direct naar inhoud van Regels
Plan: Partiële herziening verspreide locaties
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0339ZHerstelpln-50VA

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Partiële herziening verspreide locaties met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0339ZHerstelpln-50VA van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid - daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub - in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten door een bewoner in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.

1.7 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie - dat door zijn beperkte omvang door een bewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.

1.8 ambulante handel:

het met een verkoopinrichting voor een dag of voor een bepaalde periode te koop aanbieden en/of verkopen van goederen en/of ter plekke bereide etenswaren, waarbij ten minste één van de bij die verkoop betrokken partijen zich op of aan de weg bevindt.

1.9 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

1.10 automatenhal:

een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van de Wet op de kansspelen zijn opgesteld.

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bed & breakfast

een voorziening gericht op het voor een kortdurend verblijf, binnen een woning door de eigenaar-bewoner, bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt aan maximaal vier bezoekers.

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.15 belwinkel:

een (deel van een) gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.

1.16 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald waarmee rekening moet worden gehouden.

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.20 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.21 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat functioneel ondergeschikt is aan, en ten dienste staat van een hoofdgebouw, en daarvan bouwkundig valt te onderscheiden.

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, dan wel een bouwkundige constructie van enige omvang die, hetzij direct, hetzij indirect, steun vindt in of op de grond.

1.29 cultuurhistorische waarden (van het beschermd stadsgezicht):

de historisch-ruimtelijke structuur, dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten, groen en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse, de aanleg, de historische bebouwing, alsmede de aanleg en de bebouwing die structuur- en karakterbepalend is met betrekking tot de openbare ruimte.

1.30 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.31 dakopbouw:

een vergroting van een gebouw welke een onzelfstandige uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning of andere daar gevestigde rechtmatige functie, en daarvan deel uitmaakt.

1.32 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen detailhandel in volumineuze goederen, perifere detailhandel, straathandel, sekswinkel, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, en het verkopen van munitie inclusief de daarbij behorende opslag van munitie en kruit, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan. Binnen detailhandel is ondergeschikte horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.44.

1.33 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, brand- en explosiegevaarlijke goederen en detailhandel die zich uit het oogpunt van ruimtelijke ordening niet onderscheidt van de hiervoor genoemde detailhandel.

1.34 dienstverlening:

het bedrijfsmatig en publieksgericht verlenen van diensten, al dan niet met baliefunctie, op onder meer medisch, juridisch, financieel, therapeutisch of cosmetisch gebied, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, kantoren, belwinkels, internetcafé, seksinrichtingen, escortbedrijven. Binnen dienstverlening is ondergeschikte horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.44.

1.35 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.

1.36 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.37 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.38 garagebedrijf:

een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.

1.39 garagebox:

een gebouw dat dient voor de stalling van motorvoertuigen en (brom)fietsen.

1.40 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 geluidgevoelige functies en gebouwen:

functies en gebouwen waaraan op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer bescherming tegen bij die regelingen gereguleerde geluidbelasting toekomt.

1.42 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.43 hoofdgebouw:

een pand, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.44 horeca-inrichting, ondergeschikte horeca en aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca

horeca-inrichting:

  • a. een inrichting geheel of gedeeltelijk gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van bereide gerechten, of dranken, al dan niet ter plaatse te nuttigen en/of het aanvullend aanbieden van vermaak;
  • b. een inrichting gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, een (studenten)sociëteit, een automatenhal, een ontmoetingscentrum, een feestzaal/partycentrum en een hotel of bed & breakfast, maken geen onderdeel uit van de bij deze definitie behorende categorie-indeling en de 'Staat van Horeca-categorieën', tenzij in de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel anders is bepaald. Dit geldt ook voor locaties waar horeca in ondergeschikte zin dan wel gerelateerd aan de hoofdfunctie plaatsvindt.

Binnen deze definitie worden, gebaseerd op de staat van horeca-categorieën opgenomen als bijlage Staat van horeca-categorieën bij deze regels, de volgende categorieën horeca-inrichtingen onderscheiden:

categorie licht:

horeca-inrichtingen, waaraan volgens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie licht wordt toebedeeld. Over het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk gericht is op het winkelend publiek en omliggende kantoren. De openingstijden liggen van maandag tot en met zondag tussen 07.00 uur en 23.00 uur. Het aanbieden van vermaak maakt geen onderdeel uit van de exploitatie.

Het gaat om horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken;

Horecavormen die onder deze categorie vallen zijn onder andere: lunchroom/broodjeszaak, cafetaria/snackbar, koffieconcept/koffiehuis, ijssalons en take away / maaltijdbezorging.

Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 1" (h<1).
categorie middelzwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie middelzwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken, of;
  • het verstrekken van alcoholische dranken voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur, of;
  • het aanbieden van vermaak voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur.

Een horecavorm die binnen deze categorie valt is onder andere een restaurant.

Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 2" (h<2).

categorie zwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie zwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, of;
  • het aanbieden van vermaak.

Horecavormen die binnen deze categorie vallen, zijn onder andere: café en discotheek.

Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 3" (h<3).

In aanvulling op deze horeca-categorieën conform de staat van horeca-categorieën kunnen nog twee vormen van horeca voorkomen: ondergeschikte horeca en een aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca.

Ondergeschikte horeca:

Ondergeschikte horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de bestemmingen dan wel de functies "detailhandel" en "dienstverlening", mits wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden:

  • 1. voor maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak of tot een voor de vestiging vastgesteld aantal m² Bvo;
  • 2. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 3. het schenken van alcohol is niet toegestaan, tenzij uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit wel is toegestaan;
  • 4. de uitstraling van de hoofdfunctie dient behouden te blijven.

Aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca:

Aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de bestemmingen "cultuur en ontspanning" en "sport" dan wel de functies "culturele voorzieningen", "museum" en "sportvoorzieningen" alsmede in bestemmingen en functies indien dit nader is omschreven in de bestemmingsregels, mits voldaan wordt aan onderstaande voorwaarden:

  • 1. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 2. in ruimtelijk opzicht de uitstraling van de hoofdfunctie dient te worden gehandhaafd.
1.45 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.46 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder vergaderaccommodatie.

1.47 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.48 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden.

1.49 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarbij ingevolge de regels bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn voorgeschreven.

1.50 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.51 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.52 ondergeschikte bouwdelen:

delen van bouwwerken zoals funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- of kroonlijsten, liftkokers en installatieruimten.

1.53 ontheffingsbesluit:

het besluit van het bevoegd gezag tot het vaststellen van hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.54 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.55 pand:

(deel van een) gebouw met een eigen toegang, welke door de wijze van gebruik als zelfstandige entiteit functioneert.

1.56 parkeerdruk:

Het aantal in openbaar gebied geparkeerde auto's op het maatgevende moment, afgezet tegen de beschikbare parkeercapaciteit langs de openbare weg, waarbij rekening wordt gehouden met de voor de betreffende functies en voor het gebied geldende loopafstanden, zoals opgenomen in de Nota parkeernormen, uitgedrukt in procenten.

1.57 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.

1.58 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  • b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.
1.59 pergola:

een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn.

1.60 perifere detailhandelsbedrijven:
  • a. bouwmarkten;
  • b. tuincentra;
  • c. grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m2;
  • d. detailhandel in keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi's met daarbij passende nevenassortimenten;
  • e. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
  • f. detailhandel in volumineuze goederen.
1.61 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.62 plint:

het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin.

1.63 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.64 prostitutie-inrichting:

een bouwwerk geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.65 Rijksbeschermd stadsgezicht:

een gebied, dat bij besluit van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet.

1.66 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.67 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.68 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting, een erotische massagesalon en een seksclub.

1.69 sekswinkel:

een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

1.70 staat van bedrijfsactiviteiten op bedrijventerreinen:

de staat van bedrijfsactiviteiten op bedrijventerreinen behorende bij dit bestemmingsplan Partiële herziening verspreide locaties.

1.71 staat van horeca-categorieën:

de staat van horeca-categorieën, behorende bij dit bestemmingsplan Partiële herziening verspreide locaties.

1.72 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.73 verbeelding

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Partiële herziening verspreide locaties (voorheen: plankaart).

1.74 voorgevelrooilijn:

de voorgevelrooilijn is:

  • 1. voor bouwstroken, bouwvlakken en bouwblokken, welke reeds geheel of ten dele zijn bebouwd: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • 2. voor andere terreinen dan onder 1:
    • a. voor zover gelegen binnen de bebouwde kom: de grens van de weg;
    • b. voor zover gelegen buiten de bebouwde kom: de lijn gelegen op 20 meter uit de as van de weg.
1.75 waterkering:

natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.76 waterstaatkundige werken:

werken, waaronder begrepen kunstwerken, welke verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken met uitzondering van steigers.

1.77 weg:

alle voor de auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.78 welzijnsvoorzieningen:

voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, kunst en sociaal cultureel werk; onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening.

1.79 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een door bewoner(s) uitgeoefend aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak, bestemmingsvlak of maatvoeringsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouw(onder)delen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouw(onder)delen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.

2.8 hoogte van een windturbine:

vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.9 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.11 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

de oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimtes, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies die deze ruimte of groep van ruimtes omhullen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Betreft locatie Loosduinsekade 94-96 en 97

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van bedrijven met daarbij behorende ondergeschikte educatieve functies; één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen ten behoeve van de in het bestemmingsplan Transvaal 2010 naastgelegen bestemmingen Gemengd-3 en Wonen, groen, water en overige voorzieningen, alsmede kantoren zoals nader omschreven in het derde lid.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. indien sprake is van een bouwvlak op de verbeelding mogen, binnen het bouwvlak, uitsluitend niet voor bewoning bestemde bedrijfsgebouwen worden gebouwd;
  • b. indien geen sprake is van een bouwvlak op de verbeelding, mogen de onder lid a genoemde bedrijfsgebouwen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
  • c. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangeduid

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • b. het gestelde onder a is niet van toepassing op het plaatsen van masten en soortgelijke bouwwerken.
  • c. in afwijking van het gestelde onder a mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die behoren tot de categorieën 1 en 2 uit de staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in de bijlage behorende bij het bestemmingsplan Transvaal 2010;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die behoren tot de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 uit de staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in de bijlage behorende bij het bestemmingsplan Transvaal 2010 .
  • c. inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid van de Wet geluidhinder en inrichtingen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen zijn niet toegestaan.
  • d. binnen een bestemmingsvlak zijn uitsluitend niet zelfstandige kantoren toegestaan.
  • e. ter plaatse van de functie-aanduiding "dh" op de verbeelding is de vestiging van een detailhandel in woninginrichting, tegels en sanitair toegestaan. Deze functieaanduiding geldt voor het gehele hoofdgebouw. Op het onbebouwde achtererf is de presentatie van tuin- en terrastegels toegestaan.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag is bevoegd een afwijking te verlenen van het bepaalde in lid 1.3 onder a ten behoeve van bedrijven in de milieucategorieën 3.1 en 3.2, onder de voorwaarden dat:
  • 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft; en
  • 2. uit onafhankelijke onderzoek blijkt dat de bedrijven qua aard en omvang gelijk te stellen zijn met bedrijven uit milieucategorie 1 of 2; en
  • b. Het bevoegd gezag is bevoegd een afwijking te verlenen van het bepaalde in lid 1.3 onder b ten behoeve van bedrijven in de milieucategorieën 4.1 en 4.2, onder de voorwaarde dat:
  • 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • 2. uit onafhankelijke onderzoek blijkt dat de bedrijven qua aard en omvang gelijk te stellen zijn met bedrijven uit milieucategorie 3.2 of lager.

Artikel 4 Kantoor - 2

Betreft locatie Mauritskade 1 t/m 17.

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoor, een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten zich bevinden binnen het op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlak;
  • b. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven;
  • c. volledige beneden peil gelegen bebouwing mag uit niet meer dan een laag bestaan;

4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a. mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen, voor zover deze zich voor de voorgevel en het verlengde daarvan bevinden, niet meer dan 1 m bedragen; de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen achter de voorgevel of het verlengde daarvan mag niet meer dan 2 m bedragen.

4.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijking verlenen van lid 2.2.1, onder b. ten behoeve van het verschuiven van de door hoogtegrenzen omkaderde vlakken met maximaal 3 m, met dien verstande dat de totale oppervlakte van alle door hoogtegrenzen omkaderde vlakken ongewijzigd dient te blijven.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de functieaanduiding "w" op de verbeelding is een gebruik als woning toegestaan.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming "Kantoor - 2" te wijzigen in de bestemming 'Wonen' of 'Horeca - 2' (hotel), met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het bepaalde in lid 2.1 tot en met lid 2.3 is op de voor deze wijziging van toepassing zijnde gronden en gebouwen van overeenkomstige toepassing;
  • b. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen;
  • c. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient, indien uit onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, wordt overschreden, een procedure hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder te worden doorlopen;
  • d. voordat burgemeester en wethouders overgaan tot wijziging, dient de procedure zoals opgenomen in artikel 17 te worden gevolgd.

Artikel 5 Gemengd -1

Betreft locatie Piet Heinstraat 79-81, alsmede toepassing Horecabeleid in bestemmingsplan Zeeheldenkwartier 2010

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bestemming

De voor 'Gemengd-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. detailhandel;
  • c. dienstverlening;
  • d. maatschappelijke doeleinden met uitzondering van geestelijke gezondheidszorg;
  • e. horeca-inrichtingen voor zover deze voorkomen in categorie I en II van de bij dit plan behorende 'Staat van horeca-inrichtingen' als opgenomen in Bijlage 1 van de regels;
  • f. horeca-inrichtingen voor zover deze voorkomen in respectievelijk categorie III van de bij dit plan behorende 'Staat van horeca-inrichtingen' als opgenomen in Bijlage 1 van de regels, nadat daarvoor door burgemeester en wethouders vergunning is verleend.

Ten behoeve van deze bestemming mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, worden gebouwd. De inrichting ten behoeve van deze bestemming laat tevens tuinen, groenvoorzieningen en binnen het bouwvlak gebouwde parkeervoorzieningen toe.

5.1.2 Afwijkende bestemming

Daar waar op de verbeelding door middel van een functieaanduiding is aangegeven dat een afwijkende bestemming is toegestaan, zijn op deze gronden tevens gebouwen ten behoeve van deze bestemming, aan- en bijgebouwen en in deze bestemming passende andere bouwwerken toegestaan:

  • a. Ter plaatse van de functieaanduiding "gd" (gemengd) zijn kantoren en bedrijven met uitzondering van garagebedrijven, toegestaan;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding "h" is een horeca-inrichting categorie III toegestaan;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding "ga" is een garagebedrijf toegestaan;
  • d. ter plaatse van de functieaanduiding "pg" is een parkeergarage toegestaan.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoogte, respectievelijk goothoogte en/of nokhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte die op de verbeelding is aangegeven;
  • c. aan- en uitbouwen, en bijgebouwen mogen uitsluitend achter het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • d. de hoogte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. het gezamenlijke oppervlak van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50% van het gedeelte van het bouwperceel dat achter het bouwvlak gelegen is, bedragen. Dit percentage geldt niet voor situaties waar, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, de gezamenlijke oppervlakte van aan- en bijgebouwen meer dan het aangegeven percentage was: alsdan geldt het ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan actuele percentage;
  • g. vrijstaande bijgebouwen mogen op een afstand van minimaal 1 m tot het hoofdgebouw en de daarbij behorende aan- en uitbouwen worden gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken geen gebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, mag, voorzover gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, mag, voorzover deze zich bevinden voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, niet meer dan 1 m bedragen;
  • d. bouwwerken geen gebouw zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen;
  • e. de inrichting ten behoeve van deze bestemming laat op de binnenterreinen geen parkeervoorzieningen en laad- en losplaatsen toe. Parkeervoorzieningen en laad- en losplaatsen die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan op de binnenterreinen aanwezig waren, blijven toegestaan.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan, ingeval de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten dienste staan van de in de onderbouw toegestane van het wonen afwijkende functies, worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder f, en een groter bebouwingsoppervlak worden toegestaan.

5.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Wonen is uitsluitend op de verdieping(en) toegestaan; dit geldt niet voor situaties waar, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, op de begane grond reeds een woonfunctie aanwezig was: daar is wonen op de beganegrondlaag toegestaan;
  • b. detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke doeleinden en horeca zijn uitsluitend op de beganegrondlaag toegestaan;
  • c. in maximaal 30% van het aantal panden binnen een aaneengesloten bestemmingsvlak binnen deze bestemming mag op de begane grond een, ingevolge het vorige sublid toelaatbare horeca inrichting worden gevestigd met dien verstande dat:

1. het percentage slechts wordt berekend over het aantal panden welke niet voor wonen worden gebruikt;

2. bij de 30% wordt reeds gevestigde horeca tot en met categorie III van de Staat van Horeca-inrichtingen, zoals opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze regels” meegeteld ;

  • d. In het winkelpand Piet Heinstraat 90 is de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk toegestaan, met dien verstande dat de opslag niet meer dan 1000 kilo mag bedragen;
  • e. het is toegestaan aan bewoners om hoofdgebouwen mede te gebruiken voor een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf, alsmede ten behoeve van kamerverhuur;
  • f. het gebruik als bedoeld onder e. is voor wat betreft het gebruik voor beroep of bedrijf, uitsluitend toegestaan indien dat door zijn omvang in het hoofdgebouw met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, dat niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlak van het hoofdgebouw inneemt, de ruimtelijke uitstraling als woning gehandhaafd blijft, en de parkeer- en verkeerssituatie door dit gebruik niet onevenredig wordt belast;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder b. is de op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan aanwezige niet-woonfunctie 'maatschappelijk' in alle bouwlagen toegestaan.

5.5 Afwijken van gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1.1, onder e, ten behoeve van een horeca-inrichting als bedoeld in categorie III van de staat van horeca-inrichtingen met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de vestiging van betreffende horeca-inrichting dient in overeenstemming te zijn met het horecabeleid zoals beschreven in de Structuurvisie Horeca Den Haag;
  • b. door het afwijken van de gebruiksregels mogen de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de vestiging van een horecabedrijf ter plaatse mag geen onevenredig nadelige invloed hebben op de verkeersveiligheid in de directe omgeving;
  • d. vooraf dient over het voornemen tot het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid advies te worden ingewonnen bij de ambtelijke toetsingscommissie horeca;
  • e. voor het overige dienen de regels zoals opgenomen in dit artikel, in acht te worden genomen.

 

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot wijziging van het plan, in die zin dat een functieaanduiding van de verbeelding kan worden verwijderd, indien:

  • het gebruik voor de afwijkende bestemming voor ten minste één jaar is onderbroken;
  • het gebruik voor de afwijkende bestemming is beëindigd doordat het pand voor de toegestane bestemming wordt gebruikt;
  • de afwijkende functie vanuit het woon- en leefmilieu ter plaatse niet langer aanvaardbaar wordt geacht.

Bij toepassing van de onder 2.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheid, dienen de in Artikel 17 opgenomen procedureregels gevolgd te worden.

Artikel 6 Gemengd -3

Betreft locatie Zoutmanstraat nabij nr. 69 en Elandstraat 97-99

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bestemming

De voor 'Gemengd -3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. dienstverlening;
  • c. maatschappelijke doeleinden met uitzondering van geestelijke gezondheidszorg;
  • d. kantoren;
  • e. bedrijven in de categorieën A en B van de bij dit bestemmingsplan behorende 'Staat van inrichtingen bedrijven functiemenging' als opgenomen in Bijlage 2 bij de regels met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder, en inrichtingen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Bedrijven met een - op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerp van dit plan - groter bruto oppervlak dan genoemd in de Staat van Inrichtingen, blijven toegestaan.

Ten behoeve van deze bestemming mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, worden gebouwd. De inrichting ten behoeve van deze bestemming laat tevens tuinen, groenvoorzieningen en binnen het bouwvlak gebouwde parkeervoorzieningen toe.

  • f. De gronden in deze bestemming aangeduid met 'Waarde - Cultuurhistorie' zijn tevens bestemd voor de bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht als bedoeld in de besluiten met de daarbij behorende toelichtingen, genoemd in Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorie.
6.1.2 Afwijkende bestemmingen

Daar waar op de kaart door middel van een functieaanduiding is aangegeven dat een afwijkende bestemming is toegestaan, zijn op deze gronden tevens gebouwen ten behoeve van deze bestemming, aan- en bijgebouwen en in deze bestemming passende andere bouwwerken toegestaan:

  • a. ter plaatse van de functieaanduiding "h" is een horeca-inrichting t/m categorie III toegestaan.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoogte, respectievelijk goothoogte en/of nokhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte die op de verbeelding is aangegeven;
  • c. aan- en uitbouwen, en bijgebouwen mogen uitsluitend achter het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • d. de hoogte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. het gezamenlijke oppervlak van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50% van het gedeelte van het bouwperceel dat achter het bouwvlak gelegen is, bedragen. Dit percentage geldt niet voor situaties waar, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, de gezamenlijke oppervlakte van aan- en bijgebouwen meer dan het aangegeven percentage was: alsdan geldt het ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan actuele percentage;
  • g. vrijstaande bijgebouwen mogen op een afstand van minimaal 1 m tot het hoofdgebouw en de daarbij behorende aan- en uitbouwen worden gebouwd

6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken geen gebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, mag, voorzover gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, mag, voorzover deze zich bevinden voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, niet meer dan 1 m bedragen;
  • d. bouwwerken geen gebouw zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen;
  • e. de inrichting ten behoeve van deze bestemming laat op de binnenterreinen geen parkeervoorzieningen en laad- en losplaatsen toe. Parkeervoorzieningen en laad- en losplaatsen die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan op de binnenterreinen aanwezig waren, blijven toegestaan.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan, ingeval de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten dienste staan van de in de onderbouw toegestane van het wonen afwijkende functies, worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder f, en een groter bebouwingsoppervlak worden toegestaan

6.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Dienstverlening, maatschappelijke doeleinden, kantoren en bedrijven zijn uitsluitend op de beganegrondlaag toegestaan;
  • b. het is toegestaan aan bewoners om hoofdgebouwen mede te gebruiken voor een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf, alsmede ten behoeve van kamerverhuur;
  • c. het gebruik als bedoeld onder b. is voor wat betreft het gebruik voor beroep of bedrijf, uitsluitend; toegestaan indien dat door zijn omvang in het hoofdgebouw met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, dat niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlak van het hoofdgebouw inneemt, de ruimtelijke uitstraling als woning gehandhaafd blijft, en de parkeer- en verkeerssituatie door dit gebruik niet onevenredig wordt belast;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn de op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan aanwezige niet-woonfuncties 'maatschappelijk' en 'kantoren' in alle bouwlagen toegestaan. Een verdere uitbreiding is niet toegestaan.

 

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot wijziging van het plan, in die zin dat een functieaanduiding van de verbeelding kan worden verwijderd, indien:

  • het gebruik voor de afwijkende bestemming voor ten minste één jaar is onderbroken;
  • het gebruik voor de afwijkende bestemming is beëindigd doordat het pand voor de toegestane bestemming wordt gebruikt;
  • de afwijkende functie vanuit het woon- en leefmilieu ter plaatse niet langer aanvaardbaar wordt geacht.

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, dienen de in Artikel 17 opgenomen procedureregels gevolgd te worden

Artikel 7 Maatschappelijk-2

Betreft locatie Churchillplein 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. rechtbanken

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • b. "kantoor': tevens voor kantoor;
  • c. 'ontsluiting': de ontsluiting op de openbare weg van de in dit bestemmingsvlak gelegen parkeerplaatsen of gebouwde parkeerplaatsen;
  • d. 'vijver': vijver

7.2 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artilel 7.2.1 :

om buiten het bouwvlak te bouwen met dien verstande dat:

  • het uitsluitend het bouwen van aan- en bijgebouwen betreft;
  • uitsluitend kan worden afgeweken op gronden die de dubbelbestemming “Waarde Cultuurhistorie” zijn aangewezen;
  • deze niet gebouwd mogen worden op de gronden met de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – aan- en bijgebouwen uitgesloten';
  • het op de verbeelding aangeduide bouwvlak aan de zij- en achtergevel niet meer dan drie meter mag worden overschreden;
  • de afstand tot de voorgevelrooilijn niet minder dan 2 meter mag bedragen;
  • de bouwhoogte van aan- en bijgebouwen niet hoger dan de bouwhoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw mag zijn;
  • het bebouwingspercentage van aan- en bijgebouwen van het niet als bouwvlak aangeduide gedeelte van het desbetreffende bouwperceel niet meer dan 10% mag bedragen, waarbij de grondoppervlakte van de aan- en bijgebouwen niet meer dan 150 m2 mag bedragen en
  • de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot het hoofdgebouw en de daarbij behorende aanbouwen niet minder dan 1 meter bedraagt.

7.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Ter plaatsen de functieaanduiding 'onderdoorgang' mogen de gronden op de begane grond uitsluitend worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen ten behoeve van het bestemmingsvlak.
  • b. Ter plaatse van de functieaanduiding 'ontsluiting' mogen de gronden uitsluitend gebruikt worden voor de ontsluiting op de openbare weg van de in deze bestemmingsvlakken gelegen gebouwde overdekte parkeerplaatsen en/of parkeerterreinen.
  • c. Ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein' mogen de gronden uitsluitend gebruikt worden voor het parkeren van motorvoertuigen ten behoeve van de parkeerbehoefte van deze bestemmingsvlakken.

7.4 Bouwregels
7.4.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangeduide bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding: 'parkeergarage' mogen op de begane grond uitsluitend overdekte gebouwde parkeerplaatsen worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone – parkeergarage' mogen beneden peil in twee bouwlagen uitsluitend gebouwde overdekte parkeerplaatsen en verkeersruimten worden gebouwd en de bij die parkeerplaatsen behorende toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
  • e. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone – parkeergarage' mag in het betreffende bestemmingsvlak het aantal gebouwde overdekte parkeerplaatsen niet minder bedragen dan het aantal op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingplan.
7.4.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:
    • 1. voor erf- en/of terreinafscheidingen 4 meter;
    • 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3,5 meter.

b. plaatse van de functieaanduiding 'vijver' mogen in afwijking van artikel 5.2.1.a uitsluitend vijvers worden gebouwd.

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

Betreft locatie Spuiplein in bestemmingsplan

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voet- en fietspaden;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. pleinen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. evenementen ter plaatse van het Spuiplein;
  • f. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
  • g. ambulante handel;
  • h. terrassen ten behoeve van aangrenzende horecafuncties;

en ter plaatse van de aanduiding op de verbeelding:

  • i. 'tunnel' (tu), tevens voor een tunnel,

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water, straatmeubilair, ondergrondse parkeervoorzieningen en overige voorzieningen

8.2 Bouwregels
  • a. Op de gronden mogen, geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. ondergrondse parkeervoorzieningen zijn toegestaan tot een maximum van twee lagen beneden peil, waarbij rekening gehouden dient te worden dat groenvoorzieningen in de vorm van onder andere bomen mogelijk blijven;
  • c. op de gronden zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming toegestaan, zoals kunstobjecten, verkeersgeleiders, luifels, wind- en terrasschermen, speeltoestellen, alsmede aan evenementen gerelateerde tijdelijke bebouwing.

8.3 Bijzondere gebruiksregels

Op het Spuiplein zijn evenementen met en zonder versterkte muziek toegestaan, , mits deze evenementen voldoen aan de volgende voorwaarden:

      • a. voor evenementen met versterkte muziek geldt dat het equivalente geluidsniveau (LAeq) van het evenement, ter plaatse van de gevels van woningen van derden en andere geluidgevoelige bestemmingen niet meer mag bedragen dan 78dB(A) respectievelijk 90dB(C);
      • b. Voor ten hoogste 3 dagen per kalenderjaar zijn evenementen met versterkte muziek en met een equivalent geluidsniveau (LAeq) van ten hoogste 80dB(A) respectievelijk 92 dB(C) ter plaatse van de gevels van woningen van derden en andere geluidgevoelige bestemmingen toegestaan;
      • c. per kalenderjaar mogen op maximaal 38 dagen evenementen met versterkte muziek plaatsvinden;
      • d. Voor het aantal evenementen zonder versterkte muziek geldt geen beperking;
      • e. de op- en afbouwperiode betreft ten hoogste de periode van de dag voor het evenement en de dag na het evenement en binnen de tijdsperiode van 8.00 tot 21.00 uur;
      • f. Voor ten hoogste 3 evenementen per kalenderjaar is een afwijking van de in lid e genoemde op- en afbouwperiode toestaan, waarbij echter van de in dat lid aangegeven tijdsperiode niet mag worden afgeweken;
      • g. per evenement mogen, tenzij burgemeester en wethouders besluiten een lager aantal bezoekers toe te staan, gelijktijdig ten hoogste 10.000 bezoekers op het Spuiplein aanwezig zijn, burgemeester en wethouders zijn bevoegd per evenement een lager aantal te bepalen;
      • h. evenementen mogen uitsluiten plaatsvinden tussen 7.00 en 23.00 uur. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om voor evenementen, welke plaatsvinden op vrijdag en/of zaterdag of op andere dagen, die gevolgd worden door een nationale feestdag, de toegestane eindtijd nader te bepalen.

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden;

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming Waarde - Archeologie als bedoeld in artikel 9.1 geldt de voorwaarde dat indien er sprake is van het bouwen van bouwwerken met grondroering waarvoor een vergunning is vereist en waarbij de bodemverstorende werkzaamheden een diepte van 50 cm overschrijden, hieromtrent vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarden van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

9.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten behoeve van:

  • a. het archeologisch onderzoek;
  • b. het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Vergunningplicht

Voor het uitvoeren van werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden op of in de voor Waarde - Archeologie bestemde gronden die een diepte van 50 cm overschrijden dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Het betreft de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. het wijzigen van het maaiveldniveau door middel van het verlagen, afgraven of egaliseren van grond waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • b. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.
9.4.2 Uitzonderingen

Het vereiste van het verkrijgen van een omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale beheer of onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. worden uitgevoerd in bestaande weg- en leidingcunetten;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.4.3 Nadere eisen
  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 9.4.1 dient bij het indienen van de aanvraag vooraf schriftelijk advies in te winnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarden van het terrein, welke blijkens de aanvraag wordt verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van archeologische monumentenzorg voorwaarden worden verbonden. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van het Rijksbeschermd stadsgezicht Centrum Den Haag, zoals beschreven in het aanwijzingsbesluit Rijksbeschermd stadsgezicht 's Gravenhage uitbreiding van 28 juni 1994 met de bijbehorende toelichtingen opgenomen in bijlagen 7, 8, 9, 10 en 11 van het plan;

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' als bedoeld in artikel 10.1 gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen moet plaatsvinden met inachtneming van de cultuurhistorische waarden als bedoeld in lid 10.1, die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezig waren, en nadat hierover advies is ingewonnen van de Commissie als bedoeld in artikel 1, lid 9, van de Monumentenverordening Den Haag;
  • b. het bepaalde onder a. heeft, bij strijdigheid daarmee, voorrang op de bouwregels van de andere voorkomende bestemmingen als bedoeld in lid 10.1 en op de algemene bouw- en afwijkingsregels;
  • c. het bepaalde onder a. geldt niet voor bouwplannen die (mede) het herstel van de oorspronkelijke waarden van de betreffende bouwwerken ten doel hebben;
  • d. het bepaalde onder a. geldt niet indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden en bouwwerken;
  • e. daar waar op de verbeelding een goothoogte is aangegeven, dient een kap in stand gehouden te worden;
  • f. bij ver- of herbouw van de in Bijlage 7 van de regels van het bestemmingsplan St. Jacobskerk e.o. opgenomen karakteristieke panden of ensembles, dient de gevelindeling zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp dit plan, gehandhaafd te worden;

10.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 10.2 onder f, ten behoeve van een afwijkende gevelindeling, mits naar het oordeel van de monumentencommissie de oorspronkelijke, waardevolle karakteristiek van het pand of ensemble, niet wordt aangetast.

Artikel 11 Koppelbepaling

11.1 Koppelbepaling

Met dit bestemmingsplan worden partiëel herzien de vigerende bestemmingsplannen:

  • a. Wijnhavenkwartier en Spuiplein, met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0287EWhkwSpuilpln
  • b. Zorgvliet en World Forum, met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0279DZorgvliet
  • c. Zeeheldenkwartier 2010 met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0227EZeeheldenk
  • d. Transvaal 2010 met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0156ETransvaal
  • e. St. Jacobskerk e.o. met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0225EStJacobskeo-50VA

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

  • a. De in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  • b. overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, respectievelijk bebouwingspercentages is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter , respectievelijk 10% bedraagt. Voorwaarde daarbij is dat, indien sprake is van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 2,40 meter boven het maaiveld bevinden, of, voor zover deze bouwdelen boven een rijstrook zijn gelegen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 meter boven maaiveld bevinden;
  • c. een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is toegestaan voor zover het ondergeschikte bouwdelen betreft;
  • d. installaties voor mobiele telecommunicatie zijn toegestaan op gebouwen met een kantoor- of bedrijfsbestemming, en daarnaast op overige gebouwen die niet als rijks-, provinciaal-, of gemeentelijk monument zijn aangewezen en niet in een rijksbeschermd stadsgezicht zijn gelegen;
  • e. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijksbeschermd stadsgezicht, voor zover daarvoor een afwijking is verleend;
  • f. tenzij in de regels anders is bepaald, mag binnen een bouwvlak in één laag beneden peil worden gebouwd;
  • g. bouwwerken - ondergronds en bovengronds - voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, zijn toegestaan, mits niet hoger dan 2 meter en - indien bovengronds geplaatst - het oppervlak niet meer dan 4 m2 bedraagt;
  • h. bouwwerken geen gebouwen zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
    • 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
    • 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen;
  • i. een speeltoestel, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet, niet meer dan 4 meter bedraagt is toegestaan;
  • j. straatmeubilair is toegestaan voor zover gelegen binnen een Rijksbeschermd stadsgezicht;
  • k. een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedraagt;
    • 2. indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,80 meter bij 5,50 meter en ten hoogste 3,25 meter bij 6,00 meter bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2,50 meter bij 5,00 meter bedraagt;
  • l. het is verboden een bestaande woning bouwkundig te splitsen tot twee of meer zelfstandige woningen.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen dit bestemmingsplan, te gebruiken, te doen of laten gebruiken, op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
    • 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    • 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting, een sekswinkel, een escortbedrijf, een paddoshop, een garagebedrijf of een belwinkel;
  • b. Ingeval van een aan-huis-gebonden bedrijf of beroep mogen:
    • 1. de activiteiten geen hinder voor de woonsituatie opleveren en niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn;
    • 2. de activiteiten naar de aard en uitstraling geen afbreuk doen en in overeenstemming zijn met het karakter van de woning waarbij de activiteiten uitsluitend inpandig mogen worden uitgeoefend en geen buitenopslag en (licht)reclame tot gevolg hebben;
    • 3. de activiteiten geen detailhandel en/of horeca betreffen;
    • 4. de activiteiten aan de woonfunctie geen te grote verkeer aantrekkende werking tot gevolg hebben waarbij de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.
  • c. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of functie daartoe aanleiding geeft, mag een gebouw of functie alleen worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het parkeren van voertuigen en (brom)fietsen, met dien verstande dat voldoende ruimte moet zijn aangebracht in, op of onder de bebouwing, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij de bebouwing of functie behoort;
  • d. of sprake is van voldoende (fiets)parkeergelegenheid, zoals genoemd onder c wordt bepaald op basis van de (fiets)parkeernormen, (fiets)parkeereisen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in:
    • 1. voor motorvoertuigen: de Nota parkeernormen Den Haag, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
    • 2. voor fietsen: de beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
    • 3. burgemeester en wethouders passen de Nota parkeernormen Den Haag en beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016 toe zoals deze geldt op het moment van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning
  • e. tenzij in de regels anders is bepaald, is een webshop alleen toegestaan mits geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van goederen plaatsvindt;
  • f. ambulante handel is met inachtneming van het gestelde in de Verordening straathandel Den Haag 2017 toegestaan;
  • g. speeltoestellen zijn toegestaan.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten en perceelsgrensafstanden en bebouwingspercentages met maximaal 10% mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt.
  • b. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, bouwvlakken, functieaanduidingen en maatvoeringsvlakken tot een maximum van 3 meter ;
  • c. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
  • d. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijksbeschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  • e. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 30 m2.
  • f. speeltoestellen met een hogere hoogte dan bepaald in artikel 13 onder i.
  • g. het bepaalde in artikel 13 onder l onder de voorwaarde dat:
    • 1. De parkeerdruk in het gebied, waarin de bouwkundig te splitsen woning is gelegen, niet meer dan 90% bedraagt, danwel de parkeerbehoefte volledig op eigen terrein wordt opgelost of op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
    • 2. Er geen onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu plaatsvindt;
    • 3. Het woonoppervlak van elke uit de bouwkundige splitsing ontstane woning ten minste 40 m2 bedraagt;
    • 4. Elke zelfstandige woning die als gevolg van de bouwkundige splitsing ontstaat, dient één volledige bouwlaag danwel meerdere volledige bouwlagen te omvatten.
15.2 Afwijken van de in het plan opgenomen gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. de vestiging van een horeca-inrichting in een andere categorie ter plaatse van de functieaanduiding [h<1, h<2, h<3] en/of bestemming waarbinnen dit gebruik is toegestaan. Daarbij kan advies worden ingewonnen van de toetsingscommissie horeca;
  • b. de vestiging van een bed & breakfast binnen een woonfunctie, met dien verstande dat dit geen onevenredige aantasting van de leefomgeving met zich mee brengt;
  • c. de vestiging of uitbreiding van een seksinrichting indien:
    • 1. bij concentratie of verplaatsing er geen uitbreiding van de brutovloeroppervlakte plaatsvindt;
    • 2. het verlenen van de afwijking geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen tot gevolg mag hebben;
    • 3. vooraf over het voornemen tot het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid advies wordt ingewonnen bij de ambtelijke toetsingscommissie horeca;
  • d. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
    • 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
    • 2. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de bijlage van de regels opgenomen parkeernormen;
    • 3. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw.
  • e. het bepaalde in artikel 14 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
15.3 Afwijken overige regels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden toegestaan. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden toegestaan;
  • b. een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt ten behoeve van de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten;
  • c. sirenes ten behoeve van het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten of dreiging daarvan, alsmede de daarbij behorende bevestigingsconstructies;
  • d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, kunst- en reclameobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  • e. bouwwerken ten behoeve van veiligheidsvoorzieningen of verkeersregulering, zoals anti-ramkraakpaaltjes, verhoogde trottoirs en/of pollers;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het wegverkeer zoals snellaadstations.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

16.1 Wijzigen Waarde - Archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de van dit plan deel uitmakende geometrisch bepaalde vlakken met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie te wijzigen door middel van het laten vervallen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie , één en ander met inachtneming van de volgende regels:

  • a. door middel van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. voordat burgemeester en wethouders overgaan tot wijziging, dient de procedure zoals opgenomen in artikel 17.1 te worden gevolgd.

Artikel 17 Algemene procedureregels

17.1 Algemene wijzigings- en uitwerkingsregels
  • a. Het ontwerp van het plan tot wijziging ligt gedurende zes weken ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in het "Gemeenteblad" dat door de gemeente wordt uitgegeven (zie: www.denhaag.nl) en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder a. genoemde termijn mondeling of schriftelijk bij burgemeester en wethouders zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerp;
  • d. burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na afloop van de termijn van de terinzagelegging omtrent de vaststelling van het wijzigingsplan.

Artikel 18 Overige regels

  • a. Indien in de regels van dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wetten, wetsbepalingen, algemene maatregelen van bestuur of verordeningen betreft het wetten, wetsbepalingen, algemene maatregelen van bestuur of verordeningen zoals deze luiden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. en bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het gestelde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  • c. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het gestelde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het gestelde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan;

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Partiële herziening verspreide locaties.