1.1 plan
Het bestemmingsplan Nieuweweg 2 met identificatienummer NL.IMRO.0534.BPNIEUWEWEG2-VA01 van de gemeente Hillegom.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 achtererfgebied:
Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,0 m van de voorgevelrooilijn, van het hoofdgebouw.
1.6 agrarisch handels- en exportbedrijf
Een bedrijf, in overwegende mate gericht op het vervoer, de opslag, de oppervlakkige bewerking of de afzet van aan het agrarisch bedrijf verwante producten, zoals een distributiecentrum, pak- en koelhuis e.d.
1.7 andere bouwwerken
Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
1.8 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bestaand
- ten aanzien van bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan of mag worden gebouwd;
- ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.10 bedrijfswoning
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.11 bedrijfsvloeroppervlakte
De totale oppervlakte van alle bouwlagen van gebouwen met inbegrip van daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.12 bestaande maten en aantallen
Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.13 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of een ander bouwwerk met dak en ondergeschikt aan het hoofdgebouw.
1.16 bijgebouw
Een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.17 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.18 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.19 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.21 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.24 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.25 hoofdgebouw
Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.26 kantoor
een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden.
1.27 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie al dan niet ondergronds.
1.28 ondergeschikt bouwdeel
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak;
1.29 opslag
Het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
1.30 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.31 peil
- voor een gebouw of bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een gebouw of bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld voor het begin van de bouw.
1.32 perceel
Gronden die bij elkaar horen, omdat zij aan elkaar grenzen en in het gebruik een eenheid vormen, doordat zij uitsluitend bij hetzelfde bedrijf, dezelfde woning of dezelfde instelling behoren.
1.33 perceelsgrens
- Algemeen: grens van een bouw perceel;
- Voor: de grens van een perceel gelegen aan de zijde van de voorgevel van de woning;
- Zij: de grens tussen twee percelen, die de voor- en achterzijde van een perceel verbindt;
- Achter: de van de weg afgekeerde grens van een perceel;
indien meerdere zijden van het perceel van de weg afgekeerd zijn, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan.
1.34 prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.35 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.36 uitbouw
Een ondergeschikt bijgebouw dat deel uitmaakt van het hoofdgebouw als zijnde vergroting van de bestaande ruimten, op de begane grond.
1.37 verbeelding
de digitale of analoge tekening van het bestemmingsplan.
1.38 voorgevel
De op de weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw dat maximaal één voorgevel heeft.
1.39 voorgevelrooilijn
- perceel: de snijlijn van de voorgevel van een woning of hoofdgebouw en het grondvlak waarop de woning of het hoofdgebouw zich bevindt alsmede het verlengde (denkbeeldige doorgetrokken lijn) ervan binnen het bouwperceel;
- bestaand gebied: de langs de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging heeft ten opzichte van de naastgelegen bouwpercelen.
1.40 woning
Een hoofdgebouw dat opgericht is op een bouwperceel waarvan de bestemming wonen van kracht is en dat bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 De afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens
De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel.
2.2 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of hart van scheidsmuren, gemeten 1,0 m boven peil.
2.3 De bouwhoogte van een gebouw
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 De goothoogte van een bouwwerk
Bij een bouwwerk op vlak maaiveld:
- de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het peil.
Bij bouwwerken op een talud of een dijk:
- de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein.
2.5 De oppervlakte van een gebouw
Tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren op 1,0 m boven peil.
2.6 De inhoud van een gebouw
Boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, buitenzijde van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en de buitenzijde van daken, met inbegrip van aangebouwde bijgebouwen en dakkapellen.
2.7 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzicht van het horizontale vlak.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor '
Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel- en exportbedrijf' voor:
- agrarische handels- en exportactiviteiten behorende bij een distributiecentrum, pak- en koelhuis (SBI-2008: 52102; 52109) in maximaal milieucategorie 3.1 en een bloembollendroog- en prepareerbedrijf (SBI-2008: 0163) in maximaal milieucategorie 2;
- ondergeschikte kantooractiviteiten;
- een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
3.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- het percentage aan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mag per bouwvlak niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
- binnen een afstand van 15 m van de wegas mogen geen gebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
- de afstand van gebouwen tot een waterloop dient tenminste 2 m of tot de zij- of achtererfscheiding dient ten minste 3 m te bedragen;
- indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, dient de onderlinge afstand ten minste 3 m te bedragen;
- het aantal bedrijfswoningen bedraagt 1, tenzij anders middels de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is aangegeven.
3.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
- andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
- 10 m voor lichtmasten;
- 2 m voor terreinafscheidingen;
- 6 m voor overige andere bouwwerken.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik van de in
artikel 3 lid 1 bedoelde gronden geldt dat:
- geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
- detailhandelsbedrijven niet zijn toegestaan;
- één bedrijf is toegestaan;
- tot 500 m² b.v.o aan ondergeschikte kantooractiviteiten is toegestaan.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groen(voorzieningen) en water;
- voet- en fietspaden;
- geluidwerende voorzieningen;
- kunstwerken;
- duikers;
- bij de bestemming behorende voorzieningen waaronder nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, voorzieningen voor de waterhuishouding en straatmeubilair.
4.2 Bouwregels
Op de in
artikel 4 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen zijn niet toegestaan;
in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat uitsluitend nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, waarbij:
- de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
- de nutsvoorziening uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan.
4.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
- 10 m voor lichtmasten;
- 4 m voor overige andere bouwwerken.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor '
Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- waterhuishouding en waterberging;
- waterlopen en waterpartijen;
- groenvoorzieningen;
- infiltratievoorzieningen;
- kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
- waterbouwkundige kunstwerken en voorzieningen;
- één en ander met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en (on)bebouwde terreinen.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- Op de voor 'Water' aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 4 m voor waterstaatkundige bouwwerken en maximaal 3 m voor overige bouwwerken.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Overschrijding van bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels, uitsluitend worden overschreden door:
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits:
- de overschrijding niet meer bedraagt dan 2,5 m;
ten aanzien van erkers, entreeportalen en veranda's voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- de goothoogte bedraagt maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag plus 0,3 m van het hoofdgebouw;
- de afstand tot de bestemming "Water" bedraagt minimaal 3 m;
- de oppervlakte bedraagt maximaal 10 m²;
- de breedte bedraagt maximaal 50 % van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
- andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m.
- het is toegestaan de bouwhoogte van gebouwen te overschrijden ten behoeve van installaties voor energieopwekking met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, gemeten vanaf de onderkant van de installatie.
7.2 Ondergronds bouwen
- Op het bouwen van ondergrondse bouwwerken zijn de aanduidingen en bouwregels van het plan onverminderd van toepassing.
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken en (delen van) gebouwen gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, gelden voorts de volgende bepalingen:
- ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwen mogen worden gebouwd;
- de ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 4 m onder peil;
- bij het berekenen van het bebouwingspercentage wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
- het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
- het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen op de niet daarvoor aangegeven percelen;
- het gebruik van grond en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting of escortbedrijf;
- het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
- het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
- het gebruik van recreatieve middelen voor permanente woondoeleinden.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
- de in dit plan voorkomende maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15 %;
- de in de plan gestelde bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 15 % worden vergroot.
9.2 Voorwaarden voor afwijken
Een omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
- het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Nieuweweg 2'