Plan: | Kom Stede Broec |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | beheersverordening |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0532.BVkomstedebroec-VG01 |
De gemeente Stede Broec is bezig de geldende bestemmingsplannen te actualiseren. Een deel van de bestemmingsplannen is nog niet geactualiseerd, waaronder het bestemmingsplan Kom Stede Broec (2007) en bestemmingsplan Oosterweed (2008). Voor dit gebied kiest de gemeente voor de vaststelling van een 'beheersverordening' op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Voor Stede Broec Noord is eveneens een beheersverordening opgesteld (2013).
In een beheersverordening wordt de bestaande planologische situatie vastgelegd. Hiermee is er sprake van een actueel juridisch-planologisch instrument, waarmee aan de actualisatietermijn wordt voldaan. Tevens wordt hierbij het juridisch-planologische instrument digitaal beschikbaar gesteld via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
Bestaande planologische mogelijkheden
Deze beheersverordening richt zich op de voortzetting van de bestaande planologische mogelijkheden. Het gebied is met de uitbreiding van het woongebied Oosterweed uitontwikkeld, waardoor er sprake is van een beheerssituatie. Om die reden is gekozen voor het opstellen van een beheersverordening in plaats van een bestemmingsplan.
Het gaat in de beheersverordening dus puur om de bestaande situatie. Daarbij betreft het niet alleen de "waarneembaar" bestaande situatie (dat wil zeggen dat wat feitelijk aanwezig is of nog kan worden gebouwd op basis van een vergunning), maar ook de planologisch bestaande situatie. Onder de planologisch bestaande situatie vallen de ontwikkelingen die in het voorheen geldende bestemmingsplan al mogelijk waren, maar die voor een deel nog niet gerealiseerd zijn. Er worden in deze beheersverordening dus geen nieuwe (planologische) ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Het belangrijkste uitgangspunt voor deze beheersverordening is dat deze de bestaande, planologische situatie (inclusief overige, voorheen toegelaten functies) vastlegt. De beheersverordening legt de situatie van bebouwing en gebruik vast door middel van een algemene regeling voor het hele verordeningsgebied.
Doordat de vigerende bestemmingsplannen worden vervangen door de beheersverordening met dezelfde regeling c.q bestemmingen verandert er voor de aanvrager c.q. burger in principe niets. Een aanvraag voor omgevingsvergunning wordt getoetst aan de bijlagen in de beheersverordening. De bijlagen (regels/voorschriften en plankaarten) die als toetsingskader worden gebruikt zijn daar in PDF-formaat beschikbaar. Voor de burger en voor bedrijven en instanties die over planologische informatie willen beschikken, betekent dit dat de regels makkelijker raadpleegbaar en beter toegankelijker zijn dan tot voorheen het geval was.
Onderdelen beheersverordening
Kort gezegd bestaat een beheersverordening uit een verbeelding van het verordeningsgebied en regels. Meer concreet gaat het om:
De beheersverordening gaat vergezeld van een toelichting. Deze motiveert ook de keuze voor het instrument (zie hierboven) en bevat ook een uitleg van de regeling.
Werking beheersverordening
De beheersverordening moet digitaal worden gemaakt volgens de Praktijkrichtlijn Gebiedsgerichte Besluiten. De verordening wordt door de gebruiker daarom via een digitaal platform (meestal de website RO-online, www.ruimtelijkeplannen.nl) benaderd. Digitaal gezien zijn er bij een beheersverordening verschillende vlakken mogelijk, namelijk het besluitgebied, de besluitvlakken en de besluitsubvlakken.
Ligging verordeningsgebied
Het verordeningsgebied van deze beheersverordening bestaat uit de plangebieden die zijn opgenomen in het bestemmingsplan Kom Stede Broec en het bestemmingsplan Oosterweed. Het Florapark, dat is geregeld in het bestemmingsplan Landelijk gebied valt ook binnen de begrenzing. De begrenzing van het verordeningsgebied is op die plangebieden afgestemd en weergegeven in de volgende afbeelding.
Ligging verordeningsgebied
Voorheen geldende bestemmingsplannen
Met de beheersverordening worden de volgende bestemmingsplannen gedeeltelijk vervangen:
Daarnaast zijn sinds de inwerkingtreding van genoemde bestemmingsplannen een aantal perceelsgerichte bestemmingsplannen en wijzigingsplannen opgesteld, welke opgenomen zijn in de voorliggende beheersverordening. Het betreft de volgende plannen:
Wijzigingsbevoegdheden
In het bestemmingsplan Kom Stede Broec is een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor nieuwe woningbouw in de vorm van invullocaties. Al deze locaties zijn inmiddels ingevuld, met uitzondering van de inbreidingslocatie De Zwaan in Grootebroek. Voor dit gebied wordt een separate planprocedure doorlopen.
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 gaat kort in op het relevante beleid. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie in het verordeningsgebied aan de hand van de voorkomende functies en voorzieningen en de mogelijkheden uit de voorheen geldende bestemmingsplannen. Daarna worden in hoofdstuk 4 de milieu- en omgevingsaspecten uiteengezet. Hoofdstuk 5 geeft de uitgangspunten voor de beheersverordening weer met een juridische toelichting op de regeling. Tenslotte gaat het laatste hoofdstuk 6 in op de uitvoerbaarheid.
Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het verordeningsgebied. Op rijks- en provinciaal niveau zijn dit onder andere de "Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte" en de "Structuurvisie Noord-Holland 2040" die verder zijn uitgewerkt in respectievelijk het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" en de "Provinciale Ruimtelijke Verordening". Deze beleidsnota's geven geen specifieke uitgangspunten voor het verordeningsgebied, omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen sprake is van nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Dit geldt dan ook voor het verordeningsgebied.
Op gemeentelijk niveau zijn dit onder andere de "Toekomstvisie Stede Broec 2014 " en de Welstandsnota gemeente Stede Broec. De gemeentelijke beleidsnota's geven voor het verordeningsgebied geen ontwikkelingen aan die voor de beheersverordening van belang zijn. Wanneer wel sprake is van ontwikkelingen, zijn deze buiten het verordeningsgebied gehouden. Net als op rijks- en provinciaal niveau wordt gestreefd naar voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau.
De gemeente Stede Broec heeft nog geen overkoepelend archeologisch beleid vastgesteld. In verschillende bestemmingsplannen zijn archeologische beleidsadviezen in de vorm van vrijstellingsgrenzen opgenomen. Archeologie West-Friesland heeft een concept-beleidskaart archeologie vervaardigd, waarop het beleidsadvies zo gedetailleerd mogelijk is weergegeven. De concept-beleidskaart is gebaseerd op historische bronnen, bodemkundig onderzoek en archeologisch onderzoek. Op de kaart is aangegeven waar de bekende archeologische waarden en verwachtingen zich bevinden. De concept-beleidskaart archeologie van de gemeente Stede Broec ligt ter beoordeling bij de gemeente en zal naar verwachting in 2017 worden vastgesteld. Dit beleid is, anticiperend op de vaststelling, al vertaald in de beheersverordening (zie ook paragraaf 4.8.1)
In de volgende figuur is een luchtfoto weergegeven van het verordeningsgebied en de directe omgeving.
Luchtfoto van het verordeningsgebied en omgeving met globale plangrens (bron: Bing Maps)
Het kerngebied bestaat in hoofdzaak uit de lintbebouwing langs de Streekweg (P.J. Jongstraat, Zesstedenweg en Hoofdstraat), alsmede de Broekerhavenweg e.o. en de Kolk, de oude kerngebieden van Lutjebroek, Grootebroek en Bovenkarspel en de nieuwere gebieden binnen de begrenzing van de bestaande waterlopen.
Het gehele gebied ligt binnen het gebied waar het oorspronkelijke hoogwaterpeil is gehandhaafd. Ook het waterstelsel, met doorsteken door de Streekweg en grillige achtersloten is in grote lijnen in stand gebleven. Dit watersysteem bepaalt in belangrijke mate de eigenheid van het gebied en is als karakteristiek te waarderen.
Verder maakt de uitbreidingswijk Oosterweed deel uit van het verordeningsgebied.
Aan de Streekweg zijn vanouds alle functies geconcentreerd, voornamelijk in de kernen van Lutjebroek, Grootebroek en Bovenkarspel. Later zijn in de eerste uitbreidingsplannen in die kernen nieuwe functies en wonen gecombineerd gesitueerd.
Het ruimtelijk beleid sinds 1980 is gericht op bundeling van voorzieningen. Door dat bundelingbeleid in het nieuwe centrum zijn veel functies uit de oorspronkelijke bebouwing verplaatst. Met name de agrarische functies zijn gedecimeerd en de overige voorzieningen zijn aanzienlijk verminderd. Wel is nog steeds sprake van een gemengd milieu met weliswaar een overheersende woonfunctie, maar nog steeds bevat de oude bebouwing relatief veel niet-woonfuncties.
In de uitbreidingswijk Oosterweed is voornamelijk sprake van een woonfunctie.
Ten aanzien van de wegenstructuur is op te merken dat de aanvankelijke hoofdroutes van de Streekweg en Broekerhavenweg voornamelijk nog een verblijfsfunctie hebben. Er is een beperkt aantal wegen met een stroomfunctie die op afstand van de oorspronkelijke lintstructuur blijven. Alleen de centrale route D. Essenlaan - Burgemeester J.N. Stuifbergenlaan steekt de oude lintstructuur over.
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het verordeningsgebied voorkomende relevante omgevingsaspecten. Omdat deze beheersverordening enkel de bestaande planologische situatie voortzet, is de onderzoeksopgave van beperkte omvang. Om die reden is de afweging per aspect beknopt weergegeven.
Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem "Bedrijven en milieuzonering" ontwikkeld, in de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtlijnafstanden.
Alhoewel in de huidige situatie niet in alle gevallen zal worden voldaan aan de minimale planologische richtafstanden ten aanzien van milieugevoelige functies, betreft het in alle gevallen functies die naar hun aard en schaal in de dorpen passen. Uit milieuoogpunt kan dan ook worden geconcludeerd dat de bedrijven in de huidige omvang en op grond van de huidige bedrijfsvoering acceptabel zijn. Daarnaast voorziet de verordening niet in nieuwe ontwikkelingen, waarbij milieubelastende activiteiten nabij milieugevoelige functies worden geplaatst. Naast de bestaande bedrijven zijn ook andere bedrijven uit de in de bestemmingsplannen toegelaten maximale milieucategorie toegestaan. Dit betreffen milieucategorieën die naar hun aard en schaal in de dorpen passen.
Daar waar de geldende bestemmingsregeling andere milieugevoelige functies mogelijk maakt, is ervan uitgegaan dat deze functies uitwisselbaar kunnen blijven. Deze functies worden derhalve niet op de bestaande plek vastgelegd, maar op basis van de huidige bestemming is uitwisselbaarheid mogelijk. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een maatschappelijke bestemming waar niet alleen educatieve doeleinden onder vallen, maar ook levensbeschouwelijke doeleinden.
Er is geen sprake van nieuwe ontwikkelingen, maar van een voortzetting van de huidige mogelijkheden die ruimtelijk-planologisch als aanvaardbaar kunnen worden beschouwd.
Vanuit milieuzonering gelden er geen belemmeringen voor het verordeningsgebied.
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. In en rondom de dorpen zijn geen geluidzoneringsplichtige industrieterreinen aanwezig.
In de Wgh is bepaald dat elke (spoor)weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn onder andere wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur.
Voor het overgrote deel van het verordeningsgebied geldt het regime van 30 km/ uur. Voor de zoneplichtige wegen in de gebieden (dus met een maximumsnelheid van 50 km/uur of meer) biedt de beheersverordening door het overnemen van het bouwvlakkensysteem uit de geldende plannen een regeling dat een geluidsgevoelig gebouw niet dichter naar een zoneplichtige weg kan worden gebouwd. Hetzelfde geldt voor de eerstelijns (geluidgevoelige) bebouwing langs de spoorweg die zuidelijk van het plangebied loopt. Ook hier kunnen woningen niet dichter naar de bron worden gebouwd.
Uit het vorenstaande blijkt dat geluid geen belemmering is voor het verordeningsgebied.
Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de daarop gebaseerde Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) gelden bepaalde normeringsafstanden tussen risicovolle en risicogevoelige functies. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het Bevi wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico moet worden omgegaan. De risicovolle inrichtingen zijn op de landelijke risicokaart weergegeven.
Bij aanwezigheid van risicovolle inrichtingen moet onderzoek worden gedaan naar het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Bij het PR gaat het om de overlijdenskans van één persoon door een ongeluk bij de gasleiding. Het PR wordt uitgedrukt in contouren op de kaart. Nieuwe kwetsbare objecten mogen niet in de 10-6 risicocontour worden gebouwd.
Het GR houdt rekening met de daadwerkelijke aanwezigheid van personen en geeft de kans dat een bepaalde groep personen gelijktijdig slachtoffer kunnen worden. Voor het GR is geen normstelling, dit moet per situatie berekend worden.
De gemeente Stede Broec heeft in 2013 de Beleidsvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze beleidsvisie is een beeld geschetst hoe de gemeente Stede Broec wil omgaan met externe veiligheid. Met dit beleid is een instrument voorhanden welke bij de uitvoering kan worden gebruikt en is gemaakt om de gemeente, de veiligheidsregio en de brandweer een duidelijk kader te geven voor het omgaan met externe veiligheid. In deze beleidsvisie is geconstateerd dat er geen sprake is van grote knelpuntsituaties rond externe veiligheid.
Het veiligheidsaspect ten gevolge van de regionale wegen kent ten aanzien van individueel risico en groepsrisico geen overschrijdingen. Voor de gastransportleiding is een veiligheidszone van 4 m vastgesteld. De 10-6 risicocontour ligt op de leiding zelf.
Met de beheersverordening worden geen nieuwe bedrijfsactiviteiten die op het vlak van externe veiligheid risico's meebrengen voorzien en toegelaten.
Gelet op het vorenstaande is externe veiligheid in principe geen belemmering voor het verordeningsgebied.
Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat de geldende plannen risicovolle inrichtingen ingevolge het Bevi niet expliciet uitsluiten. Hetzelfde geldt voor vuurwerkbedrijven ingevolge het Vuurwerkbesluit. Teneinde nieuwvestiging hiervan tegen te gaan, is een regeling opgenomen in deze beheersverordening.
De Wet luchtkwaliteit is een deel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder andere geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of als een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt.
Binnen de gemeente zijn geen overschrijdingen op het gebied van luchtkwaliteit. Dat geldt dus ook voor het verordeningsgebied. Luchtkwaliteit is daarmee geen belemmering voor het verordeningsgebied.
Met betrekking tot de bodem kan gemeld worden dat in het verordeningsgebied geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is. Vanuit het omgevingsaspect bodem zijn er dan ook geen belemmeringen voor het verordeningsgebied.
Het verordeningsgebied valt onder het beheer van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, dat zorg draagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere boezemwateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het hoogheemraadschap belast met het peilbeheer in het verordeningsgebied.
Voor de watergangen en waterpartijen in het verordeningsgebied geldt dat de bestaande situatie wordt gecontinueerd. De kwaliteit- en kwantiteitsfunctie van het water in het verordeningsgebied is hiermee gewaarborgd.
Voor het verordeningsgebied dient op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg te worden onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn.
In de vorige bestemmingsplannen is de archeologische regeling gebaseerd op de IKAW (indicatieve kaart archeologische waarden).
Archeologie West-Friesland heeft een concept-beleidskaart archeologie vervaardigd, waarop het beleidsadvies zo gedetailleerd mogelijk is weergegeven. De concept-beleidskaart is gebaseerd op historische bronnen, bodemkundig onderzoek en archeologisch onderzoek. Op de kaart is aangegeven waar de bekende archeologische waarden en verwachtingen zich bevinden. Met de concept-beleidskaart maakt de gemeente gebruik van het recht om af te wijken van de algemene vrijstellingsgrens van 100 m², die wordt bepaald door het rijksbeleid. Op veel locaties binnen de gemeente ligt de vrijstellingsgrens veel hoger. Komt de bodemverstoring voor een geplande ontwikkeling boven de genoemde vrijstellingsgrens uit, dan dient rekening te worden gehouden met archeologie.
De uitgangspunten van het archeologisch beleid zijn de volgende:
In de beheersverordening blijft de nu nog de bestaande regeling van toepassing, mede omdat over dit beleid nog geen status heeft in de gemeente Stede Broec.
In een (paraplu)herziening van alle geldende bestemmingsplannen en beheersverordeningen in de gemeente zal - na vaststelling van het archeologiebeleid door de raad - dit beleid worden vertaald.
Het huidige landschap van de gemeente Stede Broec herbergt nog elementen uit de periode van de veenontginningen en daarna en is van hoge historisch-geografische waarde. De verkaveling heeft een grote samenhang met de ontginnings- en bewoningsassen, de afwateringskanalen, de achter- en zijkaden en de dijken. Door moderne bebouwing is binnen het plangebied weinig meer zichtbaar van de originele verkaveling. Wel zijn een aantal perceelsloten aanwezig die nog de originele verkavelingslijnen volgen. Deze sloten vormen onderdeel van een enorm systeem dat vanaf de Middeleeuwen is aangelegd om West-Friesland systematisch te ontwateren en geschikt te maken voor bewoning.
Binnen het gebied van het plan komen enkele rijksmonumenten, een enkel provinciaal monument en een aantal gemeentelijke monumenten voor. De kenmerkendste is de overhaal bij de Kolk, zijnde een industrieel monument. Voor het overige gaat het om kerken en enkele andere gebouwen. Een klein deel van de Westfriese Omringdijk, bij de Kolk, namelijk de voet van de dijk valt binnen het plangebied. Deze dijk is als provinciaal monument beschermd.
Wet natuurbescherming
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
• Natura-2000 gebieden.
• Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Voor het verordeningsgebied kan worden gesteld dat het om een bestaande situatie gaat waarin geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan. Wat betreft de gebiedsbescherming zijn er in het verordeningsgebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor Natura 2000- of EHS-gebieden. Hetzelfde geldt voor de soortenbescherming.
Op enkele punten heeft de aanwezige gasleiding, een regionale aardgastransportleiding
parallel aan de spoorlijn invloed op het plangebied (zie paragraaf 4.4). Als bestaande leiding is de afwatertransportleiding voor zover binnen het verordeningsgebied gelegen van belang.
Verder zijn er geen leidingen en tracés aanwezig zie een belemmering zijn voor het verordeningsgebied.
De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
De in paragraaf 1.3 genoemde bestemmingsplannen zijn de basisplannen die binnen het verordeningsgebied vigeren. De regelingen en bijbehorende kaarten zijn om die reden in de regels vastgelegd en opgenomen als bijlage bij de regels van de verordening. De aanvullende regelingen die in de vigerende plannen voorkomen (zoals voor de rioolpersleiding) gelden nog steeds bij de inwerkingtreding van deze beheersverordening. Een uitzondering hierop vormt de regeling voor de veiligheidszones voor externe veiligheid, aangezien de regeling hiervoor in het vigerende bestemmingsplan verouderd zijn.
De regels van deze beheersverordening geven in eerste instantie aan dat bestaande bouwwerken zijn toegestaan, waarbij het begrip "bestaand" aangeeft dat dit zowel feitelijk aanwezige als vergunde bouwwerken betreft. Daarnaast zijn bouwwerken toegestaan die op basis van het bestemmingsplan toegestaan zouden zijn, maar die nog niet zijn gebouwd. De beheersverordening kent een aantal inleidende bepalingen, waaronder een definitie van de gehanteerde begrippen. Deze is vrij kort omdat ook in de overgenomen regeling van de bestemmingsplannen de nodige begrippen zijn opgenomen. In de bijlage met de bestemmingsplannen staat ook de wijze van meten aangegeven.
De binnen het verordeningsgebied gelegen gronden en bouwwerken mogen overeenkomstig het bestaand (legaal) gebruik worden gebruikt. Daarnaast is een aanvulling hierop opgenomen, waarbij op gelijke wijze als bij de bouwregels is aangegeven dat het gebruik dat overeenkomstig het bestemmingsplan toegestaan was, nu ook is toegestaan. Ook zijn situaties die niet voldoen aan de ter plaatse geldende regeling, maar wel legaal tot stand gekomen zijn, eveneens toegestaan. Het kan daarbij gaan om zowel bouw- als gebruiksmogelijkheden overeenkomstig een eerder doorlopen ruimtelijke procedure. Denk hier bijvoorbeeld aan verleende omgevingsvergunningen.
In de regeling is expliciet bepaald dat indien de bestaande legale situatie afwijkt van hetgeen op het kaartbeeld en/of in de regels is bepaald, de bestaande legale situatie alsnog is toegestaan. Het mag vanzelf spreken dat illegale bouwwerken of illegaal gebruik niet gelegaliseerd worden onder het regiem van de beheersverordening.
In een aantal gebieden zijn in de voorheen geldende bestemmingsplannen ontwikkelingen opgenomen voor woningbouw. Omdat ten tijde van de opstelling van de plannen de situering en omvang van de woningen nog niet exact bekend was, zijn omwille van de flexibiliteit ruime (en diepe) bouwvlakken opgenomen. Inmiddels zijn de betreffende woningen gerealiseerd en wordt de overgebleven ruimte die de betreffende bouwvlakken bieden in beginsel niet meer benut. Om te voorkomen dat vanuit het oogpunt van een goede woonsituatie ongewenste ontwikkelingen ontstaan, is aan de bouwmogelijkheden voor hoofdgebouwen die de bouwvlakken nog bieden, een nader toetsingskader (binnenplanse afwijkingsprocedure) toegevoegd. Hiermee wordt onder meer geborgd dat bijvoorbeeld een woning aan de achterzijde in twee bouwlagen wordt uitgebreid, zonder dat dit wordt getoetst aan de woonsituatie (o.a. bezonning en privacy) en het straat- en bebouwingsbeeld. Deze aangepaste regeling is niet van toepassing op (bestaande) vrijstaande woningen.
In het woongebied Oosterweed zijn er kavels die direct grenzen aan het open water. Hier is de scheiding tussen openbaar en privé ter hoogte van de waterlijn. Het is niet de bedoeling dat direct langs de waterlijn bouwwerken worden geplaatst of hoge walbeschoeiingen worden opgericht. In bijgaande figuur is links de gewenste situatie aangegeven, waarbij sprake is van een lage walbeschoeiing met een langzaam oplopend talud. Rechts is sprake van een stedenbouwkundig ongewenste situatie direct vanaf de waterlijn.
![]() |
![]() Stedenbouwkundige ongewenste situatie |
In deze beheersverordening is een aanvullende regeling opgenomen waarin geregeld is dat bouwwerken (met uitzondering van lage walbeschoeiingen) minimaal 1 meter vanaf de waterlijn worden gebouwd. Deze afstand sluit aan bij de vergunningvrije bouwmogelijkheden uit het Besluit omgevingsrecht (Bor) Via een afwijkingsbevoegdheid is het onder ruimtelijke voorwaarden mogelijk om hiervan af te wijken.
Op de luchtfoto uit 2010 die in bijlage 1 is opgenomen, is duidelijk te zien is waar de meter vanaf de waterkant is aangelegd bij aanvang van de wijk. Deze wordt bij toetsing als uitgangspunt genomen.
In de Houtstraat is sprake van vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen die met garages aan elkaar zijn geschakeld. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt en beeldkwaliteit is het onwenselijk om op de garages van deze woningen die in een lage gootlijn zijn opgetrokken, dakopbouwen te plaatsen, zoals aangegeven op bijgaande figuur. De bijbehorende bouwwerken zijn door de bouwmassa en de situering te dominant in het straatbeeld aanwezig en doen het karakter van het type woning teniet.
![]() |
Ongewenste dakopbouwen bij woningen in lage gootlijn |
In deze beheersverordening is een aanvullende regeling opgenomen waarin geregeld is dat dergelijke dakopbouwen ter plaatse worden voorkomen door een lagere bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken toe te staan (maximaal 4,50 meter). Via een afwijkingsbevoegdheid is het onder ruimtelijke voorwaarden mogelijk om hiervan af te wijken.
Met de inwerkingtreding van de Wabo is een aantal termen die gebruikt werden in de voorgaande bestemmingsplannen, niet meer actueel. In plaats van een aanlegvergunning, wordt nu gesproken over een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' en in plaats van een vrijstelling, is er nu sprake van een afwijking. De inhoud en de bedoeling van de regels wijzigen echter niet, er is sprake van een nieuwe naam van de vergunningen. In deze verordening is aangegeven hoe deze vergunningen nu moeten worden gelezen. De in de bijlage opgenomen vrijstellingsbevoegdheden en aanlegvergunningen, kunnen, net als nu al gebeurt, worden beschouwd als respectievelijk afwijkingen en omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk en zijn nog steeds van toepassing.
Wijzigingsbevoegdheden uit het vigerende plan kunnen binnen een beheersverordening niet worden overgenomen, omdat de Wro daarvoor geen mogelijkheden biedt. Zoals in paragraaf 1.3 is aangegeven, is het niet de intentie van de gemeente om deze mogelijkheden te schrappen en werkt de gemeente aan de hand van de in de wijzigingsbevoegdheden opgenomen criteria en provinciale vereisten mee aan dergelijke initiatieven door middel van een ander soort juridisch-planologische regeling.
Verder zijn de in de bijlage(n) opgenomen regelingen met betrekking tot het overgangsrecht, de strafbepaling en de slotbepaling niet meer van toepassing binnen het regiem van de beheersverordening, omdat de beheersverordening daar zelf in voorziet.
Al deze bepalingen in de betreffende bestemmingsplannen zijn dan ook buiten toepassing van de beheersregeling gelaten.
De regels in de bijlage bij deze verordening voorzien in de bedrijfsbestemmingen niet expliciet in het weren van risicovolle inrichtingen (Bevi) en vuurwerkbedrijven (Vuurwerkbesluit). In het verordeningsgebied dient echter uitgesloten te zijn dat deze bedrijven zich mogen vestigen. Het uitsluiten van nieuwvestiging van deze bedrijven is daarom vastgelegd in de regels van de verordening zelf.
Eind 2014 is de Woningwet gewijzigd waarbij is bepaald dat een groot deel van de bouwverordening uiterlijk op 1 juli 2018 van rechtswege komt te vervallen. Het gaat dan onder andere om de stedenbouwkundige bepalingen waaronder de parkeernormbepaling. Vóór 1 juli 2018 moeten alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen op dit onderdeel zijn aangepast. Er kan dan niet meer verwezen worden naar stedenbouwkundige bepalingen voor de parkeernormen. Om deze reden is in de beheersverordening een nieuw artikel opgenomen waarin de parkeernormen worden geregeld.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening. Omdat de bestaande planologische mogelijkheden worden gecontinueerd, kiest de gemeente ervoor om geen inspraak te bieden en de verordening direct door de gemeenteraad te laten vaststellen. De beheersverordening voorziet ten opzichte van de voorheen geldende bestemmingsplannen namelijk niet in veranderingen waarbij particuliere belangen of belangen van ondernemers geschaad zouden kunnen worden.
De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie.
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. De vaststelling van een exploitatieplan is bij een beheersverordening niet mogelijk. De beheersverordening regelt immers het bestaande planologische gebruik en maakt geen nieuwe bouwplannen (Besluit ruimtelijke ordening) die nog niet eerder mogelijk waren. Hierdoor is geen sprake van gemeentelijke kosten voor bijvoorbeeld het opstellen van een plan of planschade. Het aantonen van de financiële haalbaarheid hierom is ook niet nodig. Die is ten tijde van de voorheen geldende bestemmingsplannen aangetoond.