Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Frederikslaan
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0534.BPfrederikslaan2-VA01

4.10 Archeologie en cultuurhistorie

Het Europees verdrag van Malta werd in 1992 ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland. Doelstelling van het verdrag is de veiligstelling van het (Europees) archeologisch erfgoed. De Monumentenwet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen, rekening te houden met de in hun bodem aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.
 
In mei 2007 is in opdracht van de gemeente Hillegom de Nota Archeologie Hillegom ‘Naar een realistische en duurzame omgang met het archeologisch erfgoed in de gemeente Hillegom’ door RAAP opgesteld. Deze nota dient een eerste aanzet te geven voor het formuleren van het gemeentelijk archeologisch beleid, en te inventariseren wat er in deze ‘overgangsfase’ door de gemeente Hillegom op het gebied van de archeologische monumentenzorg geregeld dient te worden, uitgaande van de aanstaande wettelijke verplichting hiertoe. Tegelijk met de Nota Archeologie Hillegom heeft de gemeente Hillegom onderzoeksbureau RAAP verzocht een archeologische vindplaats- en verwachtingskaart voor het gemeentelijk grondgebied te vervaardigen (‘beleidskaart’). Aan de vindplaats- en verwachtingskaart zijn voorschriften voor in bestemmingsplannen gekoppeld. Om die reden wordt gesproken van een archeologische beleidskaart, zie onderstaande afbeelding.
 
UItsnede verwachtingskaart
Uitsnede Archeologische beleidskaart
   
Op de beleidskaart staat onderhavig plangebied aangemerkt als ‘strandwal al dan niet met duinen' en 'deels afgegraven strandwal'. Volgens de nota geldt voor deze gronden een hoge en middelmatige archeologische verwachtingswaarde. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is derhalve noodzakelijk.
 
Conclusie
Door ARC is er een bureauonderzoek en een verkennend onderzoek uitgevoerd. Volgens het bureau-onderzoek ligt de onderzoekslocatie in het buitengebied ten zuidwesten van Hillegom op de overgang van een afgegraven strandwal naar een ingesloten strandvlakte. De strandwal heeft afhankelijk van de mate van bodembewerking een hoge tot middelhoge trefkans trefkans op archeologische resten uit de periode vanaf het Neolithicum. In de directe omgeving van de onderzoekslocatie zijn waarnemingen bekend uit de periode Laat-Neolithicum – Romeinse Tijd. Mogelijk is de bodem op de onderzoekslocatie tot grote diepte verstoord door bodemverbetering ten behoeve van de bollenteelt. Het westelijk deel van het terrein ligt mogelijk binnen omgespoten gronden waarin geen kans meer is op intacte archeologische resten.
 
Uit het verkennend booronderzoek is gebleken dat de onderzoekslocatie op de overgang van de strandwal naar de strandvlakte ligt. De bodem binnen het grootste deel van het onderzoeksterrein vergraven tot een een diepte van 80 tot 140 cm – mv. Hieronder zijn strandafzettingen aanwezig. In het centrale deel is in één boring nog een dunne laag intact veen op het strandzand aangetroffen. In het strandzand zijn geen oudere vegetatiehorizonten waargenomen, die in het verleden geschikt geweest kunnen zijn voor bewoning. Ook zijn in de boringen geen archeologische indicatoren aangetroffen. In het noordwestelijk deel van het terrein is de bodem, zoals verwacht, omgespoten tot een minimale diepte van 2,8 m –mv, waardoor de eventueel aanwezige archeologische resten geheel zijn verstoord.
 
Op basis van de resultaten van het verkennende booronderzoek wordt geconcludeerd dat er binnen de onderzoekslocatie waarschijnlijk geen archeologische resten en/of sporen (meer) aanwezig zijn.