeente Krimpen aan den IJssel daarmee wenst om te gaan.
Onderzoek
Ter bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden heeft het plangebied in het bestemmingsplan 'Langeland' conform de gemeentelijke archeologische verwachtingen- en beleidskaart deels de dubbelbestemming 'Archeologische waarde 4' en deels de dubbelbestemming 'Archeologische waarde 2a' (zie figuur 5.2). Deze dubbelbestemmingen leggen een verplichting op tot archeologisch onderzoek voor bodemingrepen die dieper reiken dan respectievelijk 1 meter en 30 centimeter.
Figuur 5.2 Gemeentelijke archeologische verwachtingen- en beleidskaart
Een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen is uitgevoerd door Archeomedia (zie bijlage 7). De resultaten van het bureauonderzoek en het inventariserende veldonderzoek geven aan dat tot een diepte van ca. 0,65/1,05/2,3 m –mv een hoge archeologische verwachting geldt op bewoningssporen en sporen van landgebruik vanaf de Nieuwe tijd B. Op basis van dit onderzoek wordt een archeologisch vervolgonderzoek op de onderhavige onderzoekslocatie noodzakelijk geacht. Aangezien de archeologische resten uit de Nieuwe tijd vanaf het maaiveld tot ca. 0,65/1,05/2,3 m –mv worden verwacht, zal het moeilijk zijn de bouwplannen dusdanig op te stellen dat deze archeologisch interessante lagen ontzien zullen worden. Een karterend booronderzoek zal niet meer zekerheid kunnen
geven over de aan- of afwezigheid van archeologische (intacte) resten uit de Nieuwe tijd dan het verkennende onderzoek heeft gedaan. Daarom wordt geadviseerd de archeologische verwachting ter plaatse van de geplande bouwblokken te toetsen middels een proefsleuvenonderzoek. Voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek dient een Programma van Eisen te worden opgesteld dat getoetst en goedgekeurd dient te worden door de bevoegde overheid.
Onafhankelijk van de uitslag van dit onderzoek dient men bij graafwerkzaamheden attent te zijn op eventuele vondsten. De opdrachtgever verplicht de aannemer(s) om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de bevoegde overheid.
De resultaten van het bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek dat door Archeomedia is uitgevoerd, zijn ter toetsing door de gemeente Krimpen aan den IJssel aan de Omgevingsdienst Midden-Holland voorgelegd. In tegenstelling tot het advies van Archeomedia is de Omgevingsdienst van mening dat een vervolgonderzoek waarschijnlijk niet wezenlijk zal bijdragen aan de kennisvermeerdering van het historische Krimpen aan den IJssel (zie bijlage 8). De kenniswinst weegt niet op tegen de kosten van een proevensleufonderzoek en daarom wordt een vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. Na overleg met de werkgroep Archeologie Krimpen is echter afgesproken dat er toch een proefsleuvenonderzoek wordt uitgevoerd met begeleiding door de werkgroepleden.
Conclusie
Het aspect archeologie staat de ontwikkeling niet in de weg. Een verplicht vervolgonderzoek wordt door de Omgevingsdienst niet noodzakelijk geacht en derhalve zijn de archeologische dubbelbestemmingen uit bestemmingsplan 'Langeland' niet meer opgenomen. Overeenkomstig het advies van Archeomedia wordt wel een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Ook wordt de aanvrager verzocht om de graafwerkzaamheden voor de bouw bijvoorbeeld door amateurarcheologen of door leden van de historische vereniging te laten begeleiden. Voor eventuele vondsten geldt een meldingsplicht.
Waterbeheer en watertoets
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit uitwerkingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Hoogheemraadschapsbeleid
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan 2016-2021 'Met mensen en water', de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het waterbeheerplan bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het waterschap met betrekking tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afvalwaterketen en emissies, en het wegenbeheer in de Krimpenerwaard. Met het nieuwe Waterbeheerplan staat het HHSK voor een doelmatig en duurzaam waterbeheer, in directe verbinding met de omgeving. Per 1 januari 2016 is de geactualiseerde Keur in werking getreden. De Keur geeft met verboden aan welke activiteiten in de buurt van water en waterkeringen niet zijn toegestaan. Daarnaast geeft de Keur met geboden aan welke onderhoudsverplichtingen eigenaren en gebruikers van wateren en waterkeringen hebben.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is gelegen aan de noordzijde van de kern Krimpen aan den IJssel en ligt in peilbesluit Krimpen (PBS-45). Het huidige peil bedraagt NAP -2,05. Het plangebied is in de huidige situatie gedeeltelijk verhard.
Bodem en grondwater
Omdat het plangebied is gelegen in de bebouwde omgeving is het gebied niet gekarteerd. Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ten noorden van het plangebied uit klei op veen. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand meer de 0,4 m beneden het maaiveld ligt en de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,5 en de 0,8 m onder het maaiveld.
Waterkwantiteit
Het plangebied wordt omgrensd door overige watergangen aan de noord-, oost- en zuidzijde met een beschermingszone van 2 m aan weerszijden. Binnen deze beschermingszone gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergang mogelijk te houden.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Het watersysteem in Krimpen aan den IJssel is stikstof gelimiteerd. De Hollandsche IJssel en oevers zijn vervuild door zware metalen. Er zijn geen KRW-waterlichamen in of in nabijheid van het plangebied gelegen.
Veiligheid en waterkeringen
Aan de noordkant wordt het plangebied begrensd door de IJsseldijk. Dit is een primaire waterkering. Het plangebied ligt in de beschermingszone van de waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is gedeeltelijk aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het uitwerkingsplan maakt de realisatie van 10 woningen mogelijk. Deze ontwikkeling leidt tot een toename in verharding. In de huidige situatie is circa 1.245 m2 verhard (voormalige bedrijfsbebouwing inclusief bestrating). De geprojecteerde bouwvlakken beslaan samen een oppervlak van 1.509 m2. Daarnaast wordt een deel van het plangebied verhard (914 m2). De totale hoeveelheid verharding bedraagt 2.423 m2. Daarmee bedraagt de maximale toename aan verharding circa 1.178 m2. Daarnaast zal een bestaande sloot worden gedempt.
Het hoogheemraadschap heeft aangegeven dat 9% van de toename in verharding gecompenseerd dient te worden bij een toename in verharding van meer dan 500 m2. Omdat de eerste 500 m2 niet meegeteld hoeft te worden komt de benodigde compensatie neer op 61,02 m2 (9% van 678 m2). In de verkavelingsopzet is rekening gehouden met compenserende maatregelen. Door het verbreden van de bestaande watergangen ten zuiden en oosten van het plangebied wordt ruimschoots aan de benodigde compensatie voldaan. Compensatie ten behoeve van de bestaande sloot wordt elders in de gemeente opgelost.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid en waterkeringen.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Het afkoppelen geldt alleen voor de rijbaan. Het hemelwater van de woningen wordt direct op het oppervlaktewater aangesloten. Uitzondering hierop vormen de twee woningen aan de noordwestzijde van het plangebied. Aangezien deze woningen niet grenzen aan een watergang, worden deze aangesloten op het HWA-riool.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Onderzoek
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is indien (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2):
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van 10 woningen en overschrijdt de drempelwaarden dan ook niet.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen.
Conclusie
Voor dit uitwerkingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Op basis van de onderzochte informatie worden geen belemmeringen verwacht voor de vaststelling van het uitwerkingsplan. Uit de voorgaande onderzoeken kan worden geconcludeerd dat er geen verslechtering optreedt op het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen.
Het bestemmingsplan 'Langeland', kan worden beschouwd als het zogeheten moederplan van dit uitwerkingsplan. De bestemmingen – en de daarbij behorende regels – die in het moederplan aan het voorliggende plangebied zijn gegeven, zijn leidend voor de (juridische) invulling van dit uitwerkingsplan. Het plangebied heeft in het moederplan de bestemming 'Wonen - Uit te werken' gekregen.
Een groot deel van de regels van het bestemmingsplan (begrippen, wijze van meten, bestemmingen, algemene regels) blijven van toepassing op onderhavig uitwerkingsplan, tenzij deze expliciet worden aangepast of worden aangevuld.
Methodiek
Het uitwerkingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en de verbeelding. De regels en de verbeelding hebben een juridisch bindende status en moeten in samenhang worden bezien. De toelichting geeft uitleg over hetgeen in de regels en de verbeelding is vastgelegd, en helpt bij de interpretatie hiervan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan.
Het uitwerkingsplan De Wilgen maakt, na inwerkingtreding, onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Langeland'. De regels van het bestemmingsplan 'Langeland' zijn dan ook onverminderd van toepassing op dit uitwerkingsplan. Er zijn in voorliggend plan een beperkt aantal extra regels opgenomen ten opzichte van het moederplan. Ook zijn een aantal bepalingen geschrapt die niet van toepassing zijn op het uitwerkingsplan. Hierbij is aansluiting gezocht bij de bestemmingsplannen 'Kortland' en 'Lansingh-Zuid' aangezien het bestemmingsplan 'Langeland' zal worden herzien en afgestemd op deze plannen.
Toelichting bestemmingen
In dit plan wordt gebruikgemaakt van bestemmingsvlakken en bouwvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangegeven en waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. In dit plan komen de volgende bestemmingen voor:
Groen
Hieronder vallen groenvoorzieningen, park, verkeers- en parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
Verkeer
De in het plangebied geprojecteerde wegen en parkeervoorzieningen zijn voorzien van de verkeersbestemming.
Water
De bestemming 'Water' is toegekend aan de watergangen binnen het plangebied. Binnen deze bestemming zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan waaronder steigers en vlonders tot een oppervlakte van 10 m2.
Wonen
Deze bestemming is toegekend aan de kavels binnen het plangebied. De bestemmingsomschrijving is gebruikt zoals voorgesteld in de bestemming 'Wonen - Uit te werken'. Gekozen is voor ruime bouwvlakken die voldoende ruimte bieden aan zowel het hoofdgebouw als aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De bouwregels ten behoeve van het toestaan van erfbebouwing binnen het bouwvlak zijn eveneens verruimd om het groene karakter van het plangebied en de omgeving te behouden. In aanvulling op de maximum goothoogte en bouwhoogte is ook het maximum bouwvolume vastgelegd. Buiten het bouwvlak is geen erfbebouwing toegestaan (enkel vergunningvrij). Ook ondergronds bouwen is mogelijk gemaakt. Buiten het bouwvlak zijn steigers en vlonders toegestaan tot een oppervlakte van 10 m2.
Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van de waterkering (IJsseldijk).
Aanduidingen
Naast de bestemmingen bevat dit plan aanduidingen:
Locatie De Wilgen is in eigendom van de gemeente. De grond is in het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties 2016 (groen project) opgenomen als locatie waar particuliere kavels kunnen worden uitgegeven door de gemeente.
De door de gemeente gemaakte kosten met betrekking tot deze ontwikkeling worden daarmee verhaald middels de gronduitgifte. Het plan wordt derhalve (economisch) uitvoerbaar geacht.
Bij het opstellen van dit plan wordt de wettelijk voorgeschreven procedure doorlopen. De wettelijke basis is vastgelegd in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.
In het bestemmingsplan zijn de inhoudelijke kaders opgenomen voor de uit te werken gebieden. Omdat deze kaders reeds onderwerp zijn geweest van inspraak is nu geen uitgebreide inspraakprocedure noodzakelijk. Daarnaast hebben de verkavelingsopzet en het beeldkwaliteitskader reeds een inspraakprocedure doorlopen. Gesprekken met omwonenden zijn gevoerd en naar aanleiding daarvan is de notitie Verkavelingsopzet en Beeldkwaliteitskader aangepast. De gemeenteraad heeft deze notitie (zie bijlage 1) vastgesteld op 9 juni 2016.
Het ontwerpuitwerkingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen. Op grond van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening is de Uniforme Voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) doorlopen en is eenieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen ten aanzien van het ontwerpuitwerkingsplan. Binnen de gestelde termijn zijn twee zienswijzen ontvangen. De ingediende zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een reactie in een nota zienswijzen (bijlage 9). Daarbij is aangegeven in hoeverre de zienswijzen leiden tot aanpassing of aanvulling van het uitwerkingsplan. In de nota zienswijzen zijn daarnaast twee ambtshalve aanpassingen beschreven.