Westduinpark

4.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van risico’s voor de omgeving (de kans op sterfgevallen) die ontstaan door opslag en transport van gevaarlijke stoffen zoals LPG, chloor, vuurwerk en munitie. Het transport kan zijn over weg, water en spoor en door buisleidingen.

Het gaat om twee verschillende soorten risico's. Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het groepsrisico geeft de kans aan dat een hele groep personen overlijdt door een ongeval met een risicovolle activiteit. In het groepsrisico wordt rekening gehouden met het aantal mensen dat in de buurt van een ongeval aanwezig kan zijn.

Binnen het plangebied vindt in een speciaal voor dat doel ingerichte bunker in het duingebied opslag van nitraatfilms van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. In deze inrichting vinden activiteiten plaats die in de categorieën van bijlage I, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn genoemd, te weten: elektromotoren (cat. 1.1a), opslag ontplofbare stoffen (cat. 3.1) en opslag producten op basis van elastomeren en kunststoffen (cat. 4.1.e).

De contour van het plaatsgebonden risico is in 2005 berekend op 50 meter. Dat betekent dat binnen deze contour geen kwetsbare objecten mogen worden gebouwd. De bestemming 'Natuur', die rondom het perceel ligt, laat dit ook niet toe. Het groepsrisico is niet relevant, want binnen 150 meter bevindt zich geen verblijfplaats voor groepen mensen.

De conclusie is dat de beheersverordening geen situaties kent of mogelijk maakt die strijdig zijn met regelgeving en beleid op het gebied van externe veiligheid.

Bij brief van 1 februari 2010 heeft de Veiligheidsregio Haaglanden geadviseerd over de ontwerp beheersverordening Westduinpark. De Veiligheidsregio Haaglanden heeft de ontwerp beheersverordening op een aantal veiligheidsrelevanties gescand en vraagt op basis daarvan aandacht voor een aantal preparatieve maatregelen ten behoeve van incidentbestrijding in het plangebied. De geadviseerde maatregelen (extra bewaking, informatieverstrekking, specifieke begroeiing om branduitbreiding te beperken, betere bewegwijzering, bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid voor hulpdiensten) hebben echter geen ruimtelijke relevantie en vallen daarmee buiten de reikwijdte van onderhavige beheersverordening.