1.1 plan:
het uitwerkingsplan Nieuw Rijnvaert met identificatienummer NL.IMRO.0537.upRBGnieuwrijnvaer-va01 van de Gemeente Katwijk;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aan huis verbonden bedrijfsactiviteit:
het al dan niet bedrijfsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van een groepspraktijk c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in een woning en/of bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.4 aan huis verbonden beroepsactiviteit:
een beroep waarvan de activiteiten niet publiekgericht zijn en dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aaneengebouwde woning:
een hoofdgebouw onderdeel uitmakend van een bouwmassa, die bestaat uit drie of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen;
1.8 achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bed and breakfast:
het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning (hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk) gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheden, waarbij geldt dat dit ondergeschikt aan de woonfunctie plaatsvindt. Deze voorziening is niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoenarbeiders dan wel voor permanente kamerverhuur;
1.11 bestaand gebruik:
de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezige vorm van gebruik van gronden en opstallen die wordt uitgevoerd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.12 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.13 bestaande bouwwerken:
bouwwerken die op het tijdstip van het in werking treden van het plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;
1.16 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 betaalbare koopwoning:
koopwoning met een in de Verordening doelgroepen woningbouw van de gemeente Katwijk bepaalde maximale koopprijs van ten hoogste de kostengrens zoals vastgesteld in de Voorwaarden en Normen Nationale Hypotheek Garantie;
1.24 calamiteitenontsluiting:
een weg die (mede) bedoeld en geschikt zijn voor ontsluiting voor nood- en hulpdiensten;
1.25 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren, leasen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen, huren of leasen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en het plan die inrichting niet verbiedt;
1.28 erf- en terreinafscheiding:
een bouwwerk geplaatst om de grens met de naburige percelen aan te geven, niet zijnde beplanting zoals een haag;
1.29 erker:
een uitbouw aan de voorzijde van een gebouw en aan de zijkant bij een aan het openbaar toegankelijk gebied grenzend gebouw, niet zijnde een entree, grenzend aan een verblijfsruimte van het betreffende gebouw, waarvan de naar de openbare weg gekeerde zijde en nog minimaal één andere zijde (grotendeels) transparant is;
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31 gestapelde woning:
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat, waarbij iedere woning, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, zelfstandig toegankelijk is;
1.32 hoofdgebouw:
gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.33 horeca:
een bedrijf gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
- het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
- het exploiteren van zaalaccommodatie;
- het verstrekken van nachtverblijf;
1.34 kap:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw met ten minste twee hellende dakvlakken;
1.35 middeldure huurwoning:
huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder j van het Besluit ruimtelijke ordening; de Verordening doelgroepen woningbouw van de gemeente Katwijk is onverkort van toepassing;
1.36 NEN:
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm zoals deze luidde op het moment van inwerkingtreding van het plan;
1.37 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, apparatuur voor telecommunicatie en elektrische laadpalen;
1.38 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.39 overtuin:
een tuin die in functioneel opzicht behoort bij een woning en die niet direct bij een woning is gelegen, met als doel een geleidelijke groene overgang naar het openbaar groen en water;
1.40 peil:
- voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.41 pleziervaartuig:
een vaartuig, niet zijnde een woonschip, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport, waaronder begrepen kano's, open roei- en visboten en andere houten, rubber en kunststof vaartuigen of een anderszins bevaarbaar vaartuig;
1.42 sociale huurwoning:
huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder d van het Besluit ruimtelijke ordening; de Verordening doelgroepen woningbouw van de gemeente Katwijk is onverkort van toepassing;
1.43 steiger:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, aan of boven het water, bedoeld voor het aanleggen van een pleziervaartuig;
1.44 streefpeil:
het door de waterbeheerder vastgestelde en nagestreefde waterpeil;
1.45 twee-aaneen gebouwde woning:
een hoofdgebouw onderdeel uitmakend van een bouwmassa, die bestaat uit twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;
1.46 voldoende parkeergelegenheid:
parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de beleidsregels over parkeren en laden en lossen, die zijn vastgesteld door het bevoegd gezag;
1.47 voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.48 voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of 'uitstraling' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.49 voorgevellijn:
een aangegeven lijn, waarin of waarachter de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden gebouwd;
1.50 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
1.51 weg:
alle voor het verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.52 woning:
een (gedeelte van) een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
1.53 woningsplitsing:
het gebruiken en/of verbouwen of vergroten van een woning, ten behoeve van meer dan één zelfstandige woning;
1.54 woningvorming:
een woning verbouwen tot twee of meer woningen of het zodanig inrichten, gebruiken of laten gebruiken van een deel van de woning dat er feitelijk twee of meer woningen ontstaan;
1.55 woonschip:
elk vaartuig of drijvend voorwerp dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als, of te beoordelen naar zijn constructie of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of nachtverblijf van één huishouden;
1.56 zijdelingse perceelsgrens:
een (min of meer evenwijdig) aan de zijgevel van een hoofdgebouw liggende grens van het bouwperceel.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 goothoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de gemeenschappelijke scheidingsmuren;
2.5 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 vloeroppervlakte:
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580;
2.7 lengte van een steiger:
de lengte gemeten parallel of evenwijdig aan de oever van het water, tussen de uiterste uiteinden van de steiger;
2.8 breedte van steiger:
de diepte, gemeten loodrecht op de oever tussen de boveninsteek van het water en het deel van de steiger dat daar het verst vanaf gelegen is;
2.9 hoogte van steiger:
de hoogte, gemeten tussen het hoogste punt van de steiger en het streefpeil.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groen, water en voet- en fietspaden;
- bij deze bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals straatmeubilair, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en (ondergrondse) afvalinzamelpunten.
3.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Er mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
- de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 5 m bedragen;
- de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 4 Tuin - Overtuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
- overtuinen;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals bermen, taluds, beplantingen, water en verharding.
4.2 Bouwregels
- Op en in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
- In afwijking van het bepaalde onder a mogen er steiger, vlonders en/of trappen worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 0,5 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Algemeen
De in
artikel 4 lid 1 bedoelde gronden worden niet aangemerkt als erf als bedoeld in bijlage II, artikel 1 van het Besluit omgevingsrecht.
4.3.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van de in
artikel 4 lid 1 bedoelde gronden wordt in ieder geval gerekend het aanbrengen van meer dan 20% aan steigers, vlonders, trappen en andere oppervlakteverhardingen, gemeten naar de oppervlakte van de overtuin die behoort bij één woning.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
- verblijfsgebied met (ontsluitings)wegen, bruggen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten, parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, met hoofdzakelijk een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van aangrenzende bestemmingen;
- (ondergeschikte) functie als gebieds- en wijkontsluiting voor autoverkeer;
- bij deze bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, (ondergrondse) afvalinzamelpunten, verlichting, verkeersregeling en elektrische laadpalen.
5.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Er mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting mag niet meer dan 6 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
- ter plaatse van de aanduiding 'brug' dient de doorvaarhoogte ten minste 1,60 m te bedragen, gemeten vanaf het streefpeil, over een minimale doorvaarbreedte van 4 m.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- water, waterhuishoudkundige voorzieningen en waterberging;
- bruggen;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting’ uitsluitend voor:
- fiets- en voetpaden;
- bruggen;
- calamiteitenontsluiting;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger' voor steigers;
- ligplaatsen voor pleziervaartuigen;
- bij deze bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals groen, bermen, taluds, oeverbeschoeiingen, kademuren en duikers.
6.2.1 Gebouwen
Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Er mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- steigers mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger' worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de breedte niet meer dan 1 m mag bedragen;
- de lengte niet meer dan 3 m mag bedragen;
- de hoogte niet meer dan 0,5 m mag bedragen;
- per woning mag niet meer één steiger worden gebouwd;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor pleziervaartuigen wordt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger' en/of direct grenzend aan deze aanduiding als gebruik overeenkomstig deze bestemming aangemerkt.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis verbonden beroepen;
- parkeervoorzieningen;
- groen;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, in- en uitritten, tuinen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (ondergrondse) afvalinzamelpunten en elektrische laadpalen.
7.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van het hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend ten dienste van het wonen worden gebouwd;
- het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 169, waarvan ten minste 33 sociale huurwoningen en ten hoogste 18 middeldure huurwoningen en/of betaalbare koopwoningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
- de volgende woningtypen mogen worden gebouwd:
- ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': vrijstaande woningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': twee-aaneen gebouwde woningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': aaneengebouwde woningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': gestapelde woningen;
- hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
- de voorgevel van het hoofdgebouw mag in of ten hoogste 3 m achter de op de verbeelding aangegeven 'gevellijn' worden gebouwd;
- de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij vrijstaande woningen aan beide zijden ten minste 3 m en bij twee-aaneen gebouwde woningen aan de niet aaneengebouwde zijde ten minste 2 m;
- de diepte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan:
- 15 m bij vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen;
- 12 m bij aaneengebouwde woningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden de volgende regels:
- de goothoogte mag niet meer dan 7 m bedragen;
- de bouwhoogte mag niet meer dan 11 m bedragen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' gelden de volgende regels:
- de goothoogte mag niet meer dan 7 m bedragen;
- de bouwhoogte mag niet meer dan 11 m bedragen;
- in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 mag de bouwhoogte van ten hoogste 1/3 van de hoofdgebouwen, gemeten naar de breedte van hoofdgebouwen in en achter de gevellijn als bedoeld in artikel 7 lid 2.1 sub f, niet meer dan 11 m bedragen, in welke gevallen een hoofdgebouw niet met een kap gebouwd hoeft te worden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte mag niet meer dan 11 m bedragen;
- in afwijking van het bepaalde onder 1 mag de bouwhoogte van ten hoogste 1/4 de hoofdgebouwen, gemeten naar de breedte van hoofdgebouwen in en achter de gevellijn als bedoeld in artikel 7 lid 2.1 sub f, niet meer dan 12 m bedragen.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het achtererfgebied worden gebouwd;
- de gezamenlijk oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste:
- 50% van het achtererfgebied, wanneer de oppervlakte van het bouwperceel niet groter is dan 500 m², met een maximum van 60 m²;
- 40% van het achtererfgebied, wanneer de oppervlakte van het bouwperceel groter is dan 500 m², met een maximum van 80 m²;
- de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens bedraagt ten minste 1 m, tenzij in de desbetreffende perceelgrens wordt gebouwd;
- de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 m;
- de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
- de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 5 m;
in afwijking van het bepaalde onder a mogen erkers en ingangspartijen in het voorerfgebied worden gebouwd, mits:
- de diepte bedraagt ten hoogste 1,5 m ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
- de breedte bedraagt ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofgebouw;
- de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m of 0,3 m boven de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw
- de afstand van de voorzijde tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 1,5 m.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
7.2.4 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- ondergrondse bouwwerken mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- de diepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,5 m;
- in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de diepte van ondergrondse parkeervoorzieningen ten hoogste 6 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Bouwhoogte bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 7 lid 2.2 sub d en
artikel 7 lid 2.2 sub f en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m toestaan, mits er geen nadelige situatie ontstaat ten aanzien van de daglichttoetreding bij hoofdgebouwen in de omgeving
7.3.2 Situering bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 7 lid 2.2 sub a en
artikel 7 lid 2.2 sub d en toestaan dat bijbehorende bouwwerken met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m in het voorerfgebied worden gebouwd onder de voorwaarden dat:
- de gezamenlijk oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in artikel 7 lid 2.2 sub b niet wordt overschreden;
- het betreffende bouwperceel grenst aan het bestemmingsvlak 'Water';
- het bijbehorende bouwwerk aan het hoofdgebouw van een aaneengebouwde woning wordt gebouwd;
- de beoogde situering stedenbouwkundig gewenst is en voldoet aan het beeldkwaliteitsplan.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
- gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- de maximum oppervlakte voor aan huis verbonden beroep bedraagt ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning, tot een maximum van 30 m²;
- degene die het aan huis verbonden beroep in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- door degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar toegankelijk gebied;
- detailhandel, groothandel, webwinkels, horeca, bed and breakfast, cateringbedrijven en prostitutie zijn niet toegestaan.
- een gebruiksverandering waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is, mag niet leiden tot de splitsing van een woning of tot de vorming van een extra woning;
- het gebruik van bouwwerken ten behoeve van dakterrassen is niet toegestaan.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 7 lid 1 voor het gebruik van gronden voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- maximaal 40% van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit;
- degene die de bedrijfsactiviteiten in de woning en/of het bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
- de bedrijfsactiviteit dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- detailhandel, groothandel, webwinkels, horeca, bed and breakfast, cateringbedrijven en prostitutie zijn niet toegestaan.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde minimale of maximale afstandsmaten, maximale hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen alsmede maximale bebouwingspercentages gelden de dan aanwezige maten en percentages, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel;
- in geval van herbouw is het bepaalde onder a uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 mogen bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, worden overschreden door:
- tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, helligbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt:
- andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, niet zijnde erkers, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Het is verboden de gronden, bouwwerken en onderkomens te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan die gronden gegeven bestemming, waaronder in ieder geval wordt gerekend:
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij woningen voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten, tenzij gebruik is gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten in hoofdstuk 2;
- het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning.
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutie.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan– tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds omgevingsvergunning kan worden verleend – bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden en waarden van aangrenzende gronden en bouwwerken, voor:
- afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- overschrijding van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen indien dit uit het oogpunt van een doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing gewenst is, met inachtneming van de volgende regels:
- de overschrijdingen bedragen niet meer dan 3 m;
- het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- het in geringe mate afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen indien dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met inachtneming van de volgende regels:
- de overschrijdingen bedragen niet meer dan 3 m en het bestemmingsvlak wordt met niet meer dan 10% vergroot;
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;
- het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid worden niet onevenredig geschaad.
13.1 Voldoende parkeergelegenheid
- Indien de omvang en/of de functie van een bouwwerk daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's en fietsen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder dat bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort. Bij de vraag of sprake is van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt rekening gehouden met een ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal bestaand tekort ten opzichte van de op grond van dit bestemmingsplan geldende parkeernormen, met dien verstande dat dit tekort bij ongewijzigd gebruik niet hoeft te worden opgeheven.
- Indien de omvang en/of functie van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
13.2 Afwijken van parkeereisen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 13 lid 1:
- indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit en mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de parkeersituatie: of;
- indien en voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
13.3 Beleidsregels
- Het bevoegd gezag hanteert bij de toepassing van de in artikel 13 lid 1 opgenomen regel en de in artikel 13 lid 2 opgenomen afwijkingsbevoegdheid de beleidsregels zoals vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen 2020' d.d. 20 oktober 2020, met dien verstande dat bij de toepassing van de bevoegdheid om een omgevingsvergunning voor bouwen of binnenplans afwijken van de gebruiksregels te verlenen of de toepassing van de in artikel 13 lid 2 opgenomen afwijkingsbevoegdheid geldt dat, indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, het meest recente beleid wordt gehanteerd.
- In afwijking van het bepaalde onder a en de in bijlage 2 van de 'Nota parkeernormen 2020' opgenomen autoparkeernormen hanteert het bevoegd gezag bij de toepassing van de in artikel 13 lid 1 opgenomen regel de volgende parkeernormen:
- vrijstaande woning: 2,2 parkeerplaatsen per woning;
- twee-aaneen gebouwde woning: 2,1 parkeerplaatsen per woning;
- aaneengebouwde woning: 1,9 parkeerplaatsen per woning;
- gestapelde woning: 1,9 parkeerplaatsen per woning;
- betaalbare koopwoning: 1,6 parkeerplaatsen per woning;
- middeldure huurwoning: 1,6 parkeerplaatsen per woning;
- sociale huurwoning: 1,6 parkeerplaatsen per woning.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht voor bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid met maximaal 10%.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
14.2 Overgangsrecht voor gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het uitwerkingsplan Nieuw Rijnvaert van de Gemeente Katwijk.