direct naar inhoud van Regels
Plan: Zanderij fase 9
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0537.bpKATzanderij9-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0537.bpKATzanderij9-va01 met de bijbehorende regels.

1.2 plan

het bestemmingsplan "Zanderij fase 9" met kenmerk NL.IMRO.0537.bpKATzanderij9-va01 van de gemeente Katwijk

1.3 aan huis gebonden beroep

een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, inclusief een webwinkel, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.4 aanbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer niet boven elkaar gebouwde hoofdgebouwen.

1.7 achtererf

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.8 achtergevel

de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

1.9 achtergevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de achtergevel van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

1.10 afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.11 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

1.12 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.13 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.14 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.15 archeologisch waardevol gebied

terrein dat op de archeologische verwachtings- en beleidskaart van de gemeente Katwijk is aangeduid als gebied met hoge archeoloigsche waarde.

1.16 archeologische verwachtingsgebied

terrein dat in het plan is aangeduid als gebied met middelhoge tot hoge archeologische verwachting.

1.17 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.18 balkon

een al dan niet inpandige, geheel of gedeeltelijk overdekte bij een gebouw behorende buitenruimte vanaf de eerste bouwlaag.

1.19 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.20 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.21 bedrijf aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, uitgezonderd prostitutie, met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.22 bestaand
  • 1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • 2. bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het plan.

1.23 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet c.q. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.24 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.25 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.26 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.27 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.28 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand, niet voor bewoning bestemd gebouw, zoals een garage en een schuur, dat een functionele eenheid vormt met een hoofdgebouw, en daaraan in bouwkundig opzicht ondergeschikt is.

1.29 bodemingreep

grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:

  • a. het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden,
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • e. het uitvoeren van hei- en / of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van nieuwe en / of het vervangen en / of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

1.30 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.31 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.32 bouwlaag

een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen; bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt de bouwlaag die grotendeels in de kap is gelegen (zogenaamde zolderlaag) evenals de bouwlaag die grotendeels onder de begane grond is gelegen (zogenaamde kelder/souterrain) niet meegerekend.

1.33 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.34 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.35 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.36 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en is bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.37 dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.38 dakkapel

een op een schuin dakvlak uitgebouwde uitstulping met een eigen dak, met dien verstande dat de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter boven de dakvoet is gelegen.

1.39 dakopbouw

de ophoging van de goothoogte en/of nokhoogte en/of de dakhelling.

1.40 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

1.41 dwarskap

een kap loodrecht op de voorgevel (naar de straat gekeerde gevel).

1.42 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

1.43 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.44 erker

een uitgebouwd gedeelte van een woning aan een gevel.

1.45 evenementen

een activiteit voor publiek in de openlucht dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, voor educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten, waaronder niet begrepen commerciële (week)markten.

1.46 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.48 geluidsgevoelige ruimte

ruimte binnen een woning zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.49 geschakelde woningen

woningen, waarvan de hoofdgebouwen door middel van uitbouwen c.q. aangebouwde bijgebouwen met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd.

1.50 hoofdgebouw

één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.51 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.52 kamerverhuurbedrijf

een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbende en de personen, behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging. Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen. Onder de definitie van kamerverhuurbedrijf valt niet:

  • a. de verhuur van één of twee kamers door de bewoner of eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen, dit mits de gezamenlijke woonvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het totale woonvloeroppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 40 m2;
  • b. de verhuur van (een gedeelte van) de woning ten behoeve van verblijfsrecreatie.

1.53 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.54 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.55 (beperkt) kwetsbaar object

Objecten als zodanig bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waaronder woningen, gebouwen die bestemd zijn voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, hotels, winkels, restaurants en cafés, kantoren, sport- en recreatieterreinen en vergelijkbare functies.

1.56 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.57 langskap

een kap evenwijdig aan de voorgevel (naar de straat gekeerde kap).

1.58 lessenaarsdak

een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.

1.59 mansardekap

een kap waarbij de dakvlakken niet van goot tot nok één plat vlak, maar twee platte vlakken vormen die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten.

1.60 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door botanische, faunistische, biologische, bodemkundige en morfologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.61 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.62 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.63 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.64 omgevingsvergunning voor het aanleggen

omgevingsvergunning voor aanleggen (voorheen aanlegvergunning): omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

1.65 omgevingsvergunning voor het bouwen

omgevingsvergunning voor bouwen (voorheen bouwvergunning): omgevingsvergunning, geheel of gedeeltelijk bestaande uit het bouwen van een bouwwerk.

1.66 omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.16 van de Wet ruimtelijke ordening.

1.67 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een luifel, schoorsteen en een frans balkon, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).

1.68 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer dan wel het laagst gelegen gedeelte van het bouwwerk is gelegen op ten minste 1,75 m beneden maaiveld.

1.69 onderkomen

een voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken – voer- en vaartuig, woonboot, ark, caravan en stacaravan, voor zover deze niet als bouwwerk zijn aan te merken, als ook een tent.

1.70 open constructie

Hieronder wordt verstaan:

  • a. of een volledig doorzichtige erfafscheiding (met raster ter ondersteuning van het groen);
  • b. of tot ten hoogste één meter een dichte constructie vanaf de grond en opgetrokken tot twee meter met doorzichtige materialen (met raster ter ondersteuning van het groen);
  • c. of een afwisselend doorzichtige / gesloten afscheiding in de verhouding twee staat tot één. Het dichte deel van het bouwwerk mag telkens ten hoogste één meter breed zijn.

1.71 overbouwing

een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.72 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.73 overkluizing

een civieltechnisch kunstwerk, waarmee een weg een andere weg, een plein of een waterloop (kruiselings) overwelft.

1.74 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.75 parkeren

het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.

1.76 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de voorgevel;
  • c. voor bouwwerken geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein.

1.77 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.78 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.79 prostitutie

degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen thuisprostitutie

1.80 risicogevoelig bouwwerk

een bouwwerk dat bestemd is voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag.

1.81 schildkap

een dak dat bestaat uit ten minste drie schuine vlakken, waarvan er één evenwijdig aan de straat en de andere haaks op de straat moeten zijn gesitueerd.

1.82 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een escortbedrijf of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.83 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als vervat in Bijlage 1 van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.84 standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.85 twee-aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een blok van maximaal twee geschakelde of twee aan elkaar gebouwde woningen.

1.86 uitbouw

een uit de gevel springend ondergeschikt deel van een gebouw bestaande uit één bouwlaag, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- en slaapgedeelten van een woning en dat rechtstreeks vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is.

1.87 verbeelding

voorheen plankaart; de digitale kaart met bijbehorende verklaring NL.IMRO.0537.bpKATzanderij9-va01 waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.88 verdieping

een boven de begane grondlaag gelegen bouwlaag.

1.89 vliesgevel

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidwerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 m bedraagt.

1.90 voorerf

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.91 voorgevel

de naar de weg of openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels.

1.92 voorgevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

1.93 vrijstaande woning

een woning die geheel vrij staat ten opzichte van andere bebouwing.

1.94 waterstaatkundige kunstwerken

werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.95 webwinkel

een vorm van detailhandel waarbij het uitstallen van de producten en de transactie volledig online geschieden en waarbij de goederen elders worden bezorgd.

1.96 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor), die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.97 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening.

1.98 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalinginstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.99 wonen

het houden van verblijf of het gehuisvest zijn in een woning.

1.100 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden; onder woning wordt mede een zorgwoning begrepen.

1.101 woningsplitsing

een woonruimte bouwkundig en functioneel splitsen in twee of meer zelfstandige woningen.

1.102 woonruimte

besloten ruimte die, al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door één huishouden.

1.103 zijdelingse (bouw)perceelgrens

een niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.

1.104 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.105 zijgevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

1.106 zijgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een gebouw kan worden getrokken tot aan de perceelsgrenzen.

1.107 zorgwoning

woning bestemd voor groepen, zoals ouderen en personen met fysieke en/of psychische beperkingen, waar intensieve zorgverlening / begeleiding mogelijk is (zoals voor rolstoelgebruik) en/of zorg op afroep op 24 uurs zorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, woon-zorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstencentrum.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 afstand tot de zijdelingse perceelgrens

de kortst gemeten afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens, ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend.

2.3 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het maaiveld en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil/maaiveld tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.

2.5 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 dakhelling van een mansardekap

de maximale dakhelling van het eerste dakvlak van een mansardekap - die zowel bij een dwarskap of langskap voorkomen - wordt gemeten vanuit de goot.

2.8 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het maaiveld tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.9 hoogte van een windturbine

vanaf het maaiveld tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.10 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.11 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden, kunstwerken en straatmeubilair;
  • b. brughoofden en brugaanlandingen;
  • c. geluidwal of –scherm;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. calamiteitenroute voor nood- en hulpdiensten;
  • f. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden worden uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • c. de oppervlakte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 15 m² per voorziening.

3.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. een geluidwal of - scherm bedraagt ten hoogste 5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;
  • c. de hoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan is niet toegestaan;
  • b. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan is niet toegestaan;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen is niet toegestaan;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens is niet toegestaan.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. water;
  • c. oprit naar een achter de voorgevelrooilijn gelegen parkeergarage of -gelegenheid.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Algemeen
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

4.2.2 Erkers

In afwijking van 4.1 onder a mogen erkers worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. een erker aan de voorgevel van woningen mag worden gebouwd met een breedte van ten hoogste 80% van de breedte van het hoofdgebouw tot een maximum van 5,3 m;
  • b. de erkers aan de zijgevel van woningen mogen worden gebouwd met een breedte van ten hoogste 50% van de zijgevel van het hoofdgebouw tot een maximum van 3,5 m;
  • c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • d. de diepte bedraagt ten hoogste 1,5 m;
  • e. de afstand tot de openbare weg en de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 0,5 m;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bij vrijstaande woningen bedraagt ten minste 2 m;
  • g. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens aan de vrije zijde bij twee-aan-een gebouwde woningen bedraagt ten minste 2 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde in sublid 4.2.1 onder c kunnen burgemeester en wethouders afwijken voor erfafscheidingen, met een open constructie voor het geleiden van planten, met een hoogte van maximaal 2 m. op de gronden, gelegen voor de voorgevelrooilijn, parallel aan de zijgevel van de woning en grenzend aan de openbare ruimte onder de voorwaarden dat:

  • a. het gedeelte voor de voorgevel niet hoger is dan 1 meter, en
  • b. het een open constructie betreft zoals bedoeld in 1.70.
4.4 Specifieke gebruiksregels

a. Het parkeren van voertuigen is niet toegestaan.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, paden en overbruggingen met een functie voor verblijf, alsmede ter ontsluiting van de nabijgelegen gronden, doorgaand fietsverkeer en openbaar vervoer;
  • b. evenementen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeer-, verkeers-, groen-, speel- en nutsvoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
  • a. op of in deze gronden worden uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal 3 m respectievelijk 4,5 m.;
  • c. de oppervlakte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 15 m2 per voorziening.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 4 m;
  • b. overkappingen zijn niet toegestaan.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van de gronden voor:

  • a. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • b. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterstaatkundige kunstwerken en voorzieningen;
  • b. watergangen, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder stuwen, dammen en/of duikers;
  • c. onderhoud;
  • d. verkeer te water;
  • e. dagrecreatie;
  • f. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • g. infiltratievoorzieningen;
  • h. aanlegsteigers;
  • i. ligplaatsen voor recreatievaartuigen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. de hoogte van waterstaatkundige bouwwerk bedraagt ten hoogste 3 m. boven NAP;
  • c. de breedte van kruisingen en bruggen bedraagt ten hoogste 7 m.;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de oppervlakte van aanlegsteigers bedraagt ten hoogste 7,5 m2 en de lengte bedraagt ten hoogste 5 m, met dien verstande dat de waterdoorgang niet mag worden gehinderd;
  • f. overkappingen zijn niet toegestaan.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als ligplaats voor woonboten en onderkomens buiten de daartoe aangewezen gronden.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeer-, groen-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water.
7.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. als hoofdgebouwen mogen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • c. als hoofdgebouwen mogen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd, met dien verstande dat ook vrijstaande woningen zijn toegestaan die zijn geschakeld door aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
  • d. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen, bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door verlenging van het voordakvlak met één meter naar achteren naar achteren, mits de dakhelling niet meer is dan 65º;
  • f. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt voor het bouwvlak een bebouwingspercentage van 100%;
  • g. bij de hoofdgebouwen mag de oppervlakte van een hellend voor- dan wel zijdakvlak maximaal 25% worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters, met dien verstande dat daar waar het dakvlak doorloopt over meerdere verdiepingen, slechts een dakkapel is toegestaan op het dakvlak van de onderste verdieping.

7.2.2 Erkers

In afwijking van 7.2.1 onder a mogen erkers worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de erkers aan de zijgevel van woningen mogen worden gebouwd met een breedte van ten hoogste 50% van de zijgevel van het hoofdgebouw tot een maximum van 4,5 m;
  • b. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • c. de diepte bedraagt ten hoogste 1,5 m;
  • d. de afstand tot de openbare weg en de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 0,5 m;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bij vrijstaande woningen bedraagt ten minste 2 m;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens aan de vrije zijde bij twee-aan-een gebouwde woningen bedraagt ten minste 2 m.

7.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. bij percelen tot 100 m2 wordt ten hoogste 50% van het achtererf bebouwd;
  • b. bij percelen groter dan 100 m2 en kleiner dan 300 m2 bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen bij twee-aaneengebouwde, geschakelde en vrijstaande woningen ten hoogste 50 m2 vermeerderd met 20% van het deel van het perceel dat groter is dan 100 m2;
  • c. bij percelen gelijk aan of groter dan 300 m2 bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen bij twee-aaneengebouwde, geschakelde en vrijstaande woningen ten hoogste 90 m2 vermeerderd met 10% van het deel van het perceel dat groter is dan 300 m2 tot ten hoogste 150 m2;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en (niet aangebouwde) overkappingen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 1 m;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,25 m;
  • f. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en (niet aangebouwde) overkappingen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • g. in afwijking van het bepaalde in 7.2.3 sub f bedraagt de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan de zijgevel van een woning maximaal 6 m;
  • h. op uitbouwen en bijgebouwen voorzien van een kap zijn geen dakkapellen toegestaan;
  • i. op aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen voorzien van een plat dak zijn dakterrassen dan wel balkons toegestaan en zijn borstweringen toegestaan met een maximale hoogte van 1 m;
  • j. bij de berekening van de in 7.2.3 sub a, b en c genoemde percentages en/of maximale oppervlaktes, worden de onder het overgangsrecht vallende dan wel de op grond van eerder verleende bouwvergunningen dan wel omgevingsvergunning om te bouwen nog te bouwen aan- en uitbouwen en bijgebouwen meegerekend.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde, geen overkapping zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor en tot en met de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Algemeen

Op deze gronden is het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep in of bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. prostitutie niet is toegestaan;
  • b. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  • c. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.

7.3.2 Aan-huis-gebonden beroep
  • a. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. voor de activiteiten geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen voorzieningen betreft met een publiekaantrekkend karakter;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
  • c. het bepaalde in 11.2 en 12.2 van overeenkomstige toepassing is;
  • d. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten.

7.3.3 Voorwaardelijke verplichting

Het realiseren en gebruiken van geluidsgevoelige objecten op de gronden met de bestemming 'Wonen'is uitsluitend toegestaan indien ter plaatse van de bestemming 'Groen' een geluidwal wordt gerealiseerd conform de voorwaarden, zoals neergelegd in paragraaf 6.3 van Bijlage 10 bij de toelichting Akoestisch onderzoek. Conform de beschreven maatregelen dient een geluidwal met een lengte van 255 meter en een hoogte van 4,7 meter te worden gerealiseerd om de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai te reduceren tot onder de voorkeursgrenswaarde.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 7.1 voor een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning bedraagt, met een maximum van 50 m2;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent dat:
  • 1. bedrijfsactiviteiten voorkomen in de categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging of naar aard en invloed op de omgeving te vergelijken is met een bedrijf in die categorie of
  • 2. voor de werkzaamheden geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, geldt en
  • 3. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
  • c. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
  • d. het bepaalde in 11.2 en 12.2 van overeenkomstige toepassing is;

Artikel 8 Waarde - Archeologie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien:

  • a. er sprake is van bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij alleen de bestaande fundering wordt benut, of
  • b. op basis van bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek van het bevoegd gezag blijkt dat de in lid 8.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of
  • c. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
  • d. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of
  • e. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord, maar de volgende voorwaarden in acht genomen worden:
  • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/ of
  • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, en/ of
  • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend: afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen, verleggen of dempen van sloten en andere waterlopen en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 m;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het uittrekken en/of slopen van ondergrondse bouwwerken.
8.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in siblid 8.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden indien:

  • a. op basis van bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek blijkt dat de in lid 8.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of
  • b. het werkzaamheden in de bodem betreffen tot een diepte van 30 cm onder het peil, of
  • c. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de bestaande verstoringsdiepte, of
  • d. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of
  • e. de werken en werkzaamheden op een inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht, of
  • f. de werken en werkzaamheden:
  • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
  • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of krachtens een ontgrondingsvergunning;

8.3.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 8.3.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
  • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of
  • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologische deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
8.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.4.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen.

8.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in sublid 8.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, indien:

  • a. op basis van bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek van het bevoegd gezag blijkt dat de in lid 8.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad; of
  • b. het werkzaamheden in de bodem betreffen tot een diepte van 30 cm onder het peil.
8.4.3 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 8.4.1 wordt slechts verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken of gedeeltes daarvan met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' van de verbeelding te verwijderen, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Overschrijding bouwgrenzen

Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 3 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  • c. technische installaties, mits:
  • 1. deze bouwdelen indien mogelijk uit het zicht vanaf de openbare ruimte en van omwonenden worden geplaatst;
  • 2. de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  • 3. het bedrijf/ de installatie op de aanbevolen afstand van woningen staat volgens de brochure 'bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten of de technische installatie noodzakelijk is door nieuwe wet- of regelgeving.
10.2 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen, zoals galerijen, balkons, luifels en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m. bedraagt.

10.3 Ondergronds bouwen
10.3.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerk zijnde en voor het uitvoeren van werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

10.3.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, gelden de volgende bepalingen, tenzij in de regels anders is opgenomen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen het bouwvlak en daarbuiten tot een maximum van 50% van het achtererf;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van de ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m. onder peil;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sublid 10.3.2 onder b mogen ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 7 m. onder peil worden gebouwd mits de waterhuishouding niet wordt verstoord.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijking overschrijding bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de in het plan genoemde bepalingen, door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van:

  • a. de in dit plan aangegeven goot- en bouwhoogten, voor zover deze afwijking niet meer dan 10% bedraagt;
  • b. bouw- en bestemmingsgrenzen tot een maximale overschrijding van 1,50 meter, indien het betreft:
  • 1. ondergeschikte bouwdelen van woningen;
  • 2. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;
  • 3. toegangen van bouwwerken;
  • 4. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;
  • 5. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  • 6. balkons en galerijen;
  • 7. luifels;
  • 8. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
  • 9. kelderingangen en kelderkoekoeken.
11.2 Afwijken van de parkeerregels

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde inzake parkeren in 12.2:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit en mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de parkeersituatie: of;
  • b. indien en voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
11.3 Voorwaarden aan het verlenen van afwijking
  • a. de in 11.1 genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de in 11.1 genoemde afwijkingen mogen voorts slechts worden verleend indien hierdoor:
    • 1. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. de structurele opzet van het plan hierdoor niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
    • 3. het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk wordt aangetast;
    • 4. de cultuurhistorische, de natuur- en /of landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

12.2 Voldoende parkeergelegenheid

Indien de omvang en/of de functie van een bouwwerk daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s en fietsen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder dat bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort. Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of aan deze regel is voldaan. Bij de vraag of is voldaan aan deze regel hanteert het bevoegd gezag het “Parkeernormenbeleid Gemeente Katwijk”, met dien verstande dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd rekening wordt gehouden met die wijziging.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- danwel een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde in 13.1 onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het bepaalde in 13.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in 13.2 onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. 13.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
13.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Zanderij fase 9'.