Plan: | Klei-Oost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0537.bpRBGkleioost-va01 |
Het samenvoegen van de gemeenten Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg heeft geresulteerd in een nieuwe structuurvisie, de Brede Structuurvisie Katwijk 2007-2020 (vastgesteld in 2007). Het vormt een nieuw regiedocument, wat de gemeente in staat stelt de aanwezige kansen en kwaliteiten te vertalen in concrete acties.
In de Brede Structuurvisie wordt ten aanzien van een aantal aspecten de visie uiteengezet. Middels een zogenaamd mozaïek van ruimtelijke segmenten wordt invulling gegeven aan mogelijkheden voor de aanwezige kansen en kwaliteiten. Er is onder meer aandacht voor wonen, werken en voorzieningen.
De Brede Structuurvisie Verdiept Katwijk is op 15 april 2010 als structuurvisie onder de nieuwe Wro vastgesteld. Hiermee is de BSV grondexploitatie-proof gemaakt. Ook zijn kleine wijzigingen aangebracht als gevolg van voortschrijdend inzicht.
De Katwijkse rijksmonumenten zijn beschermd via de Monumentenwet 1988. Daarnaast is er ook nog een gemeentelijke monumentenlijst. Deze monumenten worden aangewezen en beschermd via de Monumentenverordening Gemeente Katwijk 2006.
De welstandsnota geeft inzicht in de wettelijke regels die binnen de gemeente gelden ten aanzien van de toetsing op redelijke eisen van welstand. De Welstandsnota geeft een typering van de bestaande wijken (gebiedsindeling) en hoe hiermee in het kader van de toetsing door de welstandscommissie wordt omgegaan (welstandsniveau). Initiatiefnemers van een bouwplan kunnen daarmee vóór het indienen van het daadwerkelijke bouwplan inzicht krijgen in de beoordelingscriteria die gelden voor het betreffende gebied. Doel van het welstandsbeleid van de gemeente Katwijk is het bieden van heldere transparante procedures met objectieve beoordelingscriteria. Het welstandsbeleid van de gemeente Katwijk is opgesteld vanuit de overtuiging dat het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving behartigd dient te worden.
In het kader van deze welstandsnota is vooral de relatie tussen bestemmingsplan en welstandscriteria van belang. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Op het niveau van de functie en bouwmassa, welke door het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, heeft de welstandscommissie slechts een adviserende rol, de welstandscriteria hebben daardoor geen betrekking op die zaken die in het bestemmingsplan geregeld zijn. Bestemmingsplanvoorschriften prevaleren dus boven welstandscriteria. Dit houdt in dat welstandscriteria in beginsel geen eisen kunnen stellen aan zaken die al geregeld zijn in het bestemmingsplan. De architectonische vormgeving, uitstraling van bouwwerken en inpassing in de gebouwde omgeving vallen echter buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld.
Ook is het mogelijk dat welstandscriteria een aanvullende werking hebben op het geregelde in het bestemmingsplan. In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, maar het bestemmingsplan eveneens ruimte biedt voor alternatieven, kan een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen stedenbouwkundige of architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. De ervaringen binnen de gemeente Katwijk zijn echter dat dit negatieve welstandsadvies zelden aan de orde is.
Het IVVP beschrijft het beleid dat de gemeente Katwijk gaat voeren op het gebied van verkeer en vervoer. Het Integraal Verkeers- en Vervoersplan Katwijk is op 27 maart 2009 door de raad vastgesteld. Eén van de doelstellingen is een robuuste randwegenstructuur. Een robuuste randwegenstructuur is voor Katwijk van essentieel belang om de dreigende onbalans tussen bereikbaarheid, leefklimaat en economisch klimaat te kunnen voorkomen. Ook in de BSV wordt de randwegenstructuur (de ring) nadrukkelijk als speerpunt van beleid neergezet. Aan de ring wordt een aantal functies toegekend:
Feitelijk bestaat de beoogde randwegenstructuur uit twee ringen, die in elkaar haken. De hoofdring vormt een robuuste structuur die de verschillende stedelijke gebieden van Katwijk 'aan elkaar rijgt' en verbindt met het rijkswegennet (A44). De tweede ring is de subring. De subring is opgebouwd uit bestaande wegen. De hoofdring en de subring zijn noodzakelijk om een robuuste, duurzame verkeersstructuur in Katwijk te kunnen realiseren. Realisatie van de randwegenstructuur heeft tot gevolg dat de lokale wegen in de verschillende kernen aanzienlijk minder verkeer gaan verwerken.
Een fijnmazig fietsnet ter ondersteuning van de twee fietssnelwegen is ook één van de doelstellingen.
Op het gebied van parkeren stelt de Brede Structuurvisie Verdiept Katwijk (BSV) dat er voorzien moet worden in voldoende en efficiënte parkeervoorzieningen. Het gedeelte verkeer uit de BSV is verder uitgewerkt in het Integraal Verkeers- en VervoersPlan. Daaruit is het Parkeerbeleid 'Stilstaan bij parkeren' weer een verdere uitwerking. 'Stilstaan bij parkeren' is op 29 januari 2009 door de raad vastgesteld. Hierin is opgenomen dat er in bestaande woongebieden, met een hoge parkeerdruk, samen met bewoners oplossingen gezocht zullen worden om de parkeerdruk te verminderen. Daarnaast is opgenomen wat de parkeernorm is bij nieuwbouw, uit- en inbreidingsplannen en functie veranderingen. Het Parkeernormenbeleid Katwijk (januari 2010) is een nadere uitwerking op het gebied van de parkeernormering en hoe met de parkeerbehoefte om te gaan in ruimtelijke plannen. Dit is op 2 februari 2010 door het college vastgesteld en vanaf 26 februari 2010 van kracht. Voor parkeren is niet alleen van belang dat er voldoende parkeerplaatsen zijn, maar ook dat de parkeerplaatsen goed te gebruiken zijn. Het parkeernormenbeleid gaat daarom over:
Het parkeernormenbeleid is uitgangspunt op het gebied van parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestemmingsplannen en bouwplannen.
Het Groenbeleidsplan 2009-2019 is op 28 mei 2009 door de raad vastgesteld.
Het beleid wordt gericht op het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving, nu en in de toekomst. Het Groenbeleidsplan geeft de beleidskaders aan voor het groen en de groenstructuren in de gemeente voor de komende 10 tot 15 jaar. Het geeft daarnaast uitgangspunten en randvoorwaarden voor het groenbeheer.
De meest in het oog springende veranderingen die het Groenbeleidsplan voorstelt, zijn:
Als gevolg van het Verdrag van Malta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in een wijziging van de Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Op 20 december 2007 heeft de gemeenteraad van Katwijk ingestemd met de Beleidsnota Archeologie voor de gemeente Katwijk. In deze beleidsnota is het gemeentelijke beleid geformuleerd. Het ontwikkelen van eigen gemeentelijk beleid volgt op de uitvoering van het Verdrag van Malta (1992, vaststelling in Nederland in 2006) en de gewijzigde Monumentenwet 1988 (Wet op de archeologische monumentenzorg) die sinds 1 september 2007 van kracht is. Deze wet verplicht de gemeente om archeologische waarden binnen bestemmingsplannen, en bij bodemverstoringen in het kader van bouw-, aanleg en sloopactiviteiten, mee te wegen en indien archeologische waarden aanwezig zijn deze conform de Archeologische Monumentenzorg veilig te stellen. Met deze beleidsnota is ook de Gemeentelijke Archeologische Verwachting- en Beleidsadvieskaart vastgesteld. Deze kaart dient als basis en toetsingskaart voor het gemeentelijke archeologiebeleid. Daarnaast is in de beleidsnota opgenomen dat er standaardregels in gemeentelijke bestemmingsplannen moeten worden opgenomen ter waarborging van de bescherming en behoud van archeologische waarden binnen de gemeente Katwijk.
Waarom een archeologische verwachtingskaart en beleid in Katwijk?
Volgens de gewijzigde Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg is het verplicht om in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling aandacht te schenken aan mogelijk aanwezige archeologische waarden. Indien planontwikkelingen bodemverstoringen tot gevolg hebben en daarbij archeologische waarden in het geding kunnen komen is men tegenwoordig verplicht om archeologisch onderzoek te laten verrichten. De kosten voor eventueel verplicht archeologisch onderzoek komen ten laste van de initiatiefnemer voor de verstoringen.
Over het algemeen worden de archeologische verwachtingskaarten van het rijk en de provincie gebruikt om te kijken of er bij de ontwikkeling van een bepaald gebied archeologie te verwachten is. Deze kaarten zijn echter veelal niet precies genoeg en daarom heeft de gemeente Katwijk opdracht gegeven voor de vervaardiging van een eigen meer gedetailleerdere archeologische verwachtingskaart. Gebleken is dat binnen de gemeente Katwijk namelijk een gemiddeld hoge archeologische verwachting bestaat. Om de omgang daarmee in goede banen te leiden is het nodig om over een beleidsinstrument zoals een eigen verwachtingskaart te beschikken. Deze kaart en de aanwezigheid van een eigen gemeentelijk archeologiebeleid maken bovendien dat de gemeente nu zeggenschap heeft over haar eigen bodemarchief. Ze heeft namelijk met dit beleid de garantie afgegeven dat in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling archeologische belangen worden meegewogen, dit is sinds kort een landelijk wettelijke plicht. De wijze waarop archeologische belangen worden getoetst is vastgelegd in een archeologisch protocol, zoals opgenomen in de beleidsnota, en in voorwaarden voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunning. Het gevolg is wel dat elke inwoner van de gemeente Katwijk in het vervolg met archeologisch onderzoek in aanraking kan komen. Toetsing op de aanwezigheid van archeologische waarden is immers een standaard onderdeel geworden van de vergunningsprocedures.
Indien ontwikkelaars of individuele inwoners van de gemeente Katwijk van plan zijn om een omgevingsvergunning aan te gaan vragen kunnen deze zelf vooraf al bekijken of ze daarbij rekening moeten houden met archeologische verwachtingen en een onderzoeksplicht. De hier volgende termen komen ook terug in het archeologisch protocol en de bestemmingsplanregels.
Archeologische monumenten
Er bestaan twee soorten archeologische monumenten, 'beschermde monumenten' en 'monumenten'. Het Rijk verzorgt de bewaking over de beschermde archeologische monumenten, eigenlijk dus archeologische rijksmonumenten. Net als voor monumentale gebouwen bestaat voor de archeologische rijksmonumenten een vergunningprocedure. Met betrekking tot terreinen die archeologische rijksmonument zijn moet voor werkzaamheden en activiteiten die bodemverstoringen tot gevolg kunnen hebben een monumentenvergunning worden aangevraagd. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed verstrekt deze monumentenvergunningen. Het rijk streeft er naar deze rijksmonumenten in te passen in plangebieden door ze vrij van bebouwing te laten en ze anders in te richten, bijvoorbeeld in de vorm van een park.
Archeologische monumenten worden bewaakt door de provincie. Dit zijn terreinen waarvan de archeologische waarde al duidelijk is geworden aan de hand van eerder gedaan archeologisch onderzoek. Officieel zijn terreinen met een archeologische monumentenstatus niet beschermd, maar dat wil slechts zeggen dat er geen monumentenvergunning vereist is. De provincie bewaakt deze terreinen door ze uit te roepen als attentiegebied of ze te beschermen binnen de besluitvormingprocedures in het kader van de ruimtelijke ordening. Het liefst ziet de provincie deze terreinen behouden, bijvoorbeeld door te eisen dat in het geval van bebouwing een bouwmethode wordt gebruikt waarbij geen bodemverstoringen plaatsvinden. In sommige gevallen mag een deel van een archeologisch terrein met monumentale status worden opgegraven, maar alleen onder strenge kwaliteitseisen en onderzoeksvoorwaarden.
Archeologisch Waardevol Gebied
Archeologisch waardevolle gebieden zijn gebieden waarvan de archeologische waarde al bepaald is aan de hand van eerder gedaan archeologisch onderzoek, meestal zijn dit de archeologische monumenten waar de provincie zeggenschap over heeft. Daarnaast zijn de historische dorpskernen van Katwijk, Valkenburg en Rijnsburg archeologisch waardevol gebied. Voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen bestaat voor de archeologisch waardevolle gebieden geen vrijstellingsnorm. Indien er sprake is van voorgenomen verstoringen van de bodem is het verplicht vooraf archeologisch onderzoek uit te laten voeren. Pas na overlegging van een rapport van archeologisch onderzoek aan het bevoegd gezag, over het algemeen de gemeente, kan een vergunning worden afgegeven.
Archeologisch Verwachtingsgebied
Archeologische verwachtingsgebieden zijn gebieden waarvan nog geen bepaling van archeologische waarden bestaat. Daar is dus nog niet eerder archeologisch onderzoek verricht. Wel kan op basis van de geologische geschiedenis van deze gebieden een voorspelling worden gedaan over de mate van verwachting op aanwezige archeologische sporen. Deze verwachting is uitgedrukt in lage-, middelmatige- en hoge archeologische verwachting. In het geval van een lage archeologische verwachting kan geen archeologisch onderzoek voorafgaande aan de afgifte van een vergunning worden verplicht. Ten aanzien van de gebieden met een middelmatige- tot hoge archeologische verwachting is dit echter wel het geval. Het soort archeologisch onderzoek kan per gebied verschillen. Deze verschillen hangen samen met de geologische eigenschappen van het gebied en de te verwachten aard van de archeologie. Net als voor gebieden met een lage archeologische verwachting, bestaat voor bodemverstorende activiteiten met een totaal gebiedsomvang kleiner dan 100 m2 een vrijstelling. Archeologisch onderzoek is dan geen vereiste, dit ongeacht de mate van archeologische verwachting.
Meldingsplicht bij onverwachte archeologische vondsten
Indien er tijdens graafwerkzaamheden, ongeacht de locatie en de omvang, onverwachte archeologische resten worden aangetroffen blijft in alle gevallen nog altijd een wettelijke meldingsplicht voor archeologische vondsten bestaan. In het geval het bijzondere vondsten betreft kan de gemeentelijke archeoloog deze dan namelijk nog laten opgraven met behulp van een noodopgraving of bergen voordat ze worden afgevoerd met het stort.
Wanneer moet ik archeologisch onderzoek laten uitvoeren?
Een verplichting op archeologisch onderzoek geldt voor alle bodemingrepen binnen gebieden die staan beschreven als 'archeologisch waardevol gebied'. Ook geldt de plicht op archeologisch onderzoek binnen alle gebieden met een middelmatige- tot hoge archeologische verwachting maar alleen indien de bodemingreep groter is dan 100 m2 en dieper gaat dan 30 centimeter.
Wanneer is archeologisch onderzoek niet verplicht?
Er bestaat geen verplichting op archeologisch onderzoek in gebieden waarvoor een lage archeologische verwachting geldt. Indien er sprake is van een middelmatige- of hoge archeologische verwachting en de bodemingreep is kleiner dan 100 m2 vervalt eveneens de plicht op archeologisch onderzoek. Indien aantoonbaar is dat al eerder bodemverstoringen hebben plaatsgevonden die dieper reiken dan de bodemverstoringen die zijn voorgenomen dan is archeologisch onderzoek eveneens niet langer verplicht. Hierbij moet wel worden opgelet dat ook het onderheien van bouwconstructies onder bodemverstoringen valt. In het geval van heiwerkzaamheden wordt de ondergrond tot op vele meters diepte verstoord en zal dus archeologisch onderzoek plaats moeten vinden indien die plicht bestaat. Ook bij het aanleggen van leidingen en kabels kan de bodem soms tot op grote diepte verstoord worden, ook daar moet rekening mee worden gehouden.
Archeologisch beleid wordt nader toelgelicht in paragraaf 4.10.1.
Op 12 augustus 2008 heeft de raad het Duurzaamheidsprofiel Katwijk vastgesteld. De gemeente geeft een overkoepelende visie op hoe zij zich wil ontwikkelen op het gebied van duurzaamheid de komende jaren. Katwijk wil vanuit haar traditie en identiteit de samenleving duurzaam inrichten waarbij het voor huidige en toekomstige inwoners en bezoekers aangenaam en goed wonen, werken en leven is, en zal daartoe waar nodig vernieuwend handelen.
Het aspect duurzaamheid komt in het bijzonder naar voren in het lokale milieubeleid. In nieuwe planvorming wordt de duurzaamheid meegewogen. Een duurzaamheidstoets draagt aan deze functie bij. De gemeente zal zich richten op duurzaam inrichten en bouwen, duurzaam wijkbeheer en leefomgeving, sociale duurzaamheid en duurzaam handelen. Kaders daarbij zijn de volgende:
De gemeente Katwijk heeft op 18 augustus 2009 de nota Geluidbeleid vastgesteld. Daarin zijn ook kaders opgenomen voor het vaststellen van hogere grenswaarden.
Ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, moeten voldoen aan de Wet geluidhinder. In de wet is als uitgangspunt opgenomen dat de geluidsbelasting van een geluidgevoelig object niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Ruimtelijke plannen worden eerst uitvoerig onderzocht op mogelijke maatregelen om het geluidsniveau te beheersen, zodat aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. Pas na een ongunstig onderzoeksresultaat kan een procedure tot het verlenen van ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden ingezet. De hogere waarde procedure vereist een zorgvuldige afweging tussen het gevraagde geluidsniveau en een voldoende bescherming van het woonklimaat.
Objectieve criteria om tot een afgewogen ontheffingsbesluit te komen zijn opgenomen in bovengenoemde nota.
Voor het voorliggende plangebied wordt in paragraaf 4.4 nader ingegaan.
De gemeente Katwijk en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben gezamenlijk het Waterplan Katwijk opgesteld en vastgesteld (gemeente Katwijk heeft het op 18 december 2008 vastgesteld en het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft het op 11 februari 2009 vastgesteld).
Het doel van het waterplan is het samen realiseren van een gezond en veerkrachtig watersysteem. Dit watersysteem moet voldoen aan landelijke en Europese normen en is gebaseerd op een gezamenlijke visie van gemeente en hoogheemraadschap op een duurzame waterhuishouding in de gemeente. In het waterplan worden concrete afspraken gemaakt over de opgaven op het gebied van kwantiteit en kwaliteit en de vereiste inspanningen om het watersysteem op orde te brengen en te houden.
De planperiode is gesteld op 2009 tot 2019 met een doorkijk naar 2027. Thema's die aan de orde komen zijn onder andere het verbeteren van de waterkwaliteit en het voorkomen van (grond)wateroverlast, maar ook het benutten van kansen voor de beleving van het water, ecologie en waterrecreatie.
Bij het uitvoeren van de watertoets is het waterplan in achtgenomen. Paragraaf 4.9 Waterhuishouding beschrijft de watertoets.