direct naar inhoud van Regels
Plan: Sophiapolder
Status: concept
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0531.BP09Sophiapolder-3001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Sophiapolder met identificatienummer NL.IMRO.0531.BP09Sophiapolder-3001 van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.9 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.10 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.11 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water, waaronder kreken;
  • c. beweiding;
  • d. bijbehorende voorzieningen, zoals:
    • 1. verhardingen in de vorm van voetpaden en een veerstoep.
    • 2. voetbruggen;
    • 3. recreatieve voorzieningen;
    • 4. gebouwen ten behoeve van het onderhoud;
    • 5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals zit- en speelgelegenheden, speelwerktuigen, uitkijktoren;

alsmede voor:

  • e. ondergrondse spoorweg, echter uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel'.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ten behoeve van onderhoud mag bebouwing worden opgericht tot een totale oppervlakte van maximaal 200 m2 en een bouwhoogte van maximaal 5 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 9 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2 onder a voor het bouwen van maximaal 2 gebouwen ten behoeve van beperkt medegebruik in de Sophiapolder, tot een oppervlakte van maximaal 100 m2 en een hoogte van maximaal 9 m per gebouw;
  • b. lid 3.2 onder b voor het toestaan van bouwwerken ter geleiding van het scheepvaartverkeer tot een bouwhoogte van maximaal 18 m;
  • c. lid 3.2 onder b voor het bouwen van een uitkijktoren in de Sophiapolder tot een bouwhoogte van maximaal 18 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de Sophiapolder is beperkt recreatief medegebruik toegestaan.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer te water;
  • b. waterberging;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats voor beroepsvaart': het afmeren van schepen voor de beroepsvaart;

alsmede voor:

d. ondergrondse spoorweg, echter uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel'.

4.2 Bouwregels
  • a. er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, zoals vlonders, afmeerpalen, afmeersteigers, voorzover niet in de rivier de Noord en niet in de vaargeul van de Rietbaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 9 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2 onder b voor het toestaan van bouwwerken ter geleiding van het scheepvaartverkeer tot een bouwhoogte van maximaal 18 m;

Artikel 5 Leiding - Gas

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) tevens bestemd voor een aardgastransportleiding.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder b. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werkk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Leiding - Gas" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en bodem;
  • d. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze ingraven dan wel indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • h. het permanent opslaan van goederen.
5.4.2 Uitzondering op verbod

Het bepaalde in 5.4.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • b. die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. die van geringe omvang zijn of gericht zijn op en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de leiding;
  • e. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
5.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

5.4.4 Adviesprocedure

Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 5.4 wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen

Artikel 6 Waarde - Ecologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de provinciale ecologische verbindingszone.

6.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming provinciale ecologische verbindingszone uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
      • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;
      • bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen is niet toegestaan
6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.2 onder c, mits:
  • 1. wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming
  • 2. Alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de ecologische verbindingszone omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 7 Waterstaat - Waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de afvoer van oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. verkeer te water;
  • d. het behouden of vergroten van de afvoercapaciteit.
7.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 18 m;
  • c. bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen is niet toegestaan
7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.2 onder c voor het toestaan van bouwwerken als bedoeld in de bestemming 'Natuur', in artikel 3 van deze regels.
  • b. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de water- en vaarwegbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen activiteiten het belang van de waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Industrielawaai

Binnen de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' is de bouw van geluidgevoelige functies uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de normen van de Wet geluidhinder, dan wel de verleende hogere waarden.

9.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' of de aanduiding 'bestemmingsvlak' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en reclame-uitingen, buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
  • d. ligplaats of aanlegplaats voor vaartuigen voor zover dit niet uitdrukkelijk bij de bestemmingen is bepaald.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van HOOFDSTUK 2 reeds een omgevingsvergunning voor afwijken kan worden verleend - met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%. Een omgevingsvergunning voor afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. Een omgevingsvergunning voor afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. de bouw ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen van:
    • 1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 25 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 4 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd.
    • 2. andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale hoogte van 15 m.
  • d. het in geringe mate aanpassen van het plan zoals een bouwgrens of een (andere) aanduiding, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van de juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is om het plan aan te passen aan de werkelijke toestand van het terrein, waarbij de grenzen met niet meer dan 1 m mogen worden verschoven;

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 12.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.

12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels behorende bij het bestemmingsplan Sophiapolder.