direct naar inhoud van Toelichting
Plan: BP Rijksstraatweg 247 Nieuwenhoorn
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0530.Rijksstraatweg247-VO01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aanleiding voor het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is de gewenste herontwikkeling van de Rijksstraatweg 247 aan de noordzijde van de kern Nieuwenhoorn (Hellevoetsluis). De wens is om de leegstaande bedrijfsbebouwing (van een voormalige Toyota garage) te vervangen door 20 grondgebonden woningen aan een nieuw woonerf achter het bebouwingslint van de Rijksstraatweg. Deze locatie is door de gemeente opgenomen in de 'Visie op Verbeterlocaties'. Met de sloop van de bedrijfsbebouwing en opheffing van de bedrijfsfunctie zorgt de ontwikkeling voor een verbetering van de woon- en leefkwaliteit in de directe omgeving van de Rijksstraatweg.


Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Op basis van de benodigde onderzoeken is met voorliggend bestemmingsplan een verantwoorde planologische regeling ontworpen waarbij de herontwikkeling van het gehele perceel mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Het plangebied

Het plangebied bevindt zich aan de Rijksstraatweg 247 aan de noordzijde van de kern Nieuwenhoorn (gemeente Hellevoetsluis). Nieuwenhoorn is van oudsher een lintdorp dat gebouwd is langs de Dorpsstraat. Aan de noordwestzijde behoort een gedeelte van het agrarische buitengebied bij het plangebied.

In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.Rijksstraatweg247-VO01_0001.jpg"Figuur 1.1 Ligging van het plangebied (bron: Luchtfoto Kadaster Nederland)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied ligt deels in de kern Nieuwenhoorn en deels in het buitengebied van Nieuwenhoorn. In de kern is op 13 september 2012 het bestemmingsplan 'Nieuwenhoorn' vastgesteld. Voor het gedeelte van het plangebied dat buiten de kern ligt is op 1 november 2012 het bestemmingsplan 'Buitengebied' vastgesteld. Figuur 1.2 bevat een uitsnede van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.Rijksstraatweg247-VO01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede van het geldende bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Het grootste deel van het plangebied heeft de bestemming 'Bedrijf'. De bestaande bedrijfsbebouwing is voorzien van een bouwvlak. Voor bebouwing binnen dit bouwvlak geldt een maximale goothoogte van 5 meter. Er is een bedrijf van categorie b1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan.

Langs de noordelijke en oostelijke zijde van de bedrijfsbestemming is de bestemming 'Groen' opgenomen. Hier bevindt zich een bomenrij die de overgang vormt naar het agrarische gebied rondom de locatie. Het noordelijke deel van het plangebied heeft een agrarische bestemming.

Ter plaatse van de bedrijfs- en groenbestemming geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en ter plaatse van de agrarische bestemming (het noordelijke deel van het perceel) geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Vanwege de cultuurhistorische waarden in het gebied (vanwege de nabijheid van het fort op de Noorddijk) is daar de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - schootsveld' opgenomen. Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gerealiseerd.

Strijdigheid met het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor woningbouw. Een nieuw bestemmingsplan is noodzakelijk om de gewenste ontwikkeling juridisch planologisch mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie beschreven en wordt vervolgens ingegaan op de gewenste ontwikkeling. In Hoofdstuk 3 is de gewenste ontwikkeling getoetst aan het relevante Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Vervolgens is in Hoofdstuk 4 de toetsing van de gewenste ontwikkeling aan de relevante omgevingsaspecten beschreven. In Hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. Ten slotte gaat Hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie plangebied

Omgeving plangebied

Het plangebied bevindt zich aan de Rijksstraatweg 247 aan de noordzijde van de kern Nieuwenhoorn (gemeente Hellevoetsluis). Aan de Rijksstraatweg bevindt zich lintbebouwing. Het plangebied ligt op de grens tussen het bebouwd gebied en agrarisch landschap, aan de rand van Nieuwenhoorn. Dit is de zone op de grens van bebouwd gebied en landschap. Ten noorden van de lintbebouwing aan de Rijksstraatweg bevindt zich een agrarisch gebied. Ontwikkelingen in deze zone dienen bij te dragen aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit. De zichtlijnen op het open landschap zijn een belangrijke kernkwaliteit van deze dorpsrand. De westzijde van het plangebied grenst aan de Gootseweg.

De woningvoorraad in de kern Nieuwenhoorn is relatief eenzijdig met ongeveer eenderde deel van de woningen uit de periode 1945-1970. De woningvoorraad bestaat voor ongeveer driekwart uit grondgebonden woningen. Ten opzichte van de rest van de gemeente Hellevoetsluis is de woz-waarde in Nieuwenhoorn wat hoger. Binnen de gemeente is de woningvoorraad relatief goedkoop. Het aandeel van dure koopwoningen en vrijesector huurwoningen is laag.

De Rijksstraatweg heeft een functie als ontsluitingsweg voor de kern Nieuwenhoorn. De Rijksstraatweg sluit aan op de provinciale wegen richting Brielle en Hellevoetsluis. De weg heeft een dijkstructuur en is bebouwd langs het dijklint. In de nabije omgeving van het plangebied aan de Rijksstraatweg bevinden zich enkele kleinschalige detailhandel- en horecavoorzieningen, zoals een hotel restaurant (Rijksstraatweg 255), een slagerij (Rijksstraatweg 286a) en een ruitersportwinkel (Slop 1). Op een afstand van circa 35 meter van het plangebied bevindt zich een timmerbedrijf (Dorpsstraat 2). Aan de Dorpsstraat bevindt zich ook nog een loodgietersbedrijf (Dorpsstraat 8).

Plangebied

Op het zuidelijke deel van het plangebied bevindt zich momenteel een leegstaand bedrijfspand, een voormalige Toyota garage. Dit bedrijfspand doorbreekt het karakteristieke bebouwingslint aan de Rijksstraatweg doordat het pand verder naar achteren staat ten opzichte van de overige bebouwing, zoals te zien is in figuur 2.1. Het terrein is vrijwel geheel verhard en wordt omsloten met een bomenrij aan de noord- en oostgrens. Aan de oostgrens bevindt zich ook een watergang. De bedrijfslocatie beschikt over een eigen inrit. Het noordelijke deel van het plangebied is nu agrarisch gebied. Dit agrarische gebied wordt aan de noord- en oostgrens omsloten door een watergang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.Rijksstraatweg247-VO01_0003.png"

Figuur 2.1 Situatie aan de Rijksstraatweg ter hoogte van het plangebied

2.2 Toekomstige situatie

Het leegstaande bedrijfspand van de voormalige garage wordt gesaneerd. Ter vervanging van het bedrijfspand worden 20 woningen gebouwd. Deze woningen worden gerealiseerd in de vorm van 17 geschakelde woningen en 3 vrijstaande woningen. Het plan voor de herontwikkeling van het perceel is door Rho Adviseurs uitgewerkt in een stedenbouwkundig plan.

Stedenbouwkundig plan

In het ontwerp is rekening gehouden met de bestaande structuren van de dijk met lintbebouwing en de open polder. De ontwikkeling moet het karakteristieke bebouwingslint opwaarderen. Door de ontwikkeling ruimtelijk "los" te houden van het lint, behoudt het lint zijn uitstraling en krijgt het nieuwe woonerf een eigen ruimtelijke identiteit met bijbehorende uitstraling. De ontsluiting van het woonerf wordt voldoende ruim en informeel ingericht om te zorgen voor een aantrekkelijk overgangsgebied. Op deze manier komt het nieuwe plan ook 'los' van de dijk. Daarnaast krijgen de twee kopgevels van de eerste nieuwe woningen extra aandacht om de entree van het nieuwe woonerf te versterken.

Het gebied wordt vormgegeven als een kamer aan het lint, omzoomd met bomen. In het midden van de kamer loopt een pad dat leidt naar een uitzicht over het landschap. Binnenin de kamer worden de kavels aan een lange lijn geplaatst, geïnspireerd op de rechte polderverkaveling in de omgeving. Aan deze lijn worden de geschakelde woningen geplaatst. De hoek van de kamer krijgt een verbijzondering waarbij de watergang wordt verbreed en de bomenrij minder dicht wordt en een open zicht geeft op het landschap. Aan de noord-oostzijde worden vrijstaande woningen gebouwd. De kavelgrens wordt voorzien van een haag. Achter de haag blijft een open groene zone vrij tot de grens van het plangebied. Hier ligt de sloot en komen de bomen die de kamer omsluiten, waar men vanaf de kavel onderdoor kan kijken. Met deze zone wordt een zachte overgang van wonen naar agrarisch gebied gemaakt. Door het maken van natuurvriendelijke oevers en ecologische akkerranden krijgt dit gebied ecologische waarde.

In figuur 2.2 is een invulling opgenomen van het stedenbouwkundige kader zoals is vastgelegd in de onderbouwing van de ladder voor duurzame verstedelijking (zie ook Bijlage 1). Deze opzet is uitgewerkt tot het stedenbouwkundig plan in figuur 2.3, waarbij ook de doorsnede naar de omgeving is aangeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.Rijksstraatweg247-VO01_0004.png"

Figuur 2.2 Stedenbouwkundig kader

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.Rijksstraatweg247-VO01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.Rijksstraatweg247-VO01_0006.png"

Figuur 2.3 Stedenbouwkundig plan en doorsnede overgangszone

Beeldkwaliteit

Er worden op de locatie vooral duurdere grondgebonden woningen gebouwd. Deze zijn geschikt voor doorstromers vanuit het dorp. De locatie aan de rand van het dorp ligt minder voor de hand voor de realisatie van (vrije sector) huurwoningen. Ook is de locatie minder geschikt voor de vergrijzende bevolking van de gemeente, omdat in Nieuwenhoorn vrijwel geen voorzieningen aanwezig zijn. De uitstraling van de woningen zal worden afgestemd op de bestaande bebouwing in Nieuwenhoorn, zodat de woningen de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving versterken. In figuur 2.4 zijn impressies opgenomen van passende woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.Rijksstraatweg247-VO01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.Rijksstraatweg247-VO01_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0530.Rijksstraatweg247-VO01_0009.png"Figuur 2.4 referentiebeelden woningen

Ontsluiting en parkeren

De nieuwe woningen worden ontsloten via een entree aan de Rijksstraatweg. Bij vrijwel iedere woning worden er parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd. Ter aanvulling worden aan het woonerf parkeerplaatsen gerealiseerd, ook voor bezoekers.

Hoofdstuk 3 Relevante beleidskaders

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (maart 2012)

Het rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Barro opgesteld. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)

Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 tweede lid) (2017)

Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet daarnaast worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd kunnen worden.

Toetsing initiatief

De mogelijkheden die het project biedt, passen binnen de beleidskeuzes en de leidende principes uit de

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro. Omdat het plan deels buiten bestaand stedelijk gebied gerealiseerd zal worden, is het initiatief getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking (Bijlage 1). Het planvoornemen betreft een functiewijziging van bedrijven en agrarisch naar een woonfunctie. De behoefte aan deze ontwikkeling is tweeledig: er is behoefte aan het saneren van bedrijfsbebouwing uit de woonkern vanuit het oogpunt van de leefbaarheid. Ook blijkt uit de meest actuele provinciale woningbehoefteraming dat er in de gemeente Hellevoetsluis behoefte is aan maximaal 820 woningen in de periode 2020-2030. Deze ontwikkeling sluit hier goed bij aan. De keuze voor een locatie die deels buiten bestaand stedelijk gebied ligt is gemaakt omdat de woningbouw gekoppeld is aan de locatie van het te saneren bedrijf. De gewenste kwaliteitsverbetering wordt financieel haalbaar als op deze locatie woningbouw wordt toegestaan.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland (geconsolideerde versie april 2019)

Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Beide zijn sinds 1 april 2019 in werking getreden. De voor dit plan relevante beleidsuitgangspunten worden hierna behandeld.

Stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stads- en dorpsgebied (artikel 6.10)

De provincie zet in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen.

Behoud en versterking ruimtelijke kwaliteit (artikel 6.9)

De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mits-beleid': ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit).

Toetsing

De behoefte aan de ontwikkeling is getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking en beschreven in paragraaf 3.1.

De provincie onderscheidt vier lagen op de kwaliteitskaart: de ondergrond, cultuur- en natuurlandschappen, stedelijke occupatie en beleving. De laag van de cultuur- en natuurlandschappen en de laag van de stedelijke occupatie zijn van toepassing op het plangebied. De kern Nieuwenhoorn bevindt zich in een zeekleipolderlandschap. Het plangebied ligt binnen de zone van de stads- en dorpsrand, die de grens vormt van bebouwd gebied en landschap. Ook ligt het plangebied achter het bebouwingslint. De ontwikkeling past binnen de ruimtelijke gebiedskwaliteit. De opzet van de nieuwe bebouwing past qua karakter (aard) binnen de identiteit van het grotere gebied, een zeekleipolder, de locatie gelegen tegen de dorpsrand nabij/achter het lint. De schaal (functie) wordt deels aangepast van bedrijf/agrarisch naar wonen. De richtpunten van de kwaliteitskaart zijn niet in het geding. Aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht, met uitzondering van een goede landschappelijke inpassing. Met de sloop van een bestaand bedrijf is immers al sprake van een grote kwaliteitsverbetering voor de kern. De ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de provinciale ladder. Het provinciaal beleid staat een stedelijke ontwikkeling niet in de weg omdat sprake is van kwaliteitsverbetering. In bijlage 1 is dit nader toegelicht.

3.2.2 Gebiedsprofiel Voorne-Putten

Het gebiedsprofiel Voorne-Putten is een regionale uitwerking van de provinciale kwaliteitskaart uit de Visie Ruimte en Mobiliteit. De ambities vanuit het gebiedsprofiel vormen mede de ontwerpuitgangspunten voor de invulling van deze locatie. Een toetsing aan deze ambities en de toepassing in het ontwerp zijn te vinden in bijlage 1.

Toetsing

Samenvattend levert een eerste toetsing van het schetsontwerp aan de ambities uit het gebiedsprofiel Voorne-Putten het volgende op:

  • De ontwikkeling versterkt de landschappelijke kwaliteit door de sloop van een groot bedrijfspand dat nu onderaan de dijk staat en niet past in de schaal van het (dijk) lint.
  • De nieuwe ontwikkeling is vormgegeven als een groene kamer, wat vanuit het omringende open landschap een herkenbaar beeld oplevert, vergelijkbaar met de groen omrande agrarische bedrijven en de forten.
  • De begrenzing van de ontwikkeling is gebaseerd op de bestaande kavelstructuur en sloten en sluit aan op de naastgelegen groene kamer.
  • Tussen de twee kamers blijft de zichtlijn over de oorspronkelijke polderroute in stand. Deze blijft ook –net als nu- deels toegankelijk.
  • Door de ontwikkeling los te houden van het lint versterkt het karakter van het lint: 'linten blijven linten', zeker ten opzichte van de huidige situatie
  • De entree van het woonbuurtje en daarmee de aansluiting op het lint/dorpsgebied verdient bijzondere aandacht, ook in relatie tot het vorige punt.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Hellevoetsluis 2015+

Nieuwenhoorn is een zelfstandige kern met een eigen identiteit. Het karakter wordt in het bijzonder bepaald door de dijkstructuur van de Rijksstraatweg. Dit beeld dient geconserveerd te worden. Woningen worden met name gerealiseerd in de lintbebouwing ten zuiden van het dorp en op enkele kleine locaties aan de rand van het dorp.

Toetsing

De woningen worden gerealiseerd achter het dijklint van de Rijksstraatweg. De lintstructuur blijft behouden en het nieuwe woonerf krijgt een eigen uitstraling.

3.3.2 Woonvisie 2016-2020

De ambitie voor het lokale woonbeleid is: “Voor alle inwoners van de gemeente kunnen voorzien in een geschikte woning – passend bij de levensfase en de wensen met betrekking tot woning en woonmilieu -en een betaalbare woning– passend bij de financiële mogelijkheden en wensen”. Middelen hiervoor zijn de aanwezige woningvoorraad en de nieuwbouwproductie als aanvulling van de tekorten in de voorraad.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling zorgt door de bouw van woningen voor doorstroming binnen het dorp Nieuwenhoorn. Tevens draagt de sloop van het bedrijf bij aan de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid van het dorp.

3.3.3 Visie op verbeterlocaties, actualisering 2015

Voor enkele locaties wordt vanuit ruimtelijke kwaliteit nog gestreefd naar beperkte woningbouw, waaronder Rijksstraatweg 247, de voormalige Toyota garage.


Bij herontwikkelingslocaties zijn de volgende toetsingscriteria van belang:

  • Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid
  • Het bijdragen aan het behoud of de toename van de werkgelegenheid
  • Het bijdragen aan het gemeentelijke beleid en de gemeentelijke ambities
  • Het bijdragen aan gemeentelijk beleid met betrekking tot vastgoed

In de visie staat: "Bij de herontwikkelingslocaties aan de Rijksstraatweg in Nieuwenhoorn wordt gestreefd naar opwaardering van het karakteristieke bebouwingslint. d.m.v. herontwikkeling met kleinschalige woningbouw passend in het landschappelijk beeld van het buitengebied."






afbeelding "i_NL.IMRO.0530.Rijksstraatweg247-VO01_0010.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0530.Rijksstraatweg247-VO01_0011.png"  

Figuur 3.1 Uitsnede kaart visie op verbeterlocaties (locatie 28)

3.3.4 Nota Ruimtelijke Kwaliteit

De gemeente heeft op grond van de wet het welstandsbeleid vastgelegd in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit 2010. In 2019 is de Nota Ruimtelijke Kwaliteit technisch aangepast vanwege de toevoeging van Oudenhoorn aan het grondgebied van de gemeente Hellevoetsluis.

Op 18 februari 2010 is de Welstandsnota vervangen door de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. De gebiedsindeling is ten opzichte van de Welstandsnota uit 2005 gewijzigd. De bouwperiode blijft een belangrijke factor maar vooral de ruimtelijke en functionele opzet van gebieden zijn leidend geworden. Daarnaast zijn nieuwe objectgerichte criteria opgesteld voor specifieke gebouwen en bouwwerken zoals boerderijen en basisscholen. Voor de welstandscriteria wordt verwezen naar de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

Het projectgebied grenst aan het 'Lint Rijksstraatweg'. Om de huidige beeldkwaliteit en uitstraling van de Rijksstraatweg te behouden en waar mogelijk te versterken geldt daar een bijzonder welstandsregiem. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn de individuele uitstraling van de panden buiten de kern en de plaatselijk meer op elkaar afgestemde uitstraling van de panden binnen de kern alsmede de daarmee samenhangende aandacht voor de rooilijnen, het gevelbeeld en het materiaal- en kleurgebruik. Afhankelijk van de uitstraling van de bestaande bebouwing is meer of minder aandacht noodzakelijk voor de inrichting van de openbare ruimte, tuinen en erfafscheidingen.

Toetsing

Door de nieuwe ontwikkeling ruimtelijk "los" te houden van het lint, kan het nieuwe woongebiedje een eigen ruimtelijke identiteit met bijbehorende uitstraling krijgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.Rijksstraatweg247-VO01_0012.png"

 afbeelding "i_NL.IMRO.0530.Rijksstraatweg247-VO01_0013.png"

Figuur 3.2 Uitsnede kaart Welstandsregiems

3.3.5 Beleidsvisie Duurzaamheid en Milieu

Het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid is vastgelegd in de Beleidsvisie Duurzaamheid en Milieu die op 13 maart 2014 is vastgesteld en de Routekaart Duurzaam Voorne-Putten 2040 die 8 februari 2018 is vastgesteld.

In het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid is vastgesteld dat bij planvorming de GPR stedenbouw en gebouw wordt toegepast. GPR staat voor Gemeentelijke Prestatie Richtlijn Duurzaam Bouwen. De GPR stedenbouw en GPR gebouw geven inzicht in de duurzaamheidprestatie van een stedenbouwkundig plan of een gebouw. De GPR stedenbouw wordt alleen toegepast bij projecten van meer dan 50 woningen. Bij de GPR gebouw wordt gekeken naar de thema's: Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikswaarde en Toekomstwaarde. Het streven is naar een gemiddelde waarde van 8,0 op alle thema's en een waarde van 8 – 10 voor het thema energie. De initiatiefnemer kan gebruik maken van de gemeentelijke licentie voor de GPR gebouw.

Tevens is hierin opgenomen dat bij een ruimtelijke ontwikkeling in de openbare ruimte moet worden gestreefd naar 30% groen, water of spelen.

In het regionaal beleidskader voor duurzaamheid (Routekaart Duurzaam Voorne-Putten 2040) is vastgesteld dat nieuwe ontwikkelingen vanaf 2018 gasloos moeten worden gebouwd. Vanaf 1 januari 2021 is de norm voor Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG-eis) verplicht voor nieuwbouw.

Toetsing
In het ontwerp wordt rekening gehouden met het beleid ten aanzien van duurzaamheid. Het percentage van 30% ten aanzien van groen, water en spelen wordt niet gehaald, maar er is sprake van woningbouw in lage dichtheid met ruimte tuinen en de rand het plangebied wordt wel voorzien van een groene inrichting. Dit wordt geborgd in de anterieure overeenkomst. Daarnaast ligt de locatie op de grens met het buitengebied.

De eisen en uitgangspunten ten aanzien van natuurinclusief bouwen zijn ook in de anterieure overeenkomst opgenomen. Afspraak is dat de uitvoering plaatsvindt conform het vastgestelde gemeentelijke beleid.

3.3.6 Groenstructuurplan

Op 10 december 2009 is het Groenstructuurplan Hellevoetsluis 2010-2020 vastgesteld. Het Groenstructuurplan heeft als doel om het bestaande (stedelijke) groen te behouden, de ecologische kwaliteit ervan te verbeteren en de samenhangende structuur ervan op termijn verder te ontwikkelen. Om dat te bereiken heeft het de volgende status:

  • Beleidskader voor al het gemeentelijk beleid;
  • Toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen;
  • Uitvoeringskader voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte voor de aspecten groen en water.

In het Groenstructuurplan worden elf belangrijke groenstructuren behandeld. Dit zijn bijvoorbeeld bermen, dijken, watergangen en stedelijk groen. Per groenstructuur worden kernkwaliteiten van de huidige situatie, relevante ontwikkelingen, toekomstig beheer en inrichting en het streefbeeld voor 2020 weergegeven. Daarnaast zijn een aantal randvoorwaarden en eisen vastgesteld waaraan ruimtelijke ontwikkelingen en initiatieven getoetst zullen worden. Voorbeelden van randvoorwaarden zijn de inrichting van 30% groen, water en spelen, een goede landschappelijke inpassing van het plan, behouden van bestaande waardevolle groenelementen en natuur inclusief bouwen (waaronder nestgelegenheid voor huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen).

Het plangebied is onderdeel van de groenstructuur 'open agrarische polder de Goote'. In deze gehele polder staat het agrarisch gebruik op één. Bij de bedrijfsvoering wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met akker- en weidevogels. Door nestbescherming en speciaal akkerrandenbeheer is de polder open en weids met akkergronden en weilanden rijk aan broedende en foeragerende weidevogels als Kieviten, Tureluurs en Grutto’s en akkervogels zoals de Patrijs, Graspieper, Gele kwikstaart en de Veldleeuwerik. De belevingswaarde van deze polder voor burgers en recreanten is dan ook hoog. In deze polder staan openheid en weidevogels voorop. Ruimtelijke ontwikkelingen die deze openheid aantasten, zijn niet gewenst.

Toetsing

De ontwikkeling versterkt de landschappelijke kwaliteit door de sloop van een groot bedrijfspand dat nu onderaan de dijk staat en niet past in de schaal van het (dijk) lint. Zoals hierboven al aangegeven wordt niet voldaan aan de 30% maar is wel sprake van een groene rand en ruime tuinen.

De nieuwe ontwikkeling is vormgegeven als een groene (bos)kamer, wat vanuit het omringende open landschap een herkenbaar beeld oplevert, vergelijkbaar met de groen omrande agrarische bedrijven en de forten. Vanuit de centrale openbare ruimte is tussen de bebouwing door uitzicht over het landschap. Op de percelen wordt in de achtertuin een haag gepland. Achter de haag blijft een open groene zone vrij tot de grens van het plangebied. Hier ligt de sloot en komen de bomen die de kamer omsluiten, waar men vanaf de kavel onderdoor kan kijken. Met deze zone wordt een zachte overgang van wonen naar agrarisch gebied gemaakt. Door het maken van natuurvriendelijke oevers krijgt dit gebied ecologische waarde.

3.3.7 Overig gemeentelijk beleid

Naast de hiervoor genoemde stukken kent de gemeente Hellevoetsluis de volgende beleidsdocumenten:

  • Geluidbeleidsplan 2008-2017;
  • Luchtbeleidsplan 2008-2017;
  • Beleidsvisie Externe Veiligheid (2008-2017);
  • Watertakenplan 2017-2021;
  • Parkeernormen Hellevoetsluis 2011;
  • Nota bodembeleid 2012-2017;
  • Gemeentelijk Verkeer en Vervoersplan 2013.

Toetsing

De toetsing van bovenstaande beleidsdocumenten vindt plaats in de betreffende paragrafen in het volgende hoofdstuk, hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten. De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met bovengenoemd gemeentelijk beleid.

3.4 Conclusie

Het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid staat de ontwikkeling niet in de weg. De sloop van het bedrijf op deze herontwikkelingslocatie draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid van het dorp. Door de ontwikkeling ruimtelijk "los" te houden van het lint, behoudt het lint zijn uitstraling en krijgt het nieuwe woongebiedje een eigen ruimtelijke identiteit met bijbehorende uitstraling die qua beeld passend is op de grens van het dorp en het buitengebied.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en moet worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de omgevingsaspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. De conclusies zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

4.2 Bedrijven en milieuhinder

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

In de directe omgeving zijn hoofdzakelijk woningen aanwezig, welke geen milieuhinder veroorzaken. Vanwege de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van het plangebied zal het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen verbeteren. Aan de noordkant van het plangebied zijn agrarische gronden gelegen. Omdat op korte afstand reeds woningen aanwezig zijn wordt ter plaatse van het plangebied geen relevante milieuhinder verwacht.

Ter hoogte van Dorpsstraat 2 (hemelsbreed op een afstand van 35 m. van het plangebied) is een 'specifieke vorm van bedrijf - 5' gevestigd. Dit is een bedrijf voor het vervaardigen overige producten van hout (p.o. <200 m2) en valt in bedrijfscategorie 3.1. De richtafstand voor dit bedrijf is 50 m. Het bedrijf (L. Looij Hellevoetsluis BV) is echter per 1 januari 2013 opgeheven. Hiermee vormt het bedrijf geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Ter hoogte van Dorpsstraat 8 (hemelsbreed op een afstand van 60 m. van het plangebied) is een 'specifieke vorm van bedrijf- 6' gevestigd. De bedrijfsactiviteit bestaat uit de 'installatie van sanitair (met spuiterij) en het bedrijf valt ook in bedrijfscategorie 3.1. Het loodgietersbedrijf Postma is op dit adres gevestigd. Voor dit bedrijf geldt een richtafstand van 50 m. waarmee het geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling. Ook zijn er op kortere afstand van dit bedrijf al woningen gevestigd.

Verder zijn in de omgeving geen bedrijven aanwezig die een belemmering vormen voor de milieusituatie ter plaatse van het plangebied, of die door de beoogde ontwikkeling worden belemmerd in hun bedrijfsvoering.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van het plangebied sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.3 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

Door de sanering van de voormalige Toyota-garage komt de bedrijfslocatie, Rijksstraatweg 247, vrij voor ontwikkeling. Op het perceel worden woningen gerealiseerd: 17 geschakelde woningen en 3 vrijstaande woningen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is onderzoek gedaan naar de bereikbaarheid, verkeersgeneratie, afwikkeling van het verkeer en de parkeerbehoefte voor de nieuwe ontwikkeling. De parkeernormen uit de 'Nota Parkeernormen Hellevoetsluis 2011' zijn toegepast om de parkeervraag te bepalen. De verkeersgeneratie is berekend met de kencijfers van CROW (publicatie 381, 'Toekomstbestendig parkeren').

Bereikbaarheid 

Het plangebied is gelegen aan de Rijksstraatweg 247 binnen de kern Nieuwenhoorn in de gemeente Hellevoetsluis. De Rijksstraatweg is een gebiedsontsluitingsweg en verbindt de kern Nieuwenhoorn met Hellevoetsluis. Voor het fietsverkeer zijn fietssuggestiestroken aangebracht op de rijbaan. De gemeente is voornemens om in 2019 de maximale snelheid op de Rijksstraatweg in de kern Nieuwenhoorn te verlagen naar 30 km/uur.

In het noorden sluit de Rijksstraatweg in Brielle aan op de N218. In het zuiden sluit de Rijksstraatweg aan op de Provincialeweg en de Nelson Mandelalaan. Beide wegen sluiten aan op de N57. De N57 sluit in het noorden aan op de A15 richting Rotterdam en Europoort en in het zuiden richting de Zeeuwse eilanden.

Openbaar vervoer

Op de Rijksstraatweg ter hoogte van de Dorpsstraat is de halte Nieuwenhoorn aanwezig die gebruikt wordt door de lijnbussen 106 en 604 van Connexxion. Lijnbus 106 verbindt Nieuwenhoorn met de kern Hellevoetsluis, Rozenburg en Spijkenisse Metro Station. Lijnbus 604 verbindt Nieuwenhoorn met Hellevoetsluis, Ouddorp, Brielle en Vierpolders.

Verkeersgeneratie en afwikkeling

De ontwikkeling voorziet in de realisatie van 17 geschakelde woningen en 3 vrijstaande woningen. Voor de verkeersgeneratie is uitgegaan van CROW kencijfers (publicatie 381, 'Toekomstbestendig parkeren'). Conform de 'Nota Parkeernormen Hellevoetsluis 2011' is de stedelijkheidsgraad van de gemeente Hellevoetsluis aangemerkt als 'matig stedelijk'. Het plangebied bevindt zich in de rest bebouwde kom van de kern Nieuwenhoorn. Om de verkeersgeneratie 'worst case' in beeld te brengen is uitgegaan van de maximale norm.

Verkeersgeneratie huidige situatie

Op het zuidelijke deel van het plangebied bevindt zich momenteel een leegstaand bedrijfspand, een voormalige Toyota garage. Omdat het op deze locatie planologisch nog wel mogelijk is om een vergelijkbaar bedrijf te hebben, wordt er in de huidige situatie uitgegaan van een auto-/garagebedrijf. Het pand heeft een bruto vloeroppervlakte van circa 1.371 m2.

Aangezien het CROW geen kengetallen geeft voor autobedrijven zijn de kencijfers in de categorie “bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief (industrie, laboratorium, werkplaats)” gehanteerd. Deze kunnen qua verkeersaantrekkende werking als vergelijkbaar kan worden beschouwd. Hier geldt in matig stedelijk gebied een maximale verkeersgeneratie van 10,9 motorvoertuigen (mvt) per 100 m² bvo per etmaal. Dit betekent een verkeersgeneratie van circa 150 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. Bij de verkeersgeneratie van werkfuncties geldt de vuistregel dat een weekdag kan worden omgerekend naar een werkdag met de standaardfactor 1,33 (CROW 381). Daarmee bedraagt de huidige verkeersgeneratie op een gemiddelde werkdag circa 200 mvt/etmaal.

Verkeersgeneratie toekomstige situatie

In de toekomstige situatie wordt het bedrijfspand gesaneerd en komen daarvoor in de plaats 20 woningen. Deze woningen worden gerealiseerd in de vorm van 17 geschakelde woningen en 3 vrijstaande woningen. Voor (vrijstaande) koopwoningen geeft het CROW een maximaal kencijfer van 8,6 motorvoertuigen (mvt) per woning per etmaal. Dat betekent een toekomstige verkeersgeneratie van circa 172 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. Bij de verkeersgeneratie van woonfuncties geldt de vuistregel dat een weekdag kan worden omgerekend naar een werkdag met de standaardfactor 1,11 (CROW 381). Daarmee bedraagt de toekomstige verkeersgeneratie op een gemiddelde werkdag circa 191 mvt/etmaal. De woningen worden ontsloten via een entree aan de Rijksstraatweg.

Verkeersafwikkeling

Met de voorgenomen ontwikkeling blijft de verkeersgeneratie van het plangebied nagenoeg gelijk, wanneer in de huidige situatie rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van een arbeidsintensief/bezoekersextensief bedrijf in het aanwezige pand. Omdat dit pand momenteel leegstaat, dient worst-case rekening te worden gehouden met een verkeerstoename van circa 191 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag ten behoeve van de woningen. Om de verkeersafwikkeling te beoordelen is de afwikkeling in het drukste uur maatgevend, waarin gemiddeld 10% van de etmaalintensiteit wordt afgewikkeld. Dit betekent vanuit de ontwikkeling een toename van circa 20 motorvoertuigbewegingen in het drukste uur op het onderliggend wegennet. Deze toename verdeelt zich op de Rijksstraatweg weer in verschillende richtingen op het wegennet en is beperkt waardoor deze toename zal opgaan in de het heersende verkeersbeeld van de omliggende wegvakken en kruispunten. De ontwikkeling leidt naar verwachting daarom niet tot knelpunten met betrekking tot de afwikkeling van het verkeer.

Parkeren

Parkeernormen

Conform de 'Nota Parkeernormen Hellevoetsluis 2011' is de parkeerbehoefte berekend voor de ontwikkeling. In de parkeernormen voor woningen wordt een onderscheid gemaakt naar het type en de grootte van woningen. Hoe ruimer de woning, des te groter de parkeerbehoefte. De grootte van woningen wordt bepaald op basis van het woonoppervlak, zoals aangegeven in tabel 4.2. Vervolgens volgt uit de tabel met parkeernormen hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn.

Het ligt voor de hand om op deze locatie duurdere grondgebonden koopwoningen te bouwen voor de doorstroming uit het dorp. De oppervlakte van een vrijstaande of geschakelde woning heeft doorgaans een woonoppervlakte die ligt tussen 110 en 155m2 maar soms ook groter is dan 155 m2. Bij het bepalen van de parkeervraag wordt er van uitgegaan dat 16 woningen vallen in woningtype II en vier in III. Dat betekent dat er per woning rekening moet worden gehouden met een parkeerbehoefte van 1,9 of 2,1 parkeerplaatsen per woning.

  Woonoppervlakte in m2   Parkeernorm Hellevoetsluis   Waarvan aandeel bezoekers  
  Grondgebonden      
Type I   < 110   1,7   0,3  
Type II   110 - 155   1,9   0,3  
Type III   > 155   2,1   0,3  

Tabel 4.1 Woningclassificatie parkeernomennota

Bij vrijwel iedere woning worden er parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd. Daarnaast worden er aan het woonerf parkeerplaatsen gerealiseerd, waaronder die voor bezoekers. Voor nieuwbouw of verbouw, waarbij het parkeren voor een deel op eigen terrein wordt opgelost, gelden een aantal aandachtspunten (Nota Parkeernormen Hellevoetsluis 2011 ):

  • Voor het parkeren van bezoekers moeten altijd voldoende parkeervakken in de openbare ruimte worden gerealiseerd volgens de parkeernormen;
  • Het voorgaande functioneert uitsluitend indien sprake is van een redelijk aantal woningen, 10 of meer binnen een straal van 75 m, omdat anders bij bijzondere gelegenheden onvoldoende bezoekersplaatsen aanwezig zijn;
  • Garages worden in de praktijk nauwelijks gebruikt om er een auto in te parkeren. De garage wordt vaak gebruik als berging of bij de woning betrokken. Daarom gelden de parkeernormen zoals die in de onderstaande tabel zijn opgenomen voor voorzieningen op eigen terrein.

Parkeervoorziening   Capaciteit  
Garage   0  
Oprit min 5 m lang   1  
Oprit min 10 m lang   2  
Dubbele oprit mi 4,5 m breed   2  

Tabel 4.2. Capaciteit van parkeervoorzieningen op eigen terrein

Parkeervraag

In tabel 4.3 is de parkeervraag van de woningen voor bewoners en bezoekers bepaald op basis van de gemeentelijke parkeernormen. Totaal zijn er 36 parkeerplaatsen nodig voor bewoners en 6 parkeerplaatsen voor bezoekers.

Doelgroep   Aantal woningen   Parkeernorm   Parkeervraag  
Bewoners   16 + 4   1,6/1,9 per woning   33 parkeerplaatsen  
Bezoekers   20   0,3 per woning   6 parkeerplaatsen  
Totaal       39 parkeerplaatsen  

Tabel 4.3. Parkeervraag woningen

De totale parkeervraag voor de woningen bedraagt 39 parkeerplaatsen. Het stedenbouwkundig plan voorziet in 34 plekken op eigen terrein en 12 openbare plaatsen. Er wordt dus ruimschoots voldaan aan de norm.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is goed. De verkeerstoename ten behoeve van de ontwikkeling is beperkt en opgaan in het heersende verkeersbeeld van het omliggende wegennet. In het plan zijn ruim voldoende parkeerplaatsen aanwezig om te voorzien in de berekende parkeervraag. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling daarmee niet in de weg.

4.4 Wegverkeerslawaai

Beleid en normstelling

Wettelijke geluidzone wegen

Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat ook sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau wanneer de ontwikkeling is gesitueerd nabij niet gezoneerde wegen (30 km/u wegen).

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de woningen (binnen- of buitenstedelijk). Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een maximaal toelaatbare hogere waarde van 63 dB voor wegverkeerslawaai.

Onderzoek

De ontwikkeling van 20 woningen aan de Rijksstraatweg 247 betreft een geluidgevoelige bestemming. De nieuw te realiseren woningen zijn gelegen binnen de geluidzones van de Rijksstraatweg en de N57 (Dammenweg), waardoor akoestisch onderzoek nodig is. Opgemerkt dient te worden dat de Rijksstraatweg binnen Nieuwenhoorn in 2019 een 30 km zone is geworden. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/u-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

Uit het onderzoek, toegevoegd in bijlage 3, blijkt dat:

  • ten gevolge van het verkeer op de N57 (Dammenweg) de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, maar wel wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarde;
  • ten gevolge van het verkeer op de Rijksstraatweg de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden en geen hogere waarde nodig is;
  • bron- en overdrachtsmaatregelen om de geluidbelasting ten gevolge van de N57 te reduceren niet doelmatig of gewenst zijn;
  • hogere waarden noodzakelijk zijn;
  • de geluidkwaliteit op de woningen varieert van redelijk tot goed;
  • de woningen allemaal een geluidluwe gevel en een geluidluwe buitenruimte hebben;
  • er wordt voldaan aan het gemeentelijk geluidbeleid.

Conclusie

De woningen worden mogelijk gemaakt in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect geluid staat de ontwikkeling niet in de weg.

De geluidbelasting binnen de nieuwe woningen dient in alle gevallen te voldoen aan de normen uit het

Bouwbesluit.

Benodigde hogere waarden

Het laten vaststellen van hogere waarden door het college van Burgemeester en Wethouders van de

gemeente Hellevoetsluis is nodig.

4.5 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.Rijksstraatweg247-VO01_0014.png"

Figuur 4.1 Uitsnede professionele risicokaart

Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen te vinden met een externe werking (figuur 4.1). Ook vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via het spoor of het water.

Circa 204 meter ten noorden van het plangebied ligt de N57 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het invloedsgebied wordt bepaald door stofcategorie GF3 en bedraagt 355 meter. Omdat de beoogde woningen voor het wegtraject op meer dan 200 meter afstand ligt, hoeven volgens het Basisnet in principe geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik ter plaatse van het plangebied. Desalniettemin is vanwege de ligging binnen het invloedsgebied een beknopte verantwoording noodzakelijk.

Ten westen bevindt zich de buisleiding W-538-07 op een afstand van circa 491 meter. De buisleiding heeft een diameter van 6 inch en een werkdruk van 40 bar. Het invloedsgebied is 70 meter. Het plangebied bevindt zich op voldoende afstand van de buisleiding en valt niet in het invloedsgebied.

Beknopte verantwoording

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Rijksstraatweg. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van Nieuwenhorrn. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zullen 20 woningen gerealiseerd worden. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. Bij deze groepen wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de verzorgers/ouders de kinderen en ouderen zullen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over de weg geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de N57 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.3 weergegeven.

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Tabel 4.4. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

Het gemeentelijke beleid m.b.t. luchtkwaliteit is weergegeven in het Beleidsplan luchtkwaliteit 2008 – 2017 dat op 20 maart 2008 door de gemeenteraad is vastgesteld. De luchtkwaliteit van de gemeente Hellevoetsluis is weergegeven in de luchtkwaliteitskaarten 2015 - 2030. Deze kaarten zijn berekend op basis van de RVMK 3.1. In de luchtkwaliteitskaarten zijn de concentraties stikstof dioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in kaart gebracht voor heel Hellevoetsluis. Hierin zijn de diverse ruimtelijke ontwikkelingen meegenomen. De ontwikkeling van 20 woningen aan de Rijksstraatweg is hierin niet meegenomen. Uit de luchtkwaliteitskaarten blijkt dat de locatie nu en in de toekomst voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen. De ontwikkeling betreft een klein aantal woningen waardoor het plan valt onder Niet In Betekenende Mate (NIBM) en dus aan de grenswaarden blijft voldoen. Hierdoor is geen luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk. De ontwikkeling vormt hierdoor geen belemmering voor de luchtkwaliteit.

4.7 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek

Ten opzichte van de vigerende planologische situatie is sprake van een functiewijziging. Een deel van het plangebied verandert van bedrijf naar wonen en een deel van agrarisch naar wonen. Vanwege deze functiewijziging is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 2.

Op basis van het verkennend en aanvullend bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • De bovengrond is licht verontreinigd met zware metalen. De lichte verontreiniging hoeft niet nader onderzocht te worden en vormt ook geen belemmering in de nabije toekomst.
  • In het grondwater zijn verhoogde gehalten aan nikkel en zink ten opzichte van de streefwaarden geconstateerd. Het gehalte aan barium overschrijdt de tussenwaarde. Aangezien er voor barium geen plicht is tot nader onderzoek worden de resultaten als voldoende beschouwd.
  • In de vier grondmengmonsters zijn verhogingen boven de rapportagegrens aangetroffen aan PFASverbindingen. Getoetst aan de “Tijdelijk handelingskader” voldoen de PFAS-verbindingen indicatief aan “WONEN”.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat geen nader bodemonderzoek óf een sanering nodig is. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.8 Ecologie

Wet natuurbescherming

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden:

  • Natuurnetwerk Nederland (NNN) en,
  • Natura 2000-gebieden.

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Zuid-Holland uitgewerkt in het Natuurnetwerk. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden  beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten ofwel soorten van de lijst Nationaal beschermde soorten behorende bij artikel 3.10 van de Wnb.

In de provincie Zuid-Holland geldt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling voor een groot deel van de “overig” beschermde soorten. Het betreft de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied bevindt zich niet in een N2000 gebied of NNN gebied. Het dichtstbijzijnde N2000 gebied is het Haringvliet en bevindt zich op een afstand van circa 3,5 km van het plangebied zoals te zien in Figuur 4.2. Het dichtstbijzijnde NNN gebied bevindt zich op ca. 425 meter van het plangebied. Dit betreft het fort aan de Noorddijk. Vanwege de afstanden wordt een effect op de beschermde gebieden dan ook uitgesloten.

Om de depositie-effecten op Natura 2000-gebieden te bepalen, zijn stikstofberekeningen voor de aanleg- en gebruiksfase uitgevoerd. Dit is verwerkt in bijlage 4. Hieruit blijkt dat er in de aanleg- en gebruiksfase van het beoogde ontwikkelgebied geen sprake is van extra stikstofdepositie op Natura 2000.

Ten aanzien van de woningen wordt nog opgemerkt dat deze niet voorzien zijn van gas, geleverd worden met een lucht/warmtepomp en dat opties als een open haard of pallet kachel niet worden aangeboden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.Rijksstraatweg247-VO01_0015.jpg"

Figuur 4.2 Overzicht N2000 en NNN gebieden ten opzichte van het plangebied (rode cirkel). Bron: Provincie Zuid-Holland.

Soortenbescherming

Om de mogelijke effecten op beschermde soorten van de beoogde ontwikkeling in kaart te brengen is op deze locatie een quick scan flora- en fauna uitgevoerd door Adviesbureau Mertens. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in Bijlage 5.

Op basis van de resultaten van deze quick scan is duidelijk geworden dat met de beoogde ontwikkeling geen vaste rust- en verblijfsplaatsen van vogels, vleermuizen, zoogdieren, beschermde standplaatsen van planten of andere beschermde waarden verloren gaan.

Tijdens het veldonderzoek zijn algemene broedvogels aangetroffen in het plangebied. In verband met de aanwezigheid van deze algemene broedvogels is het noodzakelijk om werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren en/of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken).

De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels moeten de werkzaamheden plaatsvinden buiten het broedseizoen of moet op een manier gewerkt worden dat de vogels niet tot broeden komen. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.9 Water

Beleidskader

Op grond van de Waterwet en het gemeentelijke Watertakenplan 2017-2020 gelden de volgende algemene uitgangspunten voor de omgang met afvalwater, regenwater en grondwater:

  • Afvalwater en regenwater worden gescheiden gehouden en gescheiden aan de gemeente aangeboden. Het verontreinigd raken van afstromend regenwater wordt voorkomen of beperkt, zo nodig met aanvullende maatregelen;
  • Regenwater wordt zoveel mogelijk verwerkt op de locatie waar het valt, bijvoorbeeld in de bodem of in een bergingsvoorziening. Indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, dan wordt samen met de gemeente en het waterschap onderzocht welke mogelijkheden er zijn om het regenwater af te voeren.
  • Op grond van de Keur van het waterschap, geldt de eis dat versnelde afvoer van regenwater als gevolg van de toename aan verharding volledig moet worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Een verhardingstoename tot 500 m2 is vrijgesteld van deze compensatieplicht. De voorkeursvolgorde ten aanzien van het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening betreft: nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verharding, nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied, nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.
  • Een goede grondwaterhuishouding maakt deel uit van het inrichtingsplan. Zowel in de aanlegfase als de eindfase moet worden voorkomen dat op de locatie grondwaterproblemen ontstaan of bestaande problemen in de omgeving verergeren. Dit betreft zowel te hoge als te lage grondwaterstanden. Als het voor het verkrijgen van voldoende ontwateringsdiepte nodig is het maaiveld op te hogen, dan gebeurt dit met goed doorlatende grond. Overweeg in gebieden met hoge grondwaterstanden te bouwen zonder kruipruimtes, in plaats van het maaiveld op te hogen. Wanneer grondwatertechnische maatregelen zoals drainage worden overwogen, dan vindt daarover afstemming plaats met de gemeente. De gemeente bepaalt, in overleg met het waterschap, of en op welke wijze vrijkomend grondwater kan worden afgevoerd. Wat betreft het type bebouwing is de invloed van ondergrondse bouwwerken op de grondwaterhuishouding een belangrijk aandachtspunt. Aan dergelijke bouwwerken kan de gemeente aanvullende eisen stellen.
  • Gemeentelijke informatie over de (grond)waterhuishouding en eventuele bestaande waterproblemen, wordt door de initiatiefnemer meegenomen in de uitwerking van het plan.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit het perceel aan Rijksstraatweg 247 te Hellevoetsluis. Omdat het plangebied in de bebouwde kom van Nieuwenhoorn ligt is het plangebied niet gekarteerd. De omliggende gebieden bestaan vooral uit lichte klei met homogeen profiel. In de directe omgeving is er sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwatertrap varieert tussen 0,4 en 0,8 m beneden maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand op meer dan 1,2 m beneden maaiveld ligt.

Beheer en onderhoud

Het waterschap Hollandse Delta is beheerder van de waterkering, van het oppervlaktewater en van de afvalwaterzuivering. De gemeente is belast met het reguliere onderhoud van het water (schonen, maaien, onderhoud beschoeiing) en is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de riolering.

Waterkwantiteit

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.Rijksstraatweg247-VO01_0016.png"

Figuur 4.3 Uitsnede Legger Wateroppervlakten Hollandse Delta

Conform de Legger van Waterschap Hollandse Delta wordt het plangebied omgrensd door watergangen in de categorie 'overig'. Deze watergangen kennen een beschermingszone van 2 meter. Wanneer werkzaamheden in de beschermingszone worden uitgevoerd, dient een watervergunning te worden aangevraagd.

Oppervlaktewatersysteem en ecologie

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Waterkwaliteit en veiligheid

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.Rijksstraatweg247-VO01_0017.png"

Figuur 4.4 Uitsnede Legger waterkeringen Legger Hollandse Delta met plangebied rood omcirkeld

Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Grondwater

Het dichtstbijzijnde grondwatermeetpunt is identificatiepunt B37C0011. De grondwaterstand schommelt tussen -1,70 en -0,35 beneden NAP.

Afvalwaterketen

Het terrein is momenteel aangesloten op het rioolstelsel.

Invloed van de ontwikkeling op de waterhuishouding

Het plan omvat de sanering van het bedrijfspand van de voormalige Toyota-garage. In plaats daarvan komen er 17 geschakelde woningen en 3 vrijstaande woningen. Uitgangspunt is dat het totale oppervlak aan verharding in het gebied niet toeneemt. Daarnaast vinden aanpassingen aan de sloot aan de oost -en noord-oostzijde plaats die voorzien in natuurlijke oevers en uitbreiding van het wateroppervlak.

Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die invloed hebben op de waterveiligheid en de waterkwaliteit. Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Wateropgaven en -ambities

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Watertoetsprocedure

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. De initiatiefnemer informeert het waterschap over de voorgenomen ontwikkeling. Dit overleg vindt momenteel plaats.

Conclusie

Uitgangspunt voor de ontwikkeling is het niet laten toenemen van het verharde oppervlak. Er wordt tevens extra waterberging gerealiseerd door aanpassing van de sloot aan de oost- en noordzijde van het perceel. Hier worden natuurlijke oevers aangelegd en wordt (aan de noord zijde) extra wateroppervlak toegevoegd.

Uitgaande hiervan wordt een positief effect op de waterhuishouding bereikt.

4.10 Archeologie

Het plangebied ligt op de grens van twee archeologische waarden. Voor de nieuwbouw op de bedrijfsgronden is een verkennend archeologisch onderzoek nodig, omdat de grenswaarden voor archeologisch onderzoek (200 m² oppervlakte en dieper dan 0,4 m) hier worden overschreden. Omdat voor de nieuwe woningen de oppervlakte van de bebouwing wordt uitgebreid en niet alleen de bestaande fundering wort benut, is archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Ter plaatse van de agrarische bestemming is archeologisch onderzoek noodzakelijk indien de bodemingreep een oppervlakte groter dan 200 m² beslaat en tevens dieper reikt dan 0,8 m beneden maaiveld.

Onderzoek

In 2018 is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in Bijlage 6.

Om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen zijn binnen het plangebied dertien gutsboringen gezet. Uit de resultaten hiervan blijkt dat binnen het plangebied vanaf ongeveer drie en een halve meter beneden het maaiveld het Hellevoeterzand aanwezig is. Hierboven ligt een pakket Hollandveen van ruim anderhalve meter dikte waarvan de top is geërodeerd. Delen van het geërodeerde veen zijn als brokjes in de bovenliggende kleilaag aangetroffen. Deze kleilaag gaat op ongeveer anderhalve meter beneden het maaiveld over in een pakket, door kleilaagjes onderbroken, fijn zand dat doorloopt tot minder dan een meter onder het maaiveld. Dit gelaagde zandpakket vormt waarschijnlijk een oeverafzetting van één van de getijdekreken die vlakbij het plangebied gelegen heeft.

De bovenste meter van de bodem bestaat wederom uit klei. De top hiervan bestaat uit een bouwvoor of in plaats hiervan, bestratingszand. In de geërodeerde top van het veen hoeven geen behoudenswaardige archeologische resten te worden verwacht. In het onder het veen aangetroffen (Hellevoeter)zand van het laagpakket van Wormer en de boven het veen aangetroffen zand en klei van het laagpakket van Walcheren, zijn geen aanwijzingen aangetroffen van bewoning in het verre verleden.

Zowel archeologische indicatoren als vegetatie-horizonten en overige “vuile” lagen, ontbreken volledig. Om deze reden gaf het verkennend booronderzoek geen aanleiding om de karterende boringen uit te voeren waarin in het PvE is voorzien en geven de resultaten van het onderzoek geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren.

Cultuurhistorie

De locatie grenst aan de cultuurhistorisch waardevolle dijk. Door de ontwikkeling ruimtelijk "los"te houden van de dijk, de groene omranding van het (oorlogs) monument aan te vullen en de bouwhoogte af te stemmen op bestaande benedendijkse bebouwing wordt zorgvuldig omgegaan met de cultuurhistorische kwaliteiten.

Op basis van het geldende bestemmingsplan Buitengebied ligt het noordelijk deel plangebied binnen de dubbelbestemming vrijwaringszone - schootsveld. Deze geldt voor het Fort Noorddijk. Zoals al beschreven bij de uitleg van het plan wordt met de nieuwe situatie een (deels) nieuwe groene (bos) kamer toegevoegd naast en in het verlengde van de groene kamer van het naastgelegen perceel.

In de nieuwe situatie gaat het hele plangebied zo deel uitmaken van de "bebouwde" dorpsrand en niet meer van het open buitengebied Om die reden wordt de dubbelbestemming die nu op het noordelijke deel ligt, daar niet meer opgenomen.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie, is aangepast op de uitkomsten van het onderzoek. Verder geldt dat indien bij toekomstig graafwerk archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, deze direct gemeld dienen te worden bij de minister conform de Erfgoedwet 2015, artikel 5.10 & 5.11.

Met het voorliggende ontwerp wordt ingespeeld op én zorgvuldig omgegaan met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Onderzoek

In de omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig die van invloed zijn op de ontwikkeling. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering.

4.12 Duurzaamheid

Het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid is vastgelegd in de Beleidsvisie Duurzaamheid en Milieu die op 13 maart 2014 is vastgesteld en de Routekaart Duurzaam Voorne-Putten 2040 die 8 februari 2018 zal worden vastgesteld.

In het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid is vastgesteld dat bij planvorming de GPR stedenbouw en gebouw wordt toegepast. GPR staat voor Gemeentelijke Prestatie Richtlijn Duurzaam Bouwen. De GPR stedenbouw en GPR gebouw geven inzicht in de duurzaamheidprestatie van respectievelijk een stedenbouwkundig plan of een gebouw. De GPR stedenbouw wordt alleen toegepast bij projecten van meer dan 50 woningen. Bij de GPR gebouw wordt gekeken naar de thema's: Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikswaarde en Toekomstwaarde. Gestreefd wordt naar een gemiddelde waarde van 8,0 op alle thema's en een waarde van 8 – 10 voor het thema energie. De initiatiefnemer kan gebruik maken van de gemeentelijke licentie voor de GPR gebouw.

In het regionaal beleidskader voor duurzaamheid (Routekaart Duurzaam Voorne-Putten 2040) is vastgesteld dat nieuwe ontwikkelingen vanaf 2018 gasloos moeten worden gebouwd. Vanaf 1 januari 2021 is de norm voor Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG-eis) verplicht voor nieuwbouw.

De gemeente Hellevoetsluis stimuleert natuur inclusief bouwen en ontwerpen, zodat gebouwen niet alleen een functie voor mensen hebben, maar tegelijk ook een bijdrage leveren aan de biodiversiteit en ecologie in de stad. Daarnaast leveren veel maatregelen die positief zijn voor biodiversiteit ook een bijdrage aan klimaatadaptatie. Zo gaan groen en water ook hittestress tegen en zorgen minder verharding en groene daken er ook voor dat er minder snel wateroverlast plaats vindt. Speciale aandacht gaat bij natuur inclusief bouwen uit naar de gebouwbewonende soorten, zoals huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen. Dit zijn namelijk de soorten die geheel afhankelijk zijn van bebouwing voor nestgelegenheid en verblijfplaatsen. Door sloop, renovatie en na-isolatie verdwijnen veel van hun verblijfplaatsen, waardoor de stad langzaam steeds minder geschikt wordt voor deze soorten. Om te zorgen dat er voldoende nieuwe verblijfplaatsen voor deze soorten bij komen, worden ontwikkelaars en architecten gevraagd om in ieder geval neststenen voor gierzwaluwen, vogelvides of speciale dakpannen voor huismussen en voorzieningen voor vleermuizen in de bebouwing op te nemen. Dit laatste kan in de vorm van voor vleermuizen toegankelijke spouwmuren of inbouwstenen voor vleermuizen. Verder wordt de initiatiefnemer uitgedaagd om ook andere vormen van natuur inclusief bouwen te bedenken en toe te passen. Mogelijke andere vormen van natuur inclusief bouwen die passend zijn op deze locatie zijn bijvoorbeeld groene daken, groene erfafscheidingen en kunstnesten aanbrengen voor huiszwaluwen, aangezien die in Nieuwenhoorn broeden.

In de anterieure overeenkomst zijn afspraken vastgelegd omtrent de zorgvuldige omgang met dit aspect. De woningen zullen uitgaande van het gemeentelijk beleid worden ontworpen/gerealiseerd.

4.13 Milieueffectrapportage

Beleid en Normstelling 

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 20 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

PM m.e.r. beoordelingsnotitie en besluit daarover

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.1.1 Inspraak- en vooroverlegprocedure

Op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt het voorontwerpbestemmingsplan voor vooroverleg toegezonden aan diverse overleginstanties.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling van deze afdeling is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. Hieronder valt onder meer de bouw van een of meer woningen, alsmede de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen.

Echter in de Wro is tevens opgenomen dat kan worden afgeweken van de verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is. Dit is het geval indien de gemeente en de initiatiefnemer en/of de ontwikkelende partij een privaatrechtelijke overeenkomst hebben gesloten over de verdeling van kosten bij de grondexploitatie. Voor het onderhavige bestemmingsplan is een anterieure overeenkomst gesloten. De Wro biedt op grond van artikel 6.24 Wro de wettelijke basis hiervoor. Daarmee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig.

Hoofdstuk 6 Juridische plantoelichting

6.1 Algemeen

Voor de opbouw van een bestemmingsplan is door het Ministerie van I&M een standaard ontwikkeld, de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan wordt van deze standaarden gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend.

De hoofdstukindeling bestaat uit:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

6.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

6.3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

De gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bestemd voor groenvoorzieningen, water en tuinen behorende bij de aangrenzende woningen. Deze bestemming vormt het kader van de kamer, zoals beschreven in 2.2. Binnen deze bestemming zijn verder uitsluitend erfafscheidingen toegelaten.

Artikel 4 Verkeer

De entree van het woongebied heeft de bestemming Verkeer. Binnen deze bestemming is het niet toegestaan gebouwen te bouwen.

Artikel 5 Water

De watergangen binnen het plangebied zijn bestemd als water.

Artikel 6 Woongebied

Binnen Wooongebied worden de woningen inclusief bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en in-en uitritten mogelijk gemaakt. Binnen deze bestemming zijn maximaal 20 woningen toegestaan. De woningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd en mogen bestaan uit aaneengebouwde, vrijstaande en geschakelde woningen.

De ontsluiting binnen het woongebied gebied, inclusief de keervoorziening voor o.a. brandweer, is aangegeven met de aanduiding 'ontsluiting'.

Buiten het bouwvlak zijn erfafscheidingen toegestaan. Deze mogen maximaal twee meter hoog zijn op twee uitzonderingen na. Voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag een erf- of terreinafscheiding maximaal 1 meter hoog zijn. Daar waar een erf- of terreinafscheiding grenst aan de bestemming Tuin bedraagt de maximum bouwhoogte tevens 1 meter.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zijn mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden van de gronden. Ter bescherming van de archeologische waarden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk met een grondoppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 4,0 meter een archeologisch rapport te overleggen. Het bevoegd gezag kan naar aanleiding daarvan voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning. Daarnaast is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden die de grond roeren.

6.4 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Artikel 9 Algemene bouwregels

Dit artikel bevat regels voor bestaande afwijkende maten

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze afwijkingen betreffen geringe afwijkingen van maten en het beperkt overschrijden van bebouwingsgrenzen.

Artikel 11 Overige regels

In dit artikel is bepaald dat indien verwezen wordt naar andere (wettelijke) regelingen dan is in dit artikel bepaald dat deze dienen te worden gelezen als op het tijdstip van de vaststelling van het plan. Ook is dit artikel de parkeerregeling opgenomen.

6.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht en Artikel 13 Slotregel

De overgangsbepalingen zijn conform het Besluit ruimtelijke ordening.