direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijzigingsplan Kreekweg 6, Hellevoetsluis
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0530.WPKreekweg62020-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het perceel Kreekweg 6 te Hellevoetsluis was in gebruik voor agrarische doeleinden. De eigenaar van het agrarische bedrijf heeft, gelet op diens leeftijd, de agrarische activiteiten beëindigd. Het voornemen is het perceel waarop het agrarische bedrijf met bijbehorende bedrijfswoning is gevestigd te verkopen aan een zoon, die daar met zijn gezin in de bestaande woning wil gaan wonen.

In het geldende bestemmingsplan "Buitengebied" heeft het perceel een agrarische bestemming. Ter plaatse van de woning en bedrijfsgebouwen is een bouwvlak opgenomen. De zoon, waaraan het agrarische perceel grotendeels wordt verkocht, heeft geen agrarisch beroep zodat niet langer sprake zal zijn van agrarisch gebruik, maar van reguliere bewoning. Dit gebruik is in strijd met de geldende agrarische bestemming en is daardoor niet zondermeer toegestaan.

Het geldende bestemmingsplan "Buitengebied" kent, onder voorwaarden, de mogelijkheid om de bestemming "Agrarisch" te wijzigen in de bestemming "Wonen". Dit plan voorziet in het tot stand brengen van deze wijziging.

Een klein gedeelte van het agrarische perceel dat bij Kreekweg 6 behoorde en dat grenst aan het perceel Kreekweg 8 is verkocht aan de eigenaar van dat perceel. Deze gronden kunnen de agrarische bestemming behouden.

1.2 Ligging plangebied

Het perceel Kreekweg 6 ligt in het landelijk gebied van Hellevoetsluis, aan de noordoostzijde van de bebouwde kom. In figuur 1. is de ligging van de locatie binnen de gemeente weergegeven. De locatie ligt nabij het Kanaal door Voorne, dat het Haringvliet verbindt met het Hartelkanaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPKreekweg62020-VG01_0002.png"

Figuur 1: Ligging plangebied

Figuur 2 toont de begrenzing van het plangebied. Dit gebied komt overeen met het agrarische bouwvlak zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan Buitengebied, waarbij het aan de eigenaar van Kreekweg 8 verkochte gedeelte buiten het plangebied wordt gelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPKreekweg62020-VG01_0003.png"

Figuur 2. Begrenzing plangebied

Figuur 3 geeft de nieuwe eigendomssituatie weer ter plaatse van het perceel Kreekweg 6 na verkoop van een deel van het perceel aan de eigenaar van Kreekweg 8.

Het perceel Kreekweg bestaat sindsdien uit de gronden met de perceelnummers 221 en 2087.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPKreekweg62020-VG01_0004.png"

Figuur 3. Kadastrale situatie Kreekweg 6

1.3 Geldend bestemmingsplan

Van kracht is het bestemmingsplan "Buitengebied" dat op 1 november 2012 werd vastgesteld.

In het bestemmingsplan (identificatiecode: NL.IMRO.BPBuitengebed2011-VG) heeft het perceel Kreekweg 6 de bestemming "Agrarisch" gekregen. Daarnaast geldt ter plaatse de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie - 4".

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPKreekweg62020-VG01_0005.png"

Figuur 4. Fragment geldend bestemmingsplan met aanduiding gebied wijziging

De agrarische bestemming biedt naast mogelijkheden voor agrarisch gebruik en een bedrijfswoning, ook ruimte voor bepaalde vormen van recreatief gebruik, zoals paardenhouderij, kleinschalig kamperen, bed & breakfast en recreatief medegebruik, die ondergeschikt zijn aan het agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering..

In de regels behorende bij de bestemming 'Agrarisch' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, op grond waarvan burgemeester en wethouders bevoegd zijn onder voorwaarden het plan te wijzigen ten behoeve van het omschakelen naar de bestemming 'Wonen'.

Bij omschakeling naar de bestemming 'Wonen' gelden op grond van artikel 3.6.7 de volgende voorwaarden:

  • a. wonen is slechts toegestaan voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft;
  • b. na planwijziging wordt de bestemming gewijzigd en de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' opgenomen;
  • c. het bebouwde oppervlak mag niet worden vergroot;
  • d. op een locatie, waarmee met toepassing van de Ruimte-voor-Ruimteregeling reeds gebouwen zijn gesloopt, mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht;
  • e. de bestaande bedrijfsvoering en/of de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende bedrijven mogen uit milieuhygiënisch oogpunt niet onevenredig worden beperkt;
  • f. het bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 75 m² per woning; indien de (gezamenlijke) oppervlakte van bijbehorende bouwwerken reeds meer dan 75 m² bedraagt, dan is een maximaal bebouwd oppervlak van 75 m² + de helft van het meerdere, met een totaal van 250 m² toegestaan; van dat maximum kan worden afgeweken indien reeds een groter oppervlak aan bedrijfsgebouwen in gebruik is ten behoeve van een vervolgfunctie als genoemd in de artikelen 3.6.5 (niet-agrarische functie) en 3.6.6 (omschakeling naar recreatie);
  • g. de overtollige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • h. er mag geen afbreuk worden gedaan aan aanwezige cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteit;
  • i. er dienst sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

In Hoofdstuk 2 - Planbeschrijving wordt ingegaan op de toekomstige situatie.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat de planbeschrijving. In dit hoofdstuk is kort de strekking van het wijzigingsplan verwoord. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van de verschillende beleidskaders, voor zover relevant voor de beoogde wijziging. In hoofdstuk 4 komen de eventuele gevolgen in relatie tot de verschillende omgevingsaspecten (zoals milieu, ecologie, water en archeologie) aan de orde. Hoofdstuk 5 bevat de juridische planbeschrijving. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Zoals in hoofdstuk 1 aangegeven is het agrarische gebruik van het perceel Kreekweg 6 beëindigd. Gezien de kleinschaligheid van de agrarische activiteiten is verkoop van het bedrijf en voortzetting van het gebruik als zelfstandig agrarisch bedrijf niet realistisch.

De zoon van de eigenaar heeft besloten een deel van de gronden van het agrarische bedrijf, waaronder het bouwvlak met daarop aanwezige bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen, aan te kopen om ter plaatse te gaan wonen. Het agrarisch gebruik van het agrarische bouwvlak komt hiermee te vervallen.

Uit de verbeelding van het bestemmingsplan (figuur 5) blijkt, dat in de directe omgeving van het perceel Kreekweg 6 al op meerdere percelen een woonbestemming ligt. Sterker nog, in de directe omgeving is het perceel van Kreekweg 6 nog het enige perceel met een agrarische bedrijfswoning. Bij alle omliggende voormalige agrarische bouwblokken is de omzetting naar een woonbestemming inmiddels in de loop van de tijd gerealiseerd. De omzetting van Kreekweg 6 in een woonbestemming sluit derhalve aan bij de bestaande functiekarakteristiek van dit deel van het buitengebied met agrarisch grondgebruik afgewisseld met woonpercelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPKreekweg62020-VG01_0006.png"

Figuur 5; Fragment verbeelding bestemmingsplan Buitengebied - omgeving Kreekweg 6

Om een en ander ook juridisch-planologisch te formaliseren wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 3.6.7 van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied. In relatie tot de voorwaarden waaronder de bestemmingswijziging kan plaatsvinden wordt het volgende opgemerkt:

  • na de bestemmingswijziging wordt de voormalige bedrijfswoning bewoond als reguliere burgerwoning;
  • het bouwvlak wordt in het wijzigingsplan aangeduid de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing';
  • de bestaande woning wordt gehandhaafd; het bebouwde oppervlak van de woning wordt niet vergroot;
  • in de nabijheid van het perceel Kreekweg 6 bevinden zich geen agrarische en andere bedrijven of andere functies; van een onevenredige beperking van de bestaande bedrijfsvoering en/of de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende bedrijven is om die reden geen sprake (zie ook Hoofdstuk 4 - Omgevingsaspecten);
  • verhard oppervlak:
    • 1. de totale oppervlakte van de bestaande bijbehorende gebouwen bedraagt 314 m2; hiervan zal een deel worden gesloopt; de overblijvende oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bijgebouwen zal bedragen 242 m2 bedragen;
    • 2. het huidige verharde oppervlak, exclusief bebouwing, bedraagt ca. 550 m2;
  • de omschakeling van de agrarische functie naar de woonfunctie heeft geen ingrijpende gevolgen voor het landschap, de cultuurhistorie of eventuele natuurwaarden; de bestaande bebouwing heeft geen bijzondere cultuurhistorische of architectonische kwaliteiten; de woning blijft in de huidige gedaante bestaan en blijft dienen voor bewoning door een gezin, met dien verstande dat de voormalige agrarische beroepsuitoefening door de bewoners komt te vervallen; de overblijvende bijbehorende bebouwing zal primair ten dienste staan van de nieuwe woonfunctie;
  • het plan wordt landschappelijk ingepast in samenhang met de omgeving. De motivatie voor de landschappelijke inpassing is te vinden in 4.10 Landschappelijke inpassing.

Op grond het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld aan het omschakelen van de bestemming Agrarisch naar Wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPKreekweg62020-VG01_0007.png"

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Algemeen

Het wijzigingsplan wordt gemaakt om het agrarische bouwvlak op de locatie Kreekweg 6 om te zetten in een woonbestemming.

In het geldende bestemmingsplan "Buitengebied" uit 2012 is, door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid, al rekening gehouden met de mogelijkheid dat zich in de planperiode dergelijke situaties zouden voordoen. Omzetting van de agrarische bestemming in een woonbestemming werd in 2012 beleidsmatig kennelijk al niet onmogelijk geacht.

Gezien de beperkte reikwijdte van dit wijzigingsplan en het feit dat aan het bestemmingsplan zelf al een beleidsmatige afweging ten grondslag ligt, worden in dit hoofdstuk de meest relevante beleidskaders aangestipt en kort aangegeven hoe het wijzigingsplan zich hier toe verhoudt.

In dit hoofdstuk is de toetsing aan de relevante beleidskader beperkt tot de omschakeling van agrarische bedrijfswoning naar reguliere burgerbewoning.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Nota Ruimte uit 2001 is vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Op 13 maart 2012 stelde de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie vast.

Eén van de belangrijkste beleidsdoelen is een gezonde en veilige leefomgeving als basisvoorwaarde voor burgers en ondernemers. Dit wordt vooral vertaald in het verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen.

Het Rijk heeft 13 nationale belangen aangewezen en richt zich daarbij op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel. Buiten deze belangen bestaat beleidsvrijheid voor decentrale overheden, zoals de gemeente.

Conclusie:
Gezien de beperkte reikwijdte van het wijzigingsplan zijn geen nationale belangen, zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, met dit plan gemoeid. Het plan voldoet hiermee aan het nationale ruimtelijke beleid.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Het Barro regelt dat nationale belangen op perceelniveau verwerkt moeten worden in bestemmingsplannen en andere decentrale ruimtelijke besluiten.

In het Barro genoemde nationale belangen zijn onder andere de Mainportontwikkeling Rotterdam, het Kustfundament, Grote rivieren. Waddenzee en waddengebied, Defensie, Erfgoederen, Rijksvaarwegen, Hoofdwegen en landelijke spoorwegen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, Elektriciteitsvoorziening en Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

De gemeente moet in een bestemmingsplan met deze belangen rekening houden.

Conclusie:
In relatie tot de in het Barro geregelde nationale belangen is de functiewijziging, waarin het voorliggende plan voorziet, niet relevant.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Die Ladder moet in bestemmingsplannen worden doorlopen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Met ingang van 1 juli 2017 is genoemd artikel gewijzigd en luidt sindsdien als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het doel van de Ladder is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Uit de jurisprudentie omtrent de Ladder blijkt, dat wil deze van toepassing zijn, er sprake moet zijn van een stedelijke ontwikkeling. Daar is geen sprake van wanneer het gaat om ondergeschikte wijzigingen van een bestemmingsplan, zoals de bouw van een enkele woning of het wijzigen van het gebruik van bestaande bebouwing.

Het voorliggende wijzigingsplan voorziet weliswaar in het leggen van een nieuwe woonbestemming, maar leidt niet tot toename van het aantal woningen. Het omschakelen van een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning heeft dermate beperkte betekenis dat geen sprake is van een voldoende substantiële ontwikkeling als bedoeld met de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Conclusie: 
Het wijzigingsplan betreft geen stedelijke ontwikkeling als waarvoor het instrument Ladder voor duurzame verstedelijking is bedoeld. Toepassing daarvan is derhalve niet aan de orde.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland

Op 20 februari 2019 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de Omgevingsvisie Zuid-Holland en de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgesteld. In het Omgevingsbeleid is al het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in een Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Omdat onderdelen uit het Programma ruimte naar het visiedeel zijn omgezet, is het resterende deel hiervan nu onderdeel van het Omgevingsbeleid. Het gehele Omgevingsbeleid is alleen redactioneel gewijzigd, de beleidsinhoud is niet veranderd. Op 1 april 2019 is de geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie in werking getreden.

De provincie ziet zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving. Deze nevengeschikte ambities staan niet op zichzelf. Ze zijn geworteld in de historie, ligging en economische structuur van Zuid-Holland en gekoppeld aan de strategische uitdagingen waar deze regio voor staat. De ambities zijn de kaders waarbinnen de provincie ruimte geeft. Die ruimte kan per opgave verschillen. Door in te zetten op de zes ambities draagt de provincie bij aan het sterker maken van Zuid-Holland. Bij de zes ambities is een aantal opgaven geïdentificeerd. De opgaven zijn vanuit provinciale optiek en op een zeker abstractieniveau geformuleerd zonder een beoogde eindsituatie te schetsen. Daarom omvat de Omgevingsvisie geen eindbeeld voor 2030 of 2050, maar wel ambities die voortkomen uit actuele maatschappelijke opgaven. Het betreft de volgende ambities:

  • 1. Naar een klimaatbestendige delta
  • 2. Naar een nieuwe economie: the next level
  • 3. Naar een levendige meerkernige metropool
  • 4. Energievernieuwing
  • 5. Best bereikbare provincie
  • 6. Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving


In het programma Ruimte zijn de instrumenten opgenomen waarmee de doelen en ambities uit de Omgevingsvisie uitgevoerd gaan worden.

Omgevingskwaliteit

Verbetering omgevingskwaliteit

Centraal doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Daarbij streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Met het provinciaal omgevingsbeleid wordt aangesloten op de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet: het doelmatig benutten van de fysieke leefomgeving voor maatschappelijke opgaven en het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit.


Met het samenvoegen van al het bestaande beleid voor de fysieke leefomgeving heeft de provincie een eerste stap gezet richting een meer integrale sturing op omgevingskwaliteit. Een nadere uitwerking van het provinciale beleid voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit is weergegeven in de 'kwaliteitskaart' en de 'richtpunten ruimtelijke kwaliteit', behorende bij zowel de Omgevingsvisie als de Omgevingsverordening. Voor het realiseren van een goede omgevingskwaliteit werkt de provincie vanuit twaalf samenhangende opgaven van het omgevingsbeleid die zij van provinciaal belang acht. De 12 opgaven zijn: landschap en cultuurhistorie, gezondheid en veiligheid, natuur en recreatie, ruimte en verstedelijking, wonen, bodem en ondergrond, cultuurparticipatie en bibliotheken, klimaatadaptatie, zoetwater en drinkwater, bereikbaarheid, regionale economie en energievoorziening.


Kwaliteitskaart

In de Omgevingsvisie heeft de provincie een kwaliteitskaart opgenomen. Deze gaat over het buitengebied (de ruimte tussen steden en dorpen) en over de rand van steden en dorpen. Op deze kaart staan kwaliteiten van Zuid-Holland benoemd. Bijvoorbeeld prachtige en unieke gebieden, variërend van kust en delta tot de veenlandschappen van het Groene Hart. De kwaliteitskaart bestaat uit een aantal legenda-eenheden. De provincie vraagt gemeenten om voor ontwikkelingen in en nabij het buitengebied de kwaliteitskaart te benutten en gebruik te maken van de opgestelde gebiedsprofielen. Het plangebied ligt binnen het gebiedsprofiel Voorne Putten.


De ondergrond (eerste laag) van het plangebied wordt gevormd door jonge zeeklei. De laag bestaat uit de bodem, de geomorfologische kenmerken en het water. Binnen Zuid-Holland is daarbij grofweg een driedeling te maken tussen het complex van de kust (strand, duinen, strandwallen en strandvlakten), de natte veengronden en plassen ten oosten hiervan en de kleicomplexen en wateren van de delta. Ieder complex stelt zijn eigen eisen aan ontwikkelingen. Dit vraagt om een logische relatie tussen de ondergrond en het menselijk handelen.

Echt natuurlijke landschappen kent Zuid-Holland nauwelijks. Wel zijn de verschillen tussen de drie complexen nog steeds goed herkenbaar. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt aandacht gevraagd voor aardkundige en archeologische waarden, (het gebruiken van) de bestaande bodem, reliëf en het watersysteem, de natuurlijke dynamiek en landschapsvormende processen, mede met het oog op het versterken van de toekomstwaarde van Zuid-Holland.

Binnen het watersysteem zijn de rivieren, de zeearmen en andere watergangen belangrijke dragende structuren. Op onderdelen vraagt dit systeem om herstel van natuurlijke dynamiek of aandacht voor veiligheid.

In de laag van cultuur- en natuurlandschappen maakt het plangebied onderdeel uit van de zeekleipolder.De laag van de cultuurlandschappen is de laag van het zichtbare landschap en het (grondgebonden) nut. Het agrarisch landschap is beeldbepalend in het buitengebied van Zuid-Holland. Dicht bij de stad vinden we een veelheid aan verschillende cultuurlandschappen. Het weidse veenweidegebied met langgerekte kavels, de zeekleipolders met omringende dijken, de droogmakerijen met kenmerkende rechthoekige structuur. Het zijn allemaal voorbeelden waarbij vanuit een verschillende uitgangssituatie (bodem, water, moment in de tijd) het land zo optimaal mogelijk is ingericht voor het landbouwkundig gebruik. Ook in de toekomst blijft het agrarisch gebruik een belangrijke drager voor de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied.Er is binnen de voorwaarden vanuit ruimtelijke kwaliteit ook ruimte voor andere (economische) activiteiten. De combinatie van gebruikswaarde en belevingswaarde staat hier centraal.


Toetsing

Op de Kwaliteitskaart is het plangebied aangeduid als 'Rivierdeltacomplex-jonge zeeklei' Op de kaart 'Beter benutten bebouwde ruimte' van de Omgevingsvisie ligt het plangebied buiten de bebouwde ruimte.

Dit wijzigingsplan geeft een juridische basis voor de voortzetting van het bestaande woongebruik van het plangebied. Deze ruimtelijke ontwikkeling valt onder de noemer 'inpassing', waarbij de ruimtelijke kwaliteit tenminste gelijk blijft. In paragraaf 3.3.2 is dit beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPKreekweg62020-VG01_0008.png"
Figuur 6. - Kwaliteitskaart


Conclusie

De wijziging maakt ten opzichte van de situatie tot nu toe geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Het woongebruik en de bebouwde situatie blijven gelijk. Hierdoor heeft de wijziging geen gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteiten zoals beschreven in de Omgevingsvisie Zuid-Holland. De wijziging van het bestemmingsplan is op grond hiervan niet in strijd met het provinciaal beleid.

3.3.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland

De Omgevingsverordening Zuid-Holland is op 20 februari 2019 vastgesteld door Provinciale Staten. De verordening komt in de plaats van de Verordening Ruimte uit 2014.

Voor het wijzigingsplan zijn de volgende bepalingen van de Omgevingsverordening van belang.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In artikel 6.10 van de verordening is opgenomen de Ladder voor duurzame verstedelijking, zoals geformuleerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. Wordt in een bestemmingsplan (of zoals in dit geval een wijzigingsplan) een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt, dan moet worden voldaan aan de regeling van "de Ladder". Kan die ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied worden gerealiseerd dan is zo'n ontwikkeling alleen mogelijk op locaties die zijn aangewezen in het Programma Ruimte.

Toetsing aan de Ladder

De regeling is alleen van toepassing op plannen die kunnen worden aangemerkt als "stedelijke ontwikkeling". Uit de in de loop der tijd gevormde jurisprudentie blijkt dat de regeling niet geldt voor kleinschalige ontwikkelingen waarbij, als het om de functie wonen gaat, de realisering van minder dan ca. 10 woningen niet als een stedelijke ontwikkeling wordt aangemerkt. Een en ander is uitgebreid aan de orde gekomen in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 april 2014, zaaknummer 201306183/1.


In het voorliggende wijzigingsplan is sprake van een dergelijke kleinschalige ontwikkeling, zodat toetsing aan de Ladder niet nodig is.


Ruimtelijke kwaliteit

In artikel 6.9 lid 1 van de Verordening is bepaald dat een wijzigingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling als wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit. Het artikel luidt als volgt:


Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
    2, het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
    2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.


Toetsing aan voorwaarden ruimtelijke kwaliteit

Uitgangspunt voor het kwaliteitsbeleid is 'ja, mits'. Dit betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn mits de ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of verbeterd.Het plangebied is onderdeel van een gebied waarvoor geen bijzondere bescherming geldt. Het omringende agrarisch gebied wordt gekenmerkt door enerzijds agrarisch gebruik, maar ook door veelvuuldig gebruik als 'wonen'. .

De voorliggende wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied" beoogt niet meer dan het in overeenstemming brengen van de juridisch-planologische status van de woning Kreekweg 6 met het feitelijke gebruik van deze gronden en opstallen voor burgerbewoning. Het wijzigingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen qua gebruik of bebouwing mogelijk.

Daarmee wordt voldaan aan de criteria die zijn beschreven in artikel 6.9 lid 1 onder a. De wijziging laat de bestaande gebiedsidentiteit (verkavelingspatroon, landschap, weidsheid polder, bestaande structuren/linten) ongemoeid, leidt daardoor niet tot structuurwijzigingen en voldoet ook anderszins aan de relevante richtpunten genoemd in de Kwaliteitskaart. Er is derhalve sprake van een ruimtelijke 'inpassing'.

Op grond hiervan is de conclusie dat het wijzigingsplan voldoet aan de voorwaarden voor de ruimtelijk kwaliteit.

Conclusie

De Omgevingsverordening Zuid-Holland staat niet in de weg aan een functiewijziging.

3.3.3 Gebiedsprofiel Voorne Putten

Gebiedsprofiel Voorne Putten

De provincie Zuid-Holland heeft voor Voorne Putten een gebiedsprofiel opgesteld. Een gebiedsprofiel omvat een beschrijving van karakteristieken (wat is er), ontwikkeling (wat speelt er), kwaliteiten (wat is waardevol) en ambitie (wat willen we) van het landschap van het betreffende gebied.

Het gebiedsprofiel is in samenwerking met gemeenten en andere overheden en gebiedspartners opgesteld als gezamenlijke basis voor de ruimtelijke kwaliteit van dit gebied. Gedeputeerde Staten stellen het gebiedsprofiel vast als bevestiging van dit gezamenlijke vertrekpunt en tegelijk als uitgangspunt voor provinciale plannen.

Het gebiedsprofiel is een handreiking om de kwaliteit van plannen en ontwikkelingen te stimuleren om zo de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te versterken. Het gebiedsprofiel bevat een schat aan informatie die gebruikt kan worden om te bepalen met welke kwaliteiten het wenselijk is rekening te houden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het gebiedsprofiel is de basis voor het plannen met kwaliteit. Elke ontwikkeling vraagt uiteindelijk om maatwerk.

Het plangebied Kreekweg 6 ligt in een gebied, dat in het gebiedsprofiel wordt gekenschetst als 'Herkenbaar open zeelandschap - nieuwe zeekleipolder'. Voor het overige zijn de elementen, zoals genoemd in het gebiedsprofiel Voorne Putten voor de locatie Kreekweg 6 niet van toepassing.

Conclusie

Het Gebiedsprofiel Voorne Putten vormt geen belemmering voor de functiewijziging.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Hellevoetsluis 2015+

De opvolger van het structuurplan, de structuurvisie Hellevoetsluis 2015+, is op 13 oktober 2011 vastgesteld. In deze structuurvisie zijn de visie en de ambities met betrekking tot het gemeentelijk beleid uiteen gezet. De onderdelen uit het Structuurplan 2010+ zijn hierin geactualiseerd.

De locatie Kreekweg 6 ligt in het buitengebied. Het ruimtelijk beleid dient zich hier te richten op het behoud en waar mogelijk de versterking/ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. De algemene doelstelling is, dat er een vitaal buitengebied ontstaat. Dit betekent versterking van de agrarische sector, goede landschappelijke inpassing van functies, landschapsversterking –en ontwikkeling waaronder het vergroten van het toeristisch-recreatief gebruik van het buitengebied. Ontwikkelingen dienen altijd samen te gaan met het versterken van de kwaliteiten van het landschap op de locatie en de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPKreekweg62020-VG01_0009.png"

Figuur 6; Kaart Structuurvisie

Conclusie:
Het wijzigingsplan voor de locatie Kreekweg 6 is niet in strijd met de doelstellingen van de structuurvisie voor het buitengebied.

3.4.2 Groenstructuurplan Hellevoetsluis 2010-2020

Op 10 december 2009 is het Groenstructuurplan Hellevoetsluis 2010-2020 vastgesteld. Het Groenstructuurplan heeft als doel om het bestaande (stedelijke) groen te behouden, de ecologische kwaliteit ervan te verbeteren en de samenhangende structuur ervan op termijn verder te ontwikkelen. Om dat te bereiken heeft het de volgende status:

  • 1. Beleidskader voor al het gemeentelijk beleid;
  • 2. Toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen;
  • 3. Uitvoeringskader voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte voor de aspecten groen en water.

In het Groenstructuurplan worden elf belangrijke groenstructuren behandeld. Dit zijn bijvoorbeeld polders, bermen, dijken, watergangen en stedelijk groen. Per groenstructuur worden kernkwaliteiten van de huidige situatie, relevante ontwikkelingen, toekomstig beheer en inrichting en het streefbeeld voor 2020 weergegeven. Daarnaast zijn een aantal randvoorwaarden en eisen vastgesteld waaraan ruimtelijke ontwikkelingen en initiatieven getoetst zullen worden. Voorbeelden van randvoorwaarden zijn de inrichting van 30% groen, water en spelen, een goede landschappelijke inpassing van het plan, behouden van bestaande waardevolle groenelementen en natuur-inclusief bouwen (waaronder nestgelegenheid voor huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen).

Conclusie:
De omschakeling van agrarische bedrijfswoning naar reguliere burgerbewoning heeft geen landschappelijke gevolgen en is daarmee niet in strijd met het Groenstructuurplan. Te zijner tijd zal de landschappelijk inpassing van de voorgenomen recreatieve ontwikkeling de nodige aandacht krijgen.

3.4.3 Duurzaamheid

Het doel van het gemeentelijk duurzaamheidbeleid is het “inzetten op een duurzaam wonen, werken en recreëren in de gemeente Hellevoetsluis”. Het begrip duurzaamheid refereert aan een ontwikkeling die in evenwicht is met wat de omgeving te bieden heeft, lokaal, mondiaal, nu maar ook in de toekomst. Bij een duurzame ontwikkeling zijn ecologische-, economische- en sociale waarden in evenwicht“. Dit wordt ook wel weergegeven met de drie P's namelijk People (sociale aspecten), Planet (milieuaspecten) en Profit (economische aspecten).

  • Binnen de Beleidsvisie duurzaamheid en milieu worden de volgende duurzaamheidaspecten gedefinieerd: Sociale aspecten (Participatie en samenwerking en Kennisdeling en innovatie)
  • Milieuaspecten (Geluid, Luchtkwaliteit & Geur, (Externe) veiligheid, Bodem, Water, Groen & ecologie, Energie & materialen, Afval & grondstoffen).
  • Economische aspecten (Duurzaam inkopen en aanbesteden, Werkgelegenheid, Duurzame mobiliteit, Duurzame verdienmodellen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPKreekweg62020-VG01_0010.png"

Om te zorgen voor een goede inbedding in de gemeentelijke organisatie worden bovengenoemde duurzaamheidaspecten thematisch beschouwd. Deze thema's zijn:

  • 1. Duurzame leefomgeving
  • 2. Duurzame ruimtelijke ontwikkeling
  • 3. Duurzame bedrijvigheid
  • 4. Duurzame gemeentelijk bedrijfsvoering.

Routekaart Duurzaam Voorne Putten

"In de Routekaart Duurzaam Voorne Putten is als doelstelling opgenomen dat wij als Voorne Putten in 2040 energieneutraal en circulair willen zijn. Hierin is gekozen voor het ambitieuze scenario wat betekent dat er de komende jaren versneld moet gaan worden. Dit door het realiseren van een stijging van ruim 4% duurzame energie per jaar.

De meest duurzame energie is de energie die niet verbruikt wordt. Dit betekent dat er bij nieuwbouw sterk ingezet moet worden op energiebesparing. De energie die wel gebruikt wordt moet zo veel mogelijk duurzaam worden opgewekt (o.a. door middel van zonnepanelen, (lucht)warmtepompen, of ander duurzame energiebronnen. Door middel van het opstellen van een energievisie moet dit inzichtelijk worden gemaakt. Vanaf 2021 moet alle nieuwbouw wettelijk gezien voldoen aan de norm van een Bijna Energie Neutraal Gebouw (BENG). Een groot deel van de opgaven om in 2040 energieneutraal te worden is het vinden van betaalbare, betrouwbare en duurzame alternatieven voor aardgas. In de Routekaart Duurzaam Voorne Putten is het uitgangspunt is dat nieuwe projecten vanaf 2018 aardgasvrij wordt gerealiseerd en lopende projecten indien mogelijk. Het gasloos bouwen vanaf 2018 is ook provinciaal beleid.

In de routekaart Duurzaam Voorne Putten zijn ook ambities opgenomen voor circulaire bouw en natuurinclusief bouwen. Natuur inclusief bouwen en ontwerpen houdt in dat gebouwen en de openbare ruimte niet alleen een functie hebben voor mensen maar tegelijkertijd ook een bijdrage leveren aan biodiversiteit en ecologie.

3.4.4 Geluidbeleidsplan 2008 - 2017

Het gemeentelijke geluidbeleid is weergegeven in het Geluidbeleidsplan 2008 – 2017 dat op 20 maart 2008 door de gemeenteraad is vastgesteld. De geluidkwaliteit is weergegeven in de geluidkaart wegverkeerslawaai en de geluidkaart industrielawaai. De geluidsbelastingkaart voor wegverkeerslawaai is berekend op de Regionale Verkeers- en Milieu Kaart (RVMK). Hierbij wordt rekening gehouden met alle relevante ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPKreekweg62020-VG01_0011.png"

Figuur 7; Geluidsbelastingkaart wegverkeerslawaai 2021 Hellevoetsluis

3.4.5 Beleidsplan luchtkwaliteit

Op 20 maart 2008 is het Luchtbeleidsplan 2008 –2017 vastgesteld. In het beleidskader wordt beschreven bij hoeveel verkeersbewegingen per etmaal de gestelde normen uit het Besluit luchtkwaliteit overschreden kunnen worden (figuur 8).

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPKreekweg62020-VG01_0012.png"

Figuur 8: Beleidskaart Luchtkwaliteit

De verkeersafwikkeling voor de locatie Kreekweg 6 vindt plaats over 'groene wegen' (zie tabel 5.2 van het Luchtbeleidsplan voor toelichting), wat betekent dat voldaan wordt aan hoofdstuk vijf van de Wet milieubeheer.

3.4.6 Visie externe veiligheid 2008 - 2017

De externe veiligheidssituatie in de gemeente Hellevoetsluis is weergegeven in de Visie Externe Veiligheid 2008 – 2017 die op 20 maart 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad. Binnen de gemeente Hellevoetsluis zijn een aantal risicobronnen aanwezig. Het betreft stationaire bronnen, zoals een LPG-tankstation, opslagen voor gevaarlijke stoffen, propaantanks en vuurwerkopslag.

De overige bronnen betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. De risicobronnen zijn weergegeven in de signaleringskaart externe veiligheid (figuur 9). Uit deze figuur blijkt dat de locatie Kreekweg 6 buiten het invloedgebied van eventueel aanwezige risicobronnen ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPKreekweg62020-VG01_0013.png"

Figuur 9: Signaleringskaart externe veiligheid

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt, dat een bestemmingsplan moet voldoen aan het criterium 'goede ruimtelijke ordening'. Ontwikkelingen die een plan toelaat moeten passen in de relevante beleidskaders op rijks, provinciaal, regionaal en lokaal niveau. Daarnaast moet sprake zijn van een passende ruimtelijke en functionele onderbouwing. En tot slot moet worden aangetoond dat voldoende rekening is gehouden met de relevante omgevingsaspecten en dat geen situaties ontstaan die in strijd zijn met de regelgeving op de verschillende beleidsterreinen.

Dit hoofdstuk gaat in op de verschillende omgevingsaspecten. Hierbij wordt opgemerkt dat de beschrijving zich uitsluitend richt op de omschakeling van Agrarisch naar Wonen.

4.2 Verkeer

De wijziging van de agrarische bestemming in een woonbestemming zal uit een oogpunt van verkeer niet tot wezenlijke veranderingen leiden.

De gebruiksintensiteit en daarmee het aantal verkeersbewegingen zal met de realisering van de woonbestemming maximaal gelijk blijven en door het beëindigen van de agrarische functie zelfs enigszins afnemen.

Conclusie:
Het wijzigingsplan heeft geen gevolgen voor het verkeer.

4.3 Geluidhinder

De Wet geluidhinder bevat bepalingen voor wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai.
De wet maakt daarbij onderscheid in nieuwe situaties en bestaande situaties. Voor nieuwe situaties gelden geluidnormen, die bij het vaststellen van een bestemmingsplan, waarin nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden voorzien, in acht genomen moeten worden. De wet hanteert daarbij voorkeursgrenswaarden en, indien daar niet aan kan worden voldaan, onder voorwaarden de mogelijkheid tot vaststelling van hogere waarden.

Het wijzigingsplan Kreekweg 6 maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. De aanwezige woonfunctie blijft bestaan, met dien verstande dat de woning niet langer als agrarische bedrijfswoning te boek zal staan.

De Wet geluidhinder maakt geen onderscheid tussen reguliere woningen en bedrijfswoningen. Dit betekent dat door de omschakeling van agrarische bedrijfsbewoning naar burgerbewoning geen nieuwe situatie als bedoeld de Wet geluidhinder ontstaat. In het kader van het voorliggende wijzigingsplan kan toetsing aan de normen voor nieuwe situaties en de eventuele vaststelling van hogere waarden daarom achterwege blijven.

Conclusie:
De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de vaststelling van het wijzigingsplan.

4.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate (ofwel "niet in betekenende mate", afgekort NIBM) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit.

De AMvB en Regeling "niet in betekenende mate bijdragen" bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project "in betekenende mate" is. Is sprake van een NIBM-project dan mag worden aangenomen dat de effecten daarvan worden weggenomen binnen het geheel van maatregelen van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) .

Woonontwikkelingen kunnen als een NIBM-project worden aangemerkt, als in één project niet meer dan 500 woningen met één verkeersontsluiting worden gerealiseerd. NIBM-projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Met het wijzigingsplan Kreekweg 6 wordt geen substantiële verruiming van de gebruiksmogelijkheden mogelijk gemaakt. Dit betekent dat er op grond van de Wet luchtkwaliteit geen onderzoekverplichting voor luchtkwaliteit geldt (NIBM-project).

Conclusie:
Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het wijzigingsplan niet in de weg.

4.5 Bedrijven en milieuzonering

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies in de nabijheid van milieugevoelige bestemmingen zoals wonen, noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG - versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.

Het wijzigingsplan Kreekweg 6 voorziet, voor zover het de woonfunctie betreft, niet in het mogelijk maken van milieuhinderlijke bedrijfsactiviteiten die tot milieuzonering leidt. Van mogelijk nadelige gevolgen voor milieugevoelige functies in de directe omgeving is daardoor geen sprake. Andersom vinden er in de nabijheid van de woning op het perceel Kreekweg 6 geen bedrijfsactiviteiten plaats die ten koste gaan van de woonkwaliteit ter plaatse.

Conclusie:
Milieuhinder door bedrijfsactiviteiten doet zich hier niet voor.

 

4.6 Externe veiligheid

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) vormen op dit moment het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico's. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.

In figuur 9 (par. 3.4.6) is de signaleringskaart van Hellevoetsluis aangegeven waarin de externe veiligheidssituatie is vastgelegd. Hieruit blijkt dat het perceel Kreekweg 6 zich ver buiten de risicocontouren en invloedgebieden bevindt.

Uit de risicokaart (Risicokaart.nl) blijkt dat zich op korte afstand van het perceel Kreekweg 6 geen risicobronnen bevinden. Het dichtstbijzijnde risico-relevante object ligt op een afstand van ruim 700 meter en betreft een aannemingsbedrijf (Kanaaldijkwest 13) met een beperkt invloedgebied. Andere risicobronnen liggen op een afstand van meer dan 1 kilometer en zijn evenmin van invloed op de veiligheidssituatie ter plaatse van het plangebied.

Conclusie:
Het wijzigingsplan levert uit een oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen op.

4.7 Bodem

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied.

Op grond van dit wijzigingsplan wordt de agrarische bestemming omgezet in een woonbestemming. De agrarische functie wordt beëindigd. De woonbestemming biedt, evenals de huidige agrarische bestemming al deed, bepaalde mogelijkheden voor nevenactiviteiten, onder andere op recreatief gebied. In relatie tot de kwaliteit van de bodem gaat het om activiteiten die geen andere eisen stelt aan de kwaliteit van de bodem of het grondwater.

Onderzoek
Door Arnicon (rapport C19-235-O, dd. 24 mei 2019) is een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd bij twee voormalige bovengrondse opslagtanks aan de Kreekweg 6 te Hellevoetsluis. Het onderzoek is uitgevoerd volgens de strategie VEP-OO (verdachte locatie met ondergrondse opslagtank), zoals omschreven in de NEN 5740:2009 en NEN 5740/A1:2016 “Bodem – Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond”.

Het onderzoek bestond uit veldwerk en een chemisch-analytisch onderzoek.
Bij het uitvoeren van het veldwerk zijn geen afwijkingen waargenomen. Het chemisch-analytisch onderzoek wijst uit dat in geen van de grond(meng)monsters minerale olie boven de achtergrondwaarde is aangetoond. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan xylenen en naftaleen gemeten. Er is geen minerale olie boven de streefwaarde gemeten. De verhoogde gehalten betreffen marginale overschrijdingen van de streefwaarde.

Conclusie:
Uit de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat de voormalige bovengrondse tanks op de locatie niet hebben geleid tot verontreiniging van de bodem met minerale olie of vluchtige aromaten.
De bodemkwaliteit staat de vaststelling van het wijzigingsplan niet in de weg.

4.8 Archeologie

In he bestemmingsplan Buitengebied wordt uitgebreid aandacht besteed aan de archeologische waarden. Op basis van de beschikbare informatie hanteert het plan verschillende beschermingsniveaus, een en ander afhankelijk van de vastgestelde verwachtingswaarden.

De archeologische waarden ter plaatse van het wijzigingsplan worden beschermd door middel van de dubbelbestemming Waarde-Archeologie-4. Voor dat deel van het plangebied waar de dikte van het laat middeleeuwse overstromingsdek minder bedraagt dan 40 cm geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 40 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m² beslaan. Het ophogen van de bodem is uit een oogpunt van archeologie wel toegelaten.
Deze dubbelbestemming blijft na de omzetting van de bestemming Agrarisch in de bestemming Wonen, onverkort gelden.

Conclusie:
De bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden blijft verzekerd.

4.9 Natuur/Ecologie

In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen moet worden vastgesteld of plannen redelijkerwijs uitvoerbaar zijn met het oog op eventuele gevolgen voor de biodiversiteit. Op 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming in werking getreden, waarmee de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 zijn vervallen.

Het wijzigingsplan beperkt zich tot het omschakelen van de bestemming Agrarisch naar Wonen. De woonfunctie van de bedrijfswoning blijft bestaan, waarbij het bebouwd oppervlak van de woning gelijk dient te blijven. De bij de woning aanwezige vrijstaande bijbehorende gebouwen blijven deels gehandhaafd en worden gebruikt ten dienste van de woonfunctie, zodat het gebruik naar aard en intensiteit niet wezenlijk zal wijzigen. Een gedeelte van de aanwezige bijgebouwen wordt gesloopt.

Het wijzigingsplan is gezien de aard van de planologische wijziging niet van invloed op beschermde natuurgebieden in de directe of wijdere omgeving. Het dichtstbijzijnde beschermd gebied (Natura 2000) is het Haringvliet. Het Haringvliet is een afgesloten zeearm met in de oeverzone een uitgebreid areaal aan slikken en gorzen. Na de afsluiting in 1970 verzoette het (brakke) getijdengebied, waarbij erosie van oevers optrad en grote delen van het gebied dichtgroeiden. Op grote schaal zijn oeververdedigingen aangelegd en wordt natuurontwikkeling uitgevoerd. Het gebied is vooral belangrijk voor kustbroedvogels en ganzen, voor de Noordse woelmuis en in potentie voor trekvissen. Het wijzigingsgebied ligt op meer dan 3 km afstand van het Haringvliet.

De provincie heeft de meeste natuurgebieden in Zuid-Holland op kaart aangeduid als ‘Natuurnetwerk Nederland’, de voormalige ‘Ecologische hoofdstructuur’. In artikel 6.24 van de Omgevingsverordening is bepaald dat een bestemmingsplan voor gronden binnen het Natuurnetwerk Nederland geen bestemmingen aanwijst die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden.
Uit figuur 10 (fragment kaart Natuurnetwerk Nederland) blijkt dat het wijzigingsgebied geen betrekking heeft op het Natuurnetwerk. Dichtsbij gelegen onderdelen van het Natuurnetwerk zijn de oostelijk van het wijzigingsgebied aangewezen ecologische verbindingszones. Deze verbindingszones liggen op een afstand van minimaal 300 meter van het wijzigingsgebied.

Op grond van de beperkte reikwijdte van het wijzigingsplan is aannemelijk dat het plan geen gevolgen heeft voor de instandhouding en ontwikkeling van het natuurnetwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPKreekweg62020-VG01_0014.png"

Figuur 10 Kaartfragment Natuurnetwerk Nederland

Onderzoek flora en fauna
In het kader van het onderzoek naar de landschappelijke aspecten is onderzocht in hoeverre op deze locatie sprake is van de aanwezigheid van op grond van de Wet Natuurbescherming beschermde natuurwaarden (dieren en planten), waarbij onder andere is gelet op het aanwezig zijn van vleermuizen en uilen. Zowel binnen als buiten de te slopen kapschuur zijn geen beschermde soorten of sporen daarvan waargenomen.
Desondanks wordt geadviseerd de schuur te slopen in de periode september - 15 maart zodat broedende vogels per definitie niet worden verstoord.
Het rapport Landschappelijke inpassing Kreekweg 6 is als bijlage 2 bij deze toelichting opgenomen.
Nadrukkelijk wordt opgemerkt alleen het onderdeel "Flora en fauna onderzoek" op pagina 6 van het rapport, voor dit wijzigingsplan relevant is.

Conclusie:
Natuur vormt geen belemmering voor het wijzigingsplan.

4.10 Landschappelijke inpassing

Eén van de voorwaarden om toepassing te kunnen geven aan de wijzigingsbevoegdheid, zoals deze is opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied", is, dat moet worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing.

Hiertoe is aan Bureau Schildwacht gevraagd een landschapsplan op te stellen, hetgeen geleid heeft tot een rapportage d.d. oktober 2019. Over de inhoud van de rapportage heeft overleg plaatsgevonden met de gemeente.

In de rapportage van oktober 2019, projectnummer 1915, worden de aanleiding voor het opstellen van een inpassingsplan, de huidige situatie, de waterhuishouding, de hoogteligging van het plangebied, relevante beleidsvisies en de flora en fauna beschreven. Dit alles resulteert in een beplantings- en inrichtingsplan voor het perceel Kreekweg 6. Het inpassingsplan is als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd, zodat een beeld kan worden gevormd van de mogelijke toekomstige landschappelijke situatie.

In het inpassingsplan wordt gebruik gemaakt van streekeigen elementen, met zoveel mogelijk inheems en streekeigen plantmateriaal. De landschappelijke inpassing in het plangebied zal bestaan uit een semitransparante beplanting aan de zuidwestzijde van het plangebied, die overgaat in een dichtere hakhoutsingel. De landschapselementen worden zoogdier- insecten- en vogelvriendelijk ingericht en beheerd. Het verhogen van de biodiversiteit binnen het plangebied is een belangrijk doel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPKreekweg62020-VG01_0015.png"

Figuur 11: Landschappelijke inpassing

De landschappelijke inpassing in het plangebied zal bestaan uit een semitransparante beplanting van karakteristieke gebiedseigen en inheemse beplantingen die aan de zuidwestzijde van het plangebied overgaat in een dichtere hakhoutsingel. Bij de aanleg van de beplanting wordt rekening gehouden met de openheid van het gebied met het handhaven van zogenoemde zichtlijnen. De landschappelijke inpassing is ontworpen conform de richtlijnen en het beleid gevolgd uit het Groenstructuurplan, Beknopte visie voor de toekomst 2010-2020 (Royal Harskoning 2009). De landschapselementen uit de landschappelijke inpassing worden zoogdier- insecten- en vogelvriendelijk ingericht en beheerd. Het verhogen van de biodiversiteit binnen het plangebied is een belangrijk doel (zie bijlage Landschappelijke inpassing Kreekweg 6 Hellevoetsluis, Bureau Schildwacht, maart 2020).

4.11 Water

Het wijzigingsplan heeft geen ingrijpende en mogelijk zelfs licht positieve gevolgen voor de waterhuishouding. De bebouwde oppervlakte zal door de gedeeltelijke sloop van de agrarische bijgebouwen worden verkleind, waardoor de waterbergingscapaciteit van de bodem enigszins wordt vergroot.
Daarnaast vervalt door de beëindiging van de agrarische functie de nadelige invloed van het agrarische gebruik, zoals de uitspoeling van bestrijdingsmiddelen en meststoffen, op de kwaliteit van het oppervlaktewater en het gebruik van landbouwmaterieel.

Gezien de beperkte reikwijdte van de voorliggende wijziging is nader onderzoek en onderbouwing in de vorm van een watertoets niet nodig.

Conclusie:
Het wijzigingsplan heeft geen invloed op de waterhuishouding.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat nieuwe ruimtelijke plannen - zoals wijzigingsplannen – conform de landelijk geldende RO-standaarden digitaal moeten worden vervaardigd.

Een dergelijk ruimtelijk plan moet worden opgebouwd volgens de 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012' (SVBP 2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.

Het wijzigingsplan Kreekweg 6, Hellevoetsluis is overeenkomstig deze regels opgesteld.

5.2 Wijzigingsplan

Algemeen
Omdat sprake is van een wijzigingsplan wordt slechts een gedeelte van het geldende bestemmingsplan Buitengebied gewijzigd. De reikwijdte van de wijzigingsbevoegdheid is in het bestemmingsplan beschreven. Een wijzigingsplan mag niet meer regelen. Dit betekent dat het wijzigingsplan in samenhang met het bestemmingsplan Buitengebied moet worden toegepast.

Verbeelding
Op de verbeelding zijn aangegeven de begrenzing van het wijzigingsplan, alsook de gewijzigde bestemming van de grond.

Zoals hiervoor toegelicht is de vorm van het bouwperceel dat de bestemming "Wonen" krijgt, aangepast aan de actuele eigendomssituatie. De breedte van het bouwperceel is door de verkoop van een deel van de gronden aan het buurperceel Kreekweg 8 verkleind. De nieuwe bestemming wordt "Wonen". Daarnaast geldt hier de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie - 4".

Regels
Om misverstanden te voorkomen is in de regels uitdrukkelijk aangegeven dat, tenzij het wijzigingsplan anders bepaalt, het bestemmingsplan Buitengebied van toepassing blijft, Bij de toepassing van het wijzigingsplan moeten de algemene regels uit de Hoofdstuk 1 en 3 van het bestemmingsplan Buitengebied in acht worden genomen. Het gaat dan veelal om algemene regels, zoals begrippen, wijze van meten, dubbeltelbepaling, algemene bouw-, aanduidings-, afwijkings- en wijzigingsregels.

In het wijzigingsplan krijgt het perceel Kreekweg 6 de bestemming "Wonen". Tevens is, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.6.7 van de toegepaste wijzigingsbevoegdheid de functieaanduiding "specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfswoning" opgenomen.

De bestemming "Wonen" maakt burgerbewoning mogelijk. Betreft het, zoals in dit geval, een voormalige bedrijfswoning van agrarische of niet-agrarische bedrijven, dan zijn extra nevenfuncties toegestaan. Ook geldt een specifieke regeling voor bijbehorende bouwwerken, op grond waarvan het bebouwd oppervlak en de inhoud niet meer mogen bedragen dan het bestaande oppervlak en de bestaande inhoud.
De regels voor de bestemming "Wonen" zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied zijn van toepassing verklaard.

Verder is de bestemming "Waarde - Archeologie - 4" opgenomen. Ook voor deze bestemming zijn de regels uit het bestemmingsplan Buitengebied van toepassing verklaard.

Het laatste hoofdstuk van de regels bevat het overgangsrecht voor bebouwing en gebruik. Tot slot is in de slotregel de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het wijzigingsplan worden aangehaald.

 

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Overleg artikel 3.1.1 Bro

Het ontwerp wijzigingsplan is op ,,, mei 2020 voor het vooroverleg toegezonden aan de overlegpartners overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

<t.z.t. tekst aanvullen >

6.2 Financiële uitvoerbaarheid

De reikwijdte van het bestemmingsplan is beperkt tot het wijzigen van de gebruiksmogelijkheden van het perceel Kreekweg 6. Deze bestemmingswijziging betreft een particulier initiatief.

Daar er geen sprake is van een bouwplan conform art 6.2.1 Bro, is de gemeente niet verplicht haar kosten te verhalen via een anterieure overeenkomst. Er vinden géén bouwactiviteiten of verbouwingen plaats, derhalve is het verhalen van reguliere plankosten of bovenwijkse kosten niet van toepassing. De kosten voor het opstellen van het wijzigingsplan en de bijbehorende onderzoeken worden volledig gedragen door de initiatiefnemer.

6.3 Maatschappelijk uitvoerbaarheid

Het ontwerp van het wijzigingsplan heeft, met de daarbij behorende stukken, met ingang van .. mei 2020, gedurende zes weken ter inzage gelegen. Van de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen is ...... <t.z.t. tekst aanvullen>