direct naar inhoud van Regels
Plan: BPKeetje
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0532.BPKeetje-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'BPKeetje', van de gemeente Stede Broec;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0532.BPKeetje-VG01 met bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een beroep dat in, aan of bij een woning wordt uitgeoefend door een (mede)bewoner van de op het bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroepsuitoefening een ruimtelijke uitwerking en uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aan huis verbonden bedrijf:

het door een (mede)bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in de woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren (visteelt daaronder begrepen);

  • 1. deeltijd agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf met een arbeidsbehoefte van minder dan één halve arbeidskracht;
  • 2. reëel agrarisch bedrijf:een agrarisch bedrijf met een arbeidsbehoefte van een halve tot één hele arbeidskracht is;
  • 3. volwaardig agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf met een arbeidsbehoefte gelijk of meer dan één arbeidskracht;
1.8 agrarisch dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;

1.9 agrarisch handelsbedrijf:

een bedrijf waar, door middel van industriële of geavanceerde vormen van tuinbouw en technologie, productie, handel, distributie en onderzoek plaatsvindt verbonden aan de tuinbouw;

1.10 agrarische fotostudio:

het kweken en fotograferen van agrarische producten en het bewerken van de ter plaatse gemaakte foto's;

1.11 ambachtelijk bedrijf:

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel / terrein, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.14 bed & breakfast

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijhuis;

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.17 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (aan-huis-verbonden) beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimte en dergelijk;

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijbehorend bouwwerk:

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.21 boog- en gaaskassen:

een bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit licht-doorlatend materiaal, dienende tot het kweken van vruchten, bloemen of planten. Er kunnen verschillende boog- en gaaskassen onderscheiden worden, t.w.:

tijdelijke boogkassen: dit betreft kassen met een eenvoudig te monteren en te demonteren constructie, die wel in de grond verankerd is, maar op een verplaatsbare fundering. Een tijdelijke boogkas dient uitsluitend voor één teeltcyclus op eenzelfde plaats binnen de kavel, en wordt daarna verwijderd;

permanente boogkassen: dit betreft kassen welke in de grond verankerd zijn, op een niet-verplaatsbare fundering. Permanente boogkassen zijn onderdeel van teeltondersteunend glas en vallen derhalve onder dezelfde regeling;

gaaskassen: gaaskassen (ook wel schaduwhallen of schermhallen genoemd) zijn vaste constructies met schermdoeken om weersinvloeden te matigen;

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.23 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.32 dienstverlening:

het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden;

1.33 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.34 erf:

onbebouwd gedeelte van een bouwperceel;

1.35 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.36 escortbedrijf:

een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservice en bemiddelingsbureaus;

1.37 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.38 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 glastuinbouw

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waarbij de productie geheel of gedeeltelijk in kassen plaatsvindt;

1.40 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaats vindt;

1.41 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn functie, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.42 horeca:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.43 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.44 huishouden:

het in een woning met elkaar samen wonen van een aantal personen in een zekere continue samenstelling en waarbij tevens tussen deze verschillende personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat (gezin of samenlevingsverband);

1.45 huisvesting buitenlandse werknemers:

het huisvesten van arbeidsmigranten, die hier op grond van een EU paspoort of een tewerkstellingsvergunning legaal tijdelijk werkzaam zijn en hun hoofdverblijf elders hebben;

1.46 intensieve veehouderij:

een agrarische bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede aan de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

1.47 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.48 kamperen:

het houden van recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel of in een bouwwerk dat ter beschikking is gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension of een woning anders dan een recreatiewoning;

het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.49 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht-doorlatend materiaal, dienende tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.50 omgevingsvergunning:

Vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.51 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.52 peil:
  • voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg of langzaam verkeersroute: de hoogte van die weg, respectievelijk langzaam verkeersroute, ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

tenzij in de regels anders is bepaald;

1.53 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een andere tegen vergoeding;

1.54 recreatieve verblijfsperiode:

periode waarin de geplaatste kampeermiddelen voor bewoning mogen worden gebruikt. Deze periode loopt van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.55 relatie:

een verband tussen twee delen van één bouwvlak;

1.56 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;pornografische aard plaatsvinden;

  • a. onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
  • 1. een seksinrichting, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • 2. een seksbioscoop of sekstheater;
  • 3. een seksautomatenhal;
  • 4. een seksclub of parenclub;

al dan niet in combinatie met elkaar;

  • b. onder een seksinrichting wordt niet verstaan:
  • 1. een escortbedrijf;
  • 2. een sekswinkel;
1.57 straatprostitutie:

het in hoofdzaak op de openbare weg door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

1.58 theeschenkerij

een ondergeschikte horecavoorziening die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van (hoofdzakelijk alcoholvrije) dranken en voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren;

1.59 trekkershut:

een gebouw met een eenvoudige constructie (zonder kookgelegenheid) en beperkte omvang ten behoeve van recreatief nachtverblijf voor passanten in de recreatieve verblijfsperiode van 15 maart tot 1 november van elk kalenderjaar;

1.60 verbeelding:
  • 1. analoog: bestaat uit de als zodanig gewaarmerkte analoge tekening (verbeelding) van het bestemmingsplan, bestaande uit één blad; tekening nummer: 2394 - 200;
  • 2. digitaal: het weergeven van alle relevante bestemmingsplaninformatie voor de raadpleger van het bestemmingsplan;
1.61 verblijfsrecreatie:

recreatief buitenverblijven, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, dan wel in bouwwerken die ter beschikking zijn gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension of een woning anders dan een recreatiewoning;

1.62 visteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van de productie van vis;

1.63 water:

al het open water: meren, rivieren, sloten, kanalen;

1.64 woning:

een complex van ruimten, dat dient voor de huisvesting van één huishouden, of een daarmee gelijk te stellen samenlevingsverband;

1.65 woonunit:

een te verplaatsen / verwijderen bouwwerk, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag-, en/of nachtverblijf van één of meerdere personen;

1.66 zorgboerderij

een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische, recreatieve en educatieve activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij deze genoemde activiteiten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Algemeen

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van technische installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken, erkers en dakkapellen;

bedrijfsvloeroppervlak:

binnenwerks, op de vloer van de ruimtes die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;

de breedte van een gebouw/woning:

tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken en de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren;

vloeroppervlak:

op de vloer, tussen de binnenzijden van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke scheidsmuren;

afstand tot zijdelingse perceelsgrens:

de afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens;

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Maatschappelijk - Zorgboerderij

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een zorgboerderij, in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. bedrijfswoningen, al dan niet met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijf;
  • c. ondergeschikte educatieve functies voor bezoekers, ten dienste van de maatschappelijke functie ;
  • d. ondergeschikte horeca in de vorm van een theeschenkerij, ten dienste van en aan de maatschappelijke functie;
  • e. ondergeschikte detailhandelsactiviteiten, uitsluitend voor het ten verkoop aanbieden van producten van het betrokken bedrijf en/of producten uit de streek;
  • f. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • g. trekkershutten;
  • h. bed & breakfast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw);
  • i. ondergeschikt kleinvee;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. toegangswegen en paden;
  • l. tuinen en erven;
  • m. groenvoorzieningen en water;

met bijbehorende bouwwerken.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen en kassen
  • a. de bedrijfsgebouwen dienen te worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen en kassen mag niet meer bedragen dan 1750 m2;
  • c. de goothoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 8 m bedragen, en van de kassen niet meer dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 12,5 m bedragen, en van de kassen niet meer dan 5,5 m;
  • e. de bedrijfsgebouwen dienen van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 15º;
  • f. de afstand tussen de gebouwen onderling dient, indien deze niet aaneengesloten worden gebouwd, tenminste 5 m te bedragen.

3.2.2 Bedrijfswoningen
  • a. bedrijfswoningen, inclusief aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zijn toegestaan waar dit, door middel van de aanduiding 'bedrijfswoning (bw)' op de verbeelding is aangegeven.
  • b. binnen de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' zijn maximaal twee bedrijfswoningen toegestaan;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 1000 m³, inclusief aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • e. de gebouwen dienen van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 30º;
  • f. vrijstaande bijgebouwen dienen te worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 376 m²;
  • h. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m, de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m;
  • i. de afstand tussen de gebouwen onderling dient, indien deze niet aaneengesloten worden gebouwd, tenminste 5 m te bedragen.
  • j. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en/of waterloop dient minimaal 1,5 m te bedragen.

3.2.3 Trekkershutten
  • a. trekkershutten dienen te worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. binnen de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' zijn maximaal zes trekkershutten toegestaan;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • d. de oppervlakte van een trekkershut bedraagt niet meer dan 30 m2;
  • e. de onderlinge afstand tussen trekkerhutten bedraagt niet minder dan 5 m.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m, met uitzondering van erfafscheidingen;
  • b. bouwwerken ten behoeve van erfafscheidingen, welke niet omgevingsvergunningvrij zijn, zijn niet toegestaan.
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 10 m
  • d. watersilo's worden binnen het bouwvlak gebouwd, aansluitend aan de bestaande bebouwing;
  • e. de bouwhoogte van watersilo's bedraagt maximaal 6 meter.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is:

  • a. ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
  • c. ter bescherming van de verkeersveiligheid.

3.4 Specifieke afwijkingsregels
3.4.1 Erfafscheidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.2.4. onder b, voor het realiseren van erfafscheidingen, met dien verstande dat:

  • a. de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. deze afwijking uitsluitend mag worden verleend voor erfafscheidingen langs de openbare weg;
  • c. er nadere eisen kunnen worden gesteld ten aanzien van de uiterlijke verschijningsvorm.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan, gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken:

  • a. vrijstaande bijgebouwen, behorende bij een bedrijfswoning, voor bewoning;
  • b. voor een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijf op een wijze waarbij wordt afgeweken van de volgende voorwaarden:
    • 1. er mag niet meer dan 30% van de oppervlakte van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt, met dien verstande dat een maximum geldt van:
      • 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
      • 60 m² bij bouwpercelen van 750 m² tot 1.500 m²;
      • 75 m² bij bouwpercelen groter dan 1.500 m²;
    • 2. er zijn maximaal 50 verkeersbewegingen per etmaal toegestaan;
    • 3. er mag geen detailhandel plaatsvinden;
    • 4. er mag geen bedrijvigheid worden uitgeoefend die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Wet milieubeheer;
    • 5. er dienen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
    • 6. de oppervlakte van reclameborden mag niet meer dan 0,50 m² bedragen, en de langste zijde van het reclamebord mag niet meer dan 1,00 m bedragen;
    • 7. er mogen geen verlichte reclameborden worden gebruikt.
  • c. ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en/of (straat-) prostitutie;
  • d. het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten, die leiden tot een hogere milieucategorie;
  • e. voor detailhandelsactiviteiten, uitgezonderd de in artikel 3.1 vermelde ondergeschikte detailhandelsactiviteiten met een maximale oppervlakte van 100 m2;
  • f. voor het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  • g. het opslaan van goederen anders dan in gebouwen.

3.5.2 Uitzonderingen gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 3.5.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de gronden ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of overige regels mogen worden gebruikt;
  • b. het opslaan van materialen in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Verkeer (V)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebiedsontsluitingswegen, met maximaal 2 rijstroken, waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van (doorgaand) autoverkeer;
  • b. erftoegangswegen, met maximaal 2 rijstroken, waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op het verblijf;
  • c. ongelijkvloerse kruisingen;
  • d. voorzieningen voor het langzaam verkeer;
  • e. haltevoorzieningen voor het openbaar vervoer;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen en water;

met bijbehorende bouwwerken.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met uitzondering van, lichtmasten, vlaggenmasten en kunstwerken;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 10 m.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is:

  • a. ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
  • c. ter bescherming van de verkeersveiligheid.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan, gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken:

  • a. als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en/of (straat-)prostitutie;
  • c. voor het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  • d. voor het opslaan van goederen, anders dan in gebouwen.

4.4.2 Uitzonderingen gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:vormen

  • a. van gebruik als bedoeld in lid 4.4.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de gronden ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of overige regels mogen worden gebruikt;
  • b. het opslaan van materialen in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

Artikel 5 Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor:

  • a. archeologische waarde;

met bijbehorende bouwwerken

5.2 Nadere detaillering van de bestemming
5.2.1 Archeologische waarde

Het gehele plangebied heeft de bestemming 'Waarde - Archeologie' met uitzondering van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken.

5.3 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd.

5.4 Bouwregels vanwege samenvallende bestemmingen
  • a. bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen (basisbestemmingen), zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien en voor zover de waarden hierdoor niet onevenredig worden aangetast;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, dient de aanvrager schriftelijk advies in te winnen bij een archeologische deskundige, omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteit de archeologische en/of cultuurhistorische belangen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op het plaatsen van straatmeubilair, terreinafscheidingen e.d.
  • d. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 500 m2 en/of dieper dan 40 cm.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, voor zover geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het oprichten van enig bouwwerk;
  • b. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • c. het wijzigen van het maaiveld door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • f. het indrijven van voorwerpen;
  • g. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

5.5.2 Uitzondering t.a.v. het gebruik

Het in lid 5.5.1 opgenomen verbod is niet van toepassing op werkzaamheden welke:

  • a. het normale agrarisch gebruik en onderhoud betreffen, waaronder draineren egaliseren en scheuren van grasland;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. een bewerkingsdiepte hebben kleiner dan 0,5 meter;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

5.5.3 Uitzondering t.a.v. aanbrengen verharding

Het in lid 5.5.1 onder e opgenomen verbod is niet van toepassing voor het aanbrengen van gesloten verhardingen met een oppervlakte van minder dan 100 m2.

5.5.4 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.5.1, wordt verleend indien - mede gelet op een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische, cultuurhistorische en/of natuurwaarden van het gebied.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

6.1 Algemeen

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen, bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Maximum bouwprofiel

Waar in dit plan voor hoofdgebouwen een maximum goothoogte en een maximum dakhelling is voorgeschreven mag het hieruit voortvloeiende maximum bouwprofiel worden overschreden door antennes, schoorstenen en ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van technische installaties;

7.2 Overschrijding bouw- en/of bestemmingsgrenzen

De bouwgrenzen mogen, in afwijking van het op de verbeelding en/of in hoofdstuk 2 bepaalde, uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, veranda's, en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen als goot- en kroonlijsten, gevellijsten, pilasters, plinten, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, kozijnen, dorpels en afvoerpijpen voor hemelwater, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

7.3 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt daarbij uitgegaan van de tekst, zoals deze luidt op het tijdstip waarop het bestemmingsplan in ontwerp ter inzage is gelegd.

Artikel 8 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De planregels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Milieuzone - stiltegebied

Binnen de op de verbeelding aangegeven gebiedsaanduiding 'milieuzone - stiltegebied'  zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de stilte met de in het centrale deel aanwezige water- en moerasgebieden en/of de te verwachten waarden.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels voor:

  • a. het verschuiven van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en nadere aanduidingen, voor zover dit, tengevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding, dan wel noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 3 meter mogen bedragen;
  • b. het afwijken van maten, met uitzondering van percentages, met ten hoogste 5%, indien dit noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan;
  • c. de bouw van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen waarvan de oppervlakte van enig gebouw niet meer dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen.

10.2 Uitzondering

Afwijken is niet mogelijk indien daardoor ernstige afbreuk wordt gedaan aan de, ingevolge de bestemming gegeven, gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van artikel 3.6 Wro, bevoegd het plan te wijzigen:

  • a. voor het verplaatsen van een bestemmingsgrens, indien bij definitieve verkaveling en/of bouwplan blijkt, dat deze verplaatsing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan is, waarbij de grenzen met niet meer dan 10 m mogen worden verplaatst;
  • b. voor het verplaatsen van een bouwgrens, indien bij definitieve verkaveling en/of bouwplan blijkt, dat deze verplaatsing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan is, waarbij de grenzen met niet meer dan 10 m mogen worden verplaatst.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 Overgangsregels

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Eenmalig kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 12.1 onder a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%
  • c. Het bepaalde in lid 12.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in lid 12.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan

12.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Voor zover toepassing van het overgangsrecht ten aanzien van bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Regels deel uitmakende van het bestemmingsplan ' 't Keetje' van de gemeente Stede Broec.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 18 december 2014.

De voorzitter, De griffier,

…………………………………… ……………………………………..