Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Parklaan 2017
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0532.BPParklaan2017-VA02

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 het plan:
bestemmingsplan “Parklaan 2017”,  van de gemeente Stede Broec;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0532.BPParklaan2017-VA02 met bijbehorende regels;
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald(e) vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 archeologische waarde:
de aan een gebeid toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
 
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.7 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.8 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.9 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
 
1.10 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen van een standplaats;
 
1.11 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.12 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.13 bouwrijp maken:
Het aanleggen van de wegen binnen het projectgebied, inclusief aansluitingen op bestaande wegen, het aanleggen of doen aanleggen van de benodigde riolerings-, water-, elektriciteits-, CAI-, telecommunicatie- en drainageleidingen en/of kabels, inclusief de aansluitingen op de bestaande voorzieningen en de oprichting van eventuele gemalen, transformatorstations, gasverdeelstations en dergelijke; verrichten van grondwerken (met inbegrip van egaliseren, ophogen, grondverbetering en afgraven); het aan- en/of afvoeren van grond voor het op hoogte brengen; het kappen en verwijderen van bomen na verleende kapvergunning, het verwijderen van eventuele zich in de grond bevindende omstandigheden die toekomstige bebouwing zouden kunnen belemmeren; de aanleg van waterpartijen, bermsloten en het overigens zorgdragen voor voldoende ontwatering; het plaatsen van brandkranen; en overige inrichtingselementen.
 
1.14 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten;
 
1.15 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.16 dak:
iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk;
 
1.17 erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw, en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
 
1.18 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.19 hoofdgebouw:
een gebouw, dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
 
1.20 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
 
1.21 peil:
  1. voor een bouwwerk, waarvan de toegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van het gebouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd de hoogte van het waterniveau ter plaatse van het geldende peilgebied dat door middel van een Peilbesluit voor het betreffende peilgebied is vastgesteld;
1.22 uitbouw:
een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.23 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen groep personen;
 
1.24 woonrijp maken:
Het naar de definitieve vorm afwerken van het projectgebied, waaronder de aanleg van erf, wegen, verlichtingen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen; en overige inrichtingselementen, voor zover nodig ook nadat de bebouwing is voltooid.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of  van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.5 de oppervlakte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden, zijn uitsluitend bestemd voor:
  1. het verbouwen en/of telen van gewassen;
3.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van erf- of terrein-afscheidingen, met een hoogte van maximaal 1 meter.
 
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de locatie van erf- of terreinafscheidingen, ter voorkoming van onevenredige aantasting van de openheid van het landelijk gebied.
 
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Gebruik van gronden
Als een strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:
  1. het gebruik van gronden voor de uitoefening van enige tak van handel en bedrijf;
  2. het kweken van bomen ten behoeve van de fruitteelt.
Artikel 4 Groen-Parkeren
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de verbeelding voor 'Groen-Parkeren' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen, w.o. bermen en beplanting;
  2. parkeervoorzieningen
met bijbehorende
  1. bouwwerken.
  2. verhardingen;
  3. voetpaden
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
 
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is:
  1. ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
  3. ter bescherming van de verkeersveiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan, gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
  1. ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en/of (straat-) prostitutie;
  2. voor het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  3. het opslaan van goederen,
4.4.2 Uitzonderingen gebruiksverbod
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
  1. vormen van gebruik als bedoeld in lid 4.4.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de gronden ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of overige regels mogen worden gebruikt;
  2. het opslaan van materialen in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
Artikel 5 Maatschappelijk
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
    zorg voor mensen met een verstandelijke en/of meervoudige beperking met een WIZ of WMO indicatie grondslag verstandelijke beperking,
met de daarbij behorende:
  1. toegangswegen en paden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. tuinen en erven;
  4. groenvoorzieningen;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Voorwaardelijke verplichtingen
In overeenstemming met de beschrijving in hoofdstuk 2 van de plantoelichting en hetgeen is weergegeven op afbeelding 4 in de plantoelichting, gelden de volgende voorwaardelijke verplichtingen:
  1. voor de oplevering van het bouwrijp maken van de bouwlocatie dient er sprake te zijn van realisatie en instandhouding van de voert aan de westzijde en zuidzijde van het plangebied;
  2. voor de oplevering van het woonrijp maken van de bouwlocatie dient er sprake te zijn van volledige sloop en verwijdering van het kassencomplex op de percelen, kadastraal bekend gemeente Stede Broec, sectie B nummers 2585 en 2586 (behoudens de schuur van metselwerk);
  3. uiterlijk zes maanden na de oplevering van het woonrijp maken van de bouwlocatie dient er sprake te zijn van een volledige aanzet en instandhouding van de beplanting.
5.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: 
  1. het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw zullen niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen, met uitzondering van de uitgebouwde entreepartij, waarvan de goothoogte ten hoogste 4,50 meter mag bedragen;
  3. het bouwvlak mag 100 % worden bebouwd.
  4. de bijbehorende bouwwerken mogen bestaan uit een fietsenberging, annex botenhuis van maximaal 60 m2 en ruimten voor dagbesteding tot maximaal 225 m2;
  5. de goot- en bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken mag respectievelijk 2,75 meter en 6,00 meter bedragen;
  6. de afstand van een gebouw en bijbehorende bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens en/of waterloop zal ten minste 1,50 meter te bedragen, met uitzondering van de fietsenberging annex botenhuis, waarbij de afstand tot de waterloop ten minste 0,80 meter zal bedragen.
5.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen; 
  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag ten hoogste 4,00 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
5.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. de verkeersveiligheid;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. de bereikbaarheid van hulpdiensten; en
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik voor ‘reguliere’ bewoning anders dan zorgwoningen;
  2. het opslaan van goederen anders dan in gebouwen.
Artikel 6 Water
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterlopen;
  2. bermen en beplanting;
  3. kaden en oevers;
  4. waterbouwkundige voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. groenvoorzieningen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. een overkapping, uitsluitend ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - overkapping’;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder oeverbeschoeiingen, steigers en/of dammen.
6.2 Bouwregels
 
6.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Op deze gronden mogen geen gebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, behoudens het gestelde in lid 6.1. onder h, een overkapping van maximaal 12,00 meter lengte, maximaal 2,50 meter uitstekend boven het wateroppervlak en met doorvaarthoogte van tenminste 2,00 meter.
 
6.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en kunstwerken mag ten hoogste 4,00 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan erf- en terreinafscheidingen, mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. de verkeersveiligheid;
  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. de waarborging van een vrije doorvaartbreedte.
6.4 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken als aanleggelegenheid voor permanent bewoonde of niet permanent bewoonde woonschepen;
  2. het gebruik van de gronden voor olie-, gas-, zand- en kleiwinning.
Artikel 7 Waarde - Archeologie
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
 
7.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat:
  1. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  2. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  3. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord.
7.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
7.3.1 Omgevingsvergunning werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
  1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  2. het rooien of vellen van houtopstanden;
  3. de aanleg van verhardingen;
  4. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  5. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
  6. het in de grond brengen van voorwerpen;
  7. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  8. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in 7.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
7.3.3 Toetsingscriteria
De in 7.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits:
  1. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  2. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  3. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.
7.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde-Archeologie'
geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
 
3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
 
9.1 Ondergeschikte bouwdelen
 
De bouwgrenzen en/of bestemmingsgrenzen mogen, in afwijking van het op de verbeelding en/of hoofdstuk 2 bepaalde, uitsluitend worden overschreden door:
  1. erkers en/of toegangsportalen: de bebouwingsgrens mag met maximaal 1,50 meter overschreden worden ten behoeve van de bouw van een erker en/of toegangsportaal, mits naar de zijde van de weg een onbebouwd deel resteert met een diepte van tenminste 1,50 meter;
  2. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, veranda's, luifels en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen als goot- en kroonlijsten, gevellijsten, pilasters, plinten, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, kozijnen, dorpels en afvoerpijpen voor hemelwater, mits de overschrijding niet meer dan 1,00 meter bedraagt.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
 
10.1 Autoparkeren
 
Het gebruik van gronden conform het bepaalde in ‘Maatschappelijk’ is alleen dan toegestaan indien er voldoende parkeergelegenheid is voor de auto, fiets laden en lossen conform de CROW-kencijfers, zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit plan.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • een goede waterhuishouding;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de woonsituatie.
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de in het plan bij recht gegeven maten en afmetingen tot ten hoogste 10% van die maten en afmetingen, uitsluitend indien dit om bouwtechnische of constructieve redenen of om andere redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
  2. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. het bepaalde in het plan ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte ten behoeve van plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. de maximale oppervlakte van een plaatselijke verhoging niet meer dan 10% van het bouwvlak bedraagt;
    2. de hoogte ten hoogste 1,1 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of   in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.
  3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
 
‘Regels van het Bestemmingsplan “Parklaan 2017”, gemeente Stede Broec.
 
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 25 april 2019 en 25 juni 2020.