direct naar inhoud van Regels
Plan: Strand Den Haag
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0334ZStrand-40ON

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Strand Den Haag met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0334ZStrand-40ON van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 plangrens:

een op de plankaart aangegeven aanduiding die de grens vormt van het plan. Dit met uitzondering van het plangebied in het water (zee) dat tot de gemeentegrens op 1 km in zee vanaf de laagwaterkustlijn loopt.

1.3 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.4 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.5 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee functies voor gronden zijn aangeduid en waarbij ingevolge de regels maatvoering voor bebouwen van deze gronden is voorgeschreven en aangeduid.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 ambulante handel:

het met een verkoopinrichting voor een dag of voor een bepaalde periode te koop aanbieden en/of verkopen van goederen en/of ter plekke bereide etenswaren, waarbij ten minste één van de bij die verkoop betrokken partijen zich op of aan de weg bevindt.

1.8 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

1.9 badseizoen

de jaarlijkse periode vanaf 1 maart tot en met 31 oktober voor seizoensgebonden strandbebouwing:

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.12 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald waarmee rekening moet worden gehouden.

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.16 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat functioneel ondergeschikt is aan, en ten dienste staat van een hoofdgebouw, en daarvan bouwkundig valt te onderscheiden.

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bruto-vloeroppervlak (bvo) van een functie:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.

1.24 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, dan wel een bouwkundige constructie van enige omvang die, hetzij direct, hetzij indirect, steun vindt in of op de grond.

1.25 calamiteitenontsluiting:

bebouwings en obstakelvrij gebied tussen de zeestrook en duinvoet of boulevard ter hoogte van de op- en afritten ten behoeve vande hulpdiensten.

1.26 culturele voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek of andere kunstuitingen, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen, alsmede tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars. Binnen culturele voorzieningen is aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.44.

1.27 cultuurhistorische waarden (van het beschermd stadsgezicht):

de historisch-ruimtelijke structuur, dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten, groen en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse, de aanleg, de historische bebouwing, alsmede de aanleg en de bebouwing die structuur- en karakterbepalend is met betrekking tot de openbare ruimte.

1.28 dagrecreatie:

verblijf gedurende de dag in de vorm van recreatie zoals; baden, zonnebaden, sport en spel, wandelen, fietsen, paardrijden, varen.

1.29 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.30 dakopbouw:

een vergroting van een gebouw welke een onzelfstandige uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning of andere daar gevestigde rechtmatige functie, en daarvan deel uitmaakt.

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen detailhandel in volumineuze goederen, perifere detailhandel, straathandel, sekswinkel, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, en het verkopen van munitie inclusief de daarbij behorende opslag van munitie en kruit, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan. Binnen detailhandel is ondergeschikte horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.44.

1.32 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, brand- en explosiegevaarlijke goederen en detailhandel die zich uit het oogpunt van ruimtelijke ordening niet onderscheidt van de hiervoor genoemde detailhandel.

1.33 duinvoet:

de overgang van het duinbeloop naar het strand, in dit geval de benedenrand van de duin, zoals dat door de beheerder van de waterkering wordt aangegeven door middel van een afrastering;

1.34 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.

1.35 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.36 evenement:

een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, vrije tijd en sociaal-cultureel vlak, waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende categorieën:

  • a. kleine evenementen: evenementen waarvan het (verwacht) aantal bezoekers dat tegelijkertijd op één evenementenlocatie aanwezig is tussen de 500 of minder bedraagt;
  • b. middelgrote evenementen: evenementen waarvan het( verwacht) aantal bezoekers dat tegelijkertijd op één evenementenlocatie aanwezig is tussen de 500 en 5.000 bedraagt;
  • c. grote evenementen: evenementen waarvan het (verwacht) aantal bezoekers dat tegelijkertijd op één evenementenlocatie aanwezig is 5.00 of meer bedraagt.
1.37 exploitatievlak:

een uitgegeven stuk strand, vrij beweegbaar aaneengesloten vlak binnen of gelijk aan een bouwvlak dat ingevolge de regels mag worden benut voor het oprichten en exploiteren ter plaatse op de verbeelding aangegeven strandbebouwing: al dan niet aangeduid met een exploitatienummer:

1.38 exploitatienummer:

het door de Dienst Stadsbeheer uitgegeven stuk strand, of exploitatie waarbinnen gebouwen op het strand gebouwd mogen worden binnen een exploitatievlak:

1.39 extensief dagrecreatief gebruik:

een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken of een naar aard daarmee gelijk te stellen gebruik.

1.40 fietsenstalling:

een gebouw dat dient voor niet bedrijfsmatige opslag en stalling van motorvoertuigen en (brom)fietsen.

1.41 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een gebouw.

1.43 hoofdgebouw:

een pand, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.44 horeca-inrichting, ondergeschikte horeca en aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca

horeca-inrichting:

  • a. een inrichting geheel of gedeeltelijk gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van bereide gerechten, of dranken, al dan niet ter plaatse te nuttigen en/of het aanvullend aanbieden van vermaak;
  • b. een inrichting gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, een (studenten)sociëteit, een automatenhal, een ontmoetingscentrum, een feestzaal/partycentrum en discotheek, een hotel of bed & breakfast, maken geen onderdeel uit van de bij deze definitie behorende categorie-indeling en de 'Staat van Horeca-categorieën', tenzij in de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel anders is bepaald. Dit geldt ook voor locaties waar horeca in ondergeschikte zin dan wel gerelateerd aan de hoofdfunctie plaatsvindt.

Binnen deze definitie worden, gebaseerd op de staat van horeca-categorieën opgenomen als bijlage 'Staat van horeca-categorieën' bij deze regels, de volgende categorieën horeca-inrichtingen onderscheiden:

categorie licht:

horeca-inrichtingen, waaraan volgens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie licht wordt toebedeeld. Over het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk gericht is op het winkelend publiek en omliggende kantoren. De openingstijden liggen van maandag tot en met zondag tussen 07.00 uur en 23.00 uur. Het aanbieden van vermaak maakt geen onderdeel uit van de exploitatie.

Het gaat om horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken;

Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 1" (h<1).
categorie middelzwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie middelzwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken, of;
  • het verstrekken van alcoholische dranken voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur, of;
  • het aanbieden van vermaak voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur.

Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 2" (h<2).

categorie zwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie zwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, of;
  • het aanbieden van vermaak.

Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 3" (h<3).

In aanvulling op deze horeca-categorieën conform de staat van horeca-categorieën kunnen nog twee vormen van horeca voorkomen: ondergeschikte horeca en een aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca.

Ondergeschikte horeca:

Ondergeschikte horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de bestemmingen dan wel de functies "detailhandel" en "dienstverlening", mits wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden:

  • 1. voor maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak of tot een voor de vestiging vastgesteld aantal m² bvo;
  • 2. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 3. het schenken van alcohol is niet toegestaan, tenzij uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit wel is toegestaan;
  • 4. de uitstraling van de hoofdfunctie dient behouden te blijven.

Aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca:

Aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de bestemmingen "cultuur en ontspanning" en "sport" dan wel de functies "culturele voorzieningen", "museum" en "sportvoorzieningen" alsmede in bestemmingen en functies indien dit nader is omschreven in de bestemmingsregels, mits voldaan wordt aan onderstaande voorwaarden:

  • 1. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 2. in ruimtelijk opzicht de uitstraling van de hoofdfunctie dient te worden gehandhaafd.
1.45 horecapaviljoen:

een seizoensgebonden strandbebouwing: niet voor bewoning bestemd gebouw of overdekte stellage geplaatst op het strand en op de verbeelding aangeduide functie ten behoeve van horeca activiteiten, zoals omschreven in artikel 1.44 voor het verstrekken van etenswaren en dranken voor gebruik ter plaatse en zaalexploitatie in de vorm van een horeca-inrichting in de categorie zwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende 'Staat van horeca-categorieën' als opgenomen in bijlage 1 van de regels, als eveneens ondergeschikte detailhandel.

1.46 hulppost

een niet voor bewoning bestemd gebouw, seizoensgebonden, danwel permanent ten behoeve van maatschappelijke doeleinden voor hulpdiensten als reddingsbrigade, politie, brandweer, EHBO al dan niet in combinatie.

1.47 jaarrond

een niet seizoensgebonden strandbebouwing: waarbij de bebouwing gedurende het hele jaar permanent mag blijven staan.

1.48 jaarrond horecapaviljoen

een horecapaviljoen: welke jaarrond mag blijven staan.

1.49 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.50 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.51 kap:

een bouwkundige constructie, uitwendig bestaande uit twee of meer hellende dakschilden onder een hellingshoek van elk ten minste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, bedoeld om een gebouw aan de bovenzijde af te dekken.

1.52 kapverdieping:

een in de kap van een gebouw gelegen ruimte, waarvan de vloer niet meer dan 1,20 meter onder de goothoogte ligt, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.53 kiosk:

een solitair gebouw, geplaatst in de openbare ruimte, dat voor lichte horeca en/of detailhandel mag worden gebruikt.

1.54 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.55 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.56 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.

1.57 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden.

1.58 maatschappelijke doeleinden:

een niet voor bewoning bestemd gebouw ten behoeve van een seizoensgebonden, danwel permanente hulppost ten behoeve van hulpdiensten als reddingsbrigade, politie, brandweer, EHBO al dan niet in combinatie. Tevens wordt hieronder gerekend een gebouw voor een kinderbewaarplaats, strandbibliotheek, danwel toilet-, omkleed- en doucheruimtes voor onder andere surfers. Alsmede voorzieningen ten behoeve van vluchtwegen voor hulpdiensten als reddingsbrigade, politie, brandweer en EHBO.

1.59 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarbij ingevolge de regels bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn voorgeschreven, waaronder horeca- en watersportpaviljoens.

1.60 Middenboulevard:

het gebied ten zuiden van De Pier tot paviljoen Witte.

1.61 Moralesboulevard:

het gebied vanaf Middenboulevard, Paviljoen Witte tot aan Scheveningen Haven.

1.62 natuurgebied:

door het rijk aangewezen Natura 2000 gebieden, Natuurmonumenten en Habitatrichtlijngebieden waaraan ook het rijkscompensatiebeginsel is verbonden.

1.63 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.64 natuurwetenschappelijke waarde:

botanische, faunistische en morfologische waarden.

1.65 Noordboulevard:

het gebied ten noorden van De Pier tot aan de openbaarvervoers (tram)keerlus lijnen 1 en 9.

1.66 Noorderstrand:

het gebied ten noorden van het Noorderhavenhoofd.

1.67 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.68 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.69 ondergeschikte bouwdelen:

delen van bouwwerken zoals funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- of kroonlijsten, liftkokers en installatieruimten.

1.70 ondergeschikte detailhandel:

niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie, waarbij de detailhandelsfunctie qua oppervlak en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan de andere functie.

1.71 ontheffingsbesluit:

het besluit van het bevoegd gezag tot het vaststellen van hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.72 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.73 overkragende bebouwing:

bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.

1.74 pand:

(deel van een) gebouw met een eigen toegang, welke door de wijze van gebruik als zelfstandige entiteit functioneert.

1.75 parkeerdruk:

het aantal in openbaar gebied geparkeerde auto's op het maatgevende moment, afgezet tegen de beschikbare parkeercapaciteit langs de openbare weg, waarbij rekening wordt gehouden met de voor de betreffende functies en voor het gebied geldende loopafstanden, zoals opgenomen in de Nota parkeernormen, uitgedrukt in procenten.

1.76 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox tenzij in de regels anders is bepaald.

1.77 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  • b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld (in geval van het strand, is het maaiveld het strand), tenzij anders in de regels vermeld.
1.78 permanente hulppost

een functieaanduiding voor het toelaten van een niet seizoensgebonden hulppost aangeduid op de verbeelding, met bijbehorende regels van dit bestemmingsplan Strand Den Haag.

1.79 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.80 pleziervaartuig:

een schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.

1.81 plint:

het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin.

1.82 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.83 prostitutie-inrichting:

een bouwwerk geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.84 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.85 seizoensgebonden

jaarlijks terugkerend periodieke periode vanaf 1 maart tot en met 31 oktober.

1.86 seizoensgebonden strandbebouwing:

jaarlijks terugkerend tijdelijke bebouwing, welke vanaf 1 maart tot en met 31 oktober binnen de bestemming Recreatie - Strand is toegestaan.

1.87 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.88 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting, een erotische massagesalon en een seksclub.

1.89 speelvoorziening:

een seizoensgebonden strandbebouwing: niet voor bewoning bestemd gebouw of overdekte stellage of bouwwerk geen gebouw zijnde al of niet gebouwde voorziening geplaatst op het strand en op de verbeelding aangeduid als een functie ten behoeve van een speelvoorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor commerciële kinderspeelplaats. Binnen een speelvoorziening is aan de hoofdfunctie gerelateerde ondergeschikte horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.44 in de categorie licht van de bij dit bestemmingsplan behorende 'Staat van horeca-categorieën' als opgenomen in bijlage 1 van de regels.

1.90 sportvoorziening:

een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport. Binnen een sportvoorziening is aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.44.

1.91 staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:

de staat van bedrijven bij functiemenging behorende bij dit bestemmingsplan Strand Den Haag.

1.92 staat van horeca-categorieën:

de staat van horeca-categorieën, behorende bij dit bestemmingsplan Strand Den Haag.

1.93 stedelijke groene hoofdstructuur:

(groene) gebieden die vanuit stedelijk opzicht zulke grote waarden en betekenissen hebben voor de kwaliteit, de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de stad, dat deze duurzaam in stand moeten worden gehouden.

1.94 strand:

de zone tussen de duinvoet en de gemiddelde laagwaterlijn;

1.95 strandbebouwing:

gebouw op het strand, bestaande uit een strandpaviljoens, zoals horecapaviljoen en watersportpaviljoen en commerciële speelvoorziening, danwel voorziening ten behoeve van maatschappelijke doeleinden, waaronder hulpposten.

1.96 strandpaviljoen:

een (jaarrond) horecapaviljoen of een (jaarrond) watersportpaviljoen. Met dien verstande dat het strandpaviljoen niet voor bewoning bestemd gebouw is of overdekte stellage geplaatst op het strand, ten behoeve van horeca activiteiten, zoals de verstrekking van etenswaren en dranken voor gebruik ter plaatse en zaalexploitatie in de vorm van een horeca-inrichting, dan wel ten behoeve van sportactiviteiten in de vorm van een sport- of schoolvoorziening voor watersport.

1.97 terras:

onbebouwd, onoverdekt, afgescheiden ruimte in de openlucht van een strandpaviljoen, bedoeld om uit te rusten of iets te consumeren.

1.98 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.99 vaste overkapping/luifel/parasol:

een, bouwwerk in de vorm van een overkapping, luifel of parasol, ten behoeve van (semi-) permanente plaatsing op een terras met als doel dit geheel of gedeeltelijk te overdekken voor zover het als gebouw aangemerkt kan worden. Bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van (semi-)permanente gebouwen als frames, tentstokken/masten en dergelijke worden hier ook onder gerekend.

1.100 verbeelding:

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Strand Den Haag (voorheen: plankaart).bestaande uit de bladen 1 en 2.

1.101 verblijfsrecreatie:

bepaalde vorm van recreatief gebruik, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, dan wel in bouwwerken, die bestemd zijn voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, pension of woning, ten behoeve van personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.102 waterkering:

natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.103 watersportpaviljoen

een niet voor bewoning bestemd gebouw of overdekte stellage geplaatst op het strand en op de verbeelding aangeduide functie ten behoeve van de brandingsport en surfen. Onderdeel hiervan maken uit: verenigingsruimte, leslokaal, kleed en opslagruimte voor brandingsportactiviteiten zoals catamaranzeilen en surfen. Horeca activiteiten, zoals omschreven in artikel 1.44 in de categorie licht van de bij dit bestemmingsplan behorende 'Staat van horeca-categorieën' als opgenomen in bijlage 1 van de regels, als eveneens ondergeschikt de verkoop van surfsportgerelateerde detailhandel van surfscholen.

1.104 waterstaatkundige werken:

werken, waaronder begrepen kunstwerken, welke verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken met uitzondering van steigers.

1.105 weg:

alle voor de auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.106 welzijnsvoorzieningen:

voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, kunst en sociaal cultureel werk; onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening.

1.107 windturbine:

windmolen, voorzien van een turbine ten behoeve van het opwekken van elektriciteit.

1.108 zonnecabine of zonnebox:

ten behoeve van zonnebaden: individuele afzetting aan de rand van het terras met drie wanden welke lichtdoorlatend dienen te zijn.

1.109 Zuiderstrand:

het gebied ten zuiden van het Zuiderhavenhoofd.

1.110 Zwarte Pad:

het gebied ten noorden van De Pier vanaf de openbaarvervoers (tram)keerlus lijnen 1 en 9 tot aan Wassenaar.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak, bestemmingsvlak of maatvoeringsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

2.3 bebouwingsoppervlakte

het maximun bebouwd oppervlakte van gronden, dan wel binnen aangeduide bouwvlakken.

2.4 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.5 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouw(onder)delen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouw(onder)delen.

2.6 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 hoogte van een windturbine:

vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.9 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.11 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

de oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimtes, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies die deze ruimte of groep van ruimtes omhullen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Cultuur en Ontspanning

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ontmoeting;
  • b. verblijf;
  • c. wellness;

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • d. horeca, een horeca functie in categorie zwaar, zoals omschreven in artikel 1.44 en opgenomen in de 'Staat van horeca-categorieën' in bijlage 1 behorende bij de regels van dit bestemmingsplan.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak volledig worden gebouwd met een bruto vloeroppervlak van maximaal 700 m² .
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven en dient maximaal 1 meter boven maaiveld gebouwd te zijn.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 12.

Artikel 4 Natuur - Duinen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Duinen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. duingebied;
  • b. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarde;
  • c. ondergeschikt recreatief en educatief medegebruik;
  • d. ontsluiting ten behoeve van bestemmingsverkeer;
  • e. speel- en ligweide;
  • f. voet- fiets- en ruiterpaden;
  • g. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • h. waterkering;

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • i. fietsenstalling (fis) tevens een fietsenstalling;
  • j. specifieke vorm van verkeer - calamiteiternontsluiting (sv-co) tevens een calamiteitenontsluiting.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. voor de in artikel 4.1 onder i genoemde functie aanduiding "fietsenstalling" (fis) geldt dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 3,5 meter.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van de bouwregels in het bepaalde in artikel 4.2.1:

  • a. voorzover de belangen van de waterkering en natuurwaarden niet worden geschaad;
  • b. de maximale inhoud van de bebouwing mag niet meer dan 50 m3 bedragen;
  • c. de maximale bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen.

Artikel 5 Recreatie - Strand

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Strand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. strand en zee;
  • b. strandrecreatie, waaronder recreatief en sportief medegebruik;
  • c. evenementen;
  • d. maatschappelijke doeleinden, zoals seizoensgebonden hulpposten;
  • e. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - permanente hulppost' (sm-php), een permanente hulppost;
  • f. ter plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting (sv-co) een calamiteitenontsluiting;
  • g. ter plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van horeca - horecapaviljoen (sh-hpj), een horecapaviljoen, uitsluitend gedurende het badseizoen, inclusief bijbehorend terras; en ter plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van horeca - jaarrond horecapaviljoen (sh-jhpj) een jaarrond horecapaviljoen, inclusief bijbehorend terras;
  • h. ter plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van sport - watersportpaviljoen (ss-wpj), een watersportpaviljoen uitsluitend gedurende het badseizoen; en ter plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van sport - jaarrond watersportpaviljoen (ss-jwpj) een jaarrond watersportpaviljoen;
  • i. ter plaatse van de functieaanduiding speelvoorziening (sz) een commerciële speelvoorziening;
  • j. horeca, zoals bedoeld onder g, in de categorie zwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende 'Staat van horeca-categorieën' als opgenomen in bijlage 1 van de regels;
  • k. horeca, zoals bedoeld onder h, in de categorie licht van de bij dit bestemmingsplan behorende 'Staat van horeca-categorieën' als opgenomen in bijlage 1 van de regels;
  • l. waterkering, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, verhardingen, waaronder stelconplaten, ten behoeve van toegankelijkheid van de strandpaviljoens en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen binnen de in artikel 5.1 genoemde doeleinden gelden de volgende algemene regels:

  • a. het totaal aantal strandpaviljoens, zoals bedoeld in artikel 1.96 mag niet meer bedragen dan maximaal 78 met bijbehorende voorzieningen, zoals terrassen;
  • b. op het Zuiderstrand zijn 22 strandpaviljoens, zoals bedoeld in artikel 1.96 toegelaten;
  • c. op het Noorderstrand zijn 56 strandpaviljoens, zoals bedoeld in artikel 1.96 toegelaten;
  • d. strandbebouwing en bouwwerken zijn slechts toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken, tenzij anders is aangeduid;
  • e. tenzij anders door middel van maatvoeringsaanduiding maximum bebouwd oppervlak (vierkante meters) op de verbeelding is aangegeven, geldt op de Midden- en Noordboulevard voor gebouwen in de vorm van strandpaviljoens een bebouwingsoppervlakte van maximaal 300 m² per aanduidingsvlak, zoals bedoeld in artikel 1.5, ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding aangeduid met exploitatienummers:
    • 1. "exploitatienummer n28 en n29" [sba-en28 en sba-en29];
    • 2. "exploitatienummer n32 t/m n36" [sba-en32 t/m sba-en36];
    • 3. "exploitatienummer n40" [sba-en40];
    • 4. "exploitatienummer n41" [sba-en41];
    • 5. "exploitatienummer n50 en n51" [sba-en50 en sba-en51];
    • 6. "exploitatienummer n55" [sba-en55];
  • f. tenzij anders door middel van maatvoeringsaanduiding maximum bebouwd oppervlak (vierkante meters) op de verbeelding is aangegeven, geldt op de Moralesboulevard, het Zwarte Pad en het Zuiderstrand voor gebouwen in de vorm van strandpaviljoens een bebouwingsoppervlakte van maximaal 335 m² per aanduidingsvlak, zoals bedoeld in artikel 1.5, ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding aangeduid met exploitatienummers:
    • 1. "exploitatienummer n6" [sba-en6];
    • 2. "exploitatienummer n9" [sba-en9];
    • 3. "exploitatienummer n12" [sba-en12];
    • 4. "exploitatienummer n15 t/m n19" [sba-en15 t/m sba-en19];
    • 5. "exploitatienummer n57a t/m n67" [sba-en57a t/m sba-en67];
    • 6. "exploitatienummer n1 t/m 3" [sba-enn1 t/m sba-en 3];
    • 7. "exploitatienummer z1" [sba-ez1];
    • 8. "exploitatienummer z3 t/m z14" [sba-ez3 t/m sba-ez14];
    • 9. "exploitatienummer z17 t/m z23" [sba-ez17 t/m sba-ez23];
  • g. de bouwhoogte van de gebouwen en de hoogte van de overige bebouwing, waaronder overkappingen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • h. behoudens het bouwen ten behoeve van de waterkering is bouwen beneden peil niet toegestaan;
  • i. er zijn geen kelders en souterrains toegestaan;
  • j. voorozver de regels net anders bepalen zijn bouwwerken en gebouwen zijn slechts toegestaan gedurende het badseizoen;
  • k. per strandpaviljoen dient ten minste aan een zijde van het paviljoen één strook van minimaal 5.00 meter breed, loodrecht op de zeelijn bebouwingsvrij te blijven en mogen geen gebouwen opgericht worden.
5.2.2 Gebouwen - horecapaviljoens

Voor het bouwen van gebouwen in de vorm van horecapaviljoens, zoals aangeduid met de functieaanduiding specifieke vorm van horeca - horecapaviljoen (sh-hpj) en met de functieaanduiding specifieke vorm van horeca - jaarrond horecapaviljoen (sh-jhpj) gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. de diepte van een horecapaviljoen mag niet meer zijn dan maximaal 20 meter, gemeten loodrecht op de kustlijn, uitgezonderd jaarrond horecapaviljoens;
  • b. in uitzondering op artikel 5.2.1 onder e, f en g geldt voor jaarrond horecapaviljoens een maximum bebouwd oppervlak van 500m², binnen het aangegeven bouwvlak met een maximale bouwhoogte van 5,50 meter, tenzij anders is aangeduid. Voor de bepaling van de bouwhoogte geldt als peil, in afwijking van het bepaalde in artikel 1.77, dat dit zich bevindt op 5,50 m + NAP binnen de functie aanduiding 'specifieke vorm van horeca – jaarrond paviljoen (sh-jhpj)' en dat dit zich bevindt op 4,50 m + NAP binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca – horecapaviljoen (sh-hpj)'. Beneden deze hoogte is, met uitzondering van de palen ten behoeve van de jaarrond horecapaviljoens geen bebouwing toegestaan.
  • c. gebouwen ten behoeve van horecapaviljoens aangeduid met de functieaanduiding specifieke vorm van horeca - jaarrond horecapaviljoen (sh-jhpj) mogen gedurende het hele jaar aanwezig zijn.
5.2.3 Gebouwen - watersportpaviljoens

Voor het bouwen van gebouwen in de vorm van watersportpaviljoens, zoals aangeduid met de functieaanduiding specifieke vorm van sport - watersportpaviljoen (ss-wpj) en met de functieaanduiding specifieke vorm van sport - jaarrond watersportpaviljoen (ss-jwpj) gelden de volgende aanvullende bouwregels:

  • a. de diepte van gebouwen mag niet meer zijn dan maximaal 20 meter, gemeten loodrecht op de kustlijn, uitgezonderd jaarrond watersportpaviljoens;
  • b. in uitzondering op artikel 5.2.1 onder e, f en g geldt voor jaarrond watersportpaviljoens een maximum bebouwd oppervlak van 500 m², binnen het aangegeven bouwvlak met een maximale bouwhoogte van 5,50 meter, tenzij anders is aangeduid. Voor de bepaling van de bouwhoogte geldt als peil, in afwijking van het bepaalde in artikel 1.77, dat dit zich bevindt op 5,50 m + NAP binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van sport - jaarrond watersportpaviljoen (ss-jwpj) '. Beneden deze hoogte is, met uitzondering van de palen ten behoeve van de jaarrond watersportpaviljoens geen bebouwing toegestaan.
  • c. gebouwen ten behoeve van watersportpaviljoens aangeduid met de functieaanduiding specifieke vorm van sport - jaarrond watersportpaviljoen (ss-jwpj) mogen gedurende het hele jaar aanwezig zijn.
5.2.4 Gebouwen - speelvoorziening

Voor het bouwen van gebouwen in de vorm van commerciële speelvoorziening, zoals aangeduid met de functieaanduiding speelvoorziening (sz) gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. voor het Noorderstrand zijn 4 speelvoorzieningen toegelaten met bijbehorende voorzieningen, zoals terrassen;
  • b. voor het Zuiderstrand zijn 2 speelvoorzieningen toegelaten met bijbehorende voorzieningen, zoals terrassen;
  • c. het bruto vloeroppervlak van de gebouwen per speelvoorziening mag niet meer bedragen dan maximaal 50 m²;
  • d. de bouwhoogte van de gebouwen voor speelvoorziening en de hoogte van de overige bebouwing, waaronder overkappingen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
5.2.5 Gebouwen - maatschappelijke doeleinden

Voor het bouwen van gebouwen in de vorm van maatschappelijke doeleinden, zoals seizoensgebonden hulpposten en de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - permanente hulppost' (sm-php), gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. voor het Noorderstrand zijn 3 seizoensgebonden hulpposten toegelaten;
  • b. voor het Zuiderstrand zijn 4 seizoensgebonden hulpposten toegelaten;
  • c. overige voorzieningen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden zijn tijdens het badseizoen toegelaten;
  • d. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden aangeduid met de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - permanente hulppost' (sm-php) mogen gedurende het hele jaar aanwezig zijn;
  • e. de bruto vloeroppervlakte per voorziening van gebouwen ten behoeve van seizoensgebonden maatschappelijke doeleinden, waaronder een hulppost mag niet meer bedragen dan maximaal 100 m²;
  • f. het bruto vloeroppervlak van een gebouw aangeduid met de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - permanente hulppost' (sm-php) mag niet meer bedragen dan maximaal 400 m². Voor de bepaling van de bouwhoogte geldt als peil, in afwijking van het bepaalde in artikel 1.77, dat dit zich bevindt op 5,50 m + NAP binnen de functieaanduiding specifieke vorm van maatschappelijk - permanente hulppost' (sm-php) '; Beneden deze hoogte is, met uitzondering van de palen ten behoeve van de permanente hulpposten geen bebouwing toegestaan.
  • g. de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden mag maximaal 4,50 meter bedragen, gemeten vanaf het peil als genoemd onder f.
  • h. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning nadere stedenbouwkundige eisen stellen ten aanzien van de kwaliteit en duurzaamheid.
5.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde en andere bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen en andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de voet van een ander bouwwerk mag niet hoger dan het zandbanket zijn gelegen;
  • b. de welstandsnota is van toepassing voor reclame-uitingen;
  • c. het bouwen/plaatsen van geluidboxen is op daken niet toegestaan;
    • 1. de in artikel 5.2.21onder a, b en e en f genoemde maximale bebouwing is inclusief overkappingen, zoals dakoverstekken, veranda’s, luifels, vaste parasols, doucheruimte en opslagruimte voor straatmeubilair en afval en andere bebouwing, zoals zonneboxen en (zee)containers, voor zover het valt onder de begripsomschrijving van artikel 1.41;
  • d. bebouwing dient zoveel als mogelijk aansluitend aan elkaar gerealiseerd te worden;
  • e. per strandpaviljoen dient aan beide zijden van het strandpaviljoen één strook van minimaal 5,00 meter breed, loodrecht op de zeelijn bebouwingsvrij te blijven en mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere bouwwwerken opgericht worden, met uitzondering van het plaatsen van bebouwing in de in de vorm van zonneboxen;
  • f. onder de maximalal aangegeven bebouwing in artikel 5.2.2 onder , e en f worden ook bouwwerken bedoeld, zoals frames, tentstokken/masten en dergelijke, ten behoeve van het oprichten van tijdelijke overkappingen, tenten e.d. voor zover het valt onder artikel 1.41 met als doel dat dit meerdere keren per jaar in het badseizoen mag plaatsvinden;
  • g. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:
    • 1. voor erf- en/of terreinafscheidingen, voor de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan, 1 meter;
    • 2. voor erf- en/of terreinafscheidingen, achter de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan, 2 meter;
    • 3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 meter.  
5.4 Specifieke bouwregels

de bebouwing, waaronder de situering en de oprichtingsduur dient te voldoen aan het daaromtrent bepaalde in de Keur van Delfland en de Wet beheer rijkswaterstaatwerken.

5.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. detailhandel is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit van strandpaviljoens;
  • b. recreatief en cultureel ondergeschikte nevenactiviteiten bij horecapaviljoens zijn toegestaan;
  • c. dakterrassen zijn niet toegestaan.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsstraat

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voet- en fietspaden;
  • b. wegen;
  • c. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • d. terrassen ten behoeve van de aangrenzende horeca;

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • e. "speciefieke vorm van detailhandel - kiosk" (sdh-ki) tevens een kiosk;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 12, en in artikel 6.1 onder e geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. de in artikel 6.1 onder e genoemde functie aanduiding "specifieke vorm van kiosk"(sdh-ki) geldt dat bebouwing moet plaatsvinden binnen het aangegeven bouwvlak op de verbeelding en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.
6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:
    • 1. voor terrasschermen 2 meter;
    • 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 6 meter.

Artikel 7 Water - Zee

7.1 Bestemmingsomschrijving

Voor de bestemming "Water- Zee" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zee en waterberging;
  • b. waterhuishouding
  • c. recreatie;
  • d. verkeer te water;
  • e. zandmotor;
  • f. zandsuppletie;
  • g. waterkering.

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kunstwerken, kademuren en overige voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming zijn gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet toegestaan.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. op en onder de in 7.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

1. het wijzigen van het zeebodem door ontgronding of ophoging;

2. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal onderhoud;

  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:

1. het normaal onderhoud en beheer van de zee, waaronder suppletiewerkzaamheden;

2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding

van dit plan.

  • c. de omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, het belang van de aanwezige flora en fauna onevenredig wordt geschaad.
  • d. aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van de aanwezige flora en fauna de volgende regels worden verbonden:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de flora en fauna worden beschermd.

Artikel 8 Leiding - Riool

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolleiding met een maximale doorsnee van 400 mm, met daarbij behorende bouwwerken zoals: een pomp-, meet-, regel-, compressor-, reduceer-, hoogspannings- en verdeel stations, afsluiters, afsluitergroepen, opstijgpunten, mastvoeten en oliedrukhuisjes; rioolleiding.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Riool' als bedoeld in artikel 8.1 gelden de volgende regels:

  • a. ten dienste van de bedoelde leiding(en) mogen op - of in - de in het eerste lid bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  • b. ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 8.2 onder b voor het bouwen overeenkomstig de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor Leiding - Riool bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag afgegeven omgevingsvergunning de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren.

  • a. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • d. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Wet natuurbescherming of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
  • e. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • f. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
  • g. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
  • h. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
  • i. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • j. het aanleggen van drainage.
8.4.2 Uitzonderingen

De in artikel 8.4.1 genoemde verboden gelden niet:

  • a. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met het normale beheer of onderhoud van de gronden;
  • b. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
  • c. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
8.4.3 Beperkingen

De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld in artikel 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:

  • a. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
  • c. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische verwachting.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' als bedoeld in artikel 9.1, geldt dat, indien er sprake is van het bouwen van bouwwerken met grondroering met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 meter waarvoor een vergunning is vereist, hieromtrent vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

9.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten behoeve van:

  • a. het archeologisch onderzoek;
  • b. het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 2' bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag afgegeven omgevingsvergunning de hieronder te noemen werkzaamheden of werken geen bouwwerken zijnde met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 meter, uit te voeren:

  • a. het wijzigen van het maaiveldniveau door middel van het verlagen, afgraven of egaliseren van grond waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • b. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.
9.4.2 Uitzonderingen

Het vereiste van het verkrijgen van een omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale beheer of onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingcunetten;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
9.4.3 Nadere eisen
  • a. De aanvrager van een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 9.4.1 dient bij het indienen van de aanvraag vooraf schriftelijk advies in te winnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarden van het terrein, welke blijkens de aanvraag wordt verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van archeologische monumentenzorg voorwaarden worden verbonden. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. waterhuiskundige en/of waterstaatkundige functies;
  • b. waterstaatkundige werken, zoals golfbrekers;
  • c. waterlopen;
  • d. waterberging;
  • e. waterkering,

en het behoud, herstel en verbetering van de waterhuishouding één en ander zoals nader bepaald in 10.4 en met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming Waterstaat - Waterkering als bedoeld in artikel 10.1 gelden de volgende regels:

  • a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan;
  • c. bouwen van bouwwerken is uitsluitend toegestaan ten behoeve van de primaire bestemming

waterkering.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden van het afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 10.2 onder b voor het bouwen overeenkomstig de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien geen afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen en hieromtrent een watervergunning is verleend, dan wel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;

Op de bestemming waterkering is tevens de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland en de Wet beheer rijkswaterstaatwerken van toepassing.

10.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. gebruik van de gronden als bedoeld in lid 1, in overeenstemming met de andere daaraan gegeven bestemmingen en overige daarvoor geldende regels is uitsluitend toegestaan, voor zover de belangen van de waterkering daardoor niet wezenlijk worden geschaad.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor Waterstaat - Waterkering bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • d. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Wet natuurbescherming of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
  • e. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • f. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
  • g. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
  • h. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
  • i. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • j. het aanleggen van drainage.
10.5.2 Uitzonderingen

De in artikel 10.5.1 genoemde verboden gelden niet:

  • a. indien en voor zover de in artikel 10.5.1 genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met het normale beheer of onderhoud van de gronden;
  • b. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
  • c. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
10.5.3 Beperkingen

De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld in artikel 10.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:

  • a. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de waterkering;
  • b. hieromtrent een watervergunning is verleend, dan wel vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • c. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden, of van de gronden elders in het plangebied, ingrijpend verstoren.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

  • a. De in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  • b. overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, respectievelijk bebouwingspercentages is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1,00 meter, respectievelijk 10% bedraagt. Voorwaarde daarbij is dat, indien sprake is van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 2,40 meter boven het maaiveld bevinden, of, voor zover deze bouwdelen boven een rijstrook zijn gelegen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 meter boven maaiveld bevinden;
  • c. een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is toegestaan voor zover het ondergeschikte bouwdelen betreft;
  • d. installaties voor mobiele telecommunicatie zijn toegestaan op gebouwen met een kantoor- of bedrijfsbestemming, en daarnaast op overige gebouwen die niet als rijks-, provinciaal-, of gemeentelijk monument zijn aangewezen en niet in een rijksbeschermd stadsgezicht zijn gelegen;
  • e. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijksbeschermd stadsgezicht, voor zover daarvoor een afwijking is verleend;
  • f. bouwwerken - ondergronds en bovengronds - voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, zijn toegestaan, mits niet hoger dan 2.00 meter en - indien bovengronds geplaatst - het oppervlak niet meer dan 4 m2 bedraagt;
  • g. een speeltoestel, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet, niet meer dan 4 meter bedraagt is toegestaan;
  • h. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of functie daartoe aanleiding geeft, mag een gebouw of functie alleen worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het parkeren van voertuigen en (brom)fietsen, met dien verstande dat voldoende ruimte moet zijn aangebracht in, op of onder de bebouwing, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij de bebouwing of functie behoort;
  • i. of sprake is van voldoende (fiets)parkeergelegenheid, zoals genoemd onder a wordt bepaald op basis van de (fiets)parkeernormen, (fiets)parkeereisen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in:
    • 1. voor motorvoertuigen: de Nota parkeernormen Den Haag, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
    • 2. voor fietsen: de beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016, met dien verstande dat indien voornoemde nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • j. burgemeester en wethouders passen de Nota parkeernormen Den Haag en beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016 toe zoals deze geldt op het moment van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning;
  • k. Een ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. Indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3.50 meter bij 5.00 meter bedraagt;
    • 2. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1.80 meter bij 5.50 meter en ten hoogste 3.25 bij 6.00 meter bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2.50 bij 5.00 meter bedraagt.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen dit bestemmingsplan, te gebruiken, te doen of laten gebruiken, op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
    • 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    • 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting en seksclub:,
    • 3. burgemeester en wethouders passen de Nota parkeernormen Den Haag en beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016 toe zoals deze geldt op het moment van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning;
  • b. ambulante handel is met inachtneming van het gestelde in de Verordening straathandel Den Haag 2017 toegestaan;
  • c. speeltoestellen zijn toegestaan bij speelvoorzieningen en strandpaviljoens.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten en perceelsgrensafstanden en bebouwingspercentages met maximaal 10% mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt.
  • b. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
  • c. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijksbeschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  • d. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 30 m2.
  • e. speeltoestellen met een hogere hoogte dan bepaald in artikel 12.
  • f. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
    • 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
    • 2. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw.
14.2 Afwijken overige regels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden toegestaan. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden toegestaan;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, kunst- en reclameobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  • c. bouwwerken ten behoeve van veiligheidsvoorzieningen of verkeersregulering, zoals anti-ramkraakpaaltjes, verhoogde trottoirs en/of pollers;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het wegverkeer zoals snellaadstations;
  • e. terrassen ten behoeve van horeca-inrichtingen.

Artikel 15 Vrijwaringszone

15.1.1 Aanduidingsomschrijving

In afwijking van Hoofdstuk 2 (bestemmingen) geldt ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone- duin' en 'Vrijwaringszone – waterstaatswerk' dat de gronden zijn primair bestemd voor de bescherming, de versterking, het beheer en het onderhoud van de waterstaatskering, dijk of duin, met de bijbehorende voorzieningen, zoals bermen, schouwpaden en beschoeiing.

15.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen mag op de gronden zoals bedoeld in lid 1 niet worden gebouwd.

15.1.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en),

  • a. mits vooraf een watervergunning is verkregen en/ of
  • b. positief advies is ontvangen van de beheerder van de betreffende waterkering, dijk of duin.

Artikel 16 Overige regels

  • a. Indien in de regels van dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wetten, wetsbepalingen, algemene maatregelen van bestuur of verordeningen betreft het wetten, wetsbepalingen, algemene maatregelen van bestuur of verordeningen zoals deze luiden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. en bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het gestelde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  • c. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het gestelde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het gestelde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Strand Den Haag.