direct naar inhoud van 4.3 Flora en fauna
Plan: Krimpenerwaard College
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0542.BPKLKrimpenerwaard-va01

4.3 Flora en fauna

Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 is het van belang bij de ruimtelijke planvorming vooraf te onderzoeken of en welke dier- en plantensoorten er voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten. Het plangebied vormt geen onderdeel van een gebied dat is aangewezen overeenkomstig de Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn of Natuurbeschermingswet 1998. De in de nabijheid gelegen rivier De Hollandse IJssel vormt onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur, echter valt het plangebied daarbuiten. Ecologisch adviesbureau Ecoresult heeft op 16 juni 2011 een ecologische quickscan (zie Bijlage 2) uitgevoerd met als doel de potentie en aanwezigheid van onder de Flora - en faunawet (strikt) beschermde flora en fauna in beeld te brengen.

De conclusies (verkort) van dit onderzoek luiden als volgt:

Door de potentie op vaste rust- en verblijfplaatsen ten aanzien van vleermuizen dient er onderzoek uitgevoerd te worden naar het daadwerkelijk voorkomen van vleermuizen zodat op basis hiervan eventueel een gericht mitigatieplan opgesteld kan worden teneinde de effecten te neutraliseren.

Er is een kans op aanwezigheid van broedgevallen (waaronder winterkoning en merel) van vogels. De periode waarin broedgevallen voor kunnen komen is grofweg van 15 maart tot en met 15 juli. Echter, vaak zijn hier uitzonderingen op. Indien werkzaamheden in deze periode uitgevoerd worden, dient voorafgaand hieraan door een deskundig ecoloog het onderzoeksgebied onderzocht te worden op bezette nesten/broedgevallen zodat broedgevallen niet worden verstoord en verontrust.

Mogelijk zijn er in het onderzoeksgebied beschermde soorten aanwezig die vallen onder het beschermingsregime van tabel 1 van de Flora en faunawet waaronder de mol, egel, bastaardkikker, meerkikker, gewone pad en kleine watersalamander. Voor activiteiten met effect op deze soorten geldt vrijstelling indien het werk zorgvuldig (conform artikel 2 van de Flora- en faunawet) uitgevoerd wordt (zie ook hoofdstuk 2 'Zorgplicht'). Het verdient aanbeveling om door de mogelijke aanwezigheid van deze tabel 1-soorten te werken conform een ecologisch werkprotocol opgesteld door een deskundig ecoloog. Bij uitvoering van de werkzaamheden zal aan deze zorgplicht worden voldaan.

Naar aanleiding van de conclusies van de quick scan is een uitgebreid vleermuisonderzoek uitgevoerd door Ecoresult (Bijlage 3). Tijdens het onderzoek zijn diverse foeragerende vleermuizen waargenomen. De conclusies van dit onderzoek luiden als volgt: "Om te voorkomen dat de Flora- en faunawet wordt overtreden door het verwijderen van geschikt foerageergebied, dienen mitigerende maatregelen genomen te worden om de functionaliteit als foerageergebied te behouden. Hieraan zal worden voldaan, zodat er voor de foeragerende dieren ten zuidwesten van het schoolgebouw voldoende alternatief foerageergebied aanwezig."

Om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen is een mitigatieplan (Bijlage 4) opgesteld. In dit mitigatieplan is aangegeven welke maatregelen, wanneer uitgevoerd moeten worden. Het betreft onder andere de periode van kap, de nieuwe aanplant en het toepassen van aangepaste verlichting.

In het op te stellen inrichtingsplan, dat voor de vaststelling van het bestemmingsplan beschikbaar zal zijn, wordt rekening gehouden met maatregelen die de ecologische functionaliteit van het plangebied in stand houden conform het bepaalde in het mitigatieplan. Het verlichtingsplan, dat eveneens voor de vaststelling van het bestemmingsplan beschikbaar zal zijn, zal eveneens rekening houden met de maatregelen die nodig zijn om te voorkomen dat de Flora- en faunawet wordt overtreden.

Ecoresult heeft in opdracht van de gemeente een 'notitie ecologische beoordeling Lichtonderzoek' opgesteld. In dit onderzoek beoordelen zij het 'lichthinderonderzoek korfbalvelden Krimpenerwaard' dat ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is opgesteld. De notitie en het onderzoek zijn bijgevoegd in Bijlage 12. Uit de ecologische beoordeling blijkt dat hinder als gevolg van de verlichting van de sportvelden voor vleermuizen tot een minimum is beperkt.

Ook in het lichthinderonderzoek van de sportvelden wordt geconcludeerd dat er geen lichthinder zal plaatsvinden voor omwonenden, verkeersdeelnemers en binnen de eco-zones.