direct naar inhoud van REGELS
Plan: 3 woningen Noordwijkerweg 21-35 Rijnsburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0537.bpRBGnrdwkrweg2135-va01

REGELS

behorende bij het bestemmingsplan 3 woningen Noordwijkerweg 21-35 Rijnsburg.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan met identificatienummer NL.IMRO.0537.bpRBGnrdwkrweg2135-va01 van de gemeente Katwijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0537.bpRBGnrdwkrweg2135-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundige opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.8 achtergevel

de van de weg af gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen gevel.

1.9 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 balkon

een al dan niet inpandige, geheel of gedeeltelijk overdekte bij een gebouw behorende buitenruimte vanaf de eerste bouwlaag.

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.14 bed & breakfast

een woning, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf al dan niet met ontbijt wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie, mits niet meer dan één of twee kamers door de bewoner of eigenaar van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen worden verhuurd;

Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.15 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.16 bedrijf aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, uitgezonderd prostitutie, met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.17 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet c.q. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bijgebouw

niet voor bewoning bestemd gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.23 bouwlaag

een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen; bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt de bouwlaag die grotendeels in de kap is gelegen (zogenaamde zolderlaag) evenals de bouwlaag die grotendeels onder de begane grond is gelegen (zogenaamde kelder/souterrain) niet meegerekend.

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.28 dakkapel

een op een schuin dakvlak uitgebouwde uitstulping met een eigen dak, met dien verstande dat de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter boven de dakvoet is gelegen.

1.29 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals bijvoorbeeld reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, stomerijen, sleutelen hakkenbars, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.32 dwarskap

een kap loodrecht op de voorgevel (naar de straat gekeerde gevel).

1.33 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.34 erker

een uitgebouwd gedeelte van een woning aan een gevel.

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.37 horeca

een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.38 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.39 kamerverhuurbedrijf

een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging. Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen.

onder de definitie van kamerverhuurbedrijf valt niet:

  • a. de verhuur van één of twee kamers door de bewoner of eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen, dit mits de gezamenlijke woonvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale woonvloeroppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 40 m²;
  • b. de verhuur van (een gedeelte van) de woning ten behoeve van verblijfsrecreatie.
1.40 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.41 langskap

een kap evenwijdig aan de voorgevel (naar de straat gekeerde kap).

1.42 mansardekap

een kap met een symmetrisch profiel waarbij de dakvlakken niet van goot tot nok één plat vlak, maar twee platte vlakken vormen die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten.

1.43 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.44 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.45 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een luifel, schoorsteen en een frans balkon, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).

1.46 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer dan wel het laagst gelegen gedeelte van het bouwwerk is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.

1.47 open constructie

hieronder wordt verstaan:

  • a. of een volledig doorzichtige erfafscheiding (met raster ter ondersteuning van het groen).
  • b. of tot ten hoogste één meter een dichte constructie vanaf de grond en opgetrokken tot twee meter met doorzichtige materialen (met raster ter ondersteuning van het groen).
  • c. of een afwisselend doorzichtige/ gesloten afscheiding in de verhouding twee staat tot een. Het dichte deel van het bouwwerk mag telkens ten hoogste één meter breed zijn.
1.48 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pandzijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.49 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.50 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.51 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.52 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de voorgevel.
  • c. voor bouwwerken geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein.
1.53 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.54 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen thuisprostitutie.

1.55 uitbouw

een uit de gevel springend ondergeschikt deel van een gebouw bestaande uit één bouwlaag, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- en slaapgedeelten van een woning en dat rechtstreeks vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is.

1.56 verbeelding

voorheen plankaart; de digitale kaart met bijbehorende verklaring NL.IMRO.0537.bpRBGnrdwkrweg2135-va01 waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.57 verblijfsrecreatie

een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend verblijf van steeds wisselende (groepen) personen die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij het recreatief gebruik overwegend tijdens het zomerseizoen en de schoolvakantieperiodes plaatsvindt, al dan niet met het verstrekken van consumpties, waarbij dit laatste van ondergeschikte betekenis is.

1.58 verdieping

een boven de begane grondlaag gelegen bouwlaag.

1.59 voldoende parkeergelegenheid

parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de Beleidsregels over parkeren en laden en lossen, die zijn vastgesteld door het bevoegd gezag.

1.60 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels.

1.61 voorgevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

1.62 vrijstaande woning

een woning die geheel vrij staat ten opzichte van andere bebouwing.

1.63 wonen

het houden van verblijf of het gehuisvest zijn in een woning.

1.64 woning of wooneenheid

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden; onder woning wordt mede een zorgwoning begrepen.

1.65 zijgevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

1.66 zorgwoning

woning bestemd voor groepen, zoals ouderen en personen met fysieke en/of psychische beperkingen, waar intensieve zorgverlening/begeleiding mogelijk is (zoals voor rolstoelgebruik) en/of zorg op afroep of 24 uurs zorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, woon-zorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstencentrum.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens

de kortst gemeten afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens, ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend.

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.6 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de dakhelling van een mansardekap

de maximale dakhelling van het eerste dakvlak van een mansardekap - die zowel bij een dwarskap of langskap voorkomen - wordt gemeten vanuit de goot.

2.8 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Ter verduidelijking: indien de goot/de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel lager zijn gemonteerd dan het snijvlak van de gevel en het dakvlak, geldt de hoogte tot aan het snijvlak.

2.9 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 de vloeroppervlakte

de vloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden, kunstwerken en straatmeubilair;
  • b. gebouwen voor beheer en onderhoud;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. brughoofden en brugaanlandingen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op deze gronden worden uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, gebouwen voor beheer en onderhoud en een parkeergarage gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. het oppervlak van een gebouw voor beheer en onderhoud mag maximaal 50 m² bedragen met een goothoogte van maximaal 3,5 m.;
  • b. de goot- en bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedragen maximaal 3 respectievelijk 4,5 m.;
  • c. de oppervlakte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 15 m² per voorziening.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. de hoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m.;
  • c. overkappingen zijn niet toegestaan.
3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan is niet toegestaan;
  • b. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan is niet toegestaan;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen is niet toegestaan;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens is niet toegestaan.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Algemeen
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m.
4.2.2 Erkers

In afwijking van het bepaalde in 4.2.1 onder a mogen erkers worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de breedte van erkers ter plaatse van de voorgevel van woningen bedraagt ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw tot een maximum van 3,60 m;
  • b. de breedte van erkers ter plaatse van de zijgevel van woningen bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de zijgevel van het hoofdgebouw tot een maximum van 3 m;
  • c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de diepte bedraagt ten hoogste 1,2 m;
  • e. de afstand tot de openbare weg bedraagt ten minste 2 m;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bij vrijstaande woningen bedraagt ten minste 2 m;

4.3 Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde in sublid 4.2.1 onder c kunnen burgemeester en wethouders afwijken voor erfafscheidingen, met een open constructie voor het geleiden van planten, met een hoogte van maximaal 2 m op de gronden, gelegen voor de voorgevelrooilijn, parallel aan de zijgevel van de woning en grenzend aan de openbare ruimte onder de voorwaarden dat:

  • a. het gedeelte voor de voorgevel niet hoger is dan 1 meter, en
  • b. het een open constructie betreft zoals bedoeld in artikel 1.47.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding en de waterberging;
  • b. waterstaatkundige kunstwerken en voorzieningen;
  • c. watergangen, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder stuwen, dammen en/of duikers;
  • d. onderhoud;
  • e. verkeer te water;
  • f. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • g. infiltratievoorzieningen;
  • h. aanlegsteigers.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. de hoogte van waterstaatkundige kunstwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de breedte van kruisingen en bruggen bedraagt ten hoogste 7 m;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. overkappingen zijn niet toegestaan.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', is een ontsluiting toegestaan;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, en nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water.
6.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding vrijstaand [vrij]: vrijstaande woningen, met dien verstande, dat ook vrijstaande hoofdgebouwen zijn toegestaan die zijn geschakeld door aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste de met maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte;
  • d. hoofdgebouwen staan voor minimaal 40% in de voorgevelrooilijn;
  • e. de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 5 meter;
  • f. bij de hoofdgebouwen mag de oppervlakte van een hellend dakvlak maximaal 25% worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters, met dien verstande dat daar waar het dakvlak doorloopt over meerdere verdiepingen, slechts een dakkapel is toegestaan op het dakvlak van de onderste verdieping en is voorzien van een plat dak.
  • g. de inhoud van een woning, exclusief aan- en uitbouwen, bedraagt ten hoogste 1.000 m3 per woning.
6.2.2 Aan- en uitbouw, overkappingen en bijgebouwen
  • a. bij percelen tot 100 m2 wordt ten hoogste 50% van het achtererf bebouwd;
  • b. bij percelen groter dan 100 m2 en kleiner dan 300 m2 bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen ten hoogste 50 m2 vermeerderd met 20% van het deel van het perceel dat groter is dan 100 m2.
  • c. bij percelen gelijk aan of groter dan 300 m² bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen ten hoogste 90 m² vermeerderd met 10% van het deel van het perceel dat groter is dan 300 m² tot ten hoogste 150 m²;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
  • e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en (niet aangebouwde) overkappingen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,25 m;
  • g. op uitbouwen en bijgebouwen voorzien van een kap zijn geen dakkapellen toegestaan;
  • h. op aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen voorzien van een plat dak zijn dakterrassen dan wel balkons toegestaan en zijn borstweringen toegestaan met een maximale hoogte van 1 m.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde, geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gelegen 1 meter achter de voorgevelrooilijn parallel aan de zijgevel van de woning en grenzend aan de openbare ruimte bedraagt ten hoogste 2 m, mits:
    • 1. het geheel een open constructue heeft
    • 2. ten hoogste één meter een dichte constructie vanaf de grond en opgetrokken tot maximaal twee meter met een open constructue, of
    • 3. een afwisselend open en gesloten constructie in de verhouding twee staat tot één, waarbij het dichte deel van de erfafscheiding telkens ten hoogste maar één meter breed mag zijn;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden is het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
    • 3. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimteen/of er geparkeerd wordt op eigen terrein;
    • 4. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
    • 5. voor de werkzaamheden geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
  • b. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  • c. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning bedraagt, met een maximum van 50 m²;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent dat:
    • 1. bedrijfsactiviteiten voorkomen in de categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging of naar aard en invloed op de omgeving te vergelijken is met een bedrijf in die categorie of
    • 2. voor de werkzaamheden geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt en
    • 3. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/of er geparkeerd wordt op eigen terrein;
  • d. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten.
6.4.2 bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor de vestiging van een bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud van de bestaande woning minimaal 400 m³ bedraagt;
  • b. de gezamenlijke woonvloeroppervlakte, wat gebruikt wordt als bed & breakfast, niet meer bedraagt dan 30% van de totale woonvloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 40 m²;
  • c. het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/ of er geparkeerd wordt op eigen terrein;
  • d. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Parkeren

8.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

8.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Indien de omvang en/of de functie van een bouwwerk daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's en fietsen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder dat bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort. Bij de vraag of sprake is van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt rekening gehouden met een ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal bestaand tekort ten opzichte van de op grond van dit bestemmingsplan geldende parkeernormen, met dien verstande dat dit tekort bij ongewijzigd gebruik niet hoeft te worden opgeheven.
  • b. Indien de omvang en/of functie van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
8.3 Afwijken van parkeereisen

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde inzake parkeren in artikel 8.2:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit en mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de parkeersituatie: of;
  • b. indien en voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
8.4 Beleidsregels

Het bevoegd gezag hanteert bij de toepassing van in artikel 8.2 opgenomen regel en de in artikel 8.3 opgenomen afwijkingsbevoegdheid de beleidsregels zoals vastgelegd in het “Parkeernormenbeleid Katwijk” d.d. januari 2010, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels, met dien verstande dat bij de toepassing van de bevoegdheid om een omgevingsvergunning voor bouwen of binnenplans afwijken van de gebruiksregels te verlenen of de toepassing van de in artikel 8.3 opgenomen afwijkingsbevoegdheid geldt dat, indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, het meest recente beleid wordt gehanteerd.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen

Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  • c. technische installaties, mits:
    • 1. deze bouwdelen indien mogelijk uit het zicht vanaf de openbare ruimte en van omwonenden worden geplaatst;
    • 2. de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. het bedrijf/ de installatie op de aanbevolen afstand van woningen staat volgens de brochure 'bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten of de technische installatie noodzakelijk is door nieuwe wet- of regelgeving.
9.2 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door galerijen, balkons en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

9.3 Dakhelling

Van een gebouw waarvoor de maximale goothoogte is bepaald, mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die de betreffende gevel snijden ter hoogte van de maximale bouwhoogte en terugvallen onder hoeken van 45° met de horizon, met dien verstande dat tussen de toegestane denkbeeldige dakvlakken met een helling van 45° en de daaruit voortvloeiende maximale bouwhoogte, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer of minder dan 45° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder begrepen topgevels, zijn toegestaan.

Deze regel is niet van toepassing op ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en goten.

9.4 Ondergronds bouwen
9.4.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerk zijnde en voor het uitvoeren van werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

9.4.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, gelden de volgende bepalingen, tenzij in de regels anders is opgenomen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen het bouwvlak en daarbuiten tot een maximum van 50% van het achtererf;

de ondergrondse bouwdiepte van de ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil;

in afwijking van het bepaalde in dit sublid onder b mogen ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 7 m onder peil worden gebouwd mits de waterhuishouding niet wordt verstoord.

9.4.3 Voorwaardelijke verplichting indeling ivm geluid

Bij de realisatie van nieuwe woningen moet bij de indeling rekening gehouden worden met indelingseis zoals opgenomen in de meest recente Nota geluid van de gemeente Katwijk.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Geluidszone-industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone - industrie' ligt de rond het betrokken bedrijventerrein gelegen geluidszone waarbinnen geen geluidgevoelige bestemmingen mogen worden opgericht, tenzij daarvoor met toepassing van de Wgh een hogere grenswaarde voor geluid is vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- danwel een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan '3 woningen Noordwijkerweg 21-35 Rijnsburg'.