direct naar inhoud van Regels
Plan: Anna van Hannoverstraat 4
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0366GAnnaHan-40ON

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Anna van Hannoverstraat 4 met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0366GAnnaHan-40ON van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan-huis-gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid - daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub - in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten door een bewoner in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.

1.5 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie - dat door zijn beperkte omvang door een bewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, wordt uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.

1.6 automatenhal:

een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van de Wet op de kansspelen zijn opgesteld.

1.7 baliefunctie:

een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.10 belwinkel:

een (deel van een) gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.14 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat functioneel ondergeschikt is aan, en ten dienste staat van een hoofdgebouw, en daarvan bouwkundig valt te onderscheiden.

1.15 bijzondere concepten:

woningbouw voor bijzondere doelgroepen, zoals zorguittreders, dakloze jongeren en statushouders en daarmee te vergelijken doelgroepen, voorzien van een bijzonder beheersconcept.

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.19 bruto-vloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.

1.20 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, dan wel een bouwkundige constructie van enige omvang die, hetzij direct, hetzij indirect, steun vindt in of op de grond.

1.21 culturele voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek of andere kunstuitingen, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen, alsmede tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars. Binnen culturele voorzieningen is aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.30

1.22 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen detailhandel in volumineuze goederen, perifere detailhandel, straathandel, sekswinkel, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, en het verkopen van munitie inclusief de daarbij behorende opslag van munitie en kruit, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan. Binnen detailhandel is ondergeschikte horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.30.

1.24 dienstverlening:

het bedrijfsmatig en publieksgericht verlenen van diensten, al dan niet met baliefunctie, op onder meer medisch, juridisch, financieel, therapeutisch of cosmetisch gebied, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, kantoren, belwinkels, internetcafé, seksinrichtingen, escortbedrijven. Binnen dienstverlening is ondergeschikte horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.30.

1.25 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.

1.26 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.27 garagebedrijf:

een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 geluidgevoelige functies en gebouwen:

functies en gebouwen waaraan op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer bescherming tegen bij die regelingen gereguleerde geluidbelasting toekomt.

1.30 horeca-inrichting, ondergeschikte horeca en aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca

horeca-inrichting:

  • a. een inrichting geheel of gedeeltelijk gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van bereide gerechten, of dranken, al dan niet ter plaatse te nuttigen en/of het aanvullend aanbieden van vermaak;
  • b. een inrichting gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, een (studenten)sociëteit, een automatenhal, een ontmoetingscentrum, een feestzaal/partycentrum en discotheek, een hotel of bed & breakfast, maken geen onderdeel uit van de bij deze definitie behorende categorie-indeling en de 'Staat van Horeca-categorieën', tenzij in de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel anders is bepaald. Dit geldt ook voor locaties waar horeca in ondergeschikte zin dan wel gerelateerd aan de hoofdfunctie plaatsvindt.

Binnen deze definitie worden, gebaseerd op de staat van horeca-categorieën opgenomen als Bijlage 4 bij deze regels, de volgende categorieën horeca-inrichtingen onderscheiden:

categorie licht:

horeca-inrichtingen, waaraan volgens de bij deze regels behorende 'Staat van horeca-categorieën' de categorie licht wordt toebedeeld. Over het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk gericht is op het winkelend publiek en omliggende kantoren. De openingstijden liggen van maandag tot en met zondag tussen 07.00 uur en 23.00 uur. Het aanbieden van vermaak maakt geen onderdeel uit van de exploitatie.

Het gaat om horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken;

Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 1" (h<1).
categorie middelzwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van horeca-categorieën' de categorie middelzwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken, of;
  • het verstrekken van alcoholische dranken voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur, of;
  • het aanbieden van vermaak voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur.

Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 2" (h<2).

categorie zwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van horeca-categorieën' de categorie zwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, of;
  • het aanbieden van vermaak.

Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 3" (h<3).

In aanvulling op deze horeca-categorieën conform de Staat van horeca-categorieën kunnen nog twee vormen van horeca voorkomen: ondergeschikte horeca en een aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca.

Ondergeschikte horeca:

Ondergeschikte horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de bestemmingen dan wel de functies "detailhandel" en "dienstverlening", mits wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden:

  • 1. voor maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak of tot een voor de vestiging vastgesteld aantal m² Bvo;
  • 2. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 3. het schenken van alcohol is niet toegestaan, tenzij uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit wel is toegestaan;
  • 4. de uitstraling van de hoofdfunctie dient behouden te blijven.

Aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca:

Aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de bestemmingen "cultuur en ontspanning" en "sport" dan wel de functies "culturele voorzieningen", "museum" en "sportvoorzieningen" alsmede in bestemmingen en functies indien dit nader is omschreven in de bestemmingsregels, mits voldaan wordt aan onderstaande voorwaarden:

  • 1. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 2. in ruimtelijk opzicht de uitstraling van de hoofdfunctie dient te worden gehandhaafd.
1.31 hotel en/of pension:

elk gebouw dan wel een gedeelte van een gebouw, alsmede de daarbij behorende voorzieningen zoals horeca, terrassen, tuinen, zwembaden, tennisbanen, erven of terreinen of gedeelten daarvan, waar de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van tijdelijke huisvesting met gehele of gedeeltelijke verzorging.

1.32 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.33 internetcafé / -gelegenheid:

een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).

1.34 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.35 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder vergaderaccommodatie.

1.36 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.37 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarbij ingevolge de regels bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn voorgeschreven.

1.38 medische en paramedische voorzieningen:

een instelling zoals een ziekenhuis c.a., kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling.

1.39 middeldure huurwoning:

een huurwoning met een aanvangshuurprijs vanaf de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, met een huurprijs van maximaal € 985,-- (prijspeil 2020 te indexeren conform CPI alle huishoudens + 1%) welke woning gedurende een periode van minimaal 20 jaar als zodanig moet worden gebruikt, welke periode voor de betreffende Middeldure huurwoning aanvangt op de ingangsdatum van de eerste ter zake van deze Middeldure huurwoning te sluiten huurovereenkomst.

1.40 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.41 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.42 ondergeschikte bouwdelen:

delen van bouwwerken zoals funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- of kroonlijsten, dakranden, liftkokers en installatieruimten.

1.43 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.44 overbouwing/onderdoorgang:

een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.45 overkragende bebouwing:

bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.

1.46 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox tenzij in de regels anders is bepaald.

1.47 peil:

de kruin van de Anna van Hannoverstraat ter hoogte van de entree van het station, zijnde 1,56 m + NAP

1.48 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.49 plint:

het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin: de eerste en tweede bouwlaag van het gebouw.

1.50 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.51 prostitutie-inrichting:

een bouwwerk geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.52 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.53 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting, een erotische massagesalon en een seksclub.

1.54 sekswinkel:

een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

1.55 sociale huurwoning:

een huurwoning waarbij gehuurd wordt met een kale huur die bij aanvang van de huur niet hoger is dan de dan geldende liberalisatiegrens, welke woning gedurende een periode van minimaal 50 jaar als zodanig moet worden gebruikt, welke periode voor de betreffende sociale huurwoning aanvangt op de ingangsdatum van de eerste ter zake van deze sociale huurwoning te sluiten huurovereenkomst.

1.56 sportvoorziening:

een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport. Binnen een sportvoorziening is aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.30.

1.57 staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:

de staat van bedrijven bij functiemenging behorende bij dit bestemmingsplan Anna van Hannoverstraat 4.

1.58 staat van horeca-categorieën:

de staat van horeca-categorieën, behorende bij dit bestemmingsplan Anna van Hannoverstraat 4.

1.59 stedelijke groene hoofdstructuur:

(groene) gebieden die vanuit stedelijk opzicht zulke grote waarden en betekenissen hebben voor de kwaliteit, de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de stad, dat deze duurzaam in stand moeten worden gehouden.

1.60 studentenwoning:

woningen die middels een campuscontract (een huurovereenkomst voor studenten zoals bedoeld in artikel 274d van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek) verhuurd worden aan studenten.

1.61 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.62 verbeelding:

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Anna van Hannoverstraat 4 (voorheen: plankaart).

1.63 weg:

alle voor de auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.64 welzijnsvoorzieningen:

voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, kunst en sociaal cultureel werk; onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening.

1.65 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een door bewoner(s) uitgeoefend aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep.

1.66 zorgappartement:

een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak, bestemmingsvlak of maatvoeringsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.

2.8 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.10 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

de oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimtes, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies die deze ruimte of groep van ruimtes omhullen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van:

  • a. bedrijven, die behoren tot de categorieën A en B uit de 'staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging' als opgenomen in Bijlage 5 van de regels;

en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:

  • b. 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'; een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen, alsmede kantoren en detailhandel zoals nader omschreven in lid 3.4.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
  • a. de gebouwen dienen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduidingen 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder en met lpg' mag ter plaatse van het opgenomen maatvoeringsvlak een overkapping gerealiseerd worden waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan op de verbeelding staat aangeduid.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • b. het gestelde onder a. is niet van toepassing op het plaatsen van masten en soortgelijke bouwwerken, waarvoor een maximale bouwhoogte van 15 m geldt;
  • c. in uitzondering op het gestelde onder a mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen niet meer dan 1 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van:

  • a. lid 3.2.1, ten behoeve van het realiseren van uitbreidingen van een gebouw en/of vrijstaande bijgebouwen bij een hoofdgebouw buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, waarbij geldt dat:
    • 1. het gehele bijbehorende erf mag worden bebouwd;
    • 2. de hoogte van een uitbouw en/of een aangebouwd bijgebouw niet meer mag bedragen dan 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
    • 3. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw niet meer mag bedragen dan 4,50 meter;
    • 4. de afwijking niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden;
  • b. lid 3.2.2, onder c ten behoeve van een erf- en/of terreinafscheiding met een maximum hoogte van 2 m, indien dit noodzakelijk is vanuit veiligheidsoverwegingen en er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving optreedt.
3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. detailhandel is uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan uitsluitend in ter plaatse vervaardigde goederen bij een productiebedrijf of aansluitend bij de hoofdbestemming bij een dienstverlenend bedrijf;
  • b. ondergeschikt aan de bedrijfsbestemming zijn kantoren toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen ten aanzien van het bepaalde in lid 3.1 onder a:

  • a. opdat niet in de staat van bedrijfsactiviteiten voorkomende bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met wel in voornoemde staat opgenomen bedrijven.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven;
  • b. detailhandel;
  • c. dienstverlening;
  • d. horeca;
  • e. kantoren;
  • f. maatschappelijk;
  • g. instellingen voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
  • h. wonen;
  • i. sportvoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. fiets- en wandelpaden;

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • l. "pg" (parkeergarage) tevens voor een gebouwde parkeer- en stallingsvoorziening;
  • m. "svg-nggf" (specifieke vorm van gemengd - niet geluid gevoelige functies) uitsluitend voor kantoren en andere niet geluidgevoelige functies;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. beneden peil gelegen bebouwing mag uit niet meer dan 2 lagen bestaan.
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bouwen van vrijstaande bouwwerken geen gebouwen zijnde is niet toegestaan.

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en/of vormgeving van gebouwen, met name ten aanzien van hierdoor optredende gevolgen voor wat betreft de bezonning en windhinder en de aansluiting op de openbare ruimte;
  • b. de situering van in- en/of uitritten van de parkeergarage(s) en de situering van de expeditie met het oog op verkeersveiligheid;
  • c. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen;
  • d. de situering en vormgeving van balkons met het oog op beeldkwaliteit.
4.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. bedrijven zijn slechts toegestaan, voor zover het gaat om bedrijven in de categorieën A en B van de bij dit bestemmingsplan behorende 'Staat van inrichtingen bedrijven functiemenging' zoals opgenomen in Bijlage 5 bij de regels;
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor categorie B bedrijven dat deze uitsluitend zijn toegestaan indien deze bouwkundig afgescheiden zijn van geluidsgevoelige functies;
  • c. horeca is toegestaan in de categorieën licht en middelzwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca-categorieën als opgenomen in Bijlage 4 van de regels;
  • d. in aanvulling op het bepaalde onder c gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. horeca is uitsluitend toegestaan in de plint;
    • 2. het gezamenlijk vloeroppervlak horeca bedraagt maximaal 1.000 m2 BVO;
    • 3. het aantal horeca vestigingen bedraagt maximaal 5.
  • e. in uitzondering op het bepaalde onder d.1 is vestiging van horeca toegestaan op de bovenste verdieping;
  • f. het gezamenlijke bruto-vloeroppervlak van de in artikel 4.1 onder a tot en met i genoemde functies bedraagt boven peil maximaal 120.000 m2;
  • g. de in artikel 4.1 onder a tot en met i genoemde functies zijn uitsluitend vanaf de eerste bouwlaag toegestaan;
  • h. het gezamenlijk vloeroppervlak bedrijven, detailhandel, maatschappelijk, dienstverlening, culturele, sport, speel, zorg voorzieningen, horeca en openbare fietsenstallingen bedraagt ten minste 5.000 m2 BVO en niet meer dan 6.000 m2 BVO;
  • i. het aantal detailhandelsvestingen bedraagt maximaal 5;
  • j. het gezamenlijke vloeroppervlak detailhandel bedraagt maximaal 500 m2 BVO;
  • k. het oppervlak voor zorg functies bedraagt minimaal 440 m2 BVO en maximaal 1.000 m2 BVO waarvan 440 m2 BVO exclusief voor eerste eerste lijns zorg;
  • l. het gezamenlijk vloeroppervlak bedrijven en dienstverlening bedraagt maximaal 1.000 m2 BVO;
  • m. het gezamenlijk vloeroppervlak sportvoorzieningen bedraagt maximaal 1.500 m2 BVO;
  • n. het vloeroppervlak kantoren bedraagt minimaal 23.000 m2 BVO en maximaal 24.000 m2 BVO;
  • o. het vloeroppervlak ten behoeve van een gebouwde parkeer- en stallingsvoorziening zoals bedoeld in artikel 4.1 lid l mag boven peil niet meer bedragen dan 15.000 m2 BVO;
  • p. het aantal woningen bedraagt minimaal 1.000 en maximaal 1.200;
  • q. dienstverlening is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de eerste en tweede bouwlaag;
  • r. ondergeschikte detailhandel bij dienstverlenende functies is toegestaan, onder voorwaarde dat het vloeroppervlak hiervan maximaal 200 m2 BVO groot is;
  • s. er zijn maximaal 2 internetafhaalpunt(en) voor niet-dagelijks goederen toegestaan van (elk) maximaal 200 m2 BVO;
  • t. een internetafhaalpunt is uitsluitend toegestaan in de plint;
  • u. kinderopvang is toegestaan, voor zover wordt voldaan aan bijbehorende eisen voor buitenruimte.
  • v. ter plaatse van de in Bijlage 6 bij deze regels aangeven routes bevinden zich in de eerste bouwlaag geen woningen;
  • w. ter plaatse van de in Bijlage 6 bij deze regels aangegeven hoeken bevinden zich geen entrees van woningen;
  • x. minimaal 20% van de eerste bouwlaag moet bestaan uit openbaar toegankelijke functies;
  • y. er wordt voorzien in een inpandige ruimte voor het inzamelen van restafval;
  • z. in uitzondering op het bepaalde onder y kan worden voorzien in een ondergrondse afvalinzameling op eigen terrein, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. afvalstromen worden gescheiden ingezameld;
    • 2. er vindt afstemming plaats met Dienst Stadsbeheer (DSB) en Haagse Milieu Service (HMS) over de bereikbaarheid en uitvoerbaarheid van ondergrondse afvalinzameling, het in stand houden van de kwaliteit van de openbare ruimte en het faciliteren van goede afvalscheiding.
4.5 Specifieke bouwregels
  • a. de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt minimaal 4,3 meter en is gemiddeld 4,5 meter of hoger;
  • b. maximaal 20% van het totaal aantal woningen heeft een woninggrootte van 40 m2 GBO of kleiner;
  • c. minimaal 80% van het totaal aantal woningen heeft een gemiddelde woninggrootte van ten minste 50 m2 GBO;
  • d. minimaal 10% van het totaal aantal woningen heeft een woninggrootte van 70m2 GBO of groter en ten minste drie kamers;
  • e. alle woningen waarop het gestelde onder sub b van toepassing is dienen met uitzondering van studentenwoningen, over minimaal twee kamers te beschikken;
  • f. het bepaalde onder b is niet van toepassing op studentenhuisvesting en zorgappartementen en bijzondere concepten;
  • g. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'ontsluiting' [sba-os] zijn inritten van de parkeergarage en ten behoeve van logistiek toegestaan, met een maximale breedte van 7 meter;
  • h. in afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a is het bouwen van uitkragende balkons, buiten een bestemmingsvlak toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. uitkragende balkons zijn uitsluitend toegestaan vanaf de 3e bouwlaag;
    • 2. de maatvoering en situering van balkons dient conform het beeldkwaliteitsdocument [naam beeldkwaliteitsdocument] uitgevoerd te worden.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 4.1 en 4.4 onder a opdat niet in de staat van bedrijven bij functiemenging voorkomende bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard, omvang en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met wel in voornoemde staat opgenomen bedrijven in de categorieën A en B.
  • b. artikel 4.4 onder k met maximaal 400 m2 BVO extra detailhandel, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. dat de toevoeging van extra oppervlak detailhandel nader onderbouwd en nader gemotiveerd wordt in relatie tot bestaande winkelconcentraties;
    • 2. dat het toe te voegen oppervlak detailhandel het woon- en leefklimaat niet onevenredig aantast en niet leidt tot onaanvaardbare leegstand in de reeds aanwezige winkelvoorzieningen;
    • 3. dat aangetoond wordt dat de toevoeging van het extra oppervlak detailhandel leidt tot levendige plinten.
4.7 Exploitatie sociale huurwoningen
  • a. Van de ingevolge dit artikel te realiseren woningbouw dient ten minste 30% als sociale huurwoningen, gerekend vanaf de datum van oplevering van de woningen, te worden geëxploiteerd
  • b. De exploitatie van deze in het vorige lid genoemde huurwoningen dient plaats te vinden door een daartoe toegelaten instelling.
  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het gestelde onder b. indien van basis van een integrale belangenafweging moet worden geconcludeerd dat het voldoen aan deze verplichting in redelijkheid niet kan worden gevergd.
  • d. Voordat de op grond van dit artikel gerealiseerde woningen in gebruik worden genomen, dient ten genoegen van het bevoegd gezag te worden aangetoond, dat aan het bepaalde in lid a wordt voldaan.
4.8 Exploitatie middeldure huurwoningen
  • a. Van de te realiseren woningen dient ten minste 20% als middeldure huurwoningen te worden geëxploiteerd;
  • b. Voordat de onder a genoemde middeldure huurwoningen in gebruik worden genomen, dient ten genoegen van het college van burgemeester en wethouders te worden aangetoond, dat aan het bepaalde in lid a wordt voldaan.
4.9 Voorwaardelijke verplichting windhinderonderzoek

Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt uitsluitend verleend, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een onderzoek naar windhinder en windgevaar overlegd;
  • b. het onderzoek zoals genoemd onder a naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate inzicht biedt in de mogelijke gevolgen voor het lokale windklimaat in de gebouwde omgeving op basis van de NEN 8100 en de Haagse regels voor windhinder (RIS170509), alsmede de eventueel daar uit voortvloeiende te treffen maatregelen;
  • c. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is geborgd dat eventuele maatregelen worden getroffen.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, zoals parken, grasvelden, plantsoenen, gazons, plantvakken;
  • b. speel- en sport voorzieningen;
  • c. fiets- en wandelpaden;
  • d. het monument 'menselijke vergissing';
  • e. water;

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • f. "pg" (parkeergarage) tevens voor een gebouwde parkeer- en stallingsvoorziening;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, beneden peil gelegen gebouwen en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen, met uitzondering van gebouwde parkeer- en stallingsvoorzieningen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. parkeer- en stallingsvoorzieningen mogen uitsluitend beneden peil worden gerealiseerd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter;
  • b. in uitzondering op het bepaalde onder a geldt dat de bouwhoogte van het monument 'menselijke vergissing' 10 meter mag bedragen.
5.3 Omgevingsvergunning voor terrassen
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 ten behoeve van het toestaan van terrassen, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. aangetoond wordt dat er sprake is van ten minste een matig winklimaat voor de activiteit 'langdurig zitten' zoals gekwalificeerd in NEN 8100;
    • 2. voor wat betreft plaats en afmetingen van terrassen en terrasschermen voldaan wordt aan de bepalingen uit:
      • de beleidsregel vergunningverlening terrassen Den Haag 2016;
      • de richtlijn vergunningsvrije terrassen Den Haag 2016;
      • Richtlijn tot wijziging van de richtlijnen vergunningsvrije terrassen Den Haag 2016;
      • Beleidsregel tot wijziging van de beleidsregel vergunningverlening terrassen Den Haag 2016;
    • 3. is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van nabij gelegen woningen.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. voet- en fietspaden;
  • b. ontsluitingswegen;
  • c. speel- en sport voorzieningen;
  • d. het monument 'menselijke vergissing';
  • e. groen;
  • f. water;

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • g. "pg" (parkeergarage) tevens voor een gebouwde parkeervoorziening;

met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en overige voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van een bouwvlak.
6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:
    • 1. voor het monument 'menselijke vergissing' 10 meter;
    • 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 meter.
    • 3. objecten voor zover verenigbaar met het gebruikt van de openbare ruimte ten behoeve van de verbetering van het windklimaat, 4 meter.
6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering van objecten ten behoeve van het verbeteren van het windklimaat.
6.4 Omgevingsvergunning voor terrassen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 ten behoeve van het toestaan van terrassen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. is aangetoond dat er sprake is van ten minste een matig winklimaat voor de activiteit 'langdurig zitten' zoals gekwalificeerd in NEN 8100;
  • b. voor wat betreft plaats en afmetingen van terrassen en terrasschermen voldaan wordt aan de bepalingen uit:
    • 1. de beleidsregel vergunningverlening terrassen Den Haag 2016;
    • 2. de richtlijn vergunningsvrije terrassen Den Haag 2016;
    • 3. Richtlijn tot wijziging van de richtlijnen vergunningsvrije terrassen Den Haag 2016;
    • 4. Beleidsregel tot wijziging van de beleidsregel vergunningverlening terrassen Den Haag 2016;
  • c. is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van nabij gelegen woningen.
6.5 Specifieke bouwregels
  • a. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing openbare ruimte 1' [sba-or1] is een overbouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de overbouwing is toegestaan vanaf de derde bouwlaag;
  • b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing openbare ruimte 2' [sba-or2] is een overbouwing mogelijk, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de overbouwing is toegestaan vanaf de derde bouwlaag.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Algemeen
  • a. De in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  • b. geringe overschrijding van bestemmingsvlakken, bouwvlakken, functieaanduidingen en maatvoeringsvlakken zijn toegestaan tot een maximum van 0,5 meter, voor zover dit nodig is vanwege een technisch beter verantwoorde uitvoering van bouwwerken;
  • c. bouwwerken geen gebouwen zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
    • 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
  • d. een speeltoestel, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet, niet meer dan 4 meter bedraagt is toegestaan;
  • e. het is verboden een bestaande woning bouwkundig te splitsen tot twee of meer zelfstandige woningen.
  • f. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of functie daartoe aanleiding geeft, mag een gebouw of functie alleen worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het parkeren van voertuigen en (brom)fietsen, met dien verstande dat voldoende ruimte moet zijn aangebracht in, op of onder de bebouwing, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij de bebouwing of functie behoort;
  • g. of sprake is van voldoende (fiets)parkeergelegenheid, zoals genoemd onder f wordt bepaald op basis van de (fiets)parkeernormen, (fiets)parkeereisen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in:
    • 1. voor motorvoertuigen: de Nota parkeernormen CID en Binckhorst 2020, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
    • 2. voor fietsen: de beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • h. burgemeester en wethouders passen de Nota parkeernormen CID en Binckhorst 2020 en beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016 toe zoals deze geldt op het moment van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning;
  • i. Een ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. Indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3.50 meter bij 5.00 meter bedraagt;
    • 2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1.80 meter bij 5.50 meter en ten hoogste 3.25 bij 6.00 meter bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2.50 bij 5.00 meter bedraagt;
  • j. Bij hoogbouw (bebouwing met een grotere hoogte dan 50 meter), komt minimaal 100% van de footprint terug als horizontale buitenruimtes. Van deze horizontale buitenruimtes wordt minimaal 40% ingericht met groen dat een bijdrage levert aan biodiversiteit en beperking van opwarming van de aarde.
7.2 Voorwaardelijke verplichting trillingshinder
  • a. Een omgevingsvergunning voor een gebouw ten behoeve van woningen en andere trillinggevoelige functies mag slechts worden verleend nadat is vastgesteld dat er maatregelen worden genomen tegen trillingshinder vanwege het spoorverkeer, die ervoor zorgen dat de maximale trillingssterkte Vmax en de gemiddelde trillingssterkte Vper voldoen aan de streefwaarden uit de SBR richtlijn 'Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen' deel B voor woningen in een nieuwe situatie, zoals deze geldt ten tijde van het besluit op de aanvraag om omgevingsvergunning.
  • b. In uitzondering op het bepaalde onder a kan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van woningen en andere trillingsgevoelige functies worden verleend, wanneer alle doelmatige en kosteneffectieve maatregelen om de trillingssterkte te verminderen worden getroffen en uit een dynamische berekening blijkt dat tenminste de streefwaarden voor Wonen in bestaande situatie, zoals bedoeld in Richtlijn deel B van Stichting Bouwresearch, niet worden overschreden.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Algemeen
  • a. Het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen dit bestemmingsplan, te gebruiken, te doen of laten gebruiken, op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
    • 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    • 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting:, een sekswinkel:, een paddoshop, een garagebedrijf: of een belwinkel:;
  • b. Ingeval van een aan-huis-gebonden bedrijf of beroep mogen:
    • 1. de activiteiten geen hinder voor de woonsituatie opleveren en niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn;
    • 2. de activiteiten naar de aard en uitstraling geen afbreuk doen aan en in overeenstemming zijn met het karakter van de woning waarbij de activiteiten uitsluitend inpandig mogen worden uitgeoefend en geen buitenopslag en (licht)reclame tot gevolg hebben;
    • 3. de activiteiten geen detailhandel en/of horeca betreffen;
    • 4. de activiteiten aan de woonfunctie geen onevenredige verkeer aantrekkende werking tot gevolg hebben waarbij de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken;
  • c. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of functie daartoe aanleiding geeft, mag een gebouw of functie alleen worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het parkeren van voertuigen en (brom)fietsen, met dien verstande dat voldoende ruimte moet zijn aangebracht in, op of onder de bebouwing, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij de bebouwing of functie behoort;
  • d. of sprake is van voldoende (fiets)parkeergelegenheid, zoals genoemd onder c wordt bepaald op basis van de (fiets)parkeernormen, (fiets)parkeereisen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in:
    • 1. voor motorvoertuigen: de Nota parkeernormen CID en Binckhorst 2020, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
    • 2. voor fietsen: de beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • e. burgemeester en wethouders passen de Nota parkeernormen CID en Binckhorst 2020 en de beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016 toe zoals deze geldt op het moment van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning.
8.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  • a. Binnen 12 maanden na oplevering van het bouwplan dient een waterberging met een capaciteit van 800 m3 beschikbaar te zijn.
8.3 Instandhouding waterberging

De waterberging als bedoeld onder artikel 8.2 dient duurzaam in stand te worden gehouden en dient aan de volgende randvoorwaarden te voldoen:

  • a. een opvangcapaciteit voor berging van hemelwater van minimaal 800 m3;
  • b. vertraagde afvoer van minimaal 24 tot maximaal 48 uur of een neerslag gestuurde lediging die zodanig wordt ingesteld dat voorafgaand aan een bui een hoeveelheid waterberging naar rato van de verwachte neerslag wordt vrijgemaakt.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Vrijwaringszone - straalpad
  • a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding "Vrijwaringszone - straalpad" is het niet toegestaan bouwwerken op te richten die hoger zijn dan 75 meter.
  • b. Het bepaalde onder a geldt niet voor ondergeschikte bouwdelen.
9.2 Milieuzone - geluidsgevoelige functie
  • a. Ter plaatse van de Milieuzone - geluidsgevoelige functie zijn geluidsgevoelige functies en gebouwen niet toegestaan;
  • b. Van het bepaalde onder a kan worden afgeweken, wanneer door middel van onderzoek is aangetoond dat er ter plaatse van geluidsgevoelige functies en gebouwen sprake is van een goed woon- en/of leefklimaat en dat de bedrijfsvoering van het verkooppunt motorbrandstoffen niet wordt beperkt.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. geringe afwijkingen van de hoogteaanduidingen tot een maximum van 1 meter, onder de voorwaarde dat de overschrijding niet leidt tot een overschrijding van windhinder- en bezonningsnormen;
  • b. het verschuiven van de bebouwing, vanaf de 8e bouwlaag, met 1 meter, waarbij het volume niet toeneemt, en de verschuiving niet leidt tot een overschrijding van windhinder- en bezonningsnormen.
  • c. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 30 m2.
  • d. speeltoestellen met een hogere hoogte dan bepaald in artikel 7 lid 1 onder d.
  • e. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
    • 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
    • 2. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw.
  • f. het overschrijden van de toegestane bouwhoogte ten behoeve van het plaatsen van een zendmast die als hub functioneert ten behoeve van verstoorde straalverbindingen, indien:
    • 1. middels onderzoek van een daartoe deskundige organisatie is aangetoond dat als gevolg van het bouwplan dat met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, verstoring van straalverbindingen is opgetreden;
    • 2. de zendmast een maximale hoogte van 5 meter heeft.
10.2 Afwijken van de in het plan opgenomen gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. de vestiging van een horeca-inrichting in een andere categorie ter plaatse van de bestemming waarbinnen dit gebruik is toegestaan, onder de volgende voorwaarden;
    • 1. horeca in de categorieën middelzwaar en zwaar is bouwkundig afgescheiden van geluidgevoeilige functies;
    • 2. er wordt advies ingewonnen bij de toetsingscommissie horeca;
  • b. de vestiging van een bed & breakfast binnen een woonfunctie, met dien verstande dat dit geen onevenredige aantasting van de leefomgeving met zich mee brengt;.
  • c. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
    • 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
    • 2. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw.
  • d. het bepaalde in artikel 8 1 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
10.3 Afwijken overige regels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden toegestaan. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden toegestaan;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, kunst- en reclameobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  • c. bouwwerken ten behoeve van veiligheidsvoorzieningen of verkeersregulering, zoals anti-ramkraakpaaltjes, verhoogde trottoirs en/of pollers;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het wegverkeer zoals snellaadstations.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. en bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het gestelde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  • c. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het gestelde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het gestelde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Anna van Hannoverstraat 4.