direct naar inhoud van 3.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Westduinpark
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BV0206ZWestduinprk-50VA

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Ruimtelijk beleid

Op 17 november 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Structuurvisie "Wereldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020" vastgesteld: de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De Wereldstad aan Zee krijgt vorm door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan). In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot haar recht komt. De kansenzones en ontwikkelingsgebieden worden uitgewerkt in masterplannen.

Het plangebied ligt buiten, maar grenst aan de ontwikkelingsgebieden Kijkduin en Scheveningen-kust. De toetsing van eventuele effecten van deze ontwikkelingen op het natuurgebied wordt betrokken in het planproces van deze ontwikkelingen.

De Structuurvisie heeft als uitgangspunt dat het Natura 2000 gebied onaangetast blijft.

3.4.2 Natuur en landschap


Groen Kleurt de Stad

In de nota 'Groen kleurt de stad' is het beleid voor het Haagse groen in de periode 2005-2015 aangegeven. Op grond van de aanwezige betekenissen en waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad, maar ook voor de kwaliteit en de mogelijkheden voor verspreiding van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Hier is het natuurmonument Westduinpark een onderdeel van. Inzet is deze structuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.

Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

In de Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De grote groengebieden vormen de kern van de stedelijke ecologische hoofdstructuur. De inheemse en gebiedseigen plantengemeenschappen en natuurlijke processen bepalen de natuurwaarden van deze gebieden. In de grote groengebieden is het beheer gericht op het sturen en passief begeleiden van natuurlijke ontwikkelingsprocessen en het verwijderen van storende elementen.

Het plangebied betreft één van de grote groengebieden (kerngebieden) uit de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur en maakt tevens onderdeel uit van de landelijke Ecologische Hoofdstructuur. De hoge natuurwaarde van het gebied uit zich vooral in de karakteristieke duinvegetaties en het voorkomen van kwetsbare en aan het duin gebonden soorten, de hoge diversiteit en het plaatsvinden van natuurlijke processen.

Beheervisie 2005

De beheersvisie geeft inzicht in de doelstellingen van het beheer en de wijze waarop dit gedurende de periode 2005 t/m 2010 zal worden uitgevoerd. Allereerst is daartoe gekeken naar de betekenis van het gebied. Vervolgens zijn op basis daarvan uitgangspunten beschreven. Op basis van deze uitgangspunten zijn de doelstellingen geformuleerd.

De betekenis van het Westduinpark is divers en heeft betrekking op onder meer de volgende onderwerpen.

  • natuur;
  • landschap;
  • archeologie en cultuurhistorie;
  • recreatie;
  • zeewering.

Uitgangspunt voor de inrichting, beheer en gebruik van het Westduinpark is het duurzaam in stand houden van de internationaal waardevolle en beschermde leefgebieden (habitats). Dit betreft de duingraslanden, de duinstruwelen en de duinbossen. In samenhang hiermee is het beheer ook gericht op het beschermen en in stand houden van internationaal als zeer waardevol beschouwde soorten (zandhagedis, rugstreeppad en vleermuizen) en hun leefomgeving.

Op basis van de hiervoor beschreven uitgangspunten zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • behoud en herstel van natuur- en landschapswaarden;
  • behoud van archeologische en cultuurhistorische waarden;
  • herstel van negatieve gevolgen van menselijk ingrijpen;
  • bevorderen van dynamisch kustbeheer;
  • afstemmen van recreatief gebruik;
  • afstemmen van de vormgeving van recreatieve voorzieningen;
  • draagvlak verkrijgen door communicatie en educatie.
3.4.3 Water

In deze paragraaf is aangegeven welke eisen het watersysteem aan de beheersverordening oplegt. In onderstaande tabel zijn daartoe per beleidsstuk de consequenties van het vigerende beleid voor onderhavige beheersverordening op overzichtelijke wijze in beeld gebracht. Hieruit blijkt tevens de uitwerking van de vaststelling van de beheersverordening op het watersysteem. De beheersverordening heeft geen waterhuishoudkundige consequenties aangezien de beheersverordening geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt.

Beleid   Kenmerken   Consequenties voor beheersverordening  
Europese Kaderrichtlijn Water   Waterbeheer per stroomgebied   De kaderrichtlijn is vertaald in het Provinciaal Waterplan 2010-2015.  
4e Nota Waterhuishouding   Integraal duurzaam waterbeheer met het oog op zowel kwaliteit als kwantiteit   De nota is vertaald in het Provinciaal Waterplan 2010-2015.  
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en Wet ruimtelijke ordening (Wro)   Beschrijving taken en verantwoordelijkheden van gemeenten en waterschappen. Per 1 november 2003 Watertoets wettelijk verplicht gesteld.   Deze paragraaf bevat de Watertoets van voorliggende beheersverordening.  
Streekplan Zuid-Holland West 2003   De visie van de provincie op de ruimtelijke ontwikkeling van Zuid-Holland West voor de periode tot 2015   Een groot deel van het plangebied valt binnen de kern- en beschermingszone van de zeewering. Voorliggende beheersverordening is echter niet van invloed op de zeewering. Er zijn namelijk geen ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied voorzien.  
Provinciaal Waterplan 2010-2015   Vertaling van de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale waterplan naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland   De opgaven 'veiligheid tegen overstromingen', 'mooi en schoon water', 'duurzame zoetwatervoorziening' en 'robuust en veerkrachtig watersysteem' zijn op het plangebied van toepassing. De beheersverordening staat de uitvoering van deze opgaven niet in de weg. Het plangebied maakt geen deel uit van een grondwaterbeschermingsgebied of grondwaterwingebied  
Waterbeheerplan 2010-2015   Het plan bevat doelen voor de taken van het waterschap in de periode 2010-2015.   Het gebied Westduinpark & Wapendal wordt aangewezen als Natura 2000 gebied. De provincie stelt voor deze gebieden een
beheerplan op. Delfland werkt hieraan mee en zorgt ervoor dat de beheereisen niet de veiligheid van de primaire waterkering aantasten of tot onaanvaardbare kosten leiden. In de planperiode 2010-2015 start Delfland met het beheer en onderhoud
conform de vastgestelde beheerplannen. De beheersverordening staat het beheer van het gebied niet in de weg.  
Keur Hoogheemraadschap van
Delfland  
Vergunning voor werken in en rond watergangen en waterkeringen en voor werken die de waterhuishouding beïnvloeden   Voor werken binnen de zeewering geldt op grond van de keur een vergunningplicht. Door deze vergunningplicht is de veiligheid voldoende gewaarborgd.  
ABC-Delfland   Werknorm voor waterberging   Binnen het plangebied is geen waterbergingsopgave van toepassing. De beheersverordening staat bovendien geen toename van de verharding toe.  
Handreiking watertoets
Hoogheemraadschap van Delfland  
Checklist en criteria voor gemeentelijke ruimtelijke plannen   De beheersverordening voldoet aan deze checklist.  
Waterbergingsvisie (2006)   De gemeente en het Hoogheemraadschap hebben de waterbergingsopgave voor Den Haag in beeld gebracht en maatregelen afgesproken om het bergingstekort voor de verschillende delen van de stad op te lossen.   Binnen het plangebied komt vrijwel geen oppervlaktewater voor. Voor het duingebied is geen beschermingsniveau tegen wateroverlast bepaald. Het regenwater kan direct in de duinen infiltreren.  
Gemeentelijk Rioleringsplan   Beleidsplan rioleringstaak gemeente   De beheersverordening is niet van invloed op de uitvoering van het gemeentelijk rioleringsplan.  
Waterplan Den Haag 1998-2012   Gezamenlijk beleidsplan van gemeente Den Haag en Hoogheemraadschap van Delfland. Visie voor het samenhangende beheer van de riolering, oppervlaktewater, watergebonden natuur en ondiep grondwater.   Het Waterplan Den Haag vermeldt voor het plangebied als ambitieniveau 'water dat leeft'. In dit ambitieniveau vormen duurzaam waterbeheer en ontwikkelen van waterafhankelijke natuur de belangrijkste doelen. Daarbij wordt een evenwicht gezocht tussen de terechte behoeften van de stadsmens en de mogelijkheden voor de natuur. Deze beheersverordening biedt alle ruimte voor een optimale inrichting en beheer om aan het ambtieniveau van het gemeentelijk Waterplan te voldoen.
Dit geldt eveneens voor de instandhouding van de hoge ecologische waarde van de watergangen in het plangebied.  
3.4.4 Archeologie

Nationale regelgeving en beleid

Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd (Wet op de archeologische monumentenzorg). De wijziging houdt in dat bij ruimtelijke plannen de betrokken overheid ervoor zorgt dat archeologische waarden tijdig worden opgespoord (door middel van archeologisch vooronderzoek) zodat ze in de belangenafweging kunnen worden meegewogen, zoals vastgelegd in het Europees Verdrag van Valetta (Malta). Daarin neemt de zorg voor het archeologisch erfgoed een belangrijke plaats in. Een nieuw element is de bepaling dat “de verstoorder betaalt”: initiatiefnemers van projecten die schade aan archeologische waarden zullen veroorzaken zijn verantwoordelijk voor de kosten van het noodzakelijk archeologisch onderzoek.

De archeologische waarden zijn op landelijk niveau aangegeven op de door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) (voorheen genaamd: de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten) uitgebrachte Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). In het Archeologisch Informatie Systeem (Archis) zijn archeologische vondstmeldingen en terreinen opgenomen die wettelijk zijn beschermd of waarvoor meldingsplicht bestaat in het geval van voorgenomen grondwerkzaamheden. Het plangebied is op de IKAW aangeduid als een terrein met een hoge tot zeer hoge archeologische verwachtingswaarde.

Provinciaal beleid

Het beleid van de Provincie Zuid-Holland richt zich, conform het Rijksbeleid en de Monumentenwet 1988 (Wet op de archeologische monumentenzorg) op het behouden van archeologische waarden op de plaats waar de waarden zijn aangetroffen. Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient onderzoek te worden gedaan naar de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied. Het provinciale beleid aangaande archeologie staat vermeld in het Streekplan Zuid-Holland West. Daarnaast vormen de nota Regels voor Ruimte en de nota Archeologie het toetsingskader voor gemeentelijke ruimtelijke plannen. In de nota Archeologie is opgenomen dat archeologische waardevolle gebieden door middel van een juridische regeling in bestemmingsplannen dienen te worden beschermd tegen werkzaamheden die zouden kunnen leiden tot verstoring van het bodemarchief. Voorts is bepaald dat in gebieden die in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur zijn aangemerkt als gebieden met een zeer grote tot redelijke kans op archeologische waarden, bij het voorbereiden van ruimtelijke ontwikkelingen verplicht moet worden om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Den Haag draagt sinds 1982 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het Rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het archeologiebeleid van de gemeente is er op gericht:

  • 5. te zorgen voor het behoud van zoveel mogelijk archeologische waarden ter plaatse in de bodem;
  • 6. te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is;
  • 7. een archeologisch depot te onderhouden waar alle in Den Haag aangetroffen archeologische voorwerpen op een veilige en systematische manier kunnen worden bewaard;
  • 8. te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek middels tentoonstellingen, publicaties, presentaties etc. onder de aandacht worden gebracht van de Haagse burger en de archeologische vakwereld.

Voor het uitvoeren van het archeologisch beleid, voor het ontwikkelen van nieuw beleid dienaangaande en voor het nemen van beslissingen aangaande beheer en behoud van archeologische waarden hebben Burgemeester en wethouders de Afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer gemandateerd.

Het huidige archeologische beleid is verwoord in de gemeentelijke beleidsnota 2009-2015. Deze beleidsnota is geënt op de gewijzigde Monumentenwet 1988. In het kader van deze wetswijziging is door de gemeente Den Haag een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart opgesteld. Deze kaart heeft een plaats gekregen in de nieuwe gemeentelijke beleidsnota en opgenomen in de gemeentelijke Monumentenverordening.

De Haagse bodem is rijk aan archeologische waarden. Veel daarvan zijn echter nog niet of maar zeer ten dele bekend. Bij gebieden waar de waarden niet bekend zijn, maar waar de bodemopbouw de aanwezigheid van archeologische waarden mogelijk maakt, wordt gesproken van een archeologische verwachting. Indien in de beheersverordening gebieden met archeologische waarden en/of verwachtingen aanwezig zijn, dan staan deze gebieden aangegeven op de vebeelding binnen de dubbelbestemming Waarde-archeologie.

In dit geval gaat het om nagenoeg het gehele plangebied. Voor werkzaamheden die daar de grond roeren, geen bouwwerken zijnde, is een aanlegvergunning noodzakelijk, zoals aangegeven in de regels van de beheersverordening. Dat geldt eveneens voor roeren van grond in het kader van een bouwvergunning. Bij vergunningvrije bouwwerken, waarbij de grond geroerd wordt, geldt de verplichting van het hebben van een aanlegvergunning.

3.4.5 Monumenten

Wijziging van een gemeentelijk monument is zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden (artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). In paragraaf 2.2.6 worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven.

3.4.6 Horeca

Op 14 september 2000 heeft de gemeenteraad de 'Structuurvisie Horeca Den Haag' vastgesteld. De voornaamste doelstelling van het hierin geformuleerde beleid is een duidelijke kwaliteitsverbetering van de Haagse horeca en daarmee een optimale aansluiting op de wensen van de consument. Uitgangspunten van de Structuurvisie Horeca zijn:

  • het stimuleren van horecaconcentraties met diversiteit in aanbod;
  • een experiment met verruiming van de openingstijden in de uitgaanskernen;
  • buiten deze concentraties overgaan tot vermindering van het aantal horecabedrijven.

De staat van horeca-inrichtingen verdeelt horecabedrijven in vier verschillende categorieën, waarbij categorie I de lichtste vorm van verkoop is (bijvoorbeeld een ijssalon) en waarbij categorie IV geldt als de zwaarste vorm (bijvoorbeeld een discotheek).

Er zijn geen plannen om de aanwezige horeca in het plangebied te verplaatsen. Evenmin zijn in het plangebied nieuwe horecavestigingen voorzien. De bestaande snackkiosk "Het Duin" langs de Savornin Lohmanlaan (hoek Laan van Poot) is positief bestemd.

3.4.7 Onderwijs

Met betrekking tot de huisvestingsvoorzieningen voor primair, speciaal en voortgezet onderwijs bestaan op hoofdlijnen twee gemeentelijke taken: bekostiging en regie. In Integrale Huisvestingsplannen Onderwijs stemt de gemeente, in samenwerking met de schoolbesturen, voor elk stadsdeel zo goed mogelijk vraag en aanbod van onderwijshuisvesting af. In deze plannen worden voor elk stadsdeel huisvestingswensen, plannen en ontwikkelingen vertaald in een concrete behoefte aan en spreiding van gebouwen. Zo bereiken gemeente en schoolbesturen een zo evenwichtig mogelijke spreiding van het primair, speciaal en voortgezet onderwijs over de stad en zijn scholen op termijn zo efficiënt en adequaat mogelijk gehuisvest.

Alle in paragraaf 2.3 genoemde locaties blijven als onderwijslocatie in gebruik.

3.4.8 Welzijn en zorg

Volgens het Welzijnsplan 2005-2006 stelt de gemeente individuen in staat maatschappelijk op eigen benen te leren staan en optimale ontplooiingskansen te verwerven in een leefbare en ongedeelde stad, actief met andere bewoners op buurt- en wijkniveau. Het welzijnsbeleid bestrijkt het brede terrein van individuele ondersteuning tot recreatieve activiteiten, van het tegengaan van maatschappelijke tweedeling tot de sociale inrichting van de woon- en leefomgeving.

Sinds de invoering van de Wet Kinderopvang in juni 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. In principe wordt het aanbod van kindercentra in de stad en dus ook in het plangebied bepaald door de marktwerking. De buitenschoolse opvang valt niet onder verantwoordelijkheid of regierol van de gemeente. Door kinderopvang in daarvoor in aanmerking komende bestemmingen uitdrukkelijk mogelijk te maken ondersteunt de gemeente de realisatiemogelijkheden van kinderopvang. In voorliggende beheersverordening komen de locaties 1 t/m 4 zoals genoemd in de tabel in paragraaf 2.3 hiervoor in aanmerking.

3.4.9 Openbare ruimte

Op 10 februari 2003 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Kadernota Openbare Ruimte (KOR) vastgesteld. Met deze nota wordt een samenhangend kader gegeven voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte. Een goede afstemming is nodig tussen inrichting, onderhoud en gebruik. De nota schetst kwaliteitsstandaards voor de openbare ruimte in Den Haag en vormt een toetsingskader voor ruimtelijke plannen.

De gemeente ziet parken als veilige, schone en goed bereikbare oases in de stad. De vergroening door het terugbrengen van natuurlijke leefgemeenschappen en milieugerichte processen versterkt de leefkwaliteit van woonbuurten en draagt bij aan een meer duurzame samenleving.

Voorliggende beheersverordening past binnen het hierboven geschetste kader doordat het bescherming biedt aan de aanwezige natuur- en landschapswaarden.