Plan: | De Evendeel 29 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0532.UWPdeevendeel29-VG01 |
Bij de gemeente Stede Broec is het verzoek binnengekomen om medewerking te verlenen aan het bouwen van huisvesting voor buitenlandse werknemers op een deel van het perceel aan De Evendeel 29 te Lutjebroek. De initiatiefnemer wil de huisvesting naast de bestaande bedrijfsbebouwing van de kwekerij bouwen. Het is de bedoeling de strook van zo'n 20 bij 27 meter direct ten zuiden van de bedrijfsbebouwing hiervoor te gebruiken. De bebouwing voor de huisvesting van 16 medewerkers zal ca. 19,5 bij 8,0 meter worden, met hiervoor ruimte voor parkeren.
De gewenste bebouwing past niet binnen het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010'. De beoogde bebouwing valt namelijk buiten het bestaande bouwvlak. In het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de huisvesting van buitenlandse werknemers, aansluitend aan de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Het college van burgemeester en wethouders van Stede Broec wil medewerking verlenen aan de huisvesting van buitenlandse werknemers door het toepassen van de betreffende wijzigingsbevoegdheid.
Luchtfoto met plangebied (ligging toekomstige bebouwing rood omrand), bron: Google Earth
Het plangebied is gelegen aan De Evendeel te Lutjebroek, in het landelijk gebied. Het plangebied ligt aan de gemeentegrens van Stede Broec, direct ten westen ligt de gemeente Drechterland. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de bestaande bedrijfsbebouwing van de kwekerij, met daarachter de woonbebouwing van het lint Streekweg/P.J. Jongstraat. Ten oosten en zuiden ligt het open agrarisch land. De Evendeel vormt de grens aan de westkant, met aan de overzijde van de weg een bestaand kassencomplex waar eveneens huisvesting voor werknemers is gerealiseerd.
Het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' is door de raad van de gemeente Stede Broec vastgesteld op 7 april 2011. Met de uitspraak van de Raad van State van 14 maart 2012 is het plan onherroepelijk geworden.
Op basis van dit bestemmingplan heeft het perceel de bestemming 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming zijn alle grondgebonden agrarische bedrijven, inclusief bedrijfswoningen opgenomen. Binnen de bestemming 'Agrarisch' dienen de bedrijfsgebouwen en kassen (met uitzondering van tijdelijke boogkassen) binnen het bouwvlak gebouwd te worden.
Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' voor het plangebied. Deze bestemming beschermt de archeologische waarden die mogelijk aanwezig zijn binnen het plangebied. Bouwwerken kunnen alleen gerealiseerd worden als deze waarden niet worden aangetast. Dit moet door middel van een archeologisch onderzoek bepaald worden.
Direct ten westen van het plangebied ligt het bestemmingsplan 'Hoogkarspel 2014' van de gemeente Drechterland.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' met plangebied (rood omrand), bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
Binnen de bestemming 'Agrarisch' is in artikel 3.8.6 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om bebouwing voor de huisvesting van buitenlandse werknemers te realiseren, aansluitend aan de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, met dien verstande dat:
Bij het opstellen van dit wijzigingsplan is in grote lijnen dezelfde indeling aangehouden als het vigerende bestemmingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd:
In de toelichting zijn de belangrijkste zaken opgenomen, die nodig zijn voor een goed begrip van het plan en de verantwoording van de goede ruimtelijke ordening. Voor het overige wordt verwezen naar het moederplan, het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010'.
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Stede Broec, ten zuiden van het oude bebouwingslint.
De landschappelijke basisstructuur wordt oorspronkelijk bepaald door de middeleeuwse ontginning van het veen. Deze vindt plaats vanuit de Streekweg, waaraan in die tijd de boerderijen zijn gelegen. De oorsprong van dit bebouwingslint ligt in de 13e eeuw. Haaks op de Streekweg worden sloten en watergangen aangelegd. Er ontstaat een slagenlandschap met door afwateringssloten begrensde percelen. Evenwijdig aan de Streekweg droegen met name de Togt en de Oude Gouwe zorg voor afwatering naar de Zuiderzee. Dit stelsel wordt door dijkaanleg gestabiliseerd en houdt zijn vorm ook als het veen geheel door ontwatering en oxidatie is verdwenen. Het gebied buiten de concentratie van bebouwing in linten is relatief leeg en alleen per schuit bereikbaar.
Vanaf het eind van de 19e eeuw vindt een intensivering in de lintbebouwing plaats. Tegenwoordig wordt de band van bebouwing aan weerszijden van de Streekweg begrensd door de Drechterlandseweg in het noorden en de spoorlijn Hoorn-Enkhuizen in het zuiden.
Door de ruilverkaveling in de 70er jaren van de twintigste eeuw is het landelijk gebied omgebouwd tot een rationeel, voor agrarische doeleinden beter geschikt gebied. De vaarpolder wordt getransformeerd tot rijpolder met een relatief grofmazig wegenstelsel, waaraan de agrarische bedrijven gelegen zijn. Veel van het oorspronkelijke kleinschalige slotenpatroon is gedempt, om eveneens plaats te maken voor een meer grofmazig stelsel.
Uitsnede historische kaart 1900 met plangebied rood omcirkeld, bron: www.topotijdreis.nl
Het plangebied is onderdeel van het landelijk gebied dat bestaat uit het agrarisch productiegebied, ontsloten door een tangentiaal wegenstelsel en ontwaterd door een aantal van de oorspronkelijke watergangen.
Huidige situatie met plangebied rood omcirkeld, bron: www.topotijdreis.nl
Het perceel is direct gelegen aan De Evendeel, één van de ontsluitingswegen in het agrarisch productiegebied, en ligt net ten zuiden van het lint Streekweg/P.J. Jongstraat. Het plangebied is gelegen direct ten zuiden van de bestaande bedrijfsbebouwing, bestaande uit een aantal loodsen. Het plangebied zelf heeft in de huidige situatie geen bebouwing.
Het perceel waarop de huisvesting is gepland is in totaal zo'n 1950 m² groot. Tot de aankoop voor het realiseren van huisvesting voor buitenlandse werknemers van de kwekerij van trek- en besheesters was de grond in gebruik voor aardappelteelt. De directe omgeving bestaat uit enkele agrarische percelen met kassenbouw, enkele loodsen en bedrijfswoningen.
Zicht op het plangebied met de bestaande bedrijfsbebouwing ten noorden daarvan, bron: Google Earth
Zicht op bedrijf aan de overzijde van de weg waar eveneens huisvesting voor werknemers is gerealiseerd, bron: Google Earth
De bebouwing voor de huisvesting bestaat uit een rechthoekig gebouw van twee lagen. De afmetingen zijn ca. 19,5 bij 8,0 meter (ca. 155 m²) en 7 meter hoog. Per laag worden er twee appartementen gerealiseerd, met per appartement een entree, woonkamer, badkamer en twee slaapkamers. De bebouwing biedt ruimte aan in totaal 16 mensen.
Situatietekening bebouwing (rood), ontsluiting en parkeren (grijs) en heesters en bomen (groen)
Aanzichten bebouwing, concept september 2021 verdere uitwerking volgt, bron: Bouwbureau Sjaak Schouten
De bebouwing wordt in lijn met de bestaande bedrijfsbebouwing geplaatst. Voor de huisvesting zal een tuin met een lage haag en streekeigen bomen komen. Door te kiezen voor de ligging van de huisvesting ten zuiden de bestaande bebouwing wordt een zo gunstig mogelijke plek voor zowel de omgeving als het bedrijf zelf gekozen, binnen de mogelijkheden die er zijn wat betreft grondeigendom. Het alternatief van situeren van de huisvesting tussen de bestaande bedrijfsbebouwing en de weg De Evendeel (ten westen van de bedrijfsbebouwing) is ongunstiger omdat de huisvesting dan veel dichter bij de bestaande woning aan De Evendeel komt te liggen en dichter op de weg zelf. Daarnaast bevinden zich hier de toegangen voor de expeditie van de bedrijfsbebouwing, waardoor de vrachtwagens om de huisvesting zouden moeten manoeuvreren, wat minder veilig is en voor extra geluidsoverlast zal zorgen. De grond aan de andere zijde van de huidige bedrijfsbebouwing (ten oosten van de bedrijfsbebouwing) is in gebruik voor de kwekerij. Het is niet logisch de huisvesting hier middenin te plaatsen omdat dit de logistiek van de kwekerij onmogelijk maakt en als voor een situering op de kop gekozen wordt dan geldt dat het veel dichter bij de bestaande woningen aan de P.J. Jongstraat komt te liggen. Deze ligging is bovendien niet goed te ontsluiten. Ten noorden van de huidige bedrijfsbebouwing is geen ruimte. Omdat de bebouwing volgens de regels van de wijzigingsbevoegdheid aansluitend op het bouwvlak gerealiseerd moet worden is ten zuiden van de huidige bedrijfsbebouwing de beste mogelijkheid. Door het op een lijn met de gevel van de bedrijfsbebouwing te plaatsen wordt aangesloten bij de situering van de huisvesting aan de overzijde van De Evendeel en blijft er ruimte over voor een eventuele toekomstige uitbreiding van de bedrijfsbebouwing achter de huisvesting. Daarmee zou dan weer een rechthoekig geheel van bebouwing ontstaan, passend binnen de orthogonale opzet van de bebouwing en het landschap. De beleving vanaf De Evendeel blijft gelijkwaardig en het open karakter van het landschap blijft gehandhaafd.
Het aantal parkeerplaatsen dat benodigd is volgens de norm van 0,5 parkeerplaats per bed is
16 * 0,5 = 8,0 pp
Dit aantal wordt op het eigen perceel gerealiseerd, aan de zijde van de weg voor de nieuwe bebouwing. Door voor deze ligging te kiezen kan voor de ontsluiting van de parkeerplaatsen gebruik worden gemaakt van de al bestaande verharding. Hierdoor is er geen extra verharding ten opzichte van de bestaande situatie nodig, wat vanuit klimaatadaptatie positief is. Op deze plek vallen de parkeerplaatsen bovendien vanuit het landschap weg tegen het blok heesterbeplanting dat zich hier bevindt. Voor de parkeerplaatsen zal gebruik worden gemaakt van grastegels. Deze zijn waterdoorlatend, waardoor infiltratie van regenwater mogelijk is en doordat het gras er doorheen groeit heeft het een landelijke uitstraling.
Het plangebied is onderdeel van een rationeel agrarisch landschap. Met de orthogonale opzet van de bebouwing en de uitstraling die aansluit bij de omringende bebouwing past deze wijziging van het bestemmingsplan wat betreft functie, maat en schaal in dit agrarisch gebied. Voor de nieuwbouw is een inpassingsplan (Inpassingsplan migrantenhuisvesting De Evendeel 29, Vollmer & Partners, 14 oktober 2021) opgesteld dat als bijlage 1 aan het wijzigingsplan is toegevoegd.
De wijzigingsbevoegdheid die in artikel 3.8.6 binnen de bestemming 'Agrarisch' is opgenomen maakt het mogelijk om bebouwing voor de huisvesting van buitenlandse werknemers te realiseren. Hierbij hoort een aantal criteria waar aan voldaan moet worden om van deze bevoegdheid gebruik te kunnen maken. Hieronder wordt per criterium aangegeven hoe het plan eraan voldoet.
De bebouwing ligt direct ten zuiden van het aanwezige bouwvlak en sluit hierop aan.
Er wordt ruimte voor 16 werknemers gecreëerd, dat is minder dan de maximaal 30 die zijn toegestaan.
De oppervlakte van de bebouwing wordt ca. 155 m² en blijft hiermee onder het maximum van 300 m².
De bouwhoogte is 7 meter en voldoet daarmee aan de gestelde bouwhoogte.
Er is rekening gehouden met deze parkeernorm bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen.
De huisvesting zal alleen gebruikt worden voor de werknemers die op het bijbehorende bedrijf van de initiatiefnemer werken.
Indien dit het geval is zal ervoor gezorgd worden dat de huisvesting wordt gestopt.
Voor het plan is de watertoets uitgevoerd. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 4.1.
Er heeft een archeologisch onderzoek plaats gevonden. Hierin wordt geconcludeerd dat het plangebied wat betreft archeologie kan worden vrijgegeven. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 4.4.
Er zijn geen bezwaren voor het aspect externe veiligheid met betrekking tot het plan. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 4.8.
Naast deze criteria moet het bouwplan ook voldoen aan de algemene bouwregels die binnen de bestemming 'Agrarisch' van toepassing zijn voor de nieuwe huisvesting.
Dit hoofdstuk beschrijft het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid, voor zover dat van belang is voor het onderhavige wijzigingsplan. Voor het overige wordt verwezen naar het moederplan, het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010'.
Op 13 maart 2012 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe nationale ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van kracht geworden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:
Voor het verbeteren van de milieukwaliteit gaat de nota uit van de (internationaal) geldende normen. Verder gaat de nota uit van ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten, het gaat daarbij om de (herijkte) EHS (inmiddels Natuurnetwerk Nederland geheten) en Natura 2000-gebieden.
In het onderhavige geval zijn, naast de zorg voor de beschermde natuurgebieden in de omgeving, geen Rijksbelangen aan de orde. Voor het ruimtelijke beleid en landschapsbeleid is het provinciaal en gemeentelijk beleid maatgevend.
Op 19 november 2018 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie op de fysieke leefomgeving beschreven. De omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan, het Milieubeleidsplan 2015-2018, de Watervisie 2021 en de Agenda Groen.
De hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is het relatief hoog welvaarts- en welzijnsniveau vasthouden door te richten op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven. Een economisch vitale provincie draagt bij aan het welzijn, en een leefbare provincie draagt bij aan economische vitaliteit. De provincie staat voor een gezonde en veilige leefomgeving, goed voor mens, plant en dier, en daarmee ook goed voor het economisch vestigingsklimaat binnen de provincie. Dit evenwicht staat ten dienste van duurzame ontwikkeling: toekomstige generaties moeten ook profiteren van de keuzes die nu gemaakt worden.
De sturingsfilosofie is het principe 'lokaal wat kan, regionaal wat moet'. Hierbij wordt rekening gehouden met de diversiteit aan regio's, om ruimte te bieden aan maatwerk en om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving. Hierbij staat de opgave centraal. Dat bepaalt de wijze van sturing en samenwerking.
Onder de hoofdambitie zijn voor een drietal aspecten samenhangende ambities geformuleerd:
Leefomgeving
Gebruik van de leefomgeving
Energietransitie
In het Visiedeel zijn de ambities uitgewerkt in zogenaamde samenhangende bewegingen naar de toekomst. In die bewegingen hanteert de provincie meerdere ontwikkelprincipes. Deze ontwikkelprincipes geven houvast naar de toekomst toe omdat ze op hoofdlijnen beschrijven hoe de provincie de ontwikkelingen voor zich ziet. Het gaat om de volgende vijf bewegingen:
Een van de punten binnen de beweging 'Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving' is dat de agrifoodsector gefaciliteerd wordt bij de duurzame en economische ontwikkeling. Hierbij wordt voldoende tijdelijke huisvesting en voorzieningen voor arbeidsmigranten als een van de kritische succesfactoren genoemd. Het mogelijk maken van de huisvesting voor buitenlandse werknemers in het plangebied draagt hier aan bij.
In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. De belangrijkste belangrijke ambities voor Noord-Holland, zoals omschreven in de Omgevingsvisie, zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland. Op donderdag 22 oktober 2020 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. De Omgevingsverordening NH2020 geldt vanaf 17 november 2020 en vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving, zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening.
De provincie Noord-Holland wil met de omgevingsverordening ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. Hierbij wordt gezocht naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid.
De provincie wil dat er meer ruimte komt voor woningbouw in Noord-Holland Noord. De nieuwe omgevingsverordening regelt dat in landelijk gebied woningbouwprojecten tot 11 woningen gebouwd kunnen worden aan de rand van kernen en dorpslinten. Grootschalige woningbouw (meer dan 11 woningen) was onder voorwaarden altijd al mogelijk in landelijk gebied. De plannen moeten wel worden opgenomen in een woonakkoord, gemeenten moeten aantonen waarom woningbouw op die locatie nodig is en het goed inpassen in het landschap.
De 32 meest waardevolle en kwetsbare landschappen in de provincie zijn aangewezen als ‘Bijzonder Provinciaal Landschap’ (BPL). Op deze gebieden is de provincie extra zuinig vanwege hun bijzondere waarde voor mens en dier. Per gebied is aangegeven welke bijzondere kernkwaliteiten aanwezig zijn. Dat kunnen ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische of aardkundige waarden zijn. Hieronder vallen: het leefgebied voor weidevogels, waterlopen en verkavelingsvormen in oude polders, de openheid en de vergezichten in het landschap of een bijzondere bodemopbouw. Als deze kernkwaliteiten niet aantast worden, is bijvoorbeeld woningbouw onder voorwaarden mogelijk. In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels opgesteld over hoe toegestane ontwikkelingen ingepast kunnen worden in deze gebieden.
Om de energietransitie te versnellen is het in de Metropoolregio Amsterdam mogelijk om nieuwe windturbines te bouwen. De regels zijn versoepeld, waardoor het mogelijk is om 3 windturbines op een rij te bouwen, waar dit voorheen minimaal 6 windturbines waren. Dit maakt het makkelijker om plannen te maken.
Het plangebied ligt binnen de Omgevingsverordening in het gebied Agrarische bedrijven en binnen Landelijk gebied. Bij Agrarische bedrijven wordt aan gegeven dat ten behoeve van de bedrijfsvoering kan worden voorzien in de huisvesting van tijdelijke werknemers, indien de huisvesting wordt voorzien binnen het bouwperceel, en het een ondergeschikte functie ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf betreft. Dit wijzigingsplan maakt de huisvesting van buitenlandse werknemers mogelijk, waarbij gebruikt wordt gemaakt van de door de provincie goedgekeurde wijzigingsbevoegdheid voor het realiseren van de huisvesting aansluitend op het bestaande bouwvlak.
De Westfriese gemeenten werken samen aan versterking van de regionale economie en een goed georganiseerd vestigingsklimaat. De clusters Agribusiness, Leisure en Health zijn als speerpuntclusters aangemerkt. De regio wil ondernemers ruimte bieden, een goede (digitale) infrastructuur, werken aan regeldrukvermindering en proactieve ondernemersdienstverlening. Duurzame innovatie is de sleutel voor ontwikkeling, evenals kennis- en talentontwikkeling. Goede samenwerking tussen bedrijfsleven, onderwijs/onderzoek en overheden voor de creatie van een passend en toekomstgericht arbeidsmarktbeleid is noodzakelijk. Op Noord-Holland Noord niveau werkt de regio samen met de metropoolregio Amsterdam.
In het programma Regionaal Economische Agenda (REA) worden de volgende hoofdthema’s benoemd:
Met de realisatie van huisvesting voor de buitenlandse werknemers van het bedrijf wordt de voortzetting van het agrarische gebruik bestendigd, wordt er gezorgd voor goede woonomstandigheden voor de werknemers nabij het bedrijf en niet op andere plekken in de kern of op vakantieparken in de omgeving. Daarmee komt er op andere plekken meer ruimte vrij voor recreatieve verblijfsplekken. Hiermee past het binnen de speerpuntclusters van de Regionaal Economische Agenda.
De zeven Westfriese gemeenten willen tot de top 10 van meest aantrekkelijke regio’s van Nederland horen. Om die ambitie te bereiken hebben de colleges van burgemeester en wethouders van de regio in 2017 de structuurschets ‘Een dijk van een regio’ opgesteld. De Regionale Economische Agenda en de Sociale agenda Westfriesland hebben economische en sociale structuurversterking als ambities. De structuurschets bevat een ruimtelijke uitwerking van deze ambities en voegt er ruimtelijke structuurversterking als derde ambitie aan toe. De zeven gemeenten gaan zelf aan de slag en maken onderling afspraken over regionale samenwerking. De structuurschets is daarnaast vooral een uitnodiging aan initiatiefnemers, ondernemers en bewoners. De gemeenten willen ruimte bieden aan initiatieven die Westfriesland versterken. Hiervoor zijn vijf arrangementen voor Westfriesland geschetst: ze bevatten een samenhangende serie kansen en potenties. De gemeenten bieden ruimte aan goede initiatieven en gaan zich inzetten om deze initiatieven realiteit te laten worden.
Het arrangement Agribusiness-landschap is van belang voor het plangebied. Agribusiness is één van de troefkaarten van de regio. Westfriesland is onderdeel van de Greenport Noord-Holland Noord. Het landschap is gevormd door de landbouw en is door de jaren heen meeontwikkeld met deze sector. Ook in de toekomst zal dit zo zijn. Westfriesland biedt ruimte aan de sector. Schaalvergroting, verbreding, innovatie, duurzame ontwikkeling en ruimte bieden aan meer activiteiten uit de keten, worden geaccommodeerd. Dit alles uiteraard in balans met de leefbaarheid, de landschappelijke kwaliteit en het watersysteem. Het zorgt voor economische vitaliteit van het landschap en de kernen. Er wordt gezocht naar nieuwe sociaaleconomische verbanden tussen de agribusiness en de kernen (regionale kringlopen en verkoop, nieuwe vormen van agri-toerisme). De agribusiness wordt ontwikkeld in samenhang met de andere perspectieven. Ze versterken elkaar. Ruimte voor verblijfs- en routegebonden recreatie, meer en bredere watergangen en een goede landschappelijke inpassing bij agrarische ontwikkelingen maken het gebied aantrekkelijker.
Het plangebied draagt hier aan bij met de realisatie van huisvesting voor de buitenlandse werknemers van het bedrijf wordt de voortzetting van het agrarische gebruik bestendigd, wordt er gezorgd voor goede woonomstandigheden voor de werknemers nabij het bedrijf en niet op andere plekken in de kern of op vakantieparken in de omgeving. Daarmee komt er op andere plekken meer ruimte vrij voor recreatieve verblijfsplekken. Hiermee past het binnen de Structuurschets Westfriesland.
In het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2010' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij het mogelijk is bebouwing voor de huisvesting van buitenlandse werknemers te realiseren. Zoals in paragraaf 2.4 beschreven wordt voldoet de ontwikkeling voor de huisvesting voor werknemers aan de criteria zoals deze in het bestemmingsplan gesteld worden. De ontwikkeling past daarmee binnen de reikwijdte van het bestemmingsplan. Het beleid en de regels zoals die zijn geformuleerd in het moederplan gelden ook voor het onderhavige wijzigingsplan. Hiermee voldoet het plan aan het gemeentelijk beleid.
In het kader van de watertoets voor het bestemmingsplan Landelijk gebied 2010 is aan de waterbeheerders een wateradvies gevraagd. Het advies is verwerkt in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010', dat de basis vormt voor het onderhavige wijzigingsplan. Het plangebied valt binnen het bemalingsgebied van de polder Het Grootslag. In de polder Het Grootslag is sprake van twee afzonderlijke deelwatersystemen, het oorspronkelijke hoogwaterstelsel naast verlaagde polderpeilen in de verkavelde gebieden. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier beheert dit regionaal watersysteem.
Waterkwantiteit Landelijk gebied
De waterhuishouding in de gemeente Stede Broec is op orde: er is geen wateropgave geconstateerd op basis van de studie Bestrijding Wateroverlast Noorderkwartier (BWN) van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). De gemeente beschikt over ruim 3 hectare waterberging in het laagwatergebied. Waar nodig kan dit worden ingezet als aanvullend compensatiewater voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Waterkwaliteit Landelijk gebied
De kwaliteit van het water in de gemeente Stede Broec wordt over het algemeen als goed ervaren. Zowel hydraulisch als op basis van metingen zijn geen knelpunten geconstateerd. Het water in natuurgebied de Weelen heeft als hoofdfunctie natuur, langs de Kadijk heeft het water de hoofdfunctie natuur en nevenfunctie agrarisch. In het Streekbos heeft het water een zwemwaterfunctie. In het overige deel van de gemeente Stede Broec heeft het water een stedelijke dan wel agrarische functie.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema’s waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels die op de website te vinden zijn (https://www.hhnk.nl/keur/).
Verharding en compenserende maatregelen
Op het onderhavige plangebied wordt bebouwing voor de huisvesting van buitenlandse werknemers gerealiseerd, bestaande uit een gebouw van 155 m² in twee lagen en 8 parkeerplaatsen met de bijbehorende verharding, ca. 275 m². De parkeerplaatsen zullen in grastegels uitgevoerd worden zodat infiltratie mogelijk is. De totale toename van verharding is ca. 430 m².
Voor het wijzigingsplan is advies aan het HHNK gevraagd in het kader van de watertoets op www.dewatertoets.nl. De watertoets is opgenomen als bijlage 2 bij deze toelichting. In het advies staan de maatregelen die Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier adviseert om wateroverlast te voorkomen en het water in de sloten schoon te houden.
Omdat er slechts in zeer beperkte mate sprake is van een toename van de verharding heeft dit een dermate klein gevolg voor de waterhuishoudkundige situatie dat er geen compenserende maatregelen uitgevoerd hoeven te worden.
Waterkwaliteit en riolering
In het plan wordt een gescheiden riolering aangelegd, waarbij het hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering. Dit komt overeen met de basisdoelstelling van het hoogheemraadschap om het hemelwater van nieuwe oppervlakken zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage. Binnen het plan is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (RWZI). Hierbij geeft het HHNK het advies om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen. Voor het afvalwater gaat de voorkeur van het hoogheemraadschap uit naar aansluiting op de gemeentelijke riolering.
Voor dit plan is het verplicht een melding te maken via het activiteitenbesluit informatie systeem (AIM, ten behoeve van de milieuwetgeving).
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het wijzigingsplan.
Voor het wijzigingsplan is een ecologisch onderzoek uitgevoerd (De Evendeel 29 te Lutjebroek, Toetsing in het kader van de natuurwetgeving, Van der Goes en Groot, 20 april 2021, bijlage 3). Hierin is gekeken naar zowel soortbescherming als gebiedsbescherming als houtopstanden.
Soortbescherming
Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor beschermde soorten vogels, grondgebonden zoogdieren en vleermuizen. Gezien de uitgevoerde toetsing, kunnen van de grondgebonden zoogdieren alleen ‘vrijgestelde’ soorten verblijvend aanwezig zijn. Voor deze aangetroffen of verwachte ‘vrijgestelde’ soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd als werkzaamheden worden verricht in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, zoals het besproken plan.
In het plangebied kunnen broedvogels met niet-jaarrond beschermde nesten voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt ruwweg van half maart tot half juli. Voor het mogelijk incidentele terreingebruik van het plangebied door overige vogels met jaarrond beschermde nesten (Buizerd, Huismus), wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter leefgebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. Het plangebied biedt geen essentieel leefgebied voor deze soorten en ze kunnen gemakkelijk uitwijken.
Voor incidenteel aanwezige kleine marterachtigen wordt geen belangrijk negatief effect verwacht vanwege de grootte van het plangebied en de ruime aanwezigheid vergelijkbaar en beter biotoop in de naaste omgeving. De dieren kunnen derhalve gemakkelijk uitwijken. Het plangebied biedt geen essentieel leefgebied voor kleine marterachtigen.
Voor de mogelijk aanwezige foeragerende vleermuizen in het plangebied wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter foerageergebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. De vleermuizen kunnen derhalve gemakkelijk uitwijken.
Voor alle in het wild levende soorten en hun leefomgeving geldt de zorgplicht. Hier zal bij de uitvoering van de plannen rekening mee gehouden worden.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op meer dan 3 kilometer afstand van het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, Markermeer. Gezien de grote afstand, afscherming en de aard van de uit te voeren werkzaamheden, worden op voorhand geen directe negatieve gevolgen verwacht van de plannen zoals licht, geluid of optische verstoring. Er hoeft hiernaar geen nadere toetsing uitgevoerd te worden. Voor de effecten met betrekking tot stikstofdepositie is een nader onderzoek nodig.
Ligging plangebied ten opzichte van beschermde gebieden, bron: Van der Goes en Groot
Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van het NNN, inclusief de zogenaamde verbindingszones die verschillende NNN-gebieden kunnen verbinden. Er kunnen geen negatieve effecten door de plannen op het NNN gebied optreden. De plannen hoeven verder niet getoetst te worden aan beschermde waarden binnen dit netwerk.
Het Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL) is het regime voor bescherming in Noord-Holland voor gebieden die landschappelijk, aardkundig, ecologisch of cultuurhistorisch van bijzondere waarde zijn. Het BPL is beschreven in kernkwaliteiten per deelgebied. De voormalige beschermingsregimes Bufferzones, Aardkundig Monument en Weidevogelleefgebied zijn geborgd in de kernkwaliteiten. Het gebied is niet begrensd als een Bijzonder Provinciaal Landschap en ligt ook niet in de directe omgeving hiervan. Er is geen negatief effect mogelijk op het BPL, een nadere toetsing is niet nodig.
Stikstof
Het geplande project leidt tot verhoogde emissie van stikstof. Er is een analyse uitgevoerd van de hierdoor veroorzaakte extra depositie van stikstof op gevoelige habitattypen in nabijgelegen Natura 2000-gebieden (De Evendeel 29 te Lutjebroek, Stikstofberekening in het kader van de Wet natuurbescherming, Van der Goes en Groot, 19 mei 2021, bijlage 4). Hieruit is gebleken dat de maximale projectbijdrage van de aanleg en het gebruik van de gebouwen is 0,00 mol/ha/jaar op de meest dichtbijgelegen stikstofgevoelige habitattypen. In de aanlegfase wordt uitgegaan van het gebruik van materieel met stageklasse III of nieuwer. De stikstofdepositie die uitvoering van de plannen zal veroorzaken vormt een zodanig gering percentage van de kritische depositiewaarde van de meest kritische ter plaatse voorkomende stikstofgevoelige habitattypen, dat er ecologisch gezien geen zichtbare of meetbare effecten zullen optreden en er zeker geen sprake is van significante gevolgen waardoor de instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden in gevaar zouden kunnen komen. De hoogste bijdrage van het project betreft de tijdelijke inzet en het tijdelijke effect van mobiele werktuigen. Deze tijdelijke effecten zijn vaak gemakkelijker op te vangen door de natuurlijke fluctuaties binnen het natuurgebied of eventueel herstelbeheer, dan effecten van permanente activiteiten.
Houtopstanden
Er worden geen buiten de (volgens de Wnb bepaalde) bebouwde kom gelegen beplantingen gekapt, groter dan 1000 m². Daarnaast voorziet het plan niet in het kappen van meer dan 20 bomen in een rijbeplanting. Op grond hiervan wordt het plangebied niet beschermd als bijzondere houtopstand.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het wijzigingsplan.
Voor het wijzigingsplan is een bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek De Evendeel 29 te Lutjebroek, Landview BV, 6 mei 2021, bijlage 5). Het bodemonderzoek is uitgevoerd volgens de NEN 5740 richtlijnen voor een niet-verdachte locatie.
In het onderzoek wordt geconcludeerd dat in de bovengrond lichte verhogingen van kwik en lood zijn geconstateerd. In de ondergrond zijn geen verhogingen van de onderzochte stoffen aangetroffen. In het grondwater zijn geen verhogingen van de onderzochte stoffen aangetroffen. Tijdens het onderzoek is zintuiglijk op het maaiveld en in de bodem geen asbestverdacht (plaat)materiaal of potentieel asbestverdacht puin aangetroffen. Tijdens een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) wordt de bodem niet specifiek op asbest onderzocht. De uitvoering van een asbestonderzoek conform NEN 5707 wordt niet noodzakelijk geacht.
De hypothese dat geen bodemverontreiniging aanwezig is, behalve mogelijk van nature verhoogde concentraties, wordt in het onderzoek niet geheel bevestigd. De aangetroffen verhogingen zijn echter dusdanig gering, dat voor het instellen van een vervolgonderzoek geen aanleiding wordt gezien. Op de locatie bestaan, op grond van de resultaten van dit onderzoek, geen risico's voor de volksgezondheid of de ecologie bij het beoogde gebruik, wonen.
Bij graafwerkzaamheden op het terrein kunnen er beperkingen in de mogelijkheid tot hergebruik van eventueel vrijkomende grond buiten de locatie bestaan. Voor hergebruik van grond buiten de locatie is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het wijzigingsplan.
Cultuurhistorie
Het onderhavige perceel maakt deel uit van het gebied waar in de jaren '70 van de twintigste eeuw de ruilverkaveling heeft plaatsgevonden (zie hiervoor hoofdstuk 2 van deze toelichting). Het landelijk gebied is ter plekke omgebouwd tot een rationeel agrarisch gebied. Bij de uitbreiding van het bouwvlak op het onderhavig perceel zijn geen cultuurhistorische waarden in het geding.
Archeologie
De wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan Landelijk gebied 2010 voor het wijzigen van vorm en afmeting van bouwvlakken heeft als voorwaarde dat er een archeologisch onderzoek plaatsvindt. Ten behoeve van onderhavig wijzigingsplan is door Archeologie West-Friesland een quickscan uitgevoerd (Archeologische Quickscan Adviesnummer 21115, 22 april 2021). Deze is opgenomen als bijlage 6 van dit wijzigingsplan.
Archeologische verwachting
Archeologie West-Friesland heeft voor de gemeente Stede Broec een archeologische beleidskaart ontwikkeld. Volgens de beleidskaart ligt het plangebied in een zone met een middelhoge archeologische verwachting voor de Prehistorie en een lage archeologische verwachting voor de overige perioden. Hier is een vrijstellingsgrens van 2.500 m² aan verbonden
Beleidskaart archeologie met locatie van nieuwe bebouwing rechts en parkeerplaatsen links (zwarte stippellijnen)
Het plangebied ligt buiten het historische dorpslint van Lutjebroek (donkeroranje op bovenstaande afbeelding). Voor het bepalen van de aanwezigheid van bewoningsresten uit de Nieuwe Tijd kan gebruik worden gemaakt van historisch kaartmateriaal. Op de oudste kadastrale minuutkaart uit 1826 is geen bebouwing te zien binnen het plangebied. Er is echter wel een oude sloot zichtbaar die ter plaatse van de te realiseren parkeerplaats loopt. Op basis van het geraadpleegde kaartmateriaal en de ligging van het plangebied buiten de historische kern geldt een lage verwachting voor bewoningsresten uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd.
Voor het plangebied geldt een middelhoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de Bronstijd. Gezien de relatief geringe oppervlakte van het plangebied heeft de verwachting voor sporen uit de prehistorie echter geen invloed op het advies.
De geplande ingrepen overschrijden de vrijstellingsgrens van 2500 m³ niet. Nader archeologisch onderzoek in het kader van de Archeologische Monumentenzorg is daarom niet noodzakelijk. Archeologie West-Friesland adviseert de voorgenomen ingrepen vrij te geven met betrekking tot het aspect archeologie.
Conclusie
Het aspect archeologie staat de uitvoering van het project niet in de weg. Er geldt wel een algemene meldingsplicht bij onverwachte archeologische vondsten. Indien er tijdens werkzaamheden, ongeacht de locatie en de omvang, onverwachte archeologische resten worden aangetroffen blijft in alle gevallen een wettelijke meldingsplicht voor archeologische vondsten bestaan bij het bevoegd gezag (B&W).
De Wet luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005. Met de nieuwe Wet luchtkwaliteit en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Gelijktijdig met het in werking treden van de nieuwe Wet luchtkwaliteit is de AMvB 'Niet in betekende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriele regeling 'niet in betekende mate' (Regeling NIBM) in werking getreden. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een project draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bij aan de concentraties fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2.
Projecten die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn onder andere:
Bovenstaande projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Dit wijzigingsplan maakt huisvesting voor maximaal 16 buitenlandse werknemers mogelijk en valt daarmee onder de projecten die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging (woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen). Er is geen sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit ter plekke. In het moederplan is geconcludeerd dat nergens binnen de gemeente Stede Broec luchtkwaliteitsnormen bij stikstofdioxide, koolmonoxide, fijn stof en benzeen worden overschreden.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van het project niet in de weg.
In het landelijk gebied komen enkele geluidsbronnen voor. Het gaat daarbij om de spoorlijn en de diverse wegen. Het plan bevindt zich op circa 140 meter ten zuiden van de P.J. Jongstraat en circa 45 meter ten oosten van De Evendeel. Ter plaatse zijn deze wegen uitgevoerd als 30 km zone. Dergelijke wegen zijn uitgezonderd voor toetsing aan de Wet geluidhinder. Gelet op de afstand en de intensiteiten van beide wegen kan worden gesteld dat de geluidbelasting laag zal zijn. Ten zuiden, op circa 380 meter afstand loopt de spoorlijn Hoorn-Enkhuizen. Het bouwplan valt buiten het aandachtsgebied van deze spoorlijn. Het plangebied ligt daarmee niet binnen de geluidzones van wegen en/of spoorlijn. Het is daarom niet nodig om akoestisch onderzoek uit te voeren.
Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan het Bouwbesluit. Het geluidniveau in het verblijfsgebied als gevolg van het geluid van buiten mag niet meer bedragen dan 33 dB. De huisvesting dient op basis van het Bouwbesluit 2012 te beschikken over voldoende gevelwering om het binnenniveau te halen. Dit onderzoek zal bij de aanvraag van de omgevingsvergunning uitgevoerd worden.
Conclusie
Het aspect geluid staat de uitvoerbaarheid van het project niet in de weg.
Sommige activiteiten die in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het voor bedrijven mogelijk gemaakt dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen. Voor het bepalen van de milieuzonering wordt gebruikgemaakt van de handreiking Bedrijven en milieuzonering (maart 2009) van de VNG. Richtafstanden gelden ten aanzien van de hinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar en kunnen worden gezien als de afstand waarbij onaanvaardbare hinder van een milieubelastende activiteit voor gevoelige functies kan worden uitgesloten. In gebieden waar een menging van functies voorkomt, wordt uitgegaan van een kleinere richtafstand.
Voor het plangebied geldt dat er sprake is van een gemengd gebied. De huisvesting wordt op ca. 3 meter afstand achter de bedrijfsbebouwing van het eigen bedrijf, een kwekerij van trek- en besheesters, geplaatst. Deze heeft een hinderafstand van 30 meter voor geluid en 10 meter de overige aspecten. Vanwege de ligging in gemengd gebied worden al deze afstanden een stap kleiner, waardoor er alleen voor geluid nog een hinderafstand van 10 meter overblijft. De huisvesting valt hierbinnen. Omdat het werknemers van het bijbehorende bedrijf betreft zullen ze hoofdzakelijk in de appartementen aanwezig zijn buiten de werktijden, als de werkzaamheden en bijbehorende geluiden van het bedrijf gestopt zijn. In de huidige situatie produceert het bedrijf geen geluid dat buiten te horen is. Tijdens werktijden draaien bij de verwerking van bloemen lopende banden die geen geluid maken. Verder staat er binnen de radio aan. Voor de koeling wordt gebruik gemaakt van zogenaamde scroll compressoren. Kenmerken van een scroll compressor zijn: energiezuinig en geluidsarm. Op de locatie van de huisvesting is de koeling niet te horen.
In het moederplan is de wijzigingsbevoegdheid m.b.t. de huisvesting van buitenlandse werknemers opgenomen, waarbij in de bestemmingsomschrijving niet specifiek is opgenomen dat een goed woon- en leefklimaat van aldaar gevestigde arbeidsmigranten moet zijn verzekerd. Wel is aangegeven dat onder andere bijv. het aspect externe veiligheid, moet worden gemotiveerd. Er mag daarom ervan worden uitgegaan dat de planwetgever de gevolgen van de activiteiten op het agrarische perceel voor het woon- en leefklimaat van aldaar gevestigde werknemers aanvaardbaar heeft geacht. Daarbij is van belang dat bij huisvesting op agrarische percelen, zoals bedrijfswoningen, veelal sprake is van een minder goed woon- en leefklimaat dan bij burgerwoningen vanwege de hinder van het eigen agrarische bedrijf. Gelet hierop is de huisvesting van arbeidsmigranten in overeenstemming met het bestemmingsplan en hoeft in het kader van het wijzigingsplan niet nader onderzocht te worden of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Zie ook de uitspraak van 15 maart 2017 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2017:663).
Aan de overzijde van De Evendeel bevindt zich een akkerbouwbedrijf met eveneens een huisvesting voor de werknemers op het terrein (De Evendeel 2). Hiervoor gelden dezelfde hinderafstanden als voor het eigen bedrijf. De afstand tussen de nieuwe huisvesting en dit bedrijf is ca. 70 meter, waarmee er voldoende afstand is. De overige agrarische bedrijven in de omgeving bevinden zich op een grotere afstand van de nieuwe huisvesting.
De huisvesting voor buitenlandse werknemers vormt zelf ook een bron van geluid. De functie komt niet voor in de handreiking Bedrijven en milieuzonering (maart 2009) van de VNG, maar komt wat betreft kenmerken overeen met een logiesfunctie/hotel. Hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter. In gemengd gebied kan deze afstand gereduceerd worden tot 0 meter. De dichtstbijzijnde woningen liggen op een grotere afstand dan 10 m, daarmee wordt er vanuit de milieubelasting van de huisvesting geen belemmeringen verwacht.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoerbaarheid van het project niet in de weg.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Het gaat hierbij om risico's door stationaire (inrichtinggebonden) activiteiten met gevaarlijke stoffen en risico's door het transport van gevaarlijke stoffen. In beide gevallen wordt de afweging gebaseerd op de omvang van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, de mogelijke effecten die optreden en de kans dat die effecten ook daadwerkelijk manifest worden.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als de kans per jaar die een persoon op een bepaalde plaats heeft om dodelijk getroffen te worden door enig ongeval ten gevolge van een bepaalde activiteit, indien de persoon zich continu maximaal blootstelt aan de schadelijke gevolgen van het ongeval. Het groepsrisico betreft de kans per jaar dat een bepaald aantal personen dodelijk getroffen wordt door enig ongeval ten gevolge van een bepaalde activiteit, waarbij van de feitelijke omgevingssituatie wordt uitgegaan. Nieuwe (beperkt) kwetsbare bestemmingen mogen niet voorkomen op plaatsen waar het plaatsgebonden risico groter is dan 10-6 per jaar. De normen voor het plaatsgebonden risico zijn bedoeld als grenswaarden volgens de Wet milieubeheer. Dit houdt onder meer in dat er sprake is van een resultaatsverplichting om te voldoen aan de norm. Voor het groepsrisico is geen wettelijke norm vastgelegd maar wordt uitgegaan van een oriënterende waarde. Dit houdt in dat er een inspanningsverplichting is om te voldoen aan de norm. Het bevoegd gezag kan zo nodig, mits gemotiveerd en na belangenafweging, afwijken van deze norm.
De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in een aantal besluiten, waaronder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Voor het plangebied is de risicokaart bekeken. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven die gevaarlijke stoffen aanwezig hebben en gebruiken op een wijze en in een omvang zodanig dat er relevante gevaarlijke effecten zijn te verwachten nabij de huisvesting.
Uitsnede risicokaart (plangebied rood omkaderd) bron: www.risicokaart.nl
Bij beïnvloeding door het transport van gevaarlijke stoffen wordt het transport per water, per weg, per spoor en per buisleiding beschouwd. Over het nabijgelegen spoor en wegen vindt geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. Ten zuiden van het plangebied, op een afstand van ca. 370 meter, ligt de hoge druk aardgastransportleiding W-573-05 (onderbroken lijn op bovenstaande afbeelding). Deze afstand is zodanig groot dat de nieuwe bebouwing niet binnen het invloedsgebied en daarmee de toetsingszone van de aardgastransportleiding ligt.
De realisatie van de huisvesting veroorzaakt geen toename van het risico in de omgeving.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het wijzigingsplan.
Ten zuiden van het onderhavige plangebied ligt, zoals in de vorige paragraaf aangegeven, de hoge druk aardgastransportleiding. Dit heeft echter geen gevolgen voor de voorgenomen wijziging. Voor het overige zijn er geen kabels en leidingen van belang voor het wijzigingsplan.
Het te realiseren gebouw wordt gasloos en bijna energie neutraal (BENG) gebouwd. De warmte komt van een warmtepomp. De stroom is afkomstig van het bestaande bedrijfsgebouw. Op het bestaande gebouw liggen 300 zonnepanelen. Deze zonnepanelen leveren een groot overschot aan stroom, dat ingezet kan worden voor de huisvesting.
De iIsolatiewaarden voor de nieuwbouw zijn:
De locatie waarop het wijzigingsplan betrekking heeft is gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van Stede Broec bij besluit van 7 april 2011.
Binnen de bestemming 'Agrarisch' is in artikel 3.8.6 van de vigerende bestemmingsplanregels een specifieke wijzigingsregel opgenomen. Op grond van dit artikel zijn burgemeester en wethouders bevoegd om het plan te wijzigen ten aanzien van het realiseren van huisvesting van buitenlandse werknemers, aansluitend aan de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, met dien verstande dat:
Zoals in paragraaf 2.4 beschreven wordt voldoet de ontwikkeling voor de huisvesting voor werknemers aan de criteria zoals deze in het bestemmingsplan gesteld worden. Er wordt dus voldaan aan de voorwaarden die gelden bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.
In onderhavig wijzigingsplan wordt de bestemming 'Agrarisch' voortgezet. Het bouwvlak wordt zodanig uitgebreid dat de huisvesting van buitenlandse werknemers er binnen past. De dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' wordt eveneens meegenomen in het wijzigingsplan.
De wijziging ziet alleen op een wijziging van de verbeelding. Na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt deze verbeelding als zodanig onderdeel uit van het moederplan.
De regels van het moederplan blijven ongewijzigd van toepassing. Voor toetsing aan de regels moet derhalve het moederplan worden geraadpleegd.
Het betreft hier een particulier initiatief. De met deze ontwikkeling samenhangende kosten komen ten laste van de initiatiefnemer. Gezien de aard en omvang mag worden verwacht dat de ontwikkeling economisch uitvoerbaar is. Met de initiatiefnemer is een planschadeverhaalovereenkomst gesloten.
Een vooroverleg, als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro, is geen wettelijke verplichting, aangezien het een wijzigingsplan betreft gebaseerd op het onherroepelijke bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' van de gemeente Stede Broec. Desalniettemin is het plan wel aangeboden. De volgende instanties zijn om een reactie gevraagd:
De reacties van de provincie, de omgevingsdienst en het hoogheemraadschap hebben geleid tot onderstaande aanpassingen. De overige reacties hebben niet geleid tot een aanpassing van het wijzigingsplan.
Naar aanleiding van de reactie van het hoogheemraadschap is aan de paragraaf Water toegevoegd dat het voor dit plan verplicht is een melding te maken via het activiteitenbesluit informatie systeem (AIM, ten behoeve van de milieuwetgeving).
Naar aanleiding van de reactie van de omgevingsdienst zijn de paragrafen Bedrijven en milieuzonering en Duurzaamheid toegevoegd aan het hoofdstuk Milieu.
De provincie heeft aangegeven dat er een strijdigheid is met het provinciaal beleid omdat de wijzigingsbevoegdheid uit het moederplan, in tegenstelling tot artikel 6.33. lid g uit de Omgevingsverordening NH 2020, de mogelijkheid biedt voor bebouwing voor huisvestiging van buitenlandse werknemers buiten het bouwperceel. Dit leidt tot een situatie waarin het ruimtelijke plan wel voldoet aan de eisen van het bestemmingsplan wat betreft de wijzigingsbevoegdheid, maar niet aan de Omgevingsverordening NH 2020. De ontwikkeling is wel mogelijk omdat binnen de Omgevingsverordening een agrarisch bouwvlak tot maximaal 2 hectare vergroot mag worden. Daarbij moet wel voldoende rekening gehouden worden met de ruimtelijke inpassing en dus een goed inrichtingsplan/beeldkwaliteitsplan waaruit afstemming met Leidraad Landschap en Cultuurhistorie voldoende blijkt. Een advies van het ruimtelijk kwaliteitsteam is daarvoor noodzakelijk. Er is daarom een inpassingsplan voor het plangebied opgesteld, dat als bijlage is toegevoegd aan dit wijzigingsplan en het plan is in de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (ARK) besproken. Hieruit is gekomen dat de ontwikkeling wel mogelijk wordt geacht, mits een nadere afweging wordt toegevoegd van andere locaties in de toelichting van het ruimtelijk plan. Daarnaast is een aantal verbeterpunten aangegeven wat betreft specifieke situering van de zowel het gebouw als de parkeerplaatsen. Dit is verwerkt in paragraaf 2.3. Daarmee is de ontwikkeling mogelijk binnen het kader van artikel 6.33 (Agrarische bedrijven in landelijk gebied), mits het bouwblok wordt vergroot en met inachtneming van het advies ruimtelijke inpassing, waardoor het plan kan voldoen aan artikel 6.59 (Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied) van de Omgevingsverordening NH 2020.
Inspraak vindt in het kader van dit wijzigingsplan niet plaats. Deze partiële bestemmingsplanherziening betreft een doorwerking van bestaand gemeentelijk beleid.
Een ieder wordt in het kader van de planprocedure tijdens de zienswijzeperiode in de gelegenheid gesteld op het ontwerpwijzigingsplan te reageren. Het plan heeft met ingang van 16 december 2021 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens die periode zijn geen zienswijzen ingediend. .