direct naar inhoud van 5.1 Bodem
Plan: Schenkweg 5
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.WP0002GSchenkweg5-50VA

5.1 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • het treffen van de beheersmaatregelen.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

Er is een Verkennend onderzoek uitgevoerd d.d. 25 november 1999, een integraal onderzoek d.d. september 2005 en een nader onderzoek d.d. 28 maart 2008. Uit deze onderzoeken blijkt dat de locatie verontreinigd is. De locatie moest dan ook gesaneerd worden. Hiertoe is door de initiatiefnemer op 28 april 2010 een voornemen tot sanering gemeld (een zogenaamde BUS melding; Besluit uniforme saneringen). Deze BUS melding is op 11 mei 2010 namens het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd.

Vervolgens is de locatie gesaneerd. Over het gehele gesaneerde oppervlak (606 m2) is een leeflaag aangebracht. Voor de leeflaag is 550 m3 teelaarde aangevoerd en is 130 m3 zand op de locatie hergebruikt. De dikte van de leeflaag is circa 1,1 meter, waarvan 0,2 meter bestaat uit het hergebruikte zand en 0,9 meter uit de teelaarde. Onder de leeflaag is een geotextieldoek, welke waterdoorlatend is, aangebracht. Voor de sanering is geen grond afgevoerd. Over de gehele locatie blijft een licht tot sterke verontreiniging met zware metalen en asbest in de bodem achter vanaf een diepte van 1,2 m-mv (onder de leeflaag).Op 16 juni 2010 is ons gemeld dat de sanering is voltooid. Op 11 augustus 2011 is een beschikking afgegeven op het BUS evaluatieverslag.

De sanering wordt feitelijk afgerond door realisatie van het bouwplan. Na realisatie van het bouwplan (gebouw met betonvloer en uitpandig klinkers) is de gehele locatie namelijk geisoleerd en daarmee gesaneerd. Omdat de sterke verontreiniging (zware metalen en asbest) pas vanaf 1,2 meter minus maaiveld aanwezig is behoeft er geen sterk verontreinigde grond ontgraven te worden. Het pand wordt voorzien van een kruipruimte van circa 0,75 m diep. Het resterende terrein, incl. de fietsenstalling, wordt voorzien van een klinkerverharding. Om de kruipruimtes te kunnen realiseren wordt de grond ontgraven tot 0,75 m-mv, er is dan nog een schone contactzone van circa 50 cm aanwezig onder de kruipruimtes. Om de klinkerverharding aan te kunnen brengen wordt de grond tot circa 0,3 m-mv ontgraven.