direct naar inhoud van Regels
Plan: 1e gedeeltelijke herziening bedrijventerrein 't Heen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0537.bpKATbttheenhz1-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan `1e gedeeltelijke herziening bedrijventerrein 't Heen` van de gemeente Katwijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0537.bpKATbttheenhz1-va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 achtererf

de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel(rooi)lijn van het hoofdgebouw.

1.7 achtergevel

de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen gevel.

1.8 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.12 archeologisch waardevol gebied

terrein dat op de archeologische verwachtings- en beleidskaart van de gemeente Katwijk is aangeduid als gebied met hoge archeologische waarde.

1.13 archeologisch verwachtingsgebied

terrein dat in het plan is aangeduid als gebied met middelhoge tot hoge archeologische verwachting.

1.14 balkon

een al dan niet inpandige, geheel of gedeeltelijk overdekte bij een woning behorende buitenruimte vanaf de eerste bouwlaag.

1.15 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.16 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.17 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.18 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.19 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.20 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.21 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.25 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.26 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand, niet voor bewoning bestemd gebouw, zoals een garage en een schuur, dat al dan niet een functionele eenheid vormt met een hoofdgebouw, en daaraan in bouwkundig opzicht ondergeschikt is.

1.27 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten.

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwmarkt

een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.

1.30 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.32 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

1.33 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.34 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.35 dakkapel

een op een schuin dakvlak uitgebouwde uitstulping met een eigen dak, met dien verstande dat de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 m boven de dakvoet is gelegen.

1.36 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

1.37 deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen.

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.39 detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsactiviteiten

detailhandel die niet zelfstandig is en rechtstreeks voortvloeit uit de hoofdactiviteit die is toegestaan, en ondergeschikt is aan die hoofdactiviteit.

1.40 detailhandel in nevenassortiment

detailhandel in goederen die geen onderdeel uitmaken van het hoofdassortiment dat is toegestaan.

1.41 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's surfplanken en tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen en detailhandel die zich uit oogpunt van ruimtelijke ordening niet onderscheidt van de hiervoor genoemde
    detailhandel;
  • c. tuincentra;
  • d. bouwmarkten;
  • e. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering, en detailhandel in keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi's.
1.42 detailhandelsbedrijf

een bedrijf waar als hoofdactiviteit detailhandel plaatsvindt.

1.43 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.44 erker

een uitgebouwd gedeelte van een woning aan een gevel.

1.45 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.46 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.48 geluidzone - industrie

een zone rond een industrieterrein zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.49 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als hét of één van de belangrijkste bouwwerken valt aan te merken.

1.50 horeca

een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. De volgende specifieke vormen worden onder horeca begrepen. Bij deze begrippen is een onderscheid gemaakt tussen licht, middel en zware horeca, welke in de regels wordt gebezigd. Tot de in de a t/m g genoemde begrippen worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

Lichte horeca (categorie 1)

  • a. winkelondersteunende/winkelgebonden horeca: horeca, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, zoals een cafetaria/snackbar, shoarmazaak, automatiek, tearoom, conditorei, koffiehuis, coffeeshop, brasserie, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;
  • b. bedrijfsondersteunende/bedrijfsgebonden horeca: horeca, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend bedrijventerrein en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de bedrijvenfunctie van dat gebied;
  • c. restaurant/cafetaria/snackbar/shoarmazaak/automatiek: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • d. zaalaccommodatie: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • e. daghoreca: een bedrijf (zoals een koffiehuis, brasserie, ijssalon) dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee en frisdranken met uitzondering van alcoholische dranken;
  • f. hotel: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • g. pension: een gebouw, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie;

middelzware horeca (categorie 2)

  • h. bar/café/pub/grand-café/eetcafé of taverne: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;

zware horeca (categorie 3)

  • i. discotheek of dancing: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.
1.51 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.52 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.53 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.54 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.55 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een luifel, schoorsteen en een frans balkon, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).

1.56 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer dan wel het laagst gelegen gedeelte van het bouwwerk is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.

1.57 onderkomen

een voor verblijf geschikte  – al dan niet aan de bestemming onttrokken – voer- en vaartuig, woonboot, ark, caravan en stacaravan, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook een tent.

1.58 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.59 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.60 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de voorgevel;
  • c. voor bouwwerken geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein.
1.61 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.62 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.

1.63 prostitutie

seksueel-erotische dienstverlening die, al dan niet zichtbaar vanaf de (openbare) weg, wordt aangeboden.

1.64 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.65 standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.66 uitbouw

een uit de gevel springend ondergeschikt deel van een woning bestaande uit één bouwlaag, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- en slaapgedeelten van een woning en dat rechtstreeks vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is.

1.67 verbeelding

de digitale kaart met bijbehorende verklaring (NL.IMRO.0537.bpKATbttheenhz1-va01) waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.68 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.69 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels.

1.70 voorgevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

1.71 waterstaatkundige kunstwerken

werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.72 webwinkel

een vorm van detailhandel waarbij het showen van de producten en de transactie, volledig online geschiedt. Het ter plaatse afhalen van de gekochte goederen is niet toegestaan.

1.73 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.74 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden; onder woning wordt mede een zorgwoning begrepen.

1.75 zijgevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 afstand tot de zijdelingse perceelgrens

de kortst gemeten afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens, ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend.

2.3 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het maaiveld en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil/maaiveld tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.

2.5 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

Ter verduidelijking: indien de goot/de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel lager zijn gemonteerd dan het snijvlak van de gevel en het dakvlak, geldt de hoogte tot aan het snijvlak.

2.8 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.2 van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1': tevens detailhandel in volumineuze goederen als bedoeld in lid 1.41 detailhandel in volumineuze goederen onder b;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2': tevens detailhandel in volumineuze goederen als bedoeld in lid 1.41 detailhandel in volumineuze goederen onder e;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 3': tevens detailhandel in volumineuze goederen als bedoeld in lid 1.41 detailhandel in volumineuze goederen onder d;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 5': tevens detailhandel in volumineuze goederen zoals bedoeld in lid 1.41 detailhandel in volumineuze goederen onder d, met dien verstande dat ten hoogste 3.500 winkelvloeroppervlak is toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportschool': tevens een sportschool, uitsluitend op de eerste verdieping en met een vloeroppervlakte van ten hoogste 1.350 m2;
  • l. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals toegangs- en ontsluitingswegen, laad- en losvoorzieningen, groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen, energievoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten minste de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven minimum bouwhoogte;
  • c. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven maximum bouwhoogte;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten minste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel;
  • e. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel;
  • f. indien gebouwen niet in de bouwperceelgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrens ten minste 3 m;
  • g. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn niet zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van silo's ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - silo 27' en 'specifieke bouwaanduiding - silo 15' bedraagt ten hoogste respectievelijk 27 m en 15 m;
  • d. de bouwhoogte van masten ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - mast 15', 'specifieke bouwaanduiding - mast 20' en 'specifieke bouwaanduiding - mast 42' bedraagt ten hoogste respectievelijk 15 m, 20 m en 42 m;
  • e. de bouwhoogte van laad-, los- en overslaginstallaties ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - betonmortelcentrale' bedraagt ten hoogste 30 m;
  • f. de bouwhoogte van laad-, los- en overslaginstallaties ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - laad-, los- en overslag bedrijf bedraagt ten hoogste 10 m;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt binnen het bouwvlak ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven maximum bouwhoogte;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt buiten het bouwvlak ten hoogste 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Afwijken minimum bouwhoogte en/of bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.1 onder b en/of d om een lagere bouwhoogte voor gebouwen en/of een lager bebouwingspercentage voor gebouwen en overkappingen toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. in geval van afwijken van het minimum bebouwingspercentage: het bestaande bebouwingspercentage van het bouwperceel niet afneemt;
  • b. in geval van afwijken van de minimum bouwhoogte: met de nieuwbouw bestaande gebouwen en overkappingen met een lagere goothoogte vervangen worden of hier op aangesloten wordt, waarbij de bestaande bouwhoogte als minimummaat wordt aangehouden;
  • c. de noodzaak om gebouwen en/of overkappingen met de betreffende omvang blijkt uit een door initiatiefnemer ingediend bedrijfsplan;
  • d. de afwijkende maten ter plaatse stedenbouwkundig acceptabel zijn.
3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bevi';
  • b. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • c. per bedrijf wordt ten hoogste 50% van de bruto vloeroppervlakte als niet-zelfstandig kantoorvloeroppervlakte gebruikt, met een maximum van 2.000 m²;
  • d. bij detailhandel in volumineuze goederen als bedoeld in lid 3.1 is detailhandel in nevenassortiment niet toegestaan;
  • e. bij overige bedrijven is detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van ter plaatse vervaardigde artikelen;
    • 2. er geen sprake is van een naar buiten toe zichtbare uitstraling als winkel en;
    • 3. de oppervlakte van de fysieke uitstalruimte die gericht is op en/of toegankelijk is voor consumenten maximaal 25 m2 bedraagt.

voor de opslag van goederen geldt dat:

  • f. opslag van professioneel vuurwerk is niet toegestaan;
  • g. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 3 m op onbebouwde gronden niet is toegestaan, met uitzondering van het volgende:
    • 1. de opslag van overige goederen met een totale stapelhoogte van niet meer dan 5 m, mits dit als gevolg van een bouwwerk niet zichtbaar is vanaf de openbare ruimte.

voor het parkeren geldt dat:

  • h. parkeren plaats dient te vinden op het eigen terrein, waarbij parkeren op het dak of in een kelder is toegestaan;

voor duurzame energiebeheer geldt dat:

  • i. ten behoeve van de opwekking van zonne-energie en/of windenergie het aanbrengen of plaatsen van installaties en/of voorzieningen is toegestaan;
  • j. warmte-koude opslag in de grond niet is toegestaan;
  • k. ten behoeve van gebouwisolatie en uit het oogpunt van regenwaterbuffer het aanbrengen van groen op het dak is toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd en deze bedrijven voorzien in voldoende parkeergelegenheid waarbij in ieder geval de parkeernormen als bedoeld in bijlage Bijlage 2 Parkeernormen in acht worden genomen.
3.5.2 Nevenassortiment bij detailhandel in volumineuze goederen

Het bevoegd gezag kan afwijken van lid 3.4 onder d om de verkoop van nevenassortiment bij detailhandel in volumineuze goederen toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment;
  • b. het nevenassortimentsdeel neemt niet meer ruimte in beslag dan 20% van het netto verkoopvloeroppervlak
  • c. door de initiatiefnemer een distributieplanologisch onderzoek wordt overlegd waaruit blijkt dat geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur.
3.5.3 Afwijken van parkeren op eigen terrein

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.4 om parkeren in het openbaar gebied toe te staan, mits wordt onderbouwd dat er voldoende parkeergelegenheid kan worden geboden in de directe omgeving.

3.5.4 Warmte - koude opslag

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.4 om warmte - koude opslag in de grond toe te staan, mits middels onderzoek is aangetoond dat nabijgelegen bedrijven die reeds van warmte-koudeopslag gebruikmaken hiervan geen hinder ondervinden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden, kunstwerken en straatmeubilair;
  • b. geluidswal of –scherm;
  • c. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. op of in deze gronden worden uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 3 m respectievelijk 4,5 m;
  • c. de oppervlakte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 15 m² per voorziening.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. de hoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • b. overkappingen zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding "bedrijf" is tevens persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen, waarbinnen gebruik is toegestaan zoals opgenomen in Artikel 12 Overgangsrecht , lid 12.3 Persoonsgebonden overgangsrecht groenstrook .

Artikel 5 Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien:

  • a. er sprake is van:
    • 1. bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij alleen de bestaande fundering wordt benut, of;
    • 2. het oprichten of uitbreiden van bouwwerken waarbij de oppervlakte van de fundering maximaal 100 m² bedraagt, of;
    • 3. het oprichten of uitbreiden van bouwwerken, zonder dat er grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m moeten worden uitgevoerd, of
  • b. uit vooroverleg is gebleken dat op basis van bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek van het bevoegd gezag blijkt dat de in lid 5.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad; of
  • c. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
  • d. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • e. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord, maar de volgende voorwaarden in acht genomen worden:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/ of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, en/ of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend: afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen, verleggen of dempen van sloten en andere waterlopen en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 m;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.
5.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in sublid 5.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden indien:

  • a. uit vooroverleg is gebleken dat op basis van bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek van het bevoegd gezag blijkt dat de in lid 5.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad; of
  • b. het werkzaamheden in de bodem betreffen tot een diepte van 0,3 m onder het peil of het gebied van de werken een omvang heeft die kleiner is dan 100 m², of
  • c. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de bestaande verstoringsdiepte, of
  • d. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of
  • e. de werken en werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd, of
  • f. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingsvergunning.
5.3.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 5.3.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologische deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken of gedeeltes daarvan met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' van de planverbeelding te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn. Tevens zijn Burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen door op de verbeelding de gronden met de bestemming Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Overschrijding bouwgrenzen

Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  • c. technische installaties, mits:
    • 1. deze bouwdelen indien mogelijk uit het zicht vanaf de openbare ruite en van omwonenden worden geplaatst;
    • 2. de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
7.2 Overschrijding hoogtematen

De maximum bouwhoogte van gebouwen mag worden overschreden door dakopbouwen, liftopbouwen en technische installaties, met dien verstande dat:

  • a. de overschrijding ten hoogste 3 m bedraagt
  • b. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1/3 van de onderliggende bouwlaag met een maximum van 100 m2.
7.3 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte- en/of oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming in hoofdstuk 2 en de aanduidingsregels in artikel 8, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan de opgenomen maximummaat die is voorgeschreven, mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan de opgenomen minimummaat die is voorgeschreven, mogen worden aangehouden;
  • b. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
7.4 Ondergronds bouwen
7.4.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerk zijnde en voor het uitvoeren van werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

7.4.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, gelden de volgende bepalingen, tenzij in de regels anders is opgenomen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen de bestemmingen Groen, Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied;
  • b. binnen de overige bestemmingen zijn ondergrondse bouwwerken toegestaan binnen het bouwvlak;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van de ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder maaiveld;
  • d. bij het berekenen van de bebouwingspercentages, of van het maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
7.4.3 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.4.2 onder c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder maaiveld onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet wordt verstoord.

7.5 Tijdelijke bouwwerken

Voor het plaatsen van één of meer tijdelijke bouwwerken op de bouwplaats voor de duur van bouwwerkzaamheden, gelden de volgende bepalingen, tenzij in de regels anders is opgenomen:

  • a. het verkeer ondervindt geen onevenredige hinder van het bouwwerk;
  • b. het bouwwerk legt geen onevenredig beslag op de openbare parkeergelegenheid;
  • c. de sociale veiligheid wordt niet onevenredig bedreigd door het bouwwerk;
  • d. er ontstaat geen onevenredige schade aan de openbare groenvoorziening of er wordt een onevenredig beslag gelegd op de openbare groenvoorziening.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 beeldkwaliteitsgebied - 1
8.1.1 Gebiedsregeling

Ter plaatse van de aanduiding beeldkwaliteitsgebied - 1 gelden in aanvulling op en (indien van toepassing) in afwijking van hoofdstuk 2 de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden voor minimaal 80% in de voorgevelrooilijn gebouwd;
  • b. per bouwperceel zijn ten hoogste 3 vlaggenmasten toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt;
  • c. per bouwperceel is ten hoogste één reclamezuil toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt en de oppervlakte ten hoogste 3 m² bedraagt;
  • d. buitenopslag van goederen in het zicht van de openbare ruimte is niet toegestaan;
  • e. een loadingdock aan de openbare weg is niet toegestaan.

8.1.2 Afwijken van het bebouwingspercentage in de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1.1 onder a om om hoofdgebouwen toe te staan die voor minder dan 80% in de voorgevelrooilijn gebouwd zijn, met dien verstande dat:

  • a. het bestaande percentage waarmee gebouwen in de voorgevelrooilijn gebouwd zijn niet afneemt;
  • b. de noodzaak om gebouwen met een afwijkend percentage in de rooilijn te bouwen blijkt uit een door initiatiefnemer ingediend bedrijfsplan;
  • c. de afwijkende maten ter plaatse stedenbouwkundig acceptabel zijn.

8.2 beeldkwaliteitsgebied - 3
8.2.1 Gebiedsregeling

Ter plaatse van de aanduiding beeldkwaliteitsgebied - 3 gelden in aanvulling op en (indien van toepassing) in afwijking van hoofdstuk 2 de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden voor minimaal 80% in de voorgevelrooilijn gebouwd;
  • b. erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn zijn niet toegestaan;
  • c. reclame-uitingen anders dan geïntegreerd in het hoofdgebouw zijn niet toegestaan;
  • d. een loadingdock aan de openbare weg is niet toegestaan.
8.2.2 Afwijken van het bebouwingspercentage in de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2.1 onder a om om hoofdgebouwen toe te staan die voor minder dan 80% in de voorgevelrooilijn gebouwd zijn, met dien verstande dat:

  • a. het bestaande percentage waarmee gebouwen in de voorgevelrooilijn gebouwd zijn niet afneemt;
  • b. de noodzaak om gebouwen met een afwijkend percentage in de rooilijn te bouwen blijkt uit een door initiatiefnemer ingediend bedrijfsplan;
  • c. de afwijkende maten ter plaatse stedenbouwkundig acceptabel zijn.
8.3 beeldkwaliteitsgebied - 4
8.3.1 Gebiedsregeling

Ter plaatse van de aanduiding beeldkwaliteitsgebied - 4 gelden in aanvulling op en (indien van toepassing) in afwijking van hoofdstuk 2 de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden voor minimaal 80% in de voorgevelrooilijn gebouwd;
  • b. erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn zijn niet toegestaan;
  • c. reclame-uitingen anders dan geïntegreerd in het hoofdgebouw zijn niet toegestaan;
  • d. buitenopslag van goederen in het zicht vanaf de N206 is niet toegestaan.
  • e. een loadingdock aan de openbare weg is niet toegestaan.
8.3.2 Afwijken van het bebouwingspercentage in de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.3.1 onder a om om hoofdgebouwen toe te staan die voor minder dan 80% in de voorgevelrooilijn gebouwd zijn, met dien verstande dat:

  • a. het bestaande percentage waarmee gebouwen in de voorgevelrooilijn gebouwd zijn niet afneemt;
  • b. de noodzaak om gebouwen met een afwijkend percentage in de rooilijn te bouwen blijkt uit een door initiatiefnemer ingediend bedrijfsplan;
  • c. de afwijkende maten ter plaatse stedenbouwkundig acceptabel zijn.
8.4 beeldkwaliteitsgebied - 5
8.4.1 Gebiedsregeling

Ter plaatse van de aanduiding beeldkwaliteitsgebied - 5 gelden in aanvulling op en (indien van toepassing) in afwijking van hoofdstuk 2 de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden voor minimaal 80% in de voorgevelrooilijn gebouwd;
  • b. per bouwperceel zijn ten hoogste 3 vlaggenmasten toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt;
  • c. per bouwperceel is ten hoogste één reclamezuil toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt en de oppervlakte ten hoogste 3 m² bedraagt.
8.4.2 Afwijken van de gebiedsregeling

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.4.1 onder a, om hoofdgebouwen toe te staan die voor minimaal 40% in de voorgevelrooilijn zijn gebouwd.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 wetgevingzone - afwijkingsgebied - 1

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2 Bouwregels om gebouwen toe te staan met een hoogte van 15 meter ter plaatse van de aanduiding `wetgevingzone - afwijkingsgebied - 1`, met dien verstande dat in ieder geval de parkeernormen als bedoeld in Bijlage 2 Parkeernormen in acht worden genomen.

9.2 wetgevingzone - afwijkingsgebied - 2

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2 Bouwregels om gebouwen toe te staan met een hoogte van 18 meter op een afstand van 4,75 m van de bouwgrens ter plaatse van de aanduiding `wetgevingzone - afwijkingsgebied - 2` , met dien verstande dat:

  • a. geen afstand aangehouden hoeft te worden tot de bouwgrens aan de gevelzijde die gekeerd is naar het water van het Uitwateringskanaal en Noordwijkervaart (of Maandagse watering);
  • b. in ieder geval de parkeernormen als bedoeld in Bijlage 2 Parkeernormen in acht worden genomen.
9.3 wetgevingzone - afwijkingsgebied - 3

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2 Bouwregels om gebouwen toe te staan met een hoogte van 24 meter op een afstand van 9,5 m van de bouwgrens ter plaatse van de aanduiding `wetgevingzone - afwijkingsgebied - 3` , met dien verstande dat:

  • a. geen afstand aangehouden hoeft te worden tot de bouwgrens aan de gevelzijde die gekeerd is naar het water van het Uitwateringskanaal en Noordwijkervaart (of Maandagse watering);
  • a. geen afstand aangehouden hoeft te worden tot de bouwgrens aan de gevelzijde die gekeerd is naar de N206;
  • b. voor de gronden aan de Ambachtsweg 2, alleen gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid indien de bestemming ter plaatse is gewijzigd in Bedrijventerrein;
  • c. in ieder geval de parkeernormen als bedoeld in bijlage Bijlage 2 Parkeernormen in acht worden genomen.
9.4 wetgevingzone - afwijkingsgebied - 4

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 Bestemmingsomschrijving om ter plaatse van de aanduiding `wetgevingzone - afwijkingsgebied - 4` bedrijven toe te staan ten behoeve van prostitutie, met dien verstande dat:

  • a. het geen raam- of straatprostitutie betreft;
  • b. het geen horecabedrijf betreft, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het prostitutiebedrijf;
  • c. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
  • d. de activiteit gelet op de aard en invloed ervan, niet leidt tot een onevenredige aantasting van het karakter van de omgeving met dien verstande dat bij de beoordeling de volgende aspecten worden betrokken:
    • 1. het voorkomen of beperken van overlast op de omgeving;
    • 2. de aard van de activiteit, te weten een overwegende avond- of nachtactiviteit;
    • 3. de openbare orde;
    • 4. de verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 5. het voorkomen of beperken van een verkeersaantrekkende werking;
    • 6. het voorkomen of beperken van een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding `wetgevingzone - wijzigingsgebied 1` het plan wijzigen naar de bestemming 'Verkeer', met dien verstande dat de bestemming uitsluitend wordt gewijzigd ten behoeve van een verbeterde afwikkeling van het verkeer ter plaatse.

10.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding `wetgevingzone - wijzigingsgebied 2` het plan wijzigen naar de bestemming 'Water', met dien verstande dat de bestemming uitsluitend wordt gewijzigd op verzoek van het Hoogheemraadschap van Rijnland ten behoeve van de verbreding van het Uitwateringskanaal.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- danwel een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld in lid 12.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
12.3 Persoonsgebonden overgangsrecht groenstrook
  • a. in aanvulling op het bepaalde in het moederplan mag ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' het bestaand gebruik van de gronden door de belendende bedrijven gevestigd aan de Snijderstraat 7 a tot en met 7c en de Ververstraat 6 worden voortgezet;
  • b. het persoonsgebonden overgangsrecht als bedoeld onder a kan niet worden overgedragen aan of overgaan op een andere natuurlijke of rechtspersoon, dan de bij vaststelling van bestemmingsplan bedrijventerrein ´t Heen op 27 juni 2013 eigenaren van de hier aanwezig bedrijven;
  • c. het persoonsgebonden overgangsrecht is uitsluitend van toepassing op de huidige locatie;
  • d. het persoonsgebonden overgangsrecht vervalt indien de activiteit voor meer dan een jaar wordt onderbroken.
12.4 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan 1e gedeeltelijke herziening bedrijventerrein 't Heen' en NL.IMRO.0537.bpKATbttheenhz1-va01.

Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Katwijk d.d. 30 juni 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan '1e gedeeltelijke herziening bedrijventerrein 't Heen en NL.IMRO.0537.bpKATbttheenhz1-va01'.