direct naar inhoud van 3.2 AMvB Ruimte
Plan: Den Weeligenberg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0534.bpdenweeligenberg-VA01

3.2 AMvB Ruimte

Op 1 juli 2008 is de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. De nieuwe wet voorziet in en nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, Provincie en Gemeente. Ook de bevoegdheden voor Rijk, Provincie en Gemeente zijn voor zowel beleidsvorming als voor de uitvoering ingrijpend gewijzigd. Kern van de nieuwe wet is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen gaan realiseren.

Zowel de Nota Ruimte als het Streekplan zullen op termijn worden vervangen door een Structuurvisie waarin de ruimtelijke toekomstvisie is vastgelegd, inclusief de financiering voor die plannen. De Structuurvisie is uitsluitend zelfbindend voor overheden. Voor die belangen die juridisch doorwerking behoeven, is het besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel de AMvB Ruimte genoemd, het aangewezen instrument. De AMvB Ruimte bevat een beleidsneutrale vertaling van de bestaande ruimtelijke kaders uit de PKB's Nota Ruimte, Derde Nota Waddenzee, Structuurschema Militaire Terreinen en Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Het gaat om de kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de rijksbufferzones, de nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.

De AMvB Ruimte heeft directe gevolgen voor de ruimtelijke besluitvorming van andere overheden. Het omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch moeten doorwerken in provinciale verordeningen en bestemmingsplannen en wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. De AMvB Ruimte zal naar verwachting medio 2010 in werking treden.

3.2.1 Bundeling verstedelijking en Landelijk Gebied

Zoals aangegeven zijn in de AMvB Ruimte de beleidsuitgangspunten uit de Nota Ruimte zo beleidsneutraal mogelijk omgezet. Ten aanzien van de verstedelijking gaat het Rijk nog altijd uit van het bundelen van verstedelijking, zodat steden eenvoudiger kunnen worden ontsloten en infrastructuur en voorzieningen optimaal kunnen worden benut. Concentratie van nieuwe bebouwing beperkt ook de noodzaak om de open ruimte te gebruiken voor bebouwing, waardoor de variatie tussen stad en land behouden blijft. De provincie moet op grond van het ontwerpbesluit in een verordening regels maken die ervoor zorgen dat nieuwe bebouwing binnen het bestaande bebouwde gebied komt, óf aansluitend daarop, óf in nieuwe clusters daarbuiten. Verspreide bebouwing kan worden toegestaan als die bebouwing qua functie gebonden is aan het buitengebied of als die bebouwing past binnen specifieke regels van de provincie gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied, zoals bijvoorbeeld een 'rood-voor-groen'-regeling en een 'ruimte-voor-ruimte'-regeling. Daarbij moeten eisen worden gesteld aan de landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing buiten het bestaande bebouwde gebied. Daarnaast dient de provincie regels te formuleren over herbestemming van vrijkomende gebouwen in het buitengebied, zodat langdurige leegstand en verpaupering worden tegengegaan.

3.2.2 Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Om de biodiversiteit in Nederland te beschermen, in stand te houden en verder te ontwikkelen, heeft het Rijk de EHS aangewezen. De Provincies zijn verantwoordelijk voor de aanwijzing en begrenzing van de gebieden die de EHS vormen. Deze begrenzing kan alleen worden gewijzigd om ecologische redenen (als het de EHS ten goede komt), als ruimtelijke ontwikkelingen compensatie door grensoverschrijding nodig maken of als toepassing van de saldobenadering tot grenswijziging leidt. Ook kleinschalige ontwikkelingen kunnen aanleiding zijn voor een grensaanpassing. Voor de EHS geldt het "nee, tenzij-principe": alle nieuwe activiteiten die de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS significant aantasten zijn verboden, tenzij sprake is van groot openbaar belang en er geen andere mogelijkheden voor realisatie zijn én de negatieve gevolgen worden beperkt en gecompenseerd. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan voor gebieden die deel uitmaken van de EHS moet rekening worden gehouden met de aanwezige ecologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden. De verantwoording hierover dient deel uit te maken van de toelichting op het bestemmingsplan.

3.2.3 Nationale landschappen

De twintig nationale landschappen zijn gebieden met zeldzame en kenmerkende landschapskwaliteiten. De provincies moeten in een verordening het planologisch regime voor de nationale landschappen opnemen volgens het "ja, mits-principe": ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, zolang de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt en nieuwe bebouwing wordt gebundeld. De verordening moet binnen het nationaal landschap ruimte geven voor nieuwbouw van woningen, maar hooguit voor de eigen bevolkingsgroei, waarbij de provincie het maximaal aantal woningen vaststelt dat in een bepaalde periode in het nationaal landschap gebouwd mag worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met woningen die door herstructurering en intensivering beschikbaar komen. Bij bevolkingskrimp kan in het belang van vitaliteit en leefbaarheid van deze regel worden afgeweken.