direct naar inhoud van Regels
Plan: Juliana van Stolberglaan 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0372GJvStolberg-50VA

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Juliana van Stolberglaan 1 met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0372GJvStolberg-50VA van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 automatenhal:

een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van de Wet op de kansspelen zijn opgesteld.

1.6 baliefunctie:

een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 belwinkel:

een (deel van een) gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.14 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 bruto-vloeroppervlak (bvo) van een functie:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.

1.19 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, dan wel een bouwkundige constructie van enige omvang die, hetzij direct, hetzij indirect, steun vindt in of op de grond.

1.20 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.21 daktuin:

Tuin met beplanting in de vorm van intensieve en robuuste bedekking op een onderliggende substraatlaag en een aangepaste constructie die nodig is voor beplanting en opslag van regenwater. De inrichting is van zodanige kwaliteit dat ze een bijdrage levert aan de biodiversiteit en beperking van opwarming van de aarde

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen detailhandel in volumineuze goederen, perifere detailhandel, straathandel, sekswinkel, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; eveneens wordt daaronder niet begrepen het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, en het verkopen van munitie inclusief de daarbij behorende opslag van munitie en kruit, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan. Binnen detailhandel is ondergeschikte horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.29.

1.23 dienstverlening:

het bedrijfsmatig en publieksgericht verlenen van diensten, al dan niet met baliefunctie, op onder meer medisch, juridisch, financieel, therapeutisch of cosmetisch gebied, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, kantoren, belwinkels, internetcafé, seksinrichtingen, escortbedrijven. Binnen dienstverlening is ondergeschikte horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.29.

1.24 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.

1.25 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.26 garagebedrijf:

een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 hoofdgebouw:

een pand, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.29 horeca-inrichting, ondergeschikte horeca en aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca

horeca-inrichting:

  • a. een inrichting geheel of gedeeltelijk gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van bereide gerechten, of dranken, al dan niet ter plaatse te nuttigen en/of het aanvullend aanbieden van vermaak;
  • b. een inrichting gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, een (studenten)sociëteit, een automatenhal, een ontmoetingscentrum, een feestzaal/partycentrum en discotheek, een hotel of bed & breakfast, maken geen onderdeel uit van de bij deze definitie behorende categorie-indeling en de 'Staat van Horeca-categorieën', tenzij in de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel anders is bepaald. Dit geldt ook voor locaties waar horeca in ondergeschikte zin dan wel gerelateerd aan de hoofdfunctie plaatsvindt.

Binnen deze definitie worden, gebaseerd op de staat van horeca-categorieën opgenomen als bijlage 1 bij deze regels, de volgende categorieën horeca-inrichtingen onderscheiden:

categorie licht:

horeca-inrichtingen, waaraan volgens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie licht wordt toebedeeld. Over het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk gericht is op het winkelend publiek en omliggende kantoren. De openingstijden liggen van maandag tot en met zondag tussen 07.00 uur en 23.00 uur. Het aanbieden van vermaak maakt geen onderdeel uit van de exploitatie.

Het gaat om horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken;

Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 1" (h<1).
categorie middelzwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie middelzwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken, of;
  • het verstrekken van alcoholische dranken voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur, of;
  • het aanbieden van vermaak voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur.

Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 2" (h<2).

categorie zwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie zwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, of;
  • het aanbieden van vermaak.

Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 3" (h<3).

In aanvulling op deze horeca-categorieën conform de staat van horeca-categorieën kunnen nog twee vormen van horeca voorkomen: ondergeschikte horeca en een aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca.

Ondergeschikte horeca:

Ondergeschikte horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de bestemmingen dan wel de functies "detailhandel" en "dienstverlening", mits wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden:

  • 1. voor maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak of tot een voor de vestiging vastgesteld aantal m² Bvo;
  • 2. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 3. het schenken van alcohol is niet toegestaan, tenzij uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit wel is toegestaan;
  • 4. de uitstraling van de hoofdfunctie dient behouden te blijven.

Aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca:

Aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de bestemmingen "cultuur en ontspanning" en "sport" dan wel de functies "culturele voorzieningen", "museum" en "sportvoorzieningen" alsmede in bestemmingen en functies indien dit nader is omschreven in de bestemmingsregels, mits voldaan wordt aan onderstaande voorwaarden:

  • 1. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 2. in ruimtelijk opzicht de uitstraling van de hoofdfunctie dient te worden gehandhaafd.
1.30 hotel en/of pension:

elk gebouw dan wel een gedeelte van een gebouw, alsmede de daarbij behorende voorzieningen zoals horeca, terrassen, tuinen, zwembaden, tennisbanen, erven of terreinen of gedeelten daarvan, waar de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van tijdelijke huisvesting met gehele of gedeeltelijke verzorging.

1.31 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.32 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder vergaderaccommodatie.

1.33 kap:

een bouwkundige constructie, uitwendig bestaande uit twee of meer hellende dakschilden onder een hellingshoek van elk ten minste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, bedoeld om een gebouw aan de bovenzijde af te dekken.

1.34 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.35 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarbij ingevolge de regels bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn voorgeschreven.

1.36 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.37 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.38 ondergeschikte bouwdelen:

delen van bouwwerken zoals funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- of kroonlijsten.

1.39 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.40 overbouwing/onderdoorgang:

een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.41 overkragende bebouwing:

bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.

1.42 pand:

(deel van een) gebouw met een eigen toegang, welke door de wijze van gebruik als zelfstandige entiteit functioneert.

1.43 parkeerdruk:

Het aantal in openbaar gebied geparkeerde auto's op het maatgevende moment, afgezet tegen de beschikbare parkeercapaciteit langs de openbare weg, waarbij rekening wordt gehouden met de voor de betreffende functies en voor het gebied geldende loopafstanden, zoals opgenomen in de Nota parkeernormen, uitgedrukt in procenten.

1.44 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox tenzij in de regels anders is bepaald.

1.45 peil:

voor gebouwen waarvan de toegang grenst aan de Juliana van Stolberglaan en/ of Beatrixlaan:

1.10 m+ NAP

1.46 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.47 plint:

het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin.

1.48 pocketpark:

een openbaar toegankelijk, niet afsluitbaar compact parkachtig gebied, in de vorm van intensieve en robuuste bedekking op een onderliggende substraatlaag en een aangepaste constructie die nodig is voor beplanting en de opslag van regenwater, dat tevens wordt ingericht met verblijfsplekken en met een (deels) recreatieve doelstelling. Het pocketpark zelf is een publiek toegankelijke ruimte die, naast hoofdfunctie als park, ook als entreegebied fungeert voor beide te realiseren gebouwen. De inrichting is van zodanige kwaliteit dat ze een bijdrage levert aan de biodiversiteit en beperking van opwarming van de aarde.

1.49 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.50 prostitutie-inrichting:

een bouwwerk geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.51 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.52 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.53 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting, een erotische massagesalon en een seksclub.

1.54 sekswinkel:

een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

1.55 sportvoorziening:

een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport. Binnen een sportvoorziening is aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.29.

1.56 staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:

de staat van bedrijven bij functiemenging behorende bij dit bestemmingsplan Juliana van Stolberglaan 1.

1.57 staat van horeca-categorieën:

de staat van horeca-categorieën, behorende bij dit bestemmingsplan Juliana van Stolberglaan 1.

1.58 stedelijke laag:

de onderste lagen van een bouwblok met hoogbouw dat er voor zorgt dat een toren goed aansluit bij de schaal van de omringende stad: de bebouwing tot een hoogte van 25 meter.

1.59 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.60 toren:

het deel van de bebouwing boven de stedelijke laag met een hoogte van 70 meter of meer.

1.61 verbeelding

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Juliana van Stolberglaan 1 (voorheen: plankaart).

1.62 verblijfsrecreatie:

bepaalde vorm van recreatief gebruik, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, dan wel in bouwwerken, die bestemd zijn voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, pension of woning, ten behoeve van personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.63 voorgevelrooilijn:

de voorgevelrooilijn is:

  • 1. voor bouwstroken, bouwvlakken en bouwblokken, welke reeds geheel of ten dele zijn bebouwd: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • 2. voor andere terreinen dan onder 1:
    • a. voor zover gelegen binnen de bebouwde kom: de grens van de weg;
    • b. voor zover gelegen buiten de bebouwde kom: de lijn gelegen op 20 meter uit de as van de weg.
1.64 weg:

alle voor de auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.65 winkelvloeroppervlak (wvo):

de verkoopruimte, met uitsluiting van alle andere voor de bedrijfsvoering benodigde overdekte ruimte, binnen een detailhandelsvestiging.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak, bestemmingsvlak of maatvoeringsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouw(onder)delen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouw(onder)delen.

2.5 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.

2.7 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.9 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

de oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimtes, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies die deze ruimte of groep van ruimtes omhullen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, zoals parken, grasvelden, plantsoenen, gazons, plantvakken, bermen en bermsloten;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. fiets- en wandelpaden;

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • d. "parkeergarage" (pg) tevens voor een gebouwde parkeervoorziening,

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, water en overige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. in uitzondering op het gestelde onder a mag ter plaatse van de functieaanduiding "parkeergarage" (pg) een gebouwde parkeervoorziening worden gebouwd;
  • c. in uitzondering op het gestelde onder a mag ter plaatse van de bouwaanduiding "uitkraging" [sba-uk] een uitkraging ten behoeve van de bebouwing met de bestemming Kantoor het worden gebouwd;
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.

3.3 Specifieke bouwregels
  • a. een gebouwde parkeervoorziening dient met uitzondering van toegangsportalen en ontluchtingsmiddelen, beneden peil te worden gebouwd en mag uit niet meer dan 2 lagen bestaan;
  • b. de minimale vrije hoogte onder een uitkraging bedraagt 7,5 meter;
  • c. uitkragingen van verschillende hoofgebouwen worden op elkaar afgestemd voor wat betreft vrije hoogte onder de uitkraging(en);
  • d. uitkragingen hebben een maximale hoogte van 25,2 meter.
3.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en/of vormgeving van gebouwen, met name ten aanzien van hierdoor optredende gevolgen voor wat betreft de bezonning en windhinder;
  • b. de situering van in- en/of uitritten van de parkeergarage(s) en de situering van de expeditie met het oog op verkeersveiligheid;
  • c. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen.
3.5 Omgevingsvergunning voor terrassen

a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van het toestaan van terrassen, onder de volgende voorwaarden:

    • 1. aangetoond wordt dat er sprake is van ten minste een matig winklimaat voor de activiteit 'langdurig zitten' zoals gekwalificeerd in NEN 8100;
    • 2. voor wat betreft plaats en afmetingen van terrassen en terrasschermen voldaan wordt aan de bepalingen uit:
      • de beleidsregel vergunningverlening terrassen Den Haag 2016;
      • de richtlijn vergunningsvrije terrassen Den Haag 2016;
      • Richtlijn tot wijziging van de richtlijnen vergunningsvrije terrassen Den Haag 2016;
      • Beleidsregel tot wijziging van de beleidsregel vergunningverlening terrassen Den Haag 2016;
    • 3. is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van nabij gelegen woningen.
    • 4. het aantal vierkante meters groen mag niet onevenredig worden beperkt.

Artikel 4 Kantoor

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. horeca, uitsluitend op de begane grond/eerste bouwlaag;
  • c. dienstverlening op de begane grond/ eerste bouwlaag en tweede bouwlaag;
  • d. ondergeschikte, aan de bedrijfsvoering gerelateerde detailhandel, uitsluitend op de begane grond;

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • e. "parkeergarage" (pg) tevens voor een gebouwde parkeervoorziening;
  • f. 'horeca' (h) tevens horeca in de tweede bouwlaag;
  • g. 'detailhandel' (dh) tevens ondergeschikte, aan de bedrijfsvoering gerelateerde detailhandel op de eerste verdieping;
  • h. 'cultuur en ontspanning' (co) tevens een experience center en theater op de begane grond;

één en ander zoals nader bepaald in artikel 4.4 en met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en overige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd.
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. het bouwen van erfascheidingen is niet toegestaan;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:
    • 1. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 meter.
4.3 Specifieke bouwregels
  • a. een gebouwde parkeervoorziening dient, met uitzondering van toegangsportalen en ontluchtingsmiddelen beneden peil te worden gebouwd en mag uit niet meer dan 2 lagen bestaan;
  • b. de verdiepingshoogte van de begane grond/ eerste bouwlaag bedraagt ten minste 4.5 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, geldt ter plaatse van het hoofdgebouw met een hoogte van
    42 meter dat minimaal 90% van de begane grond/ eerste bouwlaag een verdiepingshoogte van ten
    minste 4,5 meter heeft;
  • d. de verdiepingshoogte van de tweede en derde bouwlaag bedraagt ten minste 3,6 meter;
  • e. de maximale diagonaal van de toren bedraagt 50,2 meter;
  • f. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overschrijding bouwhoogte toegestaan' [sba - obt] is een overschrijding van de bouwhoogte toegestaan voor zover het liftschachten, installaties en trappenhuizen betreft, mits de overschrijding niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • g. liftschachten, installaties en trappenhuizen zoals bedoeld onder e dienen mee ontworpen te worden met het hoofdvolume en dienen nadrukkelijk geen niet-ontworpen losse volumes te vormen;
  • h. gebouwen op maaiveld staan overal in de aangegeven rooilijn, zoals nader aanduid in Bijlage 6 bij de regels;
  • i. in uitzondering op het bepaalde in lid g kunnen entrees terug liggen ten opzichte van de rooilijn;
  • j. Het totale oppervlakte van de onder artikel 4.1 lid a, b, c, d, f, g en h genoemde functies bedraagt 61.000 m2 BVO;
  • k. In aanvulling op het bepaalde onder j geldt dat het hoofdgebouw met een hoogte van maximaal 42 meter een maximum oppervlakte van 25.000m2 BVO heeft en het hoofdgebouw met een maximale hoogte van 76 meter een maximum oppervlakte van 36.000 m2 BVO heeft;
  • l. Bij hoogbouw (bebouwing met een grotere hoogte dan 50 meter), komt minimaal 100% van de footprint van de stedelijke laag (de onderste bouwlagen tot een hoogte van maximaal 25 meter, exclusief parkeergarages) terug als horizontale buitenruimtes, zoals daktuinen en pocketpark. Van deze horizontale buitenruimtes wordt minimaal 40% ingericht met groen dat een bijdrage levert aan biodiversiteit en beperking van opwarming.
4.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel' is detailhandel toegestaan, voorzover dat direct verband houdt met de dienstverlenende activiteiten van de ANWB;
  • b. Het totale oppervlak ondergeschikte detailhandel mag niet meer bedragen dan 250 m² BVO;
  • c. Het totale oppervlakte horeca mag per vestiging niet meer bedragen dan 250 m2 BVO;
  • d. Het totaal aantal vestigingen horeca mag niet meer bedragen dan 3, waarvan er maximaal 2 zich bevinden in het hoofdgebouw met een maximale hoogte van 42 meter en waarvan maximaal 1 zich bevindt in het hoofdgebouw met een maximale hoogte van 76 meter;
  • e. Horeca is uitsluitend toegestaan in de categorie licht en middelzwaar;
  • f. minimaal 50% van de begane grond dient te bestaan uit publieksgerichte en toegankelijke functies zoals horeca, dienstverlening, ontmoetingsruimtes, detailhandel en cultuur en ontspanning;
  • g. Entrees worden gesitueerd aan de Juliana van Stolberlaan en Prinses Beatrixlaan
  • h. In uitzondering op het bepaalde onder g, hebben hoofdgebouwen één entree in het pocketpark;
  • i. Per hoofdgebouw is één horecavestiging op de begane grond toegestaan;
  • j. Het oppervlak cultuur en ontspanning (co) bedraagt maximaal 1.000 m2 BVO, waarvan maximaal 800 m2 BVO ten behoeve van een theater.
4.5 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en/of vormgeving van gebouwen, met name ten aanzien van hierdoor optredende gevolgen voor wat betreft de bezonning en windhinder;
  • b. de situering van in- en/of uitritten van de parkeergarage(s) en de situering van de expeditie met het oog op verkeersveiligheid;
  • c. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen.
4.6 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 lid b, voor het overschrijden van de op de verbeelding aangeven bouwhoogte, onder de volgende voorwaarden:

    • 1. overschrijding van de maximale bouwhoogte is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het hoofdgebouw met een maximale hoogte van 76 meter;
    • 2. overschrijding is uitsluitend toegestaan voor zover het liftkokers betreft;
    • 3. de overschrijding bedraagt niet meer dan 3 meter;
    • 4. middels onderzoek van een daartoe deskundige organisatie is aangetoond dat de overschrijding niet leidt tot onevenredige schaduwwerking;
    • 5. middels onderzoek van een daartoe deskundige organisatie is aangetoond dat de overschrijding niet leidt tot verstoring(en) van straalpaden en/ of straalverbindingen.

Artikel 5 Verkeer - Hoofdverkeersweg

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Hoofdverkeersweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad;
  • b. openbaar vervoerstroken en -banen;
  • c. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. ter plaatse van de functieaanduiding 'ontsluiting' (os) de toegang tot de ondergrondse parkeervoorziening;

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • f. "parkeergarage" (pg) tevens voor een gebouwde parkeervoorziening,

met inbegrip van beneden peil gelegen bebouwing, de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 7, geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. in uitzondering op het bepaalde onder a, mag ter plaatse van de functieaanduiding 'ontsluiting' (os) een in- en uitrit tot de ondergrondse parkeervoorziening worden gebouwd;
  • c. in uitzondering op het gestelde onder a mag ter plaatse van de bouwaanduiding "parkeergarage" (pg) een gebouwde parkeervoorziening worden gebouwd;
  • d. in uitzondering op het bepaalde onder a mag ter plaatse van de bouwaanduiding 'uitkraging' [sba-uk] een uitkraging ten behoeve van de bebouwing met de bestemming Kantoor worden gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. Op de gronden zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming toegestaan, zoals verkeersgeleiders, kunstwerken, toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken toegestaan.
5.3 Specifieke bouwregels
  • a. een gebouwde parkeervoorziening dient, met uitzondering van toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen, beneden peil te worden gebouwd en mag uit niet meer dan uit twee bouwlagen bestaan;
  • b. de minimale vrije hoogte onder een uitkraging bedraagt 7,5 meter;
  • c. uitkragingen hebben geen steunpunten op maaiveld;
  • d. uitkragingen van verschillende hoofgebouwen worden op elkaar afgestemd voor wat betreft vrije hoogte onder de uitkraging(en);
  • e. uitkragingen hebben een maximale hoogte van 25,2 meter.
5.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tussen trottoir en toegang ondergrondse parkeervoorziening dient een opstelplaats met een lengte van ten minste 5 meter aanwezig te zijn.
5.5 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en/of vormgeving van gebouwen, met name ten aanzien van hierdoor optredende gevolgen voor wat betreft de bezonning en windhinder;
  • b. de situering van in- en/of uitritten van de parkeergarage(s) en de situering van de expeditie met het oog op verkeersveiligheid;
  • c. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

  • a. De in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  • b. geringe overschrijding van bestemmingsvlakken, bouwvlakken, functieaanduidingen en maatvoeringsvlakken zijn toegestaan tot een maximum van 0,5 meter, voor zover dit nodig is vanwege een technisch beter verantwoorde uitvoering van bouwwerken;
  • c. bouwwerken geen gebouwen zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
    • 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
  • d. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of functie daartoe aanleiding geeft, mag een gebouw of functie alleen worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het parkeren van voertuigen en (brom)fietsen, met dien verstande dat voldoende ruimte moet zijn aangebracht in, op of onder de bebouwing, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij de bebouwing of functie behoort;
  • e. of sprake is van voldoende (fiets)parkeergelegenheid, zoals genoemd onder a wordt bepaald op basis van de (fiets)parkeernormen, (fiets)parkeereisen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in:
    • 1. voor motorvoertuigen: de Nota parkeernormen CID en Binckhorst Den Haag 2020, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
    • 2. voor fietsen: de beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • f. burgemeester en wethouders passen de Nota parkeernormen CID en Binckhorst Den Haag 2020 en beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016 toe zoals deze geldt op het moment van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning;
  • g. Een ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. Indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3.50 meter bij 5.00 meter bedraagt;
    • 2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1.80 meter bij 5.50 meter en ten hoogste 3.25 bij 6.00 meter bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2.50 bij 5.00 meter bedraagt.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen dit bestemmingsplan, te gebruiken, te doen of laten gebruiken, op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
    • 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    • 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting:, een sekswinkel:, een paddoshop, een garagebedrijf: of een belwinkel:;
  • b. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of functie daartoe aanleiding geeft, mag een gebouw of functie alleen worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het parkeren van voertuigen en (brom)fietsen, met dien verstande dat voldoende ruimte moet zijn aangebracht in, op of onder de bebouwing, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij de bebouwing of functie behoort;
  • c. of sprake is van voldoende (fiets)parkeergelegenheid, zoals genoemd onder c wordt bepaald op basis van de (fiets)parkeernormen, (fiets)parkeereisen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in:
    • 1. voor motorvoertuigen: de Nota parkeernormen CID en Binckhorst Den Haag 2020, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
    • 2. voor fietsen: de beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • d. burgemeester en wethouders passen de Nota parkeernormen CID en Binckhorst Den Haag 2020 en beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016 toe zoals deze geldt op het moment van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning;
  • e. het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen uitsluiten inpandig of ondergronds toegestaan;
  • f. minimaal 50% van het plangebied wordt ingericht met groen;
  • g. het groen zoals bedoeld onder f dient in stand gehouden te worden.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. de vestiging van een horeca-inrichting in een andere categorie ter plaatse van de bestemming waarbinnen dit gebruik is toegestaan. Daarbij wordt advies ingewonnen bij de toetsingscommissie horeca;
  • b. het bepaalde in artikel 8 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
  • c. het bepaalde in artikel 7 lid f en g en 8 lid b en c van de parkeernormen die gehanteerd worden, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. middels onderzoek is aangetoond dat door de afwijking van de gehanteerde parkeernormen er geen negatieve effecten ten gevolge van stikstofdepositie in Natura-2000 gebieden optreden;
    • 2. door middel van onderzoek is aangetoond dat door de afwijking van de gehanteerde parkeernormen er geen significante verslechtering optreedt van de verkeersafwikkeling en luchtkwaliteit.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Vrijwaringszone - straalpad
10.1.1 Verbodsbepaling

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - straalpad' is het niet toegestaan bouwwerken op te richten die hoger zijn dan 76 meter.

10.1.2 Afwijken van de toegestane bouwhoogte

Middels een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in artikel 10.1.1 voor het overschrijden van de toegestane bouwhoogte, onder de volgende voorwaarden:

  • a. middels onderzoek van een daartoe deskundige organisatie is aangetoond dat als gevolg van het bouwplan dat dit bestemmingsplan mogelijk maakt sprake is van verstoring(en) van straalpaden en/ of straalverbindingen;
  • b. er sprake is van het plaatsen van een zendmast die als hub functioneert ten behoeve van het opheffen van verstoorde straalpanden en/of straalverbindingen;
  • c. een zendmast zoals genoemd onder b een maximale hoogte van 5 meter heeft.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Wetten, wetsbepalingen, amvb's of verordeningen

Indien in de regels van dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wetten, wetsbepalingen, algemene maatregelen van bestuur of verordeningen betreft het wetten, wetsbepalingen, algemene maatregelen van bestuur of verordeningen zoals deze luiden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.

11.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging 1
  • a. Voordat het kantoor en de daarbij behorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 1' in gebruik mag worden genomen, dient in het betreffende aandudingsvlak een waterberging met een capaciteit van ten minste 260,5 m3 te zijn aangelegd;
  • b. Het is verplicht om de waterberging als bedoeld in sub a in stand te houden, te beheren en te onderhouden, en daarbij dient voldaan te worden aan de volgende randvoorwaarden:
    • 1. er is een opvangcapaciteit voor berging van hemelwater van minimaal 260,5 m3;
    • 2. er is vertraagde afvoer van minimaal 24 uur tot maximaal 48 uur of een neerslag gestuurde leiding die zodanig wordt ingesteld dat voorafgaand aan een bui een hoeveelheid waterberging naar rato van de verwachte neerslag wordt vrijgemaakt.
  • c. Over het het bepaalde onder a. en b. dient tijdig advies te worden ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland.
11.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging 2
  • a. Voordat het kantoor en de daarbij behorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 2' in gebruik mag worden genomen, dient in het betreffende aandudingsvlak een waterberging met een capaciteit van ten minste 196,5 m3 te zijn aangelegd;
  • b. Het is verplicht om de waterberging als bedoeld in sub a in stand te houden, te beheren en te onderhouden, en daarbij dient voldaan te worden aan de volgende randvoorwaarden:
    • 1. er is een opvangcapaciteit voor berging van hemelwater van minimaal 196,5 m3;
    • 2. er is vertraagde afvoer van minimaal 24 uur tot maximaal 48 uur of een neerslag gestuurde leiding die zodanig wordt ingesteld dat voorafgaand aan een bui een hoeveelheid waterberging naar rato van de verwachte neerslag wordt vrijgemaakt.
  • c. Over het het bepaalde onder a. en b. dient tijdig advies te worden ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland.
11.4 Voorwaardelijke verplichting windhinder

Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt uitsluitend verleend, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een onderzoek naar windhinder en windgevaar overlegd;
  • b. het onderzoek zoals genoemd onder a naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate inzicht biedt in de mogelijke gevolgen voor het lokale windklimaat in de gebouwde omgeving op basis van de NEN 8100 en de Haagse regels voor windhinder (RIS170509), alsmede de eventueel daar uit voortvloeiende te treffen maatregelen;
  • c. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is geborgd dat eventuele maatregelen worden getroffen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. en bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het gestelde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  • c. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het gestelde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het gestelde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Juliana van Stolberglaan 1.