Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels
wordt verstaan onder:
1.1 verordening:
beheersverordening
De Polders vereenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als
vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0534.BVdePolders-VA01 met
bijbehorende bestanden;
1.2
verordeningsgebied:
het gebied waarop
deze verordening van toepassing is zoals aangegeven in het besluitvlak;
1.3 aanduiding:
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis
verbonden beroep en bedrijf:
een
dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt
uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie
behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben
die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 achtererfgebied:
erf aan de
achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde
zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.7
afhankelijke woonruimte:
een aanbouw,
uitbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met
de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van
mantelzorg gehuisvest is;
1.8 agrarisch aanverwant bedrijf:
een bedrijf dat
uitsluitend of overwegend gericht is op het leveren van diensten aan
agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het
buitengebied zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het
verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van die
werktuigen of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn
cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie,
agrarisch loonwerk en broeierijbedrijven zonder opengrondteelt;
1.9 agrarisch bedrijf:
een bedrijf,
gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van
gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- akker- en
vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder
niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
- bollenteelt,
niet zijnde sierteelt, boomkwekerij/-teelt, fruitteelt en bosbouw,: de
teelt van:
- de teelt van
bloembollen, bolbloemen en knolgewassen;
- de teelt van
snijbloemen en van vergelijkbare laag blijvende eenjarige en
vastbloeiende tuinplanten;
- de teelt van
vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt.
- boomkwekerij/-teelt:
de teelt van bomen als dan niet gecombineerd met de verhandeling
daarvan;
- bosbouw: de
teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie;
- fruitteelt: de
teelt van fruit op open grond;
- gemengd
teeltbedrijf: een bedrijf dat in gelijke mate zowel gericht is op het
duurzaam en intensief telen van bloembollen, bolbloemen, snijbloemen en
van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten
in zowel de volle grond als onder glas, alsmede van vollegronds
tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt en dat ten minste 3.000
m² glas duurzaam in gebruik heeft.
- stekbedrijven:
bedrijven die nagenoeg geheel gericht zijn op het vermeerderen van
vaste planten tot het stadium van uitgangsmateriaal en dat ten minste
3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft.
- grondgebonden
veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op
open grond, waaronder ook begrepen het fokken van paarden en het houden
van geiten en schapen;
- glastuinbouw: de
teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- intensieve
kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van
intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van
daglicht.
- intensieve
veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen
en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is
van de agrarische grond als productiemiddel;
- sierteelt: de
teelt van wintergroene siergewassen, alsmede sierstruiken en sierbomen.
1.10
agrarisch handels- en exportbedrijf:
een bedrijf
gericht op het vervoer, de opslag, de oppervlakkige bewerking of de
afzet van agrarische producten zoals transport- en opslagbedrijven,
koelhuizen en dergelijke;
1.11 agrarisch hulpbedrijf:
een bedrijf dat
rechtstreeks ten dienste staat van agrarische bedrijven en gericht is
op het opslaan van goederen en het leveren van goederen en/of diensten
aan agrarische bedrijven (agrarische handels- en exportbedrijven
daaronder niet begrepen);
1.12 agrarisch loonbedrijf:
een bedrijf dat
uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan
agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en
landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud
of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur;
1.13 ander bouwwerk:
een bouwwerk,
geen gebouw zijnde;
1.14 bebouwing:
één
of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.15
bebouwingspercentage:
de oppervlakte
van gebouwen binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het
bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van
dat vlak;
1.16 bed &
breakfast:
een voorziening
gericht op het - binnen een woning en door de bewoner - bieden van de
mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als
ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit;
1.17
bedrijf:
een onderneming
gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren,
inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen;
1.18 bedrijfs- of dienstwoning:
een woning in of
bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning
door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar
noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein;
1.19 bedrijfsgebouw:
niet voor
bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of
andere voorziening;
1.20
beschikbare teeltgrond:
de bij het
bedrijf in gebruik zijnde teeltgrond voorzover gelegen binnen een
afstand van 20 km van het agrarisch bedrijfscentrum;
1.21 besluitsubvlak:
een geometrisch
bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor
ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het
gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.22 bestaande bouwwerk, object, afmeting, percentage, afstand, plaats,
situatie:
afstands-,
hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand
zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.23 bollencomplex:
de clusters van
teeltbedrijven, veilingen, afzetorganisaties, handels- en
exportbedrijven, en tuinbouwtoeleveranciers;
1.24 bouwen:
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
standplaats;
1.25 bouwgrens:
de grens van een
bouwvlak;
1.26 bouwlaag:
een doorlopend
gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van kelder-
en kapverdiepingen;
1.27 bouwperceel:
een
aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige,
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.28 bouwvlak:
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.29 bouwwerk:
elke constructie
van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond;
1.30
brutovloeroppervlakte:
de
vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een
gebouw;
1.31 bijbehorend
bouwwerk:
uitbreiding van
een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd
gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.32 daknok:
hoogste punt van
een schuin dak;
1.33 detailhandel:
het bedrijfsmatig
te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending
overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
1.34
duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond:
duurzaam in
gebruik zijnde teelgronden zijn gronden die:
- in eigendom
zijn of voor een periode van minimaal 5 jaar gepacht of gehuurd worden;
- gelegen zijn in
de Greenport of in de noordelijke of zuidelijke uitloper van de
Greenport;
1.35 erf:
al dan niet
bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een
hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van
het gebruik van dat gebouw, en, voor zover de beheersverordening
van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.36
erfbebouwing
bijbehorende
bouwwerken behorende bij de (bedrijfs-)woning;
1.37 erker:
een uitbouw van
een woning, meestal voorzien van een borstwering en aan meer zijden
voorzien van een raamconstructie;
1.38 extensieve
dagrecreatie:
niet-gemotoriseerde
recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden,
vissen, zwemmen en natuurobservatie;
1.39 gebouw:
elk bouwwerk, dat
een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
1.40 hoofdgebouw:
gebouw, of
gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer
gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het
belangrijkst is;
1.41
huishouden:
zelfstandige
bewoning door een persoon of een groep van personen, waarbij sprake is
van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de
samenstelling ervan;
1.42 logiesaccomodatie:
het bedrijfsmatig
verstrekken van een of meerdere overnachtingen waar het ontbijt voor de
volgende dag bij inbegrepen is, inclusief de daarbij bijbehorende
gebruik door de beheerder;
1.43 mantelzorg:
zorg aan een
ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale
vlak en op vrijwillige basis;
1.44 nevenfunctie:
naast de
hoofdfunctie van een agrarisch bedrijf functionerende tak, welke dient
bij te dragen aan het inkomen van het agrarische bedrijf; ondergeschikt
dient te zijn aan de agrarische hoofdfunctie van het bedrijf in
inkomsten, oppervlakte en/of tijdsbesteding en verbonden dient te zijn
aan de teeltgrond en/of het bouwvlak (erf en/of overige gronden);
1.45 onderkomen:
een voor verblijf
geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of
voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is
aan te merken, alsook een tent;
1.46
oorspronkelijke achtergevel:
de achtergevel
waarbij moet uitgegaan worden van de situatie zoals die oorspronkelijk,
dus ten tijde van de oplevering van het hoofdgebouw was;
1.47 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994,
alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar
gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van
wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door
langzaam verkeer;
1.48 peil:
- peil ten aanzien
van maaiveld: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel niet direct aan
de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van het bestaande
aansluitende maaiveld ter plaatse van de voorgevel;
- peil ten aanzien
van de weg: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel direct aan de
openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van die weg ter plaatse van
de voorgevel;
1.49
plattelandswoning:
een
bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch
bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een
persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of
terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt
beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf;
1.50 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in
goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of
toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie
ondergeschikt is aan het productieproces;
1.51 relatie:
een figuur dat
twee afzonderlijk weergegeven bestemmingsvlakken met elkaar verbindt,
zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van
één bestemmingsvlak;
1.52 seksinrichting:
een inrichting,
bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten,
waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele
handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting
worden in elk geval verstaan: een bordeel;
1.53
teeltondersteunende voorzieningen bij bollenteeltbedrijven, gemengde
bedrijven en stekbedrijven
tijdelijke
kweektunnels en afdekfolies;
1.54
teeltondersteunende voorzieningen bij grondgebonden veehouderij
bedrijven
kuilvoerplaten,
mestplaten, mestzakken en silo's;
1.55
tuincentrum:
een bedrijf
gericht op:
- de teelt en de
verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere
siergewassen;
- de verkoop van
artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband
houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond;
met daaraan
gerelateerd en daaraan ondergeschikt:
- detailhandel in
overige artikelen, zoals seizoensartikelen, kleinmeubelen,
zwembaden, tuingerelateerd speelgoed, dierbenodigdheden, niet zijnde
detailhandel in volumineuze goederen;
- horeca.
1.56 volkstuinen:
gronden waarop
voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen
worden geteeld;
1.57 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch
bedrijf met, gelet op aard, inrichting, omvang en continuïteit,
ten minste een arbeidsomvang voor één volwaardige
arbeidskracht, met een volledige dagtaak;
1.58 voorerfgebied:
erf dat geen
onderdeel is van het achtererfgebied;
1.59 voorgevel:
de gevel van het
hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als
belangrijkste gevel wordt aangemerkt;
1.60
voorgevelrooilijn:
de lijn die
horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan
de perceelsgrenzen;
1.61 woning:
een complex van
ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de
huisvesting van niet meer dan één huishouding;
1.62 woonschip:
elk vaartuig of
drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als
woning of recreatieverblijf.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing
van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil
tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen,
zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen;
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak
ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 de goothoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil
tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of
een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de hoogte van
een windturbine:
vanaf het peil
tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.5 de inhoud van
een bouwwerk:
tussen de
bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen;
2.6 de oppervlakte
van een bouwwerk:
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 de oppervlakte
van een ondergronds bouwwerk:
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
verticaal geprojecteerd op het onderliggende horizontale vlak.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2' aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
- de uitoefening
van een bollenteeltbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.9 onder b;
- de uitoefening
van een stekbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.9 onder g ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch -
stekbedrijf';
- de uitoefening
van handels- en exportactiviteiten als onderdeel van de agrarische
bedrijfsvoering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van
agrarisch - handel- en exportactiviteiten';
- containerteelt
in de bestaande omvang ter plaatste van de aanduiding 'specifieke vorm
van agrarisch - containerteelt';
- behoud,
versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en
cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
- bollenvelden;
- openheid;
- kenmerkende
landschapstructuur;
- natuur- en
landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels,
geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
- de bij deze
bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op
perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en
losvoorzieningen en toegangswegen;
- waterpartijen en
bermen;
- teeltondersteunende
voorzieningen bij bollenteeltbedrijven;
alsmede voor:
- het
wonen ter plaatste van de aanduiding 'plattelandswoning';
met daaraan
ondergeschikt:
- aan-huis-verbonden
beroep en bedrijf;
- de in tabel 3.1
genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal m² aan
bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste
van de nevenfunctie.
Tabel 3.1
Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie |
maximaal aantal m² |
|
gronden in gebruik voor nevenfunctie |
bestaande bebouwing in gebruik voor
nevenfunctie |
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten
(eventueel be- of verwerkt) |
- |
100 |
agrarisch handels- en exportbedrijf |
- |
200 |
opslag en stalling van agrarische producten in de
bestaande bebouwing |
- |
500 |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer |
alle gronden |
100 |
-
= Niet van toepassing
3.2 Bouwregels
Op deze gronden
mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- gebouwen en
bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak
worden gebouwd;
- het bepaalde
onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
- het bepaalde
onder a is niet van toepassing voor bestaande schaduwhallen;
- het aantal
bedrijfswoningen bedraagt 1 tenzij anders middels de aanduiding
'maximaal aantal wooneenheden' is aangegeven;
- overigens geldt
het volgende:
|
max. oppervlak |
max. inhoud |
max. goothoogte |
max.bouwhoogte |
bedrijfswoning (exclusief
erfbebouwing) |
|
750 m3 |
zie illustratie |
zie illustratie |
erfbebouwing bij de
bedrijfswoning |
50 m2 |
|
3 m |
4,5 m |
bedrijfsgebouwen |
250 m² per hectare
duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond met een maximum van 3.000 m² |
|
|
|
ondersteunend glas |
3.000 m2*
|
|
6 m |
10 m |
erf- of
terreinafscheidingen:
- voor de
voorgevel
- buiten
bouwvlakken
- overige
plaatsen
|
|
|
|
1 m
1 m
2 m
|
van andere
bouwwerken, geen gebouwen of windturbines zijnde |
|
|
|
6 m
|
*) dan wel het
oppervlak zoals opgenomen op de verbeelding
3.3
Afwijken van de bouwregels
3.3.1
Ten behoeve van de overschrijding van bouwgrenzen
Burgemeester en
wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
in
artikel
3 lid 2 sub a voor overschrijdingen van de grenzen van een
bouwvlak, indien dit gelet op de binnen het bouwvlak reeds aanwezige
bebouwing, voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en
overigens met inachtneming van het volgende:
- het bouwvlak mag
uitsluitend voor wat betreft de diepte met 25% worden overschreden, tot
ten hoogste 150 meter;
- de bebouwing,
waarvoor omgevingsvergunning zal worden verleend, mag op geen
grotere afstand van de overige bedrijfsbebouwing worden gebouwd dan
voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- op de gebouwen
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is het bepaalde in artikel
3 lid 2 op overeenkomstige wijze van toepassing;
- door
overschrijding van het bouwvlak de kenmerkende landschappelijke
openheid niet onevenredig wordt aangetast.
3.3.2
Ten behoeve van hulpgebouwen
Burgemeester en
wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de
regels ten behoeve van de bouw van agrarische hulpgebouwen buiten het
bouwvlak met inachtneming van de volgende bepalingen:
- per agrarisch
bedrijf mag ten hoogste één hulpgebouw met een
grondoppervlak van ten hoogste 50 m2 en een goot- en nokhoogte van ten
hoogste 3 m respectievelijk 4,5 m worden gebouwd;
- de afstand van
een hulpgebouw tot de bestemming "Verkeer" dient ten minste 50 m te
bedragen;
- de kenmerkende
landschappelijke openheid mag door de bouw van het agrarisch hulpgebouw
niet onevenredig worden aangetast.
3.3.3
Ten behoeve van uitbreiding oppervlakte glas
Burgemeester en
wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in
artikel
3 lid 2 teneinde de maximale oppervlaktemaat van glas te
vergroten, met inachtneming van het volgende:
- verzoek tot
afwijking wordt uitsluitend verleend voor volwaardige agrarische
bedrijven;
- de vergroting
van de oppervlakte glas dient daadwerkelijk noodzakelijk te zijn voor
een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
- de nieuwe
glasopstanden dienen in aansluiting op de bestaande gebouwen te worden
gebouwd;
- nieuwe
glasopstanden dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden;
- de totale
oppervlakte glas bedraagt ten hoogste 5.000 m²;
- er dient
voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij
de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische
waarden niet onevenredig worden aangetast.
3.4
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking
tot het gebruik gelden de volgende regels:
- de teelt van
ruwvoeder anders dan gras ten behoeve van de eenjarige wisselteelt als
onderdeel van het bollenteeltbedrijf, is niet toegestaan.
3.4.1
Beroep aan huis
Binnen deze
bestemming is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of
bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit, waarbij de volgende
bepalingen van toepassing zijn:
- de omvang van de
activiteit mag niet meer bedragen dan 25% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m2;
- het gebruik mag
geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer
en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
- detailhandel is
niet toegestaan, behoudens productiegebonden detailhandel;
- de activiteit
wordt uitgeoefend door de bewoner.
3.4.2
Opslag
Het is verboden:
- buiten het
bouwvlak en op onbebouwde gronden goederen op te slaan;
- binnen het
bouwvlak goederen op te staan hoger dan 4 meter.
Artikel 4 Agrarisch - Waardevolle graslanden
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Agrarisch - Waardevolle graslanden' aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
- de uitoefening
van een agrarisch bedrijf;
- behoud en
versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en
cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
- karakteristieke
graslanden;
- water;
- kenmerkende
landschapstructuur;
- weidevogels;
- waardevolle
oever- en slootvegetatie;
- de bij deze
bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelniveau,
nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en
toegangswegen;
- waterpartijen en
bermen;
- de exploitatie
als bouw- of grasland;
- schuilgelegenheden;
- teeltondersteunende
voorzieningen bij grondgebonden veehouderij bedrijven.
4.2 Bouwregels
- Uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan met een maximale
hoogte van 2 m;
- In afwijking van
het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke
vorm van agrarisch - hulpgebouw' de bestaande gebouwen toegestaan.
4.3
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking
tot het gebruik gelden de volgende regels:
- de teelt van
ruwvoeder anders dan gras ten behoeve van de eenjarige wisselteelt als
onderdeel van het bollenteeltbedrijf, is niet toegestaan.
4.3.1
Opslag
Het is verboden:
- buiten het
bouwvlak en op onbebouwde gronden goederen op te slaan;
- binnen het
bouwvlak goederen op te staan hoger dan 4 meter.
4.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1
Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden
op of in de gronden met de bestemming Agrarisch - Waardevolle
graslanden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de
volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit
te voeren:
- het aanleggen of
verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen,
vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het aanleggen
van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds
aanwezige dijken of taluds;
- het uitvoeren
van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,
diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het aanleggen of
aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
- het aanleggen
van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van
daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het verwijderen,
kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het
verwijderen van oevervegetaties;
- het scheuren van
grasland.
4.4.2
Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod
van
artikel
4 lid 4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- normaal
onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
- reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
4.4.3
Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken of
werkzaamheden als bedoeld in
artikel
4 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de
natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig
worden of kunnen worden aangetast.
4.4.4
Adviesprocedure
Alvorens omtrent
het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het
bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de deskundige inzake natuur en
landschap met betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke
en natuurwaarden door het verlenen van een omgevingsvergunning
worden aangetast.
Artikel 5 Bedrijf
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven
vallende in de categorieën 1 en 2 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten; alsmede voor:
- een
tuincentrum ter plaatse van de aanduiding;
- bij deze
bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water,
nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en
toegangswegen.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen
van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen en
bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het
bouwvlak worden gebouwd;
- het bepaalde
onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
- het aantal
bedrijfswoningen bedraagt 1 tenzij anders middels de aanduiding
'maximaal aantal wooneenheden' is aangegeven;
- overigens geldt
het volgende:
|
max. oppervlak |
max. inhoud |
max. goothoogte |
max.bouwhoogte |
bedrijfswoning (exclusief
erfbebouwing) |
|
750 m3 |
zie illustratie |
zie illustratie |
erfbebouwing bij de
bedrijfswoning |
50 m2 |
|
3 m |
4,5 m |
bedrijfsgebouwen |
zie illustratie |
|
zie illustratie |
zie illustratie |
erf- of
terreinafscheidingen:
- voor de
voorgevel
- buiten
bouwvlakken
- overige
plaatsen
|
|
|
|
1 m
1 m
2 m
|
van andere bouwwerken,
geen gebouwen zijnde |
|
|
|
3 m
|
5.3
Afwijken van de bouwregels
5.3.1
Overschrijding bouwgrenzen
Burgemeester en
wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
in
artikel
5 lid 2 sub a voor overschrijdingen van de grenzen van een
bouwvlak, indien dit gelet op de binnen het bouwvlak reeds aanwezige
bebouwing, voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en
overigens met inachtneming van het volgende:
- het bouwvlak mag
uitsluitend voor wat betreft de diepte met 25% worden overschreden, tot
ten hoogste 150 meter;
- de bebouwing,
waarvoor omgevingsvergunning zal worden verleend, mag op geen
grotere afstand van de overige bedrijfsbebouwing worden gebouwd dan
voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- op de gebouwen
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is het bepaalde in artikel
5 lid 2 op overeenkomstige wijze van toepassing;
- door
overschrijding van het bouwvlak de kenmerkende landschappelijke
openheid niet onevenredig wordt aangetast.
5.4
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking
tot het gebruik gelden de volgende regels:
- de teelt van
ruwvoeder anders dan gras ten behoeve van de eenjarige wisselteelt als
onderdeel van het bollenteeltbedrijf, is niet toegestaan.
5.4.1
Opslag
Het is verboden:
- buiten het
bouwvlak en op onbebouwde gronden goederen op te slaan;
- binnen het
bouwvlak goederen op te staan hoger dan 6 meter.
5.5
Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1
Staat van bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en
wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in:
- artikel
5 lid 1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in
één categorie hoger van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten, indien en voorzover het betrokken bedrijf naar
aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze en
bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven
maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de
ingevolge artikel
5 lid 1 toegelaten categorieën van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten;
- artikel
5 lid 1 teneinde bedrijven - geen geluidshinderlijke
inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en geen
detailhandelsbedrijven zijnde -toe te laten die niet in de Staat van
Bedrijfsactiviteiten zin genoemd, indien en voorzover het betrokken
bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke
werkwijze en bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren
tot de ingevolge artikel
5 lid 1 toegelaten categorieën van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten.
Artikel 6 Bedrijf - Agrarisch aanverwant
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf
- Agrarisch aanverwant' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- ter plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - cat.1': een
agrarische hulp- en nevenbedrijven behorende tot categorie 1 van de
Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- ter plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - cat.3.1': een agrarische
hulp- en nevenbedrijven behorende tot maximaal categorie 3.1 van de
Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- ter plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - cat.3.2': een agrarische
hulp- en nevenbedrijven behorende tot maximaal categorie 3.2 van de
Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- de teelt van
bollen bij wijze van neventak;
- bij deze
bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water op
perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en
losvoorzieningen en toegangswegen
6.2
Bouwregels
Voor het bouwen
van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen en
bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak
worden gebouwd;
- het bepaalde
onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
- het aantal
bedrijfswoningen bedraagt 1 tenzij anders middels de aanduiding
'maximaal aantal wooneenheden' is aangegeven;
- overigens geldt
het volgende:
|
max. oppervlak |
max. inhoud |
max. goothoogte |
max.bouwhoogte |
bedrijfswoning (exclusief
erfbebouwing) |
|
750 m3 |
zie illustratie |
zie illustratie |
erfbebouwing bij de
bedrijfswoning |
50 m2 |
|
3 m |
4,5 m |
bedrijfsgebouwen |
bestaand oppervlak |
|
zie illustratie |
zie illustratie |
erf- of
terreinafscheidingen:
- voor de
voorgevel
- buiten
bouwvlakken
- overige
plaatsen
|
|
|
|
1 m
1 m
2 m
|
van andere bouwwerken,
geen gebouwen zijnde |
|
|
|
3 m
|
6.3
Afwijken van de bouwregels
6.3.1
Overschrijding bouwgrenzen
Burgemeester en
wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
in
artikel
6 lid 2 sub a voor overschrijdingen van de grenzen van een
bouwvlak, indien dit gelet op de binnen het bouwvlak reeds aanwezige
bebouwing, voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en
overigens met inachtneming van het volgende:
- het bouwvlak mag
uitsluitend voor wat betreft de diepte met 25% worden overschreden, tot
ten hoogste 150 meter;
- de bebouwing,
waarvoor omgevingsvergunning zal worden verleend, mag op geen
grotere afstand van de overige bedrijfsbebouwing worden gebouwd dan
voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- op de gebouwen
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is het bepaalde in artikel
6 lid 2 op overeenkomstige wijze van toepassing;
- door
overschrijding van het bouwvlak de kenmerkende landschappelijke
openheid niet onevenredig wordt aangetast.
6.4
Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1
Staat van bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en
wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in:
- artikel
6 lid 1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in
één categorie hoger van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten, indien en voorzover het betrokken bedrijf naar
aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze en
bijzondere verschijnings-vorm alsmede getoetst aan de aangegeven
maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de
ingevolge artikel
6 lid 1 toegelaten categorieën van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten;
- artikel
6 lid 1 teneinde bedrijven - geen geluidshinderlijke
inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en geen
detailhandelsbedrijven zijnde -toe te laten die niet in de Staat van
Bedrijfsactiviteiten zin genoemd, indien en voorzover het betrokken
bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke
werkwijze en bijzon-dere verschijningsvorm) geacht kan worden te
behoren tot de ingevolge artikel
6 lid 1 toegelaten categorieën van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten.
Artikel 7 Bedrijf - Handels- en exportbedrijf
7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf
- Handels- en exportbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- handels- en
exportbedrijven;
- bollenteelt bij
wijze van neventak;
- bij deze
bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water op
perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en
losvoorzieningen en toegangswegen
7.2
Bouwregels
Voor het bouwen
van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen en
bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak
worden gebouwd;
- het bepaalde
onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
- het aantal
bedrijfswoningen bedraagt 1 tenzij anders middels de aanduiding
'maximaal aantal wooneenheden' is aangegeven;
- overigens geldt
het volgende:
|
max. oppervlak |
max. inhoud |
max. goothoogte |
max.bouwhoogte |
bedrijfswoning (exclusief
erfbebouwing) |
|
750 m3 |
zie illustratie |
zie illustratie |
erfbebouwing bij de
bedrijfswoning |
50 m2 |
|
3 m |
4,5 m |
bedrijfsgebouwen |
bestaand oppervlak |
|
zie illustratie |
zie illustratie |
erf- of
terreinafscheidingen:
- voor de
voorgevel
- buiten
bouwvlakken
- overige
plaatsen
|
|
|
|
1 m
1 m
2 m
|
van andere bouwwerken,
geen gebouwen zijnde |
|
|
|
3 m
|
7.3
Afwijken van de bouwregels
7.3.1
Overschrijding bouwgrenzen
Burgemeester en
wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
in
artikel
7 lid 2 sub a voor overschrijdingen van de grenzen van een
bouwvlak, indien dit gelet op de binnen het bouwvlak reeds aanwezige
bebouwing, voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en
overigens met inachtneming van het volgende:
- het bouwvlak mag
uitsluitend voor wat betreft de diepte met 25% worden overschreden, tot
ten hoogste 150 meter;
- de bebouwing,
waarvoor omgevingsvergunning zal worden verleend, mag op geen
grotere afstand van de overige bedrijfsbebouwing worden gebouwd dan
voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- op de gebouwen
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is het bepaalde in artikel
7 lid 2 op overeenkomstige wijze van toepassing;
- door
overschrijding van het bouwvlak de kenmerkende landschappelijke
openheid niet onevenredig wordt aangetast.
Artikel 8 Bos
8.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bos;
- water;
- extensieve
dagrecreatie;
- behoud, herstel
en ontwikkeling van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden
mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden
mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
- de bouwhoogte
van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
8.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1
Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden
op of in de gronden met de bestemming 'Bos' zonder of in afwijking van
een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de
volgende werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen of
verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen,
vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het aanleggen
van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds
aanwezige dijken of taluds;
- het uitvoeren
van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,
diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het aanleggen of
aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
- het aanleggen
van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van
daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het verwijderen,
kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het
verwijderen van oevervegetaties.
8.3.2
Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod
van
artikel
8 lid 3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- normaal
onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
- reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
8.3.3
Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken of
werkzaamheden als bedoeld in
artikel
8 lid 3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de
natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig
worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- openbare
dienstverlening, sociale en welzijnsvoorzieningen, cultuur,
verenigingsleven, voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en
religieuze doeleinden en andere daarmee te vergelijken voorzieningen;
- bij deze
bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen,
nutsvoorzieningen, water op perceelsniveau en toegangswegen.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen
van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen en
bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak
worden gebouwd;
- het bepaalde
onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
- bedrijfswoningen
zijn niet toegestaan;
- overigens geldt
het volgende:
|
max. oppervlak |
max. inhoud |
max. goothoogte |
max.bouwhoogte |
gebouwen |
bestaand oppervlak |
|
zie illustratie |
zie illustratie |
erf- of
terreinafscheidingen:
- voor de
voorgevel
- buiten
bouwvlakken
- overige
plaatsen
|
|
|
|
1 m
1 m
2 m
|
van andere bouwwerken,
geen gebouwen zijnde |
|
|
|
3 m
|
Artikel 10 Recreatie
10.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- dagrecreatie en
de daarbij behorende voorzieningen;
- ter plaatse van
de aanduiding 'sportveld': sportvelden;
- ter plaatse van
de aanduiding 'volkstuin': volkstuinen;
- ter plaatse van
de aanduiding 'bed & breakfast': een bed & breakfast
(logiesaccommodatie) behorende bij de naastgelegen woning;
- bij deze
bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen,
nutsvoorzieningen, water op perceelsniveau en toegangswegen.
10.2
Bouwregels
Voor het bouwen
van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen en
bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak
en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- het bepaalde
onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
- bedrijfswoningen zijn
niet toegestaan;
- overigens geldt
het volgende:
|
max. oppervlak |
max. inhoud |
max. goothoogte |
max.bouwhoogte |
bedrijfsgebouwen |
bestaand oppervlak |
|
zie illustratie |
zie illustratie |
erf- of
terreinafscheidingen:
- voor de
voorgevel
- buiten
bouwvlakken
- overige
plaatsen
|
|
|
|
1 m
1 m
2 m
|
van andere bouwwerken,
geen gebouwen zijnde |
|
|
|
3 m
|
10.2.1
Bebouwing ten behoeve van sportvelden
Op de gronden met
de nadere aanduiding 'sportvelden' mogen uitsluitend berg- en
kleedruimten, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met in
achtname van het volgende:
- de bouwhoogte
van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste
bedragen:
- 4 m voor
berg- en kleedruimten;
- 9 m
voor ballenvangers en (licht)masten 8 m;
- 2 m
voor terreinafscheidingen;
- 3
m voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- de oppervlakte
mag niet meer bedragen dan het bestaande oppervlak.
10.2.2
Bebouwing ten behoeve van volkstuinen
Op de gronden met
de nadere aanduiding 'volkstuinen' mogen uitsluitend bergkasten,
hobbykassen en bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde,
worden gebouwd met in achtname van het volgende:
- indien en
voorzover de oppervlakte van de volkstuin groter is dan 100 m2
mogen bergingen worden gebouwd, met een maximumoppervlakte van 5 m2
per volkstuin;
- de gezamenlijke
oppervlakte van hobbykassen mag ten hoogste 10% van de oppervlakte van
de volkstuin bedragen met een maximum van 25 m2 per
volkstuin;
- de bouwhoogte
van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste
bedragen:
- 2,25 m voor
bergkasten en hobbykassen;
- 2 m voor
terreinafscheidingen;
- 3 m voor
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 11 Verkeer
11.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen met ten
hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken,
voet- en fietspaden;
- bij deze
bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen,
groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, bruggen,
straatmeubilair, reclame-uitingen en water op perceelsniveau.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden
mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden
mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
- de bouwhoogte
van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de
verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten
hoogste 3 m.
Artikel 12 Water
12.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- water ten
behoeve van de waterhuishouding;
- verkeer te
water;
- ter plaatse van
de aanduiding 'ligplaats': tevens voor woonschepen, waarbij per
aanduiding niet meer dan 1 woonschip afgemeerd mag zijn;
- in aansluiting
op de bestemming Recreatie - dagrecreatie voor visvijvers en
extensieve dagrecreatie;
- ondergeschikt
groen;
- bruggen ten
behoeve van langzaam verkeer en/of bestemmingsverkeer.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden
mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden
mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
- de bouwhoogte
van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de
verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 13 Wonen
13.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het wonen
daaronder begrepen aan-huis-verbonden beroep en bedrijf;
- een
plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding
‘plattelandswoning’;
- bij deze
bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen,
parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen
van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen en
bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak
worden gebouwd;
- het bepaalde
onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
- uitsluitend het
bestaande aantal woningen is toegestaan;
- de maximale
woningdiepte bedraagt 12 m;
- indien woningen
vrijstaand of twee aaneen worden gebouwd, dient de afstand tot de
erfscheiding ten minste 3 m te bedragen;
- de afstand van
gebouwen tot een waterloop of tot de zij- of achtererfscheiding dient
ten minste 3 m te bedragen;
- bij sloop en
nieuwbouw van een woning mag de woning uitsluitend op de zelfde plaats
worden terug gebouwd;
- overigens geldt
het volgende::
|
max. oppervlak |
max. inhoud |
max. goothoogte |
max.bouwhoogte |
woning (exclusief
erfbebouwing) |
|
500 m3 |
zie illustratie |
zie illustratie |
erfbebouwing bij de woning |
50 m2 |
|
3 m |
4,5 m |
erf- of
terreinafscheidingen:
- voor de
voorgevel
- buiten
bouwvlakken
- overige
plaatsen
|
|
|
|
1 m
1 m
2 m
|
van andere bouwwerken,
geen gebouwen zijnde |
|
|
|
5 m
|
13.3
Afwijken van de bouwregels
13.3.1
Beroep aan huis
Burgemeester en
wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de
regels voor de bouw van een aan de woning aangebouwde kantoor- of
praktijk-ruimte voor beoefenaren van aan huis verbonden beroep en
bedrijf, waarvan het oppervlak ten hoogste 50 m2 mag
bedragen, met dien verstande dat:
- het gezamenlijk
oppervlak van bijgebouwen en kantoor- of praktijkruimte ten hoogste 75 m2
bedraagt;
- de kantoor- of
praktijkruimte wordt opgericht achter de voorgevellijn van de woning;
- de goothoogte
van de kantoor- of praktijkruimte ten hoogste de hoogte van de eerste
bouwlaag van de woning bedraagt;
- het bouwvlak
voor ten hoogste 50% van het grondoppervlak wordt bebouwd.
13.3.2
Herbouw op een andere locatie
Burgemeester en
wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in
artikel
13 lid 2 sub g ten behoeve van de herbouw van een woning
buiten de bestaande fundamenten, met inachtneming van het volgende:
- de nieuwe
woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- de naar de weg
gekeerde gevel van de nieuwe woning dient zich te bevinden op
een afstand van 15 tot 25 m uit de as van die weg of op de afstand
die ten minste dient te worden aangehouden in verband met de Wet
geluidhinder;
- er mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische
bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als
de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).
13.4 Specifieke
gebruiksregels
13.4.1 Oppervlakte
beroep aan huis
Binnen deze
bestemming is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep
toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de
volgende bepalingen van toepassing zijn:
- de omvang van de
activiteit mag niet meer bedragen dan 25% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m2;
- het gebruik mag
geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer
en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
- detailhandel is
niet toegestaan, behoudens productiegebonden detailhandel;
- de activiteit
wordt uitgeoefend door de bewoner.
13.4.2 Gebruik van
bijbehorende bouwwerken
Voor het gebruik
van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- een gebruik in
strijd met de verordening is in ieder geval het wonen in vrijstaande
bijgebouwen.
Artikel 14 Waarde - Archeologie - 1
14.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde -
Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de
bescherming van archeologische waarden.
14.2
Bouwregels
- Op deze gronden
mogen ten behoeve van de in artikel
14 lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en
bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of
definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits
de bepalingen van artikel
14 lid 3 vooraf in acht zijn genomen.
- Tevens mogen op
deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht
voor de primaire bestemming(en), mits de bepalingen van artikel
14 lid 3 vooraf in acht zijn genomen.
14.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
14.3.1
Verbod
Het is verboden
op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1
zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren
van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van
burgemeester en wethouders de hierna onder
artikel
14 lid 3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren of te doen, dan wel te laten uitvoeren die
dieper reiken dan 0,3 m beneden maaiveld en die tevens een (totale)
terreinoppervlakte groter dan 100 m² beslaan.
14.3.2
Vergunningvereiste
Het
vergunningvereiste betreft de volgende werken, dan wel werkzaamheden:
- grondwerkzaamheden,
waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude
funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van
gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers
en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- het aanleggen of
rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden
verwijderd;
- het aanleggen
van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en
daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het verlagen van
het waterpeil;
- het werken met
opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en
ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische
vondsten en relicten;
- het heien van
palen en slaan van damwanden.
14.3.3
Archeologisch rapport
De aanvrager van
een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch
rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein,
dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van
burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld.
14.3.4
Toelaatbaarheid
De werken, geen
bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld in
artikel
14 lid 3.2 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze
door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de
bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
14.3.5
Uitzonderingen
- het gaat om
onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en
beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels
en leidingen;
- de werken of
werkzaamheden:
- reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- mogen worden
uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden of
een ontgrondingenvergunning.
14.3.6
Voorwaarden
Aan de
omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
- de verplichting
tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
- de verplichting
tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch
onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek
(zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
- de verplichting
tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische
waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
- de verplichting
tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren
van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
- de verplichting
de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door
een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die
voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties
(archeologische begeleiding).
14.3.7
Programma van Eisen
Archeologisch
onderzoek zoals bedoeld in
artikel
14 lid 3.6 wordt uitgevoerd op basis van een programma van
eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse
Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het college van
burgemeester en wethouders. In het programma van eisen wordt aangegeven
op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden,
worden uitgevoerd.
Artikel 15 Waarde - Archeologie - 2
15.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde -
Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de
bescherming van archeologische waarden.
15.2
Bouwregels
- Op deze gronden
mogen ten behoeve van de in artikel
15 lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en
bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of
definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits
de bepalingen van artikel
15 lid 3 vooraf in acht zijn genomen.
- Tevens mogen op
deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht
voor de primaire bestemming(en), mits de bepalingen van artikel
15 lid 3 vooraf in acht zijn genomen.
15.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1
Verbod
Het is verboden
op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie
- 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van
burgemeester en wethouders de hierna onder
artikel
15 lid 3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren of te doen, dan wel te laten uitvoeren die
dieper reiken dan 1 m beneden maaiveld en die tevens een (totale)
terreinoppervlakte groter dan 500 m² beslaan.
15.3.2
Vergunningvereiste
Het
vergunningvereiste betreft de volgende werken, dan wel werkzaamheden:
- grondwerkzaamheden,
waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude
funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van
gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers
en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- het aanleggen of
rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden
verwijderd;
- het aanleggen
van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en
daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het verlagen van
het waterpeil;
- het werken met
opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en
ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische
vondsten en relicten;
- het heien van
palen en slaan van damwanden.
15.3.3
Archeologisch rapport
De aanvrager van
een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch
rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein,
dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van
burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld.
15.3.4
Toelaatbaarheid
De werken, geen
bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld in
artikel
15 lid 3.2 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze
door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de
bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
15.3.5
Uitzonderingen
- het gaat om
onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en
beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels
en leidingen;
- de werken of
werkzaamheden:
- reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- mogen worden
uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden of
een ontgrondingenvergunning.
15.3.6
Voorwaarden
Aan de
omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
- de verplichting
tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
- de verplichting
tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch
onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek
(zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
- de verplichting
tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische
waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
- de verplichting
tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren
van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
- de verplichting
de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door
een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die
voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties
(archeologische begeleiding).
15.3.7
Programma van Eisen
Archeologisch
onderzoek zoals bedoeld in
artikel
15 lid 3.6 wordt uitgevoerd op basis van een programma van
eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse
Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het college van
burgemeester en wethouders. In het programma van eisen wordt aangegeven
op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden,
worden uitgevoerd.
Artikel 16 Waarde - Archeologie - 3
16.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde -
Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de
bescherming van archeologische waarden.
16.2
Bouwregels
- Op deze gronden
mogen ten behoeve van de in artikel
16 lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en
bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of
definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits
de bepalingen van artikel
16 lid 3 vooraf in acht zijn genomen.
- Tevens mogen op
deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht
voor de primaire bestemming(en), mits de bepalingen van artikel
16 lid 3 vooraf in acht zijn genomen.
16.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1
Verbod
Het is verboden
op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie
- 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van
burgemeester en wethouders de hierna onder
artikel
16 lid 3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren of te doen, dan wel te laten uitvoeren die
dieper reiken dan 0,3 m beneden maaiveld en die tevens een
(totale) terreinoppervlakte groter dan 500 m² beslaan.
16.3.2
Vergunningvereiste
Het
vergunningvereiste betreft de volgende werken, dan wel werkzaamheden:
- grondwerkzaamheden,
waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude
funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van
gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers
en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- het aanleggen of
rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden
verwijderd;
- het aanleggen
van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en
daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het verlagen van
het waterpeil;
- het werken met
opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en
ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische
vondsten en relicten;
- het heien van
palen en slaan van damwanden.
16.3.3
Archeologisch rapport
De aanvrager van
een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch
rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein,
dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van
burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld.
16.3.4
Toelaatbaarheid
De werken, geen
bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld in
artikel
16 lid 3.2 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze
door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de
bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
16.3.5
Uitzonderingen
- het gaat om
onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en
beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels
en leidingen;
- de werken of
werkzaamheden:
- reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- mogen worden
uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden of
een ontgrondingenvergunning.
16.3.6
Voorwaarden
Aan de
omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
- de verplichting
tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
- de verplichting
tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch
onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek
(zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
- de verplichting
tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische
waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
- de verplichting
tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren
van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
- de verplichting
de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door
een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die
voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties
(archeologische begeleiding).
16.3.7
Programma van Eisen
Archeologisch
onderzoek zoals bedoeld in
artikel
16 lid 3.6 wordt uitgevoerd op basis van een programma van
eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse
Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het college van
burgemeester en wethouders. In het programma van eisen wordt aangegeven
op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden,
worden uitgevoerd.
Artikel 17 Waterstaat - waterkering
17.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de
andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor (de bescherming
van) waterkeringen, watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en
andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen en
waterbergingsgebieden.
17.2
Bouwregels
Op de in
artikel
17 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken
ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale
bouwhoogte van 3 m.
17.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van
het bepaalde in
artikel
17 lid 2 en toe te staan dat ten behoeve van en volgens de
regels van onderliggende bestemming gebouwen en andere bouwwerken
worden gebouwd, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van
het doelmatig functioneren van de waterhuishouding en de waterkering,
en er vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van
de betreffende watergang en waterkering.
3 Algemene regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal
in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de
beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Algemene bouwregels
19.1
Afwijkende maten
- In die gevallen
dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of
afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in
overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving
tot stand zijn gekomen, afwijkt van hetgeen in de bouwregels
in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk
toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of
afstand in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
- In die gevallen
dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het
bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand is gekomen, meer
bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is
voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als
maximaal toegestaan.
Artikel 20 Algemene gebruiksregels
20.1 Strijdig
gebruik
-
Onder met de
beheersverordening strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het
gebruik van/of het laten gebruiken van:
- onbebouwde
gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- onbebouwde
gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- stacaravans
en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
- onbebouwde
gronden als kampeerterrein;
- vrijstaande
bijgebouwen voor bewoning;
- onbebouwde
gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of
onderdelen daarvan;
- onbebouwde
gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet
betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van
geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud
van die tuinen.
- Nieuwe
bouwwerken worden gebruikt overeenkomstig het ter plaatse conform
hoofdstuk 2 toegestane gebruik van de gronden of van de bestaande
gebouwen waarbij zij worden gebouwd.
Artikel 21 Algemene afwijkingsregels
21.1 Algemeen
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning in afwijking van de
verordening te verlenen:
- ten behoeve van
het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor
nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes,
telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en
transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor
motorbrandstoffen,waarvan de oppervlakte niet meer dan 50 m3
en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
- indien en
voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en
bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van
het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het
terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven
niet meer dan 2 m bedragen;
- voor afwijkingen
van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die
afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 15% van de in het plan
aangegeven maten en percentages;
- ten behoeve van
het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 40 m;
- overschrijding
van bouw- en bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor
een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of
bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de
werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter
niet meer dan 3 m bedragen en geen vergroting van bestemmings- of
bouwvlakken inhouden en mogen voorts niet ten koste gaan van de in
hoofdstuk 2 bepaalde afstanden tot waterlopen.
21.2
Mantelzorg
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken
van de regels en toestaan dat een deel van de
(bedrijfs-)woning of bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs-)woning als
afhankelijke woonruimte (inwoning) wordt gebruikt, met dien verstande,
dat:
- een dergelijke
bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
- op het perceel
al een wooneenheid aanwezig is;
- er geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen
waaronder die van omwonenden en bedrijven;
- per wooneenheid
maximaal één situatie van inwoning ten behoeve van
mantelzorg is toegestaan;
- inwoning in
beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de
wooneenheid, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge
verbinding met de wooneenheid dient te hebben;
- het gebruik van
een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend
toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan de wooneenheid
voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
- maximaal 80 m2
van het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk mag worden gebruikt ten
behoeve van de inwoning; h. na de beëindiging van de
mantelzorgsituatie de wooneenheid weer in oorspronkelijke vorm wordt
teruggebracht.
21.3 Randvoorwaarden
Burgemeester en
wethouders verlenen slechts medewerking aan een omgevingsvergunning
voor het afwijken mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en
bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de
milieusituatie;
- de
verkeersveiligheid;
- de sociale
veiligheid;
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
22.1
Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat
op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig
of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits
deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
- na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen
wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet
gegaan.
- Het bevoegd
gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een
bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het eerste lid
is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder
vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder
begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2
Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van
grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
- Het is verboden
het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste
lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard
en omvang wordt verkleind.
- Indien het
gebruik, bedoeld in het lid a, na het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar
wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of
te laten hervatten.
- Het bepaalde
onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 23 Slotregel
Deze regels
worden aangehaald als:
Regels van
bestemmingsplan De Polders .