Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Margrietstraat e.o.
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0531.bp49Margrietstreo-3001

Regels

1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan Margrietstraat e.o. met identificatienummer NL.IMRO.0531.bp49Margrietstreo-3001 van de Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aan- en uitbouw
  1. aanbouw: een aangebouwd bijgebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
  2. uitbouw: een uitbreiding van de woonruimte, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.4 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.6 aanduidingsgrens
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.7 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
 
1.8 archeologisch deskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de geldende kwaliteitscriteria en adviseert en beoordeelt conform de ten tijde van het advies of beoordeling geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
 
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
 
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.11 bestaande bebouwing
bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaat of in uitvoering is, dan wel na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.
 
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.14 Bevi-inrichting
een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
 
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.17 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
 
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.19 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
 
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.22 bijgebouw
een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
 
1.23 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
 
1.24 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.25 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
 
1.26 erf- en terreinafscheiding
een bouwwerk dat dient ter afscheiding van het erf of een terrein.
 
1.27 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.28 gestapelde woning
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.
 
1.29 grondgebonden woning
een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.
 
1.30 hoofdgebouw
een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen en/of functie als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
 
1.31 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
 
1.32 huishouden
persoon of groep personen die een huishouden voert waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen.
 
1.33 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.34 ondergeschikte bouwdelen
ondergeschikte delen aan een gebouw zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, windvanen, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte bouwdelen.
 
1.35 ondergeschikte functie/activiteit
functie waarvoor maximaal 25% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.
 
1.36 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dakconstructie en minimaal twee open wanden.
 
1.37 peil
  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.38 pergola
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn.
 
1.39 reclame-uiting
een op enige wijze met een bouwwerk verbonden zijnde openbare aanprijzing om de afzet of het gebruik van goederen of diensten te bevorderen.
 
1.40 seksinrichting
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse verrichten van seksuele handelingen.
 
1.41 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van openbare voorzieningen zoals:
  1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, alsmede
  2. abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede
  3. kleinschalige bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen waaronder inbegrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen.
1.42 verblijfsgebied
een verblijfsgebied is een aaneengesloten ruimtelijk samenhangend gebied waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie.
 
1.43 vloeroppervlakte
de oppervlakte conform NEN 2580.
 
1.44 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
 
1.45 voorgevellijn
een lijn die zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de oorspronkelijke voorgevels van de hoofdgebouwen.
1.46 vrijstaand
een gebouw dat niet begrensd is door scheidsmuren van andere gebouwen.
 
1.47 woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
 
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
 
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.7 hoogte van de eerste bouwlaag
wordt gemeten van 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping boven het maaiveld van het (hoofd)gebouw.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. bij de bestemming behorende voorzieningen als groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, reclame-uitingen en water.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, al dan niet met niet-publiekgerichte aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
5.2.1 Hoofdgebouwen
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  3. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  4. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 115;
5.2.2 Aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen
  1. aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen dienen op ten minste 1 m achter de lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  3. de afstand van aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt 0 m of ten minste 1 m;
  4. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum bouwhoogte van 4 m;
  5. bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  6. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 30 m² per woning;
  7. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het achtererfgebied met een maximum van:
    1. 80 m² bij grondgebonden woningen;
    2. 10 m² per woning bij gestapelde woningen;
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van pergola's bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  4. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (waaronder overkappingen) bedraagt ten hoogste 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf in maximaal milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
  1. de omvang van de activiteit bedraagt ten hoogste 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 40 m²;
  2. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  3. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
  4. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  5. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan-huis-gebonden beroep;
  6. reclame-uitingen zijn niet toegestaan;
  7. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
 
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 6 lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. ten behoeve van de andere geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  3. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 350 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6 lid 2 sub b ten behoeve van de andere geldende bestemming(en), met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning (voor het bouwen) een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning (voor het bouwen) regels te verbinden, gericht op het behoud van archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  3. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
6.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 350 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2 Uitzondering
Het verbod van artikel 6 lid 4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 6 lid 2 in acht is genomen;
  2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan; of
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.4.3 Voorwaarden
De werken en werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 6 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
3 Algemene regels
 
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
 
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen en/of bestemmingsgrenzen mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
8.2 Bestaande bouwwerken
Bouwwerken, die niet voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk 2, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
9.1 Gebruiksregels ten aanzien van onbebouwde gronden
9.1.1 Algemeen
Het is verboden de in het plan begrepen gronden, voor zover zij onbebouwd blijven, anders te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken anders dan ten dienste van de in deze regels aan de grond gegeven bestemming.
 
9.1.2 Bijzonder
Onverminderd het bepaalde in artikel 9 lid 1.1 is het in ieder geval verboden onbebouwde gronden te gebruiken voor:
  1. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  4. ligplaats of aanlegplaats voor vaartuigen voor zover dit niet uitdrukkelijk in regels hoofdstuk 2 is bepaald.
9.1.3 Uitzonderingen
Het in artikel 9 lid 1.1 en artikel 9 lid 1.2 bepaalde is niet van toepassing op:
  1. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
  2. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen;
  3. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
9.2 Gebruiksregels ten aanzien van bouwwerken
9.2.1 Algemeen
Het is verboden de in het plan gelegen bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze anders dan ten dienste van de in deze regels aan de bijbehorende grond gegeven bestemming.
 
9.2.2 Bijzonder
Onverminderd het bepaalde in artikel 9 lid 2.1 is het in ieder geval verboden de bouwwerken te gebruiken voor:
  1. detailhandelsdoeleinden of seksinrichting;
  2. de bouwwerken welke zijn opgericht na een door burgemeester en wethouders te verlenen omgevingsvergunning te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de omgevingsvergunning is verleend;
  3. opslag van gevaarlijke stoffen/materialen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waaronder begrepen consumentenvuurwerk.
9.3 Voorwaardelijke verplichting
Het is verboden de in het plan begrepen gronden voor minder dan 1.585 m² als openbaar groen in te richten en op de gronden die als openbaar groen ingericht worden verharding aan te brengen.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
10.1 Geluidzone - industrie
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt een zone als bedoeld in artikel 40 en artikel 41, eerste en tweede lid van de Wet geluidhinder.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, tenzij op grond van regels hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend, met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten met ten hoogste 10%. Een omgevingsvergunning voor afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden overschreden; een omgevingsvergunning voor afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. de bouw ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen van:
    1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 25 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 4 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd; bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning voor afwijken dient in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (zichtlijnen en voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);
    2. andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale hoogte van 15 m; bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning voor afwijken dient in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (zichtlijnen en voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);
  4. het in geringe mate afwijken van het plan, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze afwijking in het belang van de juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is om aan te kunnen sluiten bij de werkelijke toestand van het terrein, waarbij de grenzen met niet meer dan 1 m mogen worden overschreden.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
 
12.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
 
12.2 Archeologische waarden
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 13 Parkeren
13.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de 'Parkeernota Nieuwe ontwikkelingen 2018' (vastgesteld d.d. 8 juli 2019) en diens rechtsopvolger(s).
 
13.2 Voorwaardelijke verplichting
Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van het gebruik van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de 'Parkeernota Nieuwe ontwikkelingen 2018' (vastgesteld d.d. 8 juli 2019) en diens rechtsopvolger(s).
 
13.3 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13 lid 1 en artikel 13 lid 2 toestaan dat:
  1. parkeergelegenheid niet op eigen terrein bij de ontwikkeling wordt gerealiseerd, mits voldaan wordt aan de in de 'Parkeernota Nieuwe ontwikkelingen 2018' (vastgesteld d.d. 8 juli 2019) en de in diens rechtsopvolger(s) gestelde voorwaarden;
  2. wordt afgeweken van de toe te passen parkeernorm, mits voldaan wordt aan de in de 'Parkeernota Nieuwe ontwikkelingen 2018' (vastgesteld d.d. 8 juli 2019) en de in diens rechtsopvolger(s) gestelde voorwaarden.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
 
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Margrietstraat e.o.'.