Plan: | Wijzigingsplan Hoofdstraat27-29 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0532.UWPhoofdstr27en29-VG01 |
De oorsprong van het bebouwingslint van Stede Broec ligt in de 13e eeuw. De ontwikkeling van bebouwing vindt plaats in de kernen Lutjebroek, Grootebroek en Bovenkarspel. De landschappelijke basisstructuur wordt bepaald door de middeleeuwse ontginning van het veen.
Reeds in de Bronstijd (circa 2100-950 voor Christus) was West- Friesland bewoond. Aan het eind van de Bronstijd verdwijnt de bebouwing omdat het gebied te nat wordt. Er wordt veen gevormd over de oude woonplaatsen en het gebied blijft tot de vroege middeleeuwen onbewoonbaar. Tijdens de eerste veenontginningen bestaan er gespreide nederzettingen. Later krijgt het bebouwingspatroon een lineaire vorm, in eerste instantie ter hoogte van Kadijk. Daar zijn sporen van elfde-twaalfde eeuwse
kerkjes en kerktorens teruggevonden. In de dertiende eeuw verplaatste de bebouwing zich naar het zuiden op een lijn ter plaatse van de huidige dorpenreeks langs de route Hoorn-Enkhuizen (waaronder de P.J. Jongstraat – Zesstedenweg - Hoofdstraat). Het verplaatsen heeft te maken met het door ontwatering en daarnaast door oxidatie afnemen van het veenvolume. De maaivelddaling had tot gevolg dat de ontwatering niet meer goed functionerende en men zich naar onontgonnen terrein verplaatste.
Tijdens de middeleeuwse ontginning ontstaat een slagenlandschap met door afwateringssloten begrensde percelen, loodrecht op ontginningslinten en veenstromen. Dit stelsel wordt door dijkaanleg gestabiliseerd en houdt zijn vorm ook als het veen geheel door ontwatering en oxidatie is verdwenen. Om akkers vruchtbaar te houden worden sloten uitgebaggerd; de wateroppervlakte neemt daardoor geleidelijk toe. Het gebied buiten de concentratie van bebouwing in linten is relatief leeg en alleen per schuit bereikbaar.
Omdat het de enige verbinding over land is tussen steden in Noord Holland wordt in 1671 de 'Zesstedenweg' bestraat en van een bomenplan voorzien. Later wordt ten zuiden van de lintbebouwing de spoorlijn aangelegd langs de Tocht.
Aan het eind van de 19e eeuw vindt een omschakeling naar tuinbouw plaats. Dit leidt tot intensivering in de lintbebouwing alsook tot de aanleg van de eerste dwarsstraatjes loodrecht op het lint. Ook ontwikkelt zich de bebouwing rond de Broekerhavenweg. Aanvankelijk worden kleine buurten aan het lint aangehaakt. Later vindt een omvangrijke ontwikkeling plaats. Tegenwoordig wordt de band van bebouwing aan weerszijden van de oorspronkelijke lintbebouwing langs de P.J. Jongstraat – Zesstedenweg - Hoofdstraat begrensd door de Drechterlandseweg in het noorden en de spoorlijn Hoorn-Enkhuizen respectievelijk de provinciale weg N506 in het zuiden.
De ontwikkeling resulteert in een kenmerkend contrast tussen de relatief dichte band van bebouwing aan weerszijden van de P.J. Jongstraat – Zesstedenweg - Hoofdstraat en de openheid van het West-Friese landschap.