direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Madurodam
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

Madurodam heeft in 2015 de gemeente van haar wens om uit te breiden in kennis gesteld. Investeren is van groot belang voor de continuïteit van het attractiepark. Uitbreiding is nodig om een vitale speler in de (inter)nationale dagattractiemarkt en de Haagse samenleving te blijven. Met meer weersonafhankelijke attracties kunnen bezoekers het hele jaar door en ook bij slecht weer het park bezoeken.

Op 6 juli 2017 heeft de gemeenteraad ingestemd met het PlanUitwerkingsKader (PUK) voor de uitbreiding van Madurodam. Daarbij is met name aangegeven dat:

  • a. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur wordt aangepast voor de uitbreiding van Madurodam door een gebied van 0,6 hectare van de Scheveningse Bosjes aan te wenden voor het attractiepark. Ten opzichte van de vigerende beheersverordening Van Stolkpark-Scheveningse Bosjes kan er 4000 m2 bebouwing extra aan het toekomstige attractiepark worden toegevoegd.
  • b. de aanpassing van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur voor de uitbreiding van Madurodam éénmalig is.De erfafscheiding langs de bosrand dient een groene en karakteristieke uitstraling te krijgen. De erfafscheiding wordt begrensd door het olifantenpad, waarbij een afstand van 3 meter tot het pad moet worden aangehouden.
  • c. ter compensatie het gebied tussen de keerlus naast het George Maduroplein en het Hubertusviaduct en de Koninginnegracht zal worden omgevormd tot een bos van circa 1 hectare, en dat daarnaast een gebied naast de Kwekerijweg van 0,65 hectare aan de Stedelijke Groene Hoofdstructuur wordt toegevoegd.

De beoogde ontwikkelingen uit het PlanUitwerkingsKader passen niet binnen de regels van de vigerende beheersverordening Van Stolkpark-Scheveningse Bosjes (2013) en om die reden stelt de gemeente Den Haag een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Madurodam op.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het doel van bestemmingsplan Madurodam is:

  • a. het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur van het huidige attractiepark Madurodam in een actueel juridisch-planologisch kader;
  • b. het bestemmingsplan maakt daarnaast nieuwe ontwikkelingen in het plangebied mogelijk en stelt randvoorwaarden aan deze ontwikkelingen:
    • 1. juridisch-planologisch wordt een uitbreiding van het attractiepark mogelijk gemaakt door onder voorwaarden een gebied van 0,6 hectare van de Scheveningse Bosjes aan te wenden voor het attractiepark;
    • 2. het bestemmingsplan geeft uitvoering aan het raadsbesluit van 6 juli 2017 (RIS 297156) waarbij de raad onder meer heeft ingestemd met het omvormen van het gebied tussen de keerlus naast het George Maduroplein en het Hubertusviaduct en de Koninginnegracht tot een bos van circa 1 hectare;
  • c. het plangebied behoort tot het Rijksbeschermd stadsgezicht "Van Stolkpark/Scheveningse Bosjes". In de Monumentenwet was vastgelegd dat de stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden, die door het aanwijzingsbesluit worden beschermd, worden vastgelegd in een beschermend bestemmingsplan. Op basis van het overgangsrecht van de per 1 juli 2016 in werking getreden Erfgoedwet blijven deze bepalingen gelden. Het bestemmingsplan Madurodam is een beschermend bestemmingsplan zoals bedoeld in de Monumentenwet en het overgangsrecht van de Erfgoedwet. Met het voorliggende bestemmingsplan voldoet de gemeente wederom aan de wettelijke verplichting.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied ligt in het noordoostelijk deel van de gemeente Den Haag, naast de Scheveningse Bosjes. Aan de zuidzijde is het plangebied begrensd door de Professor B.M. Teldersweg en het Hubertusviaduct. De entree van het park Madurodam is aan de oostzijde, aan het George Maduroplein. Aan de noordzijde van het plangebied loopt de Haringkade. Aan de andere oever van deze gracht staan vrijstaande en geschakelde woningen. Aan de overzijde van de Professor B.M. Teldersweg en het Hubertusviaduct ligt het parkeerterrein van Madurodam.

Afbeelding: ligging in de stad

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0001.png"

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Madurodam vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:

beheersverordening   vastgesteld  
Van Stolkpark - Scheveningse Bosjes   25 april 2013  

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Scheveningse Bosjes

Het deelgebied, waar de uitbreiding van Madurodam is voorzien, is gelegen aan de oostzijde van de Scheveningse Bosjes. De Scheveningse Bosjes horen bij het jonge duinlandschap dat tussen 1100 en 1400 is ontstaan aan de kust. Oorspronkelijk bestond het gebied uit onbeboste, woeste duingronden. Het duingebied tussen Den Haag en Scheveningen was een overwegend open gebied waar een zandpad doorheen liep dat de enige verbinding van Scheveningen met de stad vormde.

In 1643 begon Jacob Cats met het in cultuur brengen van het latere 'Zorgvliet'. Na de aanleg van een klinkerweg van Den Haag langs Cats 'Zorgvliet' dwars door de woeste duingronden, was het isolement van Scheveningen voorbij. Hoewel met 'Zorgvliet' de gronden ten westen van de aangelegde weg wel gecultiveerd waren, gold dit niet voor de Scheveningse Bosjes. Dit gebeurde pas door de plannen van Willem Heytveldt. Hij diende in 1798 een uitgewerkt voorstel in tot het "vruchtbaar maken van onvruchtbare landen". Het resultaat was dat hij van het Bataafse gezag een stuk grond in de duinen tussen Scheveningen en Den Haag toegewezen kreeg. De 'Bataafsche Boer' was een feit. Veel succes hadden Heytveldt en zijn opvolgers niet. Zij zijn niet verder gekomen dan de aanplant van wat bomen.

In 1860 besloot het gemeentebestuur om de duinen geheel te beplanten. De bosjes werden gebruikt als productiebos. In deze periode werd ook voor het eerst gesproken over de zorg voor het openbare groen als onderdeel van de stad. In 1864 werd jonkheer H.C.A. Ver Huell lid van de zogenaamde fabricagecommissie die zich met de zorg voor de gemeentelijke eigendommen bezig hield. Hij deed voortdurend voorstellen voor verbetering van de bosjes door aanplant van bomen en aanleg van paden. Van hem is ook het plan tot aanleg van de waterpartij. Het gevolg van de cultivering was dat de Scheveningse Bosjes steeds meer werden gebruikt als wandelgebied. Het gebied kreeg 'recreatieve waarden' en werd daaraan aangepast. In 1874 verrees op het duin tussen de Kanaalweg en de Duinweg de Belvédère, een uitkijktoren die een vergezicht bood over het gehele gebied. Een jaar later ging langs de Scheveningseweg het Hotel de la Promenade open. Ook werd gewerkt aan de waterpartij die uiteindelijk in 1882 gereed was.

In de tweede helft van de 19e eeuw was er ook voor de Scheveningse Bosjes de dreiging van de algemene bouwwoede. In 1873 is de villawijk Van Stolkpark gerealiseerd. Daarnaast werd vlakbij de vijver een zeer grote villa met koetshuis opgericht (Huize ten Vijver) en aan de Cremerweg nog een negental villa's. De Cremerweg liep ten zuiden van de waterpartij, ongeveer in het tracé van de Professor B.M. Teldersweg. In de Tweede Wereldoorlog zijn deze villa's gesloopt.

De grootste vijand voor de Scheveningse Bosjes waren de steeds terugkerende stormen en de mensen zelf. In de Franse tijd haalden Scheveningers er hout voor hun kachel vandaan. Daarnaast zorgden ook de stormen in 1911 en 1912 ervoor dat grote oppervlakten van de Scheveningse Bosjes geheel kaal werden geslagen . De aanleg van de Atlantic Wall in de Tweede Wereldoorlog heeft ook veel schade aangericht. De inmiddels gevarieerde en volwassen beplanting werd omgehakt. Ook de bouw van bunkers, het neerzetten van 'asperges' (ijzeren staketsels) en het afgraven van uitzichthoogten droegen er verder toe bij dat de Scheveningse Bosjes een kale vlakte werden. Ter visualisatie van het gebied net na de oorlog de onderstaande foto uit 1946 met onderaan het nog groene Van Stolkpark, hetgeen tot het sperrgebiet in de oorlog behoorde. Alleen de inmiddels tot een uitspanning met tennispark uitgegroeide Bataafse Boer bleef staan.

Na de oorlog is de gemeente begonnen met het opnieuw beplanten van de Scheveningse Bosjes tussen de Ver Huellweg en de Kerkhoflaan nadat eerst huisvuil was gestort. Vervolgens is begonnen aan de uitvoering van de wederopbouwplannen van Dudok, zoals die op 8 mei 1950 door de gemeenteraad waren vastgesteld. Deze plannen kenmerkten zich door een open structuur met ruime doorzichten en grote speelweiden.

Naast alle herstelwerkzaamheden, die van de Scheveningse Bosjes weer een aantrekkelijk groengebied hebben gemaakt, eisten de naoorlogse ontwikkelingen toch ook hun tol. De oude uitspanning 'De Bataaf' groeide uit tot een sportcomplex met tennisbanen. Aan de Haringkade werd een deel van het natuurgebied bestemd voor de aanleg van de miniatuurstad Madurodam. In 1963 werd de uitzichttoren op de Belvédère gesloopt. De vier rijstroken tellende Professor B.M. Teldersweg, die zijn vervolg heeft in het Hubertusviaduct en de Hubertustunnel, sneed in 1968 de Scheveningse Bosjes definitief in tweeën.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0002.jpg"

Foto: Kaalslag Oude Scheveningse Bosjes met onderaan het Van Stolkpark, midden boven het KLM-gebouw, rechtsboven bebouwing Archipelbuurt. Foto vervaardigd door de KLM in 1946; HGA-F-503613 collectie Haags Gemeentearchief

Miniatuurstad Madurodam

Op 2 juli 1952 werd Madurodam geopend. Sinds dag één is het meer dan een themapark dat het beste van Nederland laat zien: het is opgericht als levende herinnering aan oorlogsheld George Maduro én als fondsenwerver voor goede doelen.

Mevrouw Boon-van der Starp is de initiatiefneemster van Madurodam. Ze was lid van het bestuur van het Nederlands Studenten Sanatorium. In het sanatorium konden studenten met tuberculose tegelijkertijd beter worden én studeren. Mevrouw Boon-van der Starp zocht naar mogelijkheden om geld in te zamelen voor het sanatorium en bedacht de miniatuurstad. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog een zaak van nationaal belang: Nederland werd wederopgebouwd en Madurodam bouwde mee. Het park bood een plek voor de gezamenlijke geschiedenis van het gehavende Nederland én hoop en een inspiratiebron voor de toekomst. Madurodam stond in de beginjaren symbool voor een land dat zich weer oprichtte, en zowel in het groot als in het klein nieuwe steden bouwde, spoorlijnen en snelwegen aanlegde, en zelfs een hypermodern vliegveld.

De ouders van oorlogsheld George Maduro schonken het startkapitaal voor de miniatuurstad. Zij wilden een levende herinnering voor hun in de Tweede Wereldoorlog overleden zoon George Maduro. George werd op 15 juli 1916 geboren op Curaçao en ging op zijn 18e studeren in Leiden. Hij zette zich tijdens de Tweede Wereldoorlog in als reserveofficier der Nederlandse cavalerie. In de meidagen van 1940 leidde hij op heldhaftige wijze een aanval in Rijswijk. In 1943 werd hij opgepakt en gevangengezet in het Duitse Saarbrücken. In november 1944 werd George overgebracht naar concentratiekamp Dachau waar hij op 8 februari 1945 aan vlektyfus overleed. Op 9 mei 1946 werd aan George Maduro postuum de Ridder 4e klasse der Militaire Willems-Orde toegekend voor zijn heldhaftige optreden in Rijswijk.

Architect S.J. Bouma was directeur van het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen en wilde graag meewerken aan de bouw van een miniatuurstad. Hij maakte een plan om een Nederlandse stad, zoals deze zich in de loop der eeuwen ontwikkelde, op schaal 1:25 na te bouwen. Het thema: het stadje met de glimlach. Het Nederlandse bedrijfsleven ondersteunde het initiatief en KLM, Unilever, Philips, De Bataafsche Petroleummaatschappij (later Shell) en de Nederlandse Spoorwegen werden de founding fathers. In 1996 werd het park uitgebreid. Naast het iconische entreegebouw met de vuurtoren werd het park opnieuw ingericht en werden twee multifunctionele zalen toegevoegd.

In november 2011 sloot het park vijf maanden haar deuren voor een grondige verbouwing. In het in april 2012 geopende vernieuwde Madurodam is meer te zien, te beleven en vooral veel meer om samen te doen. De miniatuurstad van toen is uitgegroeid tot een eigentijds themapark dat de grote verhalen van Nederland verteld in de vorm van miniatuur, doe-dingen en indoor attracties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0003.png"

Afbeelding: De ligging van Madurodam (geel omlijnd) ten opzichte van de Scheveningse Bosjes

2.3 Cultureel erfgoed

Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.

In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied Madurodam aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.

2.3.1 Cultuurhistorische waarden

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Het gebied waar het plangebied binnen valt is aangewezen als Rijksbeschermd Stadsgezicht Van Stolkpark Scheveningse Bosjes. Het aanwijzingsbesluit, de toelichting en de kaart zijn opgenomen als bijlagen 4, 5 en 6 bij de regels van dit plan. In de aanwijzing en bijbehorende toelichting worden geen strikte eisen aan bebouwing of buitenruimte geformuleerd, maar worden wel de waarden van dit gebied benoemd waarmee rekening gehouden dient te worden bij ontwikkelingen. Formeel gezien vindt de beoordeling hiervan pas plaats bij de toetsing van de aanvraag van een omgevingsvergunning. Er dient daarom tijdig aandacht besteed te worden aan dit onderwerp.

In de toelichting op de aanwijzing is onder meer aangegeven dat de Scheveningse Bosjes, voor zowel het woongebied Van Stolkpark als voor de wijdere omgeving een grote rol spelen. Het maakt onderdeel uit van een lang aaneengesloten stedelijk groengebied. De kwaliteiten van het rijksbeschermde stadsgezicht liggen op deze locatie met name in de dichtbeboste parkaanleg met de gebogen padenstructuur. Op de waarderingskaart is dit aangegeven als een belangrijke groen- en duinstructuur.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0005.png"

Afbeelding: Waarderingskaart beschermd stadsgezicht Van Stolkpark en Scheveningse Bosjes

Typering van de te beschermen waarden zijn o.a. de landschappelijke waarde van het Van Stolkpark in relatie tot de Scheveningse Bosjes, met als hoogtepunt de waterpartij en verder bijzondere plekken met monumentale zitbanken. Belangrijk is ook de afwisseling tussen dichtbeboste en meer open gedeelten. Ook de niveauverschillen waaraan men het vroegere duinlandschap nog herkent, worden als zeer beschermingswaardig genoemd. De toelichting memoreert ook de ingrijpende wijzigingen tijdens en na de Tweede Wereldoorlog (tankgracht), waarna onder meer een deel van het natuurgebied werd bestemd voor de aanleg van de miniatuurstad Madurodam, waardoor deze zelf ook onderdeel is geworden van de cultuurhistorie van dit gebied.

2.3.1.1 Beplanting

Binnen het plangebied staan geen monumentale bomen.

2.3.2 Archeologie

Het bestemmingsplangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk in zijn geheel gelegen in het gebied dat door strandwallen en strandvlaktes wordt beheerst. Het strandwallenlandschap heeft in het algemeen een hoge archeologische verwachting. De zandruggen waren al vrij snel bewoonbaar en ook heel aantrekkelijk voor onze verre voorouders. Op die plekken zijn in Den Haag dan ook vaak sporen van nederzettingen aangetroffen. De lager gelegen gedeelten, de strandvlaktes, waren geschikt om gewassen te verbouwen en vee te hoeden. De tot nu toe vroegste bewoning die bij onderzoek in het gebied is aangetroffen dateert uit de bronstijd. Ter plaatse van tennisvereniging De Bataaf bevond zich in de bronstijd een nederzetting met akkerareaal. De precieze omvang ervan is vooralsnog onbekend. Ook bij booronderzoek naar aanleiding van de uitbreiding van Madurodam in 1988 en 1992 zijn sporen aangetroffen die wijzen op menselijk gebruik van het gebied in de prehistorie, en bij een archeologisch begeleiding in Madurodam in 2012 is in een bodemprofiel een akkerniveau aangetroffen dat waarschijnlijk ook in de periode bronstijd-ijzertijd is te dateren.

De bewoning in het bestemmingsplangebied kan zich al dan niet onderbroken voortzetten tot in de middeleeuwen. Vanaf de late middeleeuwen werd het kustgebied geteisterd door grote stormvloeden, waarbij het gebied werd bedekt met een dik pakket stuifzand (Jong Duin of Laag van Den Haag). Dat maakte het gebied ongeschikt voor bewoning. Mogelijk komen wel resten voor van landgebruik en vroege ontginningsfasen, zoals verder westelijk bij het Catshuis is aangetoond.

Eind 18de eeuw werd het gebied bij tennispark De Bataaf afgezand en waarschijnlijk ook het terrein van het huidige Madurodam. Tot het midden van de 19de eeuw bevond zich op het huidige voorplein van Madurodam een uitspanning, genaamd de Goeden Aanleg, later werd naast de Witte Brug de zogenoemde Kanaalvilla gebouwd. Op het terrein van het park stond in de 19de eeuw de Wasch- en Bleekinrichting van de gebroeders Heijnen. Deze is in de Tweede Wereldoorlog afgebroken, evenals de Kanaalvilla.

Bovenstaande beschrijving maakt duidelijk dat het gebied een hoge archeologische verwachting kent.

In het kader van de voorgenomen uitbreiding is een archeologisch (voor)onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 14 bij de toelichting. In dit bestemmingsplan voor het gehele bestemmingsplangebied een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 opgenomen.

2.4 Ruimtelijke structuur

2.4.1 Verkeer en infrastructuur

Attractiepark Madurodam ligt op een bijzondere plek in de stad. Ingesloten door infrastructuur en groen maar tegelijkertijd ook goed zichtbaar en goed bereikbaar met auto, fiets en openbaar vervoer.

Autoverkeer

Miniatuurstad Madurodam ligt aan het George Maduroplein dat wordt ontsloten door de Doctor Aletta Jacobsweg en de Professor B.M. Teldersweg. Het Van Stolkpark wordt ontsloten door de Scheveningseweg, Kanaalweg en de Duinweg/Nieuwe Duinweg. De belangrijkste aanvoerroutes naar het Van Stolkpark en miniatuurstad Madurodam vanuit het oosten (vanaf rijksweg A12) zijn de route Koningskade - Raamweg - Plesmanweg - Nieuwe Parklaan - Nieuwe Duinweg en de route Koningskade - Raamweg - Hubertusviaduct - Professor B.M. Teldersweg - Scheveningseweg. De Scheveningseweg en de Raamweg hebben een gebiedsontsluitende functie. De Scheveningse Bosjes worden ontsloten door de Scheveningseweg - Prof. B.M. Teldersweg/Hubertusviaduct - Van der Spuyweg/Kerkhoflaan/Dr. Aletta Jacobsweg. De belangrijkste aanvoerroute naar het gebied vanuit het oosten (vanaf rijksweg A12) is de route Koningskade - Raamweg - Plesmanweg - Hubertusviaduct of George Maduroplein

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0006.png"

Afbeelding: Wegenstructuur in de omgeving

Parkeren

Ten zuiden van Madurodam is een parkeergarage met parkeerdek voor de bezoekers van Madurodam gesitueerd. Deze parkeergarage biedt ruimte aan 440 parkeerplaatsen voor auto's en 23 parkeerplaatsen voor georganiseerd busvervoer. Werknemers parkeren hun auto aan de noordzijde van het park op een parkeerterrein.

Fietsparkeren

In het Meerjarenprogramma Fiets 2015-2018 is een stelsel van ster- en hoofdfietsroutes vastgelegd. De sterfietsroutes vormen de snelle verbindingen tussen de binnenstad en (bestemmingen aan) de rand van Den Haag. Madurodam ligt aan een van de sterroutes tussen de Haagse Binnenstad en Scheveningen Bad. Deze sterfietsroute komt vanuit de binnenstad via de Bankastraat en de Aletta Jacobsweg over het George Maduroplein en gaat via de Nieuwe Parklaan naar Scheveningen Bad en via de Plesmanweg en de Pompstationsweg richting het duingebied van Wassenaar en Katwijk. De fietsroutes langs de Teldersweg, de Haringkade en de Plesmanweg zijn belangrijke hoofdfietsroutes.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt in Den Haag en de Haagse regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Madurodam ligt aan een van de belangrijkste tramlijnen van Den Haag, tramlijn 9. Wat betreft het aantal reizigers en reizigerskilometers scoort tramlijn 9 nagenoeg het hoogst. De frequentie van tramlijn 9 is tijdens de spits met 12 trams per uur, oftewel elke 5 minuten, de drukst bereden tramlijn van Den Haag. Daarnaast ligt Madurodam aan de route van buslijn 22. Via deze verbindingen heeft Madurodam een rechtstreekse verbinding met Den Haag Centraal en het centrum van Den Haag. Met het openbaar vervoer kunnen bewoners van vrijwel heel Den Haag en vanuit grote delen van de regio met één overstap naar Madurodam.

2.4.2 Groen

Madurodam ligt in de Scheveningse Bosjes. Dit is een kerngebied voor de ecologische verbindingszones (RIS 159450) en maakt deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur - Agenda Groen (RIS 294705). Het gebied tussen de keerlus naast het George Maduroplein, het Hubertusviaduct en de Koninginnegracht, dat zal worden omgevormd tot een bos van circa 1 hectare, maakt deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.

Het plangebied is niet gelegen in en grenst niet aan een Natura2000-gebied, Natuurnetwerk Nederland of beschermd natuurmonument.

2.4.3 Water

Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied, dat ligt in het boezemgebied van Delfland. Het streefpeil in het boezemgebied is NAP -0,43 m. In het plangebied zijn geen waterlichamen in de zin van de Kaderrichtlijn Water aanwezig. Ten noorden van het plangebied langs de Haringkade ligt een kanaal welke tot het primaire boezemwatersysteem behoort.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Madurodam vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Gemeenten moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken motiveren volgens de Ladder. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten.

De toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking voor Madurodam is opgenomen in hoofdstuk 5.6.1.

Het bestemmingsplan is in lijn met de belangen die in de structuurvisie worden afgewogen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties en het Kustfundament van belang. In 2016 is een Besluit tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening in verband met de herziening van de Beleidslijn kust en enige andere wijzigingen van kracht geworden.

Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Madurodam geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

3.2.2 Provinciaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen.

De Visie Ruimte en Mobiliteit (vastgesteld op 9 juli 2014) is opgesteld vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven, maar niet nodeloos mogen knellen. De provincie wil met de visie een uitnodigend perspectief bieden. Het beleid voor ruimte en mobiliteit bevat daarom geen eindbeeld, maar wel ambities. Deze zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voor ruimte en mobiliteit heen en strategische doelstellingen. Bij het werk aan deze ambities is het vinden van de balans tussen duidelijkheid en flexibiliteit voor maatschappelijke initiatieven een continue opgave.

De Visie Ruimte en Mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. Dat geeft houvast voor andere ruimtelijke plannen en voor investeringen in ruimte en netwerk. Het geeft ook duidelijkheid over de randvoorwaarden die de provincie daaraan stelt.

Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht,
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Vanuit het besef dat stad en land één leefomgeving vormen met elkaar aanvullende kwaliteiten, kent deze Visie Ruimte en Mobiliteit een indeling in functionele in plaats van gebiedsgerichte hoofdstukken:

  • 1. mobiliteit en bebouwde ruimte;
  • 2. de kwaliteit van landschap, groen en erfgoed;
  • 3. water, bodem en energie.

Deze indeling maakt ook duidelijk waar de vier 'rode draden' het nadrukkelijkst doorwerken in het beleid: het beter benutten en het vergroten van de agglomeratiekracht hoofdzakelijk bij 'mobiliteit en bebouwde ruimte', het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit hoofdzakelijk bij 'kwaliteit van landschap, groen en erfgoed' en het bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving hoofdzakelijk bij 'water, bodem en energie'.

De Actualisering 2016 van de Visie Ruimte en Mobiliteit is op 14 december 2016 vastgesteld door Provinciale Staten en op 12 januari 2017 in werking getreden. Hiermee zijn wijzigingen doorgevoerd in de Visie ruimte en mobiliteit, het Programma ruimte, de Verordening ruimte 2014 en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. De Actualisering 2016 heeftonder meer betrekking op strandbebouwing, de 3 ha-kaart en de actualisering van de regionale visies voor wonen en kantoren.

Samenhang tussen visie, programma's en verordening

De Visie Ruimte en Mobiliteit beschrijft het strategische beleid van de provincie Zuid-Holland. Het operationele beleid is opgenomen in programma's. Deze zijn preciezer en zullen daarom vaker worden geactualiseerd. Het Programma Ruimte bevat al het ruimtelijk relevante operationele beleid en het Programma Mobiliteit het operationele mobiliteitsbeleid met daaronder allerlei uitwerkingen. Mede door het verschil in uitvoering en detailniveau, zijn de programma's voor ruimte en mobiliteit apart gehouden.

Tot slot bevat het beleid een herziene ruimtelijke regelgeving, die is uitgewerkt in de Verordening ruimte 2014. De Verordening stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen.

De Visie Ruimte en Mobiliteit en het Programma Ruimte hebben beide de status van structuurvisie zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Visie Ruimte en Mobiliteit heeft ook de status van verkeer- en vervoersplan zoals bedoeld in de Planwet Verkeer en Vervoer, paragraaf 3 (“Het provinciale verkeers- en vervoerplan”), artikel 5 en 6. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de provincie haar planologisch- juridische instrumentarium (waaronder de Verordening ruimte 2014, het inpassingsplan en de aanwijzing) kan inzetten als sprake is van een provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in het programma. De Visie, de Programma's en de Verordening vullen elkaar aan, maar delen de belangrijkste drijfveer: het vertrouwen in de kracht van de samenleving.

De Verordening Ruimte bevat o.a. regels voor bebouwde ruimte en mobiliteit. Voor het stedelijke gebied is met name de Ladder voor duurzame verstedelijking van belang. De ladder is door het Rijk in het leven geroepen om een goed functioneren van het ruimtelijke ordeningssysteem te bevorderen.

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

in

Het plangebied ligt binnen bestaand stadsgebied en voorziet in een actuele behoefte. In hoofdstuk 5.6.1 is de onderbouwing opgenomen aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Conclusie: het bestemmingsplan Madurodam is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening.

3.2.3 Regionaal beleid

De metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) neemt taken over van het in 2015 opgeheven Stadsgewest Haaglanden. De MRDH is een samenwerkingsverband van 23 gemeenten die hun krachten bundelen om het gebied beter bereikbaar te maken en het economisch vestigingsklimaat te versterken. De MRDH werkt vanuit twee agenda's. De Strategische Bereikbaarheidsagenda Vervoersautoriteit en de Agenda Economisch Vestigingsklimaat

De metropoolregio zet zich in voor:

  • 1. verbetering van de (internationale) bereikbaarheid van de metropoolregio;
  • 2. economische vernieuwing;
  • 3. transitie naar toonaangevende duurzaamheid;
  • 4. attractiviteit van de regio.

Het Stadsgewest Haaglanden heeft per 1-1-2015 zijn werkzaamheden beëindigd. De beleidsterreinen Verkeer en Vervoer en Economisch Vestigingsklimaat worden in MRDH-verband gecontinueerd. Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP, vastgesteld in 2008 door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden) blijft voor de overige beleidsterreinen vooralsnog van kracht. Dit is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden;
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het enorme potentieel aan toeristische attracties, in combinatie met de werkgelegenheidseffecten voor in het bijzonder lager geschoolde werknemers, heeft geleid tot de keuze om toerisme in het RSP te benoemen als één van de vier economische pijlers voor de regio. Relevante doelen zijn:

  • Haaglanden staat over 5 jaar zowel nationaal als internationaal op de kaart als zeer aantrekkelijke regio voor zowel meerdaags (zakelijk) verblijfstoerisme als voor dagrecreatie.
  • De volop aanwezige stedelijke en landschappelijke kwaliteiten zijn op een harmonieuze wijze met elkaar verbonden. Er is volop oog voor kwaliteit met daarbij duurzaamheid als belangrijke factor. De groei van het toerisme zal niet ten koste gaan van de ruimtelijke kwaliteit.
  • Den Haag en Delft streven vooral kwaliteitsverbetering van hun toeristisch product na.

Hoofdstuk 5 gaat dieper in op de kwaliteitsverbetering die Madurodam wil maken en de landschappelijke en duurzame ingepassing van de ontwikkeling. Het bestemmingsplan Madurodam is daarmee in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

3.2.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Den Haag 2020

Op 17 november 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Structuurvisie Den Haag 2020 vastgesteld: de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De Wéreldstad aan Zee krijgt vorm door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan). In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot haar recht komt. De kansenzones en ontwikkelingsgebieden worden uitgewerkt in masterplannen. Het plangebied ligt in de kansenzone van de Internationale Kustzone in het ontwikkelingsgebied Kijkduin-Westbroekpark. Ontwikkeling hier is met name gericht op het vergroten van de aantrekkelijkheid van Den Haag als internationale stad. Relevant voor de uitbreiding van Madurodam is onder andere de nadruk op het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte. Hoofdstuk 5 beschrijft hoe de openbare ruimte voor de ingang en rondom Madurodam wordt aangepast, waarmee een kwaliteitsverbetering ontstaat.

3.3 Cultureel erfgoed

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt.

Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Het betreft:

  • bescherming van stads- en dorpsgezichten;
  • vergunningen tot wijziging, sloop of verwijdering van rijksmonumenten;
  • verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie.
3.3.1 Cultuurhistorische waarde
3.3.1.1 Rijksbeschermd stadsgezicht

Een beschermd stadsgezicht is omschreven als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang en als zodanig is aangewezen.

Het plangebied Madurodam maakt deel uit van het rijksbeschermd stadsgezicht Van Stolkpark/Scheveningse Bosjes. Op basis van het overgangsrecht van de Erfgoedwet is de gemeenteraad van Den Haag verplicht een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht. De cultuurhistorische waarden die zijn aangewezen en die door dit bestemmingsplan worden beschermd, zijn verwoord in de toelichting op de aanwijzing. De aanwijzing, de toelichting en de bijbehorende kaart zijn opgenomen als 4, 5 en 6 bij de regels van dit plan. Het bestemmingsplan voorziet evenals de vigerende beheersverordening in de bescherming daarvan.

3.3.1.2 Gemeentelijk beleid

Vanwege de ligging van het plangebied in het rijksbeschermd stadsgezicht Van Stolkpark / Scheveningse Bosjes zijn de effecten van de uitbreiding op de cultuurhistorische waarden van de uitbreidingslocatie geanalyseerd, mede op basis van de Tuinhistorische verkenning en voorlopige waardestelling Scheveningse Bosjes, Waterpartij en Westbroekpark (Stichting Arcadië, 2016). Dit onderzoek is als   Bijlage 1 bij de toelichting opgenomen.

Voor de interne waardestelling zijn de volgende aspecten meegewogen:

  • de directe omgeving; stedenbouwkundige of landschappelijke situering;
  • de ideeën achter de aanleg;
  • de samenhang tussen aanleg en gebouwde elementen;
  • de gebruikte beplanting; dendrologische en botanische aspecten;
  • de bouwkundige elementen: gebouwen, bruggen, kunstwerken, gedenktekens etc.;
  • andere historische aspecten zoals bestuurlijk of sociaal-cultureel belang.

Ten aanzien van de Scheveningse Bosjes als geheel kunnen naar aanleiding van de historische verkenning de volgende bevindingen worden opgetekend. In de huidige situatie heeft het studiegebied Scheveningse Bosjes een pluriform karakter met als basis het verparkte duinlandschap. Het geheel vormt een eenheid en is in de actuele situatie een landschap van monumenten en herdenkingstekens. De 19e eeuwse ontwikkeling van de Scheveningse Bosjes tot chic bospark kan direct gelinkt worden aan de status van Den Haag als residentiestad. Motivatie voor de ontwikkeling is de wens om te verfraaien, verbeteren, recreatieve waarden te creëren en mee te doen met internationale ontwikkelingen. Het gebied verparkt, maar er vindt geen complete transformatie plaats. De nadruk blijft liggen op het natuurlijke karakter van het terrein. De voorlopige tuinhistorische waarde van het deelgebied Scheveningse Bosjes is hoog. Hierbij kan opgemerkt worden dat de verkeersdrukte op de Prof. B.M. Teldersweg in hoge mate bepalend is voor de uitstraling.

De kwaliteiten van het rijksbeschermde stadsgezicht liggen in de uitbreidingslocatie van Madurodam met name in de dichtbeboste parkaanleg met de gebogen padenstructuur. De kwaliteiten van deze parkaanleg worden zoveel mogelijk gerespecteerd. Belangrijk daarin is de inpassing van de bestaande hoogteverschillen langs de randen, met name de duinruggen langs de Haringkade en langs de open strook (de 'duinvallei') langs de Prof. B.M. Teldersweg (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0007.png"

Afbeelding: Reliëfkaart Madurodam en Scheveningse Bosjes ten westen van Madurodam (bron: PUK Madurodam, 2017) NB. de begrenzing hierboven is globaal ingetekend en niet identiek aan de verbeelding.

De uitbreiding betreft een compacte uitbreiding, welke goed wordt ingepast in het omliggende duinboslandschap. De uitbreidingslocatie past precies tussen de duinruggen aan de noord- en zuidzijde en sluit aan op de route van het onverharde bospad (olifantenpad), de terreinafscheidingsgrens ligt parallel aan het olifantenpad. Tussen het olifantenpad en de terreinafscheidingsgrens van Madurodam wordt voldoende afstand (3 meter) aangehouden, zodat het pad niet gelijk naast de terreinafscheiding is gelegen en de functie en de kwaliteiten van het pad behouden blijven.

Langs de nieuwe terreinafscheidingsgrens wordt een robuuste en groene rand ontwikkeld door middel van de aanleg van een ecowal. Deze ecowal met een minimale hoogte van 2,5 meter t.o.v. maaiveld beperkt het zicht op de gebouwde elementen en wordt aangekleed met inheemse florasoorten. Zodoende is deze rand passend bij de karakteristieken van de omgeving. De nieuwe bebouwing achter de ecowal heeft een bouwhoogte van maximaal 10 meter NAP+. Dit betekent dat naar de randen met de omgeving op veel plaatsen sprake zal zijn van deels ingegraven bebouwing.

De gevel en het dak van deze bebouwing krijgt een robuuste groene aankleding, zodat het landschap van het bos als het ware doorloopt over de terreinafscheiding en de bebouwing.

Door middel van deze ontwerpuitgangspunten worden de cultuurhistorische waarden van het Rijksbeschermd stadsgezicht Van Stolkpark / Scheveningse Bosjes gerespecteerd en ingepast in de uitbreidingslocatie.

3.3.1.3 Provinciaal beleid

Cultuurhistorie is van groot belang voor de leefomgeving in Zuid-Holland. Tientallen eeuwen ontginnen en bouwen, wonen en werken hebben deze provincie gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Niet alleen oude molens, boerderijlinten of stadsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen daarvan. Deze cultuurhistorische waarden bepalen in sterke mate de identiteit en kwaliteit van een gebied of plek, en op die manier dus ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers.

Het beleid voor cultureel erfgoed van provinciaal belang is vastgelegd in de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit (paragraaf 3.5 Instandhouding en versterking van het cultureel erfgoed) en uitgewerkt in de Verordening Ruimte. Daarnaast is het cultureel erfgoed ook opgenomen in de provinciale kwaliteitskaart van de Visie Ruimte en Mobiliteit (thema Identiteitsdragers en Landschap). Het cultureel erfgoed van Zuid-Holland is een belangrijke drager van ruimtelijke kwaliteit. Zeker in combinatie met groen en water verhoogt het erfgoed de variëteit en daarmee de aantrekkelijkheid van stad en landschap. Deze toegevoegde waarde van erfgoed bevordert de provincie op diverse manieren:

  • behoud en versterking van cultuurhistorisch waardevolle structuren en ensembles die van bijzonder provinciaal belang zijn, via bescherming én passende ruimtelijke ontwikkeling;
  • cultureel erfgoed vormt een integraal onderdeel van het provinciaal ruimtelijk kwaliteitsbeleid via de kwaliteitskaart en de gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit.

De cultuurhistorische, aardkundige en archeologische waarden zijn gebundeld in de cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS), die de basis vormt voor het provinciaal erfgoedbeleid. Het beschermende ruimtelijk beleid richt zich met name op een selectie van de CHS:

  • cultuurhistorische kroonjuwelen;
  • molen- en landgoedbiotopen;
  • werelderfgoed (bestaand en potentieel).

Het plangebied is aangeduid als historisch landschappelijk vlak met hoge waarde en met een redelijk tot hoge archeologische verwachtingswaarde en een nederzetting met zeer hoge waarde.

3.3.2 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (overgangsrecht Erfgoedwet). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie 2011-2020 'In het verleden ligt het heden' (RIS 180680) geeft de gemeente aan hoe ze zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

1.   Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;

2.   Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.

3.   Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.


Het plangebied ligt in een zone met archeologische verwachting (Waarde 2). Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

 

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 5.10 en 5.11 Erfgoedwet). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

Met het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 en de hierin opgenomen regels vormt het aspect archeologie geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

3.4 Groen

3.4.1 Agenda Groen voor de stad

In de Agenda Groen voor de Stad 2016 (vastgesteld 15 december 2016, RIS294705) wordt geconstateerd dat door de toenemende bevolking en het bijbehorende ruimtebeslag de leefkwaliteit in het algemeen en het groen in het bijzonder soms onder druk komt te staan. Daarnaast zijn er onzekerheden en ontwikkelingen die de stad in de toekomst sterk zullen kleuren zoals de klimaatopgave, veranderingen in mobiliteit en de toenemende impact van informatietechnologie.

Omdat Den Haag een aantrekkelijke stad wil blijven voor bewoners, bezoekers en bedrijven, moeten er strategische keuzes worden gemaakt op het gebied van verdichting, vergroening en verduurzaming. De ambitie is een verdere kwalitatieve ontwikkeling van het Haagse groen, waarbij ruimte bestaat voor verandering en initiatief en bij ontwikkelingen groen toekomstbestendig wordt vormgegeven. Kortom: Groen kapitaal als basis voor een goede leefkwaliteit.

In de reflectie op het vigerende beleid is geconstateerd dat vooral de nadruk is gelegd op het vastleggen van de zogenaamde Stedelijke Groene Hoofdstructuur (SGH), het groen in de stad dat op basis van de aanwezige waarden en de betekenis daarvan extra bescherming verdient. Om de kwaliteit van het Haagse groen verder te verankeren, is de SGH herijkt. Hiervoor zijn de beschrijvingen van de Haagse groengebieden getoetst, aangepast en aangevuld en verbanden gelegd met nieuwe thema's zoals duurzaamheid, gezondheid en recreatie. Het uitgangspunt was het goede te behouden en van waarde te laten zijn voor de toekomst.

Bij anticipatie is gekeken naar de wenselijke ontwikkeling van het Haagse groen in een realistische context. Het doel is het Haagse groen kwalitatief te ontwikkelen. Daarom zijn in de nota per thema de kernkwaliteiten die moeten worden behouden, de uitdagingen die de komende jaren zijn voorzien, de ambities en het ontwikkelpad geschetst.

De stedelijke leefkwaliteit - en daarmee de waarde van het groen - is niet voor onze hele stad gelijk. Het is afhankelijk van gebiedskenmerken als bebouwingsgraad, aanwezigheid van infrastructuur en het gebruik van de ruimte (wonen, werken, recreatie, natuur). Voor het Haagse Groen kunnen de drie zones worden onderscheiden: de dichte stad, de halfopen stad en om de stad. Het Haagse Groen moet gezien worden als een vorm van kapitaal met de ecologische, de maatschappelijke en de economische waarde.

Mede op basis van de stadsgesprekken en het online platform zijn deze waarden uitgewerkt in zes thema's: klimaat, biodiversiteit, gezondheid, ontspanning imago en ontwikkeling.

De nota is nader uitgewerkt in een actualisatie van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur, waarin ook de nieuwe groene gebieden zoals het Molenvlietpark zijn opgenomen. Ook het Haagse Bos en Sorghvliet maken nu deel uit van deze structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0008.png"

Stedelijke Groene Hoofdstructuur

'Scheveningse zone' en 'Scheveningse Bosjes' zijn twee van de 'Groengebieden van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur'. Deze groengebieden en hebben beiden een raakvlak met de ontwikkeling van Madurodam en worden hieronder omschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0010.png"

Plangebied:

Op 6 juli 2017 heeft de raad het volgende besloten:

  • In te stemmen met een aanpassing van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur voor de uitbreiding van Madurodam door een gebied van ongeveer 0,6 hectare van de Scheveningse Bosjes aan te wenden voor het attractiepark Madurodam en daarmee af te wijken van het raadsbesluit Agenda Groen voor de Stad van 15 december 2016 (DSB/2016.297 RIS294705).
  • Uit te spreken dat de aanpassing van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur voor de uitbreiding van Madurodam eenmalig is.
  • In te stemmen met het omvormen van het gebied tussen de keerlus naast het George Maduroplein en het Hubertusviaduct en de Koninginnegracht tot een bos van circa 1 hectare en met het toevoegen van een gebied naast de Kwekerijweg van 0,65 hectare aan de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.
  • In te stemmen met het PlanUitwerkingsKader voor de uitbreiding van Madurodam.

Voor een nadere uitwerking wordt verwezen naar hoofdstuk 5.

3.4.2 Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

De Groene Hoofdstructuur van Den Haag bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van de stad.
Dit groen heeft vele functies, één daarvan is de functie als stedelijke ecologische hoofdstructuur, dat wil zeggen de drager van de stedelijke natuur en verbindingsstructuur voor de omliggende natuur.

In de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018 (Rv 5 - 2009; RIS 159450) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SEHS bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones.

Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur Den Haag

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0012.png"

Afbeelding: Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur ter plaatse van de Scheveningse zone (ligging Madurodam ter plaatse van de rode cirkel)

De Scheveningse zone is de (duin)bosrijke verbinding tussen de Oostduinen en het Westduinpark. Via de Nieuwe Scheveningse Bosjes, Klein Zwitserland, Sint Hubertuspark, de Scheveningse Bosjes en Zorgvliet wordt de verbinding met het Westduinpark gevormd. Van oorsprong is de Scheveningse zone een binnenduingebied. Eind negentiende eeuw zijn hier woonwijken aangelegd. Tegelijkertijd zijn er royale groenvoorzieningen ontworpen zoals de Scheveningse Bosjes. Deze groengebieden bestaan voornamelijk uit duinbos. Het groen in de Scheveningse zone heeft daardoor vooral een duinboskarakter. Er komen dan ook planten en dieren voor van bossen, duingraslanden en duinstruwelen. De vele kleine groene elementen in de woonwijken, zoals duinparkjes, bermen, bomenrijen, bosjes en water met oevers en de randen van sportvoorzieningen zijn de onmisbare schakels tussen de grote groengebieden. Zo ontstaat voor planten en dieren een verbindingszone tussen de Oostduinen en het Westduinpark.

De ambitie van de Scheveningse zone is dat de zone onderdeel is van de duinverbinding tussen de Oostduinen en het Westduinpark. De huidige ecologische betekenis wordt bedreigd door de barrières die de diverse verkeerswegen vormen. Gezien de omvang van de gebieden en het feit dat deze schakel onderdeel vormt van de Ecologische Hoofdstructuur, wordt een hoog ambitieniveau nagestreefd. Deze ambitie wordt niet belemmerd door de voorgenomen ontwikkeling die met onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.

Bij de uitbreiding van Madurodam wordt behalve de boscompensatie de vermindering van de oppervlakte (0,6 hectare) van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur gecompenseerd door een gebied van 1 hectare gelegen naast de Kwekerijweg toe te voegen aan de SGH, zie ook hoofdstuk 4.6 .

3.4.3 Bomen

In de nota Haagse bomen “Kiezen voor kwaliteit en diversiteit” (RIS 158380) is het beleid met betrekking tot bomen in Den Haag verwoord. Het beleid rust op drie pijlers: duurzame groeiomstandigheden, meer verschillende boomsoorten en een evenredige verdeling van straatbomen over de stad.

Op 22 september 2011 is het gewijzigde initiatiefvoorstel behoudenswaardige Bomen aangenomen (RIS 166340). De uitwerking van het voorstel heet: “Planbeoordeling Haagse Bomen”. Doel is om gemeentelijke bomen beter te beschermen bij gebiedsontwikkeling door tijdig de waarden van de bestaande bomen op het betreffende object in te schatten en te betrekken bij de bestuurlijke besluitvorming van (beginsel- en) bouwplannen. Op 1 oktober 2013 is de lijst met behoudenswaardige Bomen uitgebreid door het Vaststellen totaallijst vijfde tranche Monumentale Bomen in Den Haag (RIS 265314).

In de Algemene Plaatselijke Verordening is de bescherming van bomen vastgelegd. Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540). Door deze bescherming kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een omgevingsvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening dient de benodigde bomenkap op basis van de aantallen te worden gecompenseerd. Hiertoe is reeds het benodigde besluit genomen, zie ook

Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Monumentale bomen hebben een hogere beschermingsstatus. Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag is op de website van de gemeente Den Haag de meest actuele lijst en kaart terug te vinden. Er bevinden zich op dit moment geen monumentale of behoudenswaardige bomen in het plangebied. Hoofdstuk 4.6 gaat dieper in hoe omgesprongen wordt met de herplantingsplicht.

3.5 Water

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het beheer van de primaire waterkering en het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Voor dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap over deze waterparagraaf, de verbeelding en de regels (de zogenaamde watertoets). Deze paragraaf beschrijft hoe in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

3.5.1 Beleidskader

De belangrijkste beleidsstukken voor het thema water worden hieronder behandeld.

Europees

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) trad december 2000 in werking. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. Voor de gemeente heeft deze richtlijn consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).

Nationaal

Het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk ligt vast in het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2). Daarnaast geeft dit plan uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen zijn onderdeel van het NWP2.

Tegelijk met het NWP2 is het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 (Bprw) vastgesteld. Hierin de operationele uitwerking van het NWP2 voor de rijkswateren. Dit zijn de rollen en taken van Rijkswaterstaat en de hoofdlijnen van het beheer en onderhoud.

Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode met een vooruitblik richting 2050. Met dit plan wordt een volgende ambitieuze stap gezet in het robuust en toekomstgericht inrichten van het landelijke watersysteem. Dit is gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Provinciaal

Het provinciale beleid voor water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland (dat in 2016 is vernieuwd). In het plan zijn de opgaven uit de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • waarborgen waterveiligheid;
  • zorgen voor mooi en schoon water;
  • ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

Hoogheemraadschap van Delfland

Waterbeheerplan
Het Waterbeheerplan (dat in 2016 is vernieuwd) 'Keuzes maken en kansen benutten' beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.

Watertoets

Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van deze toets is waarborgen het waterhuishoudkundige aspect expliciet en op evenwichtig in beschouwing wordt genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft hiervoor de Handreiking watertoets voor gemeenten opgesteld. In de handreiking zijn de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht. Dit plan is in het kader van de watertoets voorgelegd aan het Hoogheemraadschap.

Wateragenda en Toekomstbestendig Haags water!

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer via een gezamenlijke Wateragenda Den Haag 2016-2020 (RIS 293272). Daarnaast zijn in de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' beschreven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, de knelpunten en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom wordt hier ingezet op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen. Samenwerking tussen gemeente en het Hoogheemraadschap is daarvoor essentieel.
De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad." Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:

  • 1. De basis op orde: We zorgen ervoor dat het systeem goed blijft functioneren. Eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding moeten worden voorkomen of dienen te worden gecompenseerd.
  • 2. Pak kansen door samen te werken en door slimme combinatie te zoeken: We moeten als overheden het goede voorbeeld geven, tijdig kansrijke initiatieven en projecten herkennen en optrekken met partijen in de stad.
  • 3. Kennis, onderzoek en innovatie: Kennisontwikkeling, onderzoek en innovatie is van belang om creatieve oplossingen te vinden in het voorkomen van wateroverlast en het leefbaar en aantrekkelijk houden van de stad.

Gemeentelijk

Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018

Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 inventariseerde Den Haag daarom of ecologische verbindingszones voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn. De inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (zie paragraaf 3.4.2) worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding van watergangen en aanleg van natuurvriendelijke oevers.

Gemeentelijk Rioleringsplan

Het rioleringsbeleid ligt vast in “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020" (RIS 289287). Opgave voor dit plan is de behaalde winst vast te houden en gedegen voorbereid te zijn op uitdagingen in de toekomst. In de nieuwe planperiode wordt extra nadruk gelegd op verdere verbetering van de service, de communicatie en de samenwerking met de partners in de openbare ruimte. Daarnaast krijgt duurzaamheid extra aandacht.

De klimaatverandering leidt er onder meer toe dat het vaker en harder zal regenen. Tegelijkertijd worden ook langere periodes van droogte verwacht wat effect heeft op de grondwaterstand. Het vasthouden en/of vertraagd afvoeren van regenwater beperken de gevolgen van klimaatverandering. Door aan dit aspect aandacht te schenken bij ontwikkelingsplannen en herstructurering van de openbare ruimte kan de stad geleidelijk meer klimaatbestendig worden gemaakt zonder dat dit extra geld kost.

Bij nieuwbouwprojecten wordt in samenwerking met het Hoogheemraadschap Delfland de (verplichte) watertoets uitgevoerd waarbij het grondwatersysteem wordt beschouwd.

3.5.2 Beleid t.a.v. het plangebied

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een watertoets uitgevoerd (Antea Group, Watertoets uitbreiding Madurodam). Deze watertoets is als Bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd.

In de omgeving van het plangebied liggen verschillende waterhuishoudkundige voorzieningen. Ten noorden van het plangebied (Haringkade) ligt een primaire watergang. Ten westen van het plangebied ligt een secundaire watergang. Het streefpeil in het plangebied is NAP - 0,43 m.

Waterkwantiteit

In de “Visie Toekomstbestendig Haags water, voorkomen wateroverlast” gaan de gemeente Den Haag en Delfland bij nieuwe ontwikkelingen uit van het stand-still principe. Nieuwe ontwikkelingen worden zo aangelegd dat de waterhuishouding minimaal even goed blijft functioneren. Hierbij wordt ook de omgeving betrokken om kansen te benutten.

Madurodam beschikt over een gescheiden rioolstelsel. Het hemelwater en de vuilwaterafvoer van Madurodam kunnen afvoeren naar het gescheiden rioleringsstelsel van de gemeente. Het aansluitingspunt van de vuilwaterafvoer ligt onder het fietspad langs de Haringkade. De exacte locatie van dit aansluitpunt is niet bekend. Afvloeiend hemelwater van verharding infiltreert in de bodem via de bermen of wordt afgevoerd naar de watergangen binnen Madurodam. De eigen kanalen worden gebruikt voor de beregening van de beplanting binnen Madurodam. Zodra een tekort aan water ontstaat, wordt water vanuit de Haringkade opgepompt. Bij een wateroverschot (natte periode) wordt het water via een overloop teruggebracht naar de Haringkade. De inbreidingslocatie is een bosgebied waar hemelwater in de bodem infiltreert.

Het uitbreidingsgebied van Madurodam wordt met circa 6.000 m2 vergroot, deze toename wordt mogelijk geheel benut voor bebouwing en verharding. Om het negatieve effect daarvan op de waterhuishouding door versneld afstromend hemelwater te compenseren is 500 m3 waterberging vereist. In Bijlage 2 (Watertoets) is onderbouwd dat Madurodam daarin kan voorzien door de aanleg van begroeide daken en/ of infiltratie van hemelwater in de bodem. Aansluiting op de riolering en het oppervlaktewater voor bebouwing in het nieuwe gebied voor de afvoer van hemelwater is daarmee niet nodig.

Grondwater

Grondwateraanvulling

Door de toename aan verharding neemt netto de grondwateraanvulling vanuit het plangebied af, aangezien de afvoer van de waterberging op het dak in het gesloten watersysteem wordt gebracht.

Doordat Madurodam ten noorden en ten westen wordt begrensd door oppervlaktewater, heeft de afname aan grondwateraanvulling slechts heel beperkt lokaal een verandering tot gevolg. Binnen dit gebied zijn geen andere belangen aanwezig die een afhankelijkheid hebben van het grondwater.

Verdiepte ligging bebouwing

In de voorgenomen ontwikkeling worden de gebouwen ingegraven tot een diepte van NAP +2 m. De Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) ligt op circa NAP +0,6 m. Het streefpeil van het oppervlaktewater in het plangebied is NAP -0,43 m. Dit houdt in dat de bebouwing altijd ruimschoots boven de freatische grondwaterspiegel blijft. De grondwaterstroming wordt door het ingraven van de bebouwing dus niet beïnvloed.

Bomen wortelen boven de freatische grondwaterstand, en meer specifiek boven de GHG. Onder de GHG is onvoldoende lucht in de bodem aanwezig voor de wortelgroei. Een incidentele en kortdurende stijging van het grondwater tot in de wortelzone is meestal niet schadelijk, vooral niet wanneer deze buiten het groeiseizoen (winter) optreedt. In de winter zijn de meeste bomen in rust en gebruiken deze geen water. Hoe diep bomen wortelen hangt niet alleen van de diepte van het freatische vlak af, maar ook van de voeding in de bodem, soort boom e.d. De freatische grondwaterspiegel niet wijzigt. De vochtvoorziening van bomen verandert dus niet door de verdiepte ligging van bebouwing.

Waterkwaliteit

Het uitgangspunt voor het rioleringsbeleid vormt "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke uitlogende stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. De nieuwe bebouwing in het uitbreidingsgebied wordt met groene daken uitgerust en er worden geen uitlogende stoffen toegepast. Het plan heeft dus geen negatief effect op de waterkwaliteit, omdat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom.

De voorzieningen in het uitbreidingsgebied (vuil water) worden aangesloten op het rioolsysteem. Er is voldoende capaciteit in het rioolstelsel voor deze nieuwe ontwikkeling. Door het gescheiden rioolsysteem is er geen toename aan overstort /lozingsfrequentie te verwachten.

Conclusie

Het opvangen van hemelwater op de groene daken sluit aan op de uitgangspunten uit het Planuitwerkingskader Madurodam en op het overige beleidskader. Er is gezocht naar een innovatieve oplossing, waarbij ecologische waarden en een groene inpassing in de omgeving zijn geborgd. Ook is er geen negatieve impact op het grondwater en de waterkwaliteit te verwachten. Het aspect water vormt geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.

3.5.3 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.

3.6 Verkeer en infrastructuur

3.6.1 Regionaal beleid

De gemeente Den Haag maakt onderdeel uit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH). De MRDH is sinds 2015 de samenwerking van 23 gemeenten die hun krachten hebben gebundeld om het gebied beter bereikbaar te maken en het economisch vestigingsklimaat te versterken. De MRDH bestaat uit twee pijlers, de Vervoersautoriteit (Va) en Economisch Vestigingsklimaat (EV). Ter voorbereiding op de Vervoersautoriteit is in 2013 de Strategische Bereikbaarheidsagenda (SBA) voor de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) opgesteld. De SBA is nader uitgewerkt in de Uitvoeringsagenda Bereikbaarheid 2016-2025 die invulling geeft aan de gezamenlijke regionale mobiliteitsopgaven in de metropoolregio. In de Uitvoeringsagenda wordt een samenhangend pakket aan maatregelen voorgesteld voor de periode 2016-2025. De Uitvoeringsagenda is vastgesteld op 1 juli 2016.

De Uitvoeringsagenda gaat er van uit dat het belang van het openbaar vervoer en de fiets toeneemt, mede vanwege leefbaarheid van de steden. Met het openbaar vervoer wordt voortgebouwd op het succes van RandstadRail en is de inzet om een schaalsprong te maken voor het openbaar vervoer naar de economische centra. Ook wordt ingezet op meer vraaggestuurd vervoer in combinatie met gemeentelijk vervoer voor doelgroepen op tijden en plaatsen waar het gewone openbaar vervoer geen oplossing is. Voor de fiets gaat de Uitvoeringsagenda uit van de realisatie van meer snelle routes en een uitbreiding van de fietsparkeerplaatsen. Voor het wegverkeer ligt de nadruk op een betere betrouwbaarheid door gecoördineerd verkeersmanagement en door het stimuleren van alternatieven voor spitsverkeer en het afbouwen van de noodzakelijke weginfrastructuur voor een goede bereikbaarheid van de economische centra. De Uitvoeringsagenda zet voor wat betreft de verbetering van de verkeersveiligheid in op o.a. gedragsbeïnvloeding en doelgroepenbenadering. Op het punt van de innovatie biedt de Uitvoeringsagenda ruimte voor de toepassing van nieuwe technieken en mobiliteitsdiensten samen met het bedrijfsleven en kennisinstellingen.

3.6.2 Gemeentelijk beleid

In deze paragraaf wordt ingegaan op het gemeentelijke verkeersbeleid. Voor de verkeersanalyse van het plangebied wordt verwezen naar hoofdstuk 5.5.

Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit” (Rv 115 - 2011; RIS 180762). De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, goede voorzieningen voor voetgangers, en bundeling en ordening van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuzes kunnen maken.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol als drager van ruimtelijke ontwikkelingen. Het dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten. De komende jaren staan binnen de gemeente Den Haag ingrijpende verbeteringen van het openbaar vervoer op stapel. Dat gebeurt aan de hand van de toekomstplannen van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) voor het openbaar vervoer. Deze ambitieuze plannen onder de naam 'Netwerk RandstadRail' gaan onder meer over het geschikt maken van bestaande tramlijnen voor breder trammaterieel en de aanleg van Parkeer+Reis-terreinen bij diverse stations. In de paragraaf Verkeer en infrastructuur (2.4.1 Verkeer en infrastructuur) zijn de tram-en busroutes voor het openbaar vervoer binnen het plangebied aangegeven.

Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door de Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.

Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0013.png"

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn. De hoofdwegen zorgen voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan”: wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. De “Nota Straten, Wegen en Lanen” (rv 10-2017, RIS 280303_150224) bevat een uitwerking van het beleid uit de Haagse Nota Mobiliteit voor de wegen in de gemeente. De Nota SWL bevat de functionele eisen die gesteld worden aan de wegenstructuur, zoals een duidelijke hiërarchie in het wegennet en een voldoende afwikkeling van de verschillende verkeerssoorten. De Nota SWL beschrijft ook de wegbeelden voor de inrichting van de verschillende wegcategorieën. Die wegbeelden betreffen niet alleen het verkeer, maar hebben ook te maken met de ruimtelijke inpassing van wegen. Daarbij gaat het ook om groen, water, openbare ruimte en stedenbouwkundige structuur van de stad.

Het stadsdeel Scheveningen wordt voor het autoverkeer ontsloten via vijf belangrijke inprikkers. De Houtrustweg en de Van Alkemadelaan-Zwolsestraat zijn stedelijke hoofdwegen en ontsluiten respectievelijk Scheveningen Haven en Scheveningen Bad. De overige drie ontsluitingswegen, de Stadhouderslaan- Statenlaan, de Scheveningseweg en de Nieuwe Parklaan-Badhuisweg ontsluiten de omliggende woongebieden. De Noordwestelijke Hoofdroute (NWHR), de verkeersstructuur die vanaf de Hubertustunnel, via de Teldersweg, Johan de Wittlaan en President Kennedylaan richting Kijkduin loopt, is een belangrijke stedelijke hoofdweg die deze inprikkers - uitgezonderd van de Van Alkemadelaan-Zwolsestraat - met elkaar verbindt.

Madurodam ligt op het knooppunt van de NWHR met de Nieuwe Parklaan- Badhuisweg. Hierdoor is Madurodam perfect ontsloten voor het autoverkeer. Via de Hubertustunnel is een directe verbinding naar de N14, N44/A44 en A4 richting Wassenaar, Leiden en Amsterdam en via de Raamweg is er een directe verbinding naar de A12 richting Zoetermeer, Gouda en Utrecht en via de A12 en A4/A13 richting Delft en Rotterdam. Doordat Madurodam aan deze wegen ligt, is het goed en snel bereikbaar vanuit heel Den Haag en grote delen van de Haagse regio.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0014.png"

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0015.png"

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Het algemene parkeerbeleid is vastgelegd in de nota Parkeerkader Den Haag 2010-2020 (RIS168473). Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden zonder adequate parkeervoorzieningen leiden vaak tot een te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

Parkeernormen

De parkeernormen en het toepassingskader ervan zijn uitgewerkt in de “Nota Parkeernormen Den Haag” (Rv 139 - 2011; RIS 181571) en is in 2016 op een beperkt aantal onderdelen gewijzigd en aangevuld (Rv21: RIS 291425_160223). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt de parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen. Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.

De stedenbouwkundige regels uit de gemeentelijke bouwverordening zijn in verband met het bepaalde in de Reparatiewet B2K2014 (Stb. 2014, 458) op dit plan niet meer van toepassing. De parkeernormregeling zit volledig in dit bestemmingsplan.

In de gebruiksregels van de voorschriften is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

Parkeersituatie

Het parkeerbeleid van Den Haag is opgenomen in het Parkeerkader Den Haag 2010-2020 (RIS 168473A). In juni 2015 heeft een update van dit parkeerbeleid plaatsgevonden door middel van de "Parkeerbrief 2015: aanpak parkeerdossier" (RIS 283326). In deze brief is een indeling gemaakt in drie typen woongebieden naar aanleiding van parkeerdrukmetingen, daarnaast is nog sprake van een restcategorie waarbij geen recente cijfers beschikbaar zijn.

Fietsparkeren

De aantrekkelijkheid van een reis per fiets wordt mede bepaald door de beschikbaarheid en kwaliteit van de fietsparkeervoorziening bij herkomst en bestemming. Daarnaast wil de gemeente voorkomen dat de kwaliteit van de buitenruimte onder druk komt te staan doordat fietsen teveel geparkeerd worden op plaatsen met een intensief gebruik van de openbare ruimte. Om die reden gaat de gemeente uit van het faciliteren en sturen op het stallen van fietsen bij belangrijke bestemmingen of bestemmingsgebieden. Daarnaast hanteert de gemeente fietsparkeernormen bij nieuwbouw en verbouw van kantoren, bedrijven en voorzieningen. Het gemeentelijke beleid ten aanzien van het stallen van fietsen is vastgelegd in de “Beleidsregels Fietsparkeernormen Den Haag 2016” (RIS 294386).

Fietsparkeernormen

De gemeente Den Haag heeft in de “Beleidsregels Fietsparkeernormen Den Haag 2016” normen vastgesteld voor de aanwezigheid van fietsparkeerplaatsen bij kantoren, bedrijven en voorzieningen. Deze fietsparkeernormen worden toegepast bij nieuwbouw en verbouw waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is. Bij de bepaling van de fietsparkeernormen is het faciliteren van het groeiende fietsgebruik het uitgangspunt geweest.

Voor het fietsparkeren bij woningen is de eis uit het bouwbesluit van toepassing, waarin is aangegeven dat bij woningen een berging aanwezig is. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor een woongebouw kan in de aanvraag verzoeken om afwijking van de prestatie-eisen die het Bouwbesluit stelt aan buitenbergingen, anders genoemd verzoeken om toepassing van gelijkwaardigheid. In de “Beleidsregels Bergingen nieuwe woongebouwen Den Haag 2017” (RIS297288) staat aangegeven onder welke voorwaarden collectieve fietsstallingen kunnen worden gebouwd in plaats van afzonderlijke fietsbergingen per woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0016.png"

De fietsparkeerbehoefte van een ontwikkeling met een niet-woonfunctie wordt berekend aan de hand van het bouwplan en de daarbij behorende parkeernorm. Voor het vaststellen van de fietsparkeereis wordt vervolgens de berekende parkeerbehoefte afgezet tegen de specifieke kenmerken en grootte van het bouwplan en tegen de omgeving van het bouwplan. Indien er concrete aanleiding bestaat om de berekende fietsparkeerbehoefte bij te stellen, is het aan de ontwikkelaar om aan te tonen op grond waarvan dat nodig is. Dubbelgebruik kan daar bijvoorbeeld een aanleiding voor zijn. Aan de parkeereis kan op eigen terrein worden voldaan of door middel van een storting in het fietsparkeerfonds (of een combinatie). Fietsparkeerplaatsen die op eigen terrein worden gerealiseerd dienen goed bereikbaar en comfortabel te zijn. Bij afkoop van de fietsparkeereis door middel van een storting in het parkeerfonds, dient de gemeente te voorzien in de behoefte van fietsparkeerplaatsen door realisatie en exploitatie van (openbaar toegankelijke) fietsparkeervoorzieningen. Tenslotte worden de afspraken tussen ontwikkelaar en gemeente vastgelegd voor de nieuw- en verbouwplannen waarmee het beoogde gebruik van de fietsparkeeroplossingen kan worden bewaakt.

3.7 Cultuur en ontspanning

3.7.1 Cultuur

De gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Periodiek staat de gemeente –evenals het rijk- uitgebreid stil bij de stand van zaken van de kunst en cultuur in Den Haag waarbij de verdeling van de financiële middelen voor de cultuursector integraal wordt afgewogen.

Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en in ruimtelijke zin vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen.

Madurodam is een belangrijke stedelijke (culturele) voorziening in Den Haag, met een bovenstedelijke verzorgingsgebied.

3.7.2 Leisure

Den Haag streeft met de Leisurenota Den Haag 2005-2010 (Cb - 2005; RIS 127846) naar een optimaal en onderscheidend voorzieningenpakket in het leisuredomein (voorzieningen waarvoor betaald moet worden), zowel op stedelijk als nationaal en zelfs internationaal niveau.

Een goed aanbod van leisurevoorzieningen is van belang voor de economische ontwikkeling van de stad, doordat het aanbod zorgt voor bestedingen van bewoners en bezoekers. Bovendien is het van belang voor het woonklimaat. Belangrijkste leisurelocaties zijn Scheveningen en de binnenstad. Voor nieuwe initiatieven wordt concentratie binnen de leisurestructuur voorgestaan. Deze is beschreven in de leisurenota. Door clustering van voorzieningen kunnen deze van elkaars nabijheid profiteren.

Het leisurebeleid van de gemeente Den Haag is gericht op actief accountmanagement richting het bestaande aanbod en richting initiatiefnemers met een vestigingsvraag, het actief benaderen van potentiële exploitanten, het zoeken van een locatie en het wegnemen van belemmeringen bij het tot uitvoering brengen van de ideeën. Dit vergt maatwerk per initiatief/voorziening en vindt plaats in wisselwerking met de initiatiefnemer. Daarnaast vindt er uiteraard een beoordeling plaats op basis van de specifieke kenmerken van de initiatiefnemer, het plan, de exploitant en de locatie.

Madurodam is een leisurepark. De voorziene uitbreiding is in lijn met de Leisurenota Den Haag 2005 - 2010.

Hoofdstuk 4 Wet en Regelgeving

4.1 Inleiding

De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:

  • 'milieuhygiëne': gericht op het bestrijden van milieuhinder van geluid, lucht, geur, stank, bodemverontreiniging en veiligheidsrisico's;
  • 'ecologische duurzaamheid': bestaat naast milieuhygiëne uit aspecten van aardkunde, hydrologie, cultuurhistorie, natuur en klimaat en energie, die bij aantasting niet of zeer moeilijk te herstellen zijn;

In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid, lucht, natuurbescherming en bodem.

4.2 Milieueffectrapportage

Afhankelijk van de omvang van de ontwikkeling dient een m.e.r.-procedure, een m.e.r.-beoordelingsprocedure of een vormvrije m.e.r.-beoordelingsprocedure uitgevoerd te worden. Deze omvang van een ontwikkeling staat beschreven in het Besluit m.e.r. in bijlage C en D, onder de kolom 'drempelwaarde'.

De uitbreiding van Madurodam valt onder categorie D10 uit de lijst van Besluit m.e.r.: “De aanleg, wijziging of uitbreiding van een themapark”.

De uitbreiding van Madurodam leidt naar verwachting tot circa 230.000 extra bezoekers per jaar (circa 650.000 in de huidige situatie en 880.000 in de toekomstige situatie. Het project ligt daarmee dicht bij de drempelwaarde van 250.000 bezoekers per jaar. Er wordt een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd.

Het doel van een m.e.r.-beoordeling is om te bepalen of er sprake is van mogelijk belangrijke nadelige milieugevolgen. Als uit de m.e.r.-beoordeling blijkt dat sprake is van mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen kan het bevoegd gezag besluiten een m.e.r.-procedure op te starten. Als de milieugevolgen beperkt zijn of hier in het plan goed mee om kan worden gegaan, volstaat deze m.e.r.-beoordelingsnotitie. De m.e.r.-beoordeling is dan afgerond en vormt dan een bijlage bij het ruimtelijk besluit (dit geval het bestemmingsplan).

Als Bijlage 3 bij de toelichting is de Aanmeldingsnotitie mer-beoordeling uitbreiding Madurodam opgenomen. Uit de effecten die in de aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling zijn beschreven, kan geconcludeerd worden dat als gevolg van de uitbreiding van Madurodam er geen sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen.

Uitgaan wordt van een worst-case toename van 230.000 bezoekers per jaar als gevolg van de uitbreiding. De effecten van deze extra bezoekers op verkeer zijn beperkt, op de verkeersgerelateerde aspecten (geluid en lucht) zijn derhalve ook beperkte effecten waarneembaar.

Er is voldoende parkeergelegenheid bij Madurodam, op drukke dagen kan gebruik worden gemaakt van de parkeergarage van het World Forum (overloopterrein).

Voor externe veiligheid is een (beperkte) verantwoording van het groepsrisico uitgevoerd. In het kader van de groepsrisicoverantwoording wordt advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Haaglanden. Geconcludeerd kan worden dat er als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling geen belangrijke nadelige milieugevolgen ten aanzien van het aspect externe veiligheid worden verwacht.

De uitbreiding wordt vanwege de ligging in het rijksbeschermde stadsgezicht Van Stolkpark/Scheveningse Bosjes in de Stedelijke Groene Hoofdstructuur ingepast in de omgeving door middel van de aanleg van de ecowal langs de westzijde, de aanleg van groene daken op de nieuwe bebouwing en groen in het park. De effecten op natuur en groen zijn beperkt.

Effecten op archeologie zijn beperkt door de borging van verwachtingswaarden in het bestemmingsplan. De effecten op bodem zijn in het kader van de voorgenomen ontwikkeling onderzocht. Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de milieuhygienische kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor het beoogde gebruik.

Mede door toepassing van groene daken of systemen voor infiltratie in de bodem zijn er voldoende mogelijkheden voor waterberging. Zodoende zijn de effecten op de waterhuishouding beperkt.

Er zijn geen belangrijke nadelige milieugevolgen op Natura-2000 gebieden en Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Voor een aantal milieuaspecten zijn maatregelen aanbevolen om eventuele milieueffecten te voorkomen:

  • Om op dagen met veel bezoekers parkeeroverlast te voorkomen is een overloopterrein met parkeervoorzieningen nodig. Madurodam sluit een overeenkomst met het World Forum om op drukke dagen en piekdagen van deze voorziening gebruik te maken. Daarnaast wordt goede en tijdige bewegwijzering en inzet van verkeersregelaars aanbevolen om overlast van zoekverkeer en risico's voor de verkeersveiligheid zoveel mogelijk te beperken.
  • In Madurodam is de langdurige aanwezigheid van beperkt zelfredzame groepen mensen mogelijk (ouderen, kinderen). Geadviseerd wordt daarom om het ontruimingsplan van het park uit te breiden met een paragraaf externe veiligheid die de vereiste handelingen in een rampscenario beschrijft.
  • De archeologische waarden zijn planologisch beschermd via een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. Geadviseerd wordt om inventariserend veldonderzoek uit te voeren om de archeologische waarden in het gebied vast te stellen.
  • Om de toename van verharding te compenseren zijn maatregelen nodig voor waterberging, bijvoorbeeld groene daken of infiltratiesystemen.
  • Effecten op beschermde soorten kunnen worden voorkomen door in de realisatiefase te controleren op aanwezige eekhoornnesten en zo nodig beschermde maatregelen te treffen.
  • Als gevolg van de uitbreiding van Madurodam wordt een deel van de Scheveningse Bosjes verwijderd. Dit bos dient te worden gecompenseerd. Hiervoor is het perceel aan de Koninginnegracht gereserveerd.

Conclusie:
Om de ontwikkeling mogelijk te maken wordt een nieuw bestemmingsplan voor het attractiepark Madurodam voorbereid. Voor dit bestemmingsplan is een m.e.r.-beoordelingsprocedure doorlopen. De conclusie daarvan is dat significant negatieve milieueffecten als gevolg van het initiatief kunnen worden uitgesloten en dat er derhalve geen milieueffectrapportage hoeft te worden opgesteld.

4.3 Externe veiligheid

Toetsingskader

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Bij deze verantwoordingsplicht dient het bevoegd gezag op een juiste wijze de toename en ligging van het groepsrisico te onderbouwen en te verantwoorden. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. Bij de verantwoording van het groepsrisico dient het bevoegd gezag advies in te winnen bij de veiligheidsregio. De verantwoordingsplicht van het groepsrisico dient naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, dat berekend wordt door middel van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA), tevens rekening te houden met een aantal kwalitatieve aspecten, zoals hieronder weergegeven.

Gemeentelijk beleid

De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:

  • 1. De gemeente richt zich op het vasthouden en bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande bedrijvigheid en het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid.
  • 2. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op vier gebiedstypen: woongebieden, buitengebieden, gemengde gebieden, risicoarme bedrijventerreinen (inclusief buitengebieden) en bedrijventerreinen met risicovolle bedrijven/inrichtingen.
  • 3. Bij nieuwe ontwikkelingen in woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen van betekenis, zoals LPG-tankstations, toegelaten.
  • 4. Op de bedrijventerreinen hanteert de gemeente een minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting (lichtere vorm van risicovolle bedrijven) onder voorwaarden mogelijk.
  • 5. Bij externe veiligheidsknelpunten, besteedt de gemeente eerst aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.

Beschouwing risicobronnen

In het kader van de ruimtelijke procedure is een Onderzoek externe veiligheid in relatie tot deze risicobronnen uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4 van deze toelichting.

In de omgeving van het plangebied bevinden zich de volgende risicobronnen: de ontheffingsroute Hubertusviaduct/Professor B.M. Teldersweg ter bevoorrading van het LPG-tankstation aan de Van Stolkweg en een gasdrukregel- en meetstation van Eneco aan de Ver-Huëllweg 4.

Het station ligt op circa 150 meter ten zuidoosten van het plangebied. De veiligheidsafstand van het station ten opzichte van kwetsbare objecten bedraagt 15 meter.

Het gasdrukregel- en meetstation is daarmee geen relevante risicobron in relatie tot de voorgenomen ontwikkeling.

Ontheffingsroute Hubertusviaduct / Professor B.M. Teldersweg

De gemeenteraad Den Haag heeft in 2013 de routering gevaarlijke stoffen vastgesteld. Onderdeel van deze routering is de ontheffingsroute ter bevoorrading van het LPG-tankstation aan de Van Stolkweg. Deze ontheffingsroute loopt langs de ontwikkelingslocatie via de Raamweg, het Hubertusviaduct, de Prof. B.M. Teldersweg en de doorsteek Van Stolkweg tussen beide rijrichtingen van de Prof. B.M. Teldersweg. Na het lossen van LPG loopt de route via de Prof. B.M. Teldersweg, Hubertusviaduct en Raamweg. Deze ontheffing is in gebruik.

Over deze route vindt enkel vervoer van LPG plaats ten behoeve van de bevoorrading van het LPG-tankstation aan de Van Stolkweg. Voor dit LPG-tankstation is een omgevingsvergunning verleend met een maximale jaarlijkse doorzet van 1.000 m3 (opgave Omgevingsdienst Haaglanden). Dit komt overeen met maximaal 140 transportbewegingen per jaar (heen en terug bij elkaar). Als gevolg van de venstertijden op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg is het alleen mogelijk om dit LPG-tankstation in de avond en de nacht te bevoorraden (tussen 18:00 en 8:00).

Het invloedsgebied van de weg wordt bepaald door stofcategorie GF3 en bedraagt 355 meter.

Plaatsgebonden risico

Voor deze weg wordt op basis van de transportintensiteit afgeleid dat geen sprake is van een PR 10-6-contour. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering.

Groepsrisico

Uit het onderzoek blijkt dat het groepsrisico van deze weg zowel in de huidige als in de toekomstige situatie (inclusief uitbreidingsplan Madurodam) lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Omdat de ontwikkelingslocatie binnen het invloedsgebied van de weg is gelegen, is een beperkte verantwoording van het groepsrisico (beschouwen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid) conform (artikel 7) het Bevt van toepassing.

Verantwoording groepsrisico

Ter verantwoording van het groepsrisico dienen, naast de hoogte van het groepsrisico, enkele kwalitatieve elementen beschouwd te worden. Hierbij is de volgende indeling gehanteerd:

  • algemene beschouwing veiligheidssituatie: verschillende relevante scenario's;
  • zelfredzaamheid: de mate waarin personen in staat zijn zichzelf (zonder hulp van buitenaf) in geval van een calamiteit in veiligheid te brengen;
  • bestrijdbaarheid: de mate waarin een rampscenario door de brandweer te bestrijden is.

Algemene beschouwing veiligheidssituatie

Er kunnen zich twee relevante scenario's voordoen: een BLEVE-scenario en een plasbrandscenario.

Een koude BLEVE ontstaat wanneer de tankwagen bezwijkt waardoor er plotseling gas kan ontsnappen, welke na ontsteking ontploft. Een warme BLEVE ontstaat door een (plas)brand in de nabijheid van een tankwagen. Door de hitte van de brand loopt de druk in een tankwagen hoog op, terwijl de sterkte van de metalen wand afneemt. Hierdoor kan de wand het begeven en de tank ontploffen. Tankauto's zijn voorzien van een hittewerende bekleding die de kans op een warme-BLEVE gedurende ten minste 75 minuten voorkomt (maatregel uit Safety Deal hittewerende bekleding op LPG-autogastankwagens'). De brandweer is daardoor in staat de tank van de tankauto tijdig te koelen.

Het effect dat optreedt bij een ongeval met enkel brandbare vloeistoffen is vooral warmtestraling door een (plas)brand. Het invloedsgebied is circa 45 meter, uitgaande van een calamiteit waarbij de gehele wagen- of tankinhoud vrijkomt. De omvang van het effect wordt beïnvloed door de oppervlakte van de plasbrand.

Het groepsrisico van ontheffingsroute bevindt zich onder de oriëntatiewaarde (lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde). De hoogte van het groepsrisico van deze transportroute gevaarlijke stoffen (maximale waarde) neemt in de toekomstige situatie niet toe.

In de Nota Externe Veiligheid Den Haag (2013) is beschreven dat in deze situatie (een groepsrisico dat lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde) de focus van de groepsrisicoverantwoording ligt op de vraag of er vanuit hulpverlening en crisisbeheersing maatregelen nodig zijn.

Zelfredzaamheid

Het gewenste handelingsperspectief in geval van een calamiteit (schuilen en/of vluchten) is afhankelijk van het scenario. De (uitbreiding van) Madurodam maakt de langdurige aanwezigheid van groepen beperkt zelfredzame personen (zoals kinderen, ouderen) mogelijk. Voor dergelijke locaties is extra aandacht voor het aspect zelfredzaamheid gewenst.

Gerichte risicocommunicatie met werknemers (met name BHV'ers) en bezoekers (bijvoorbeeld via NL-Alert) kan ertoe bijdragen dat alarmering van het gebied sneller verloopt. Hierbij dient aan te worden gegeven wat het gewenste handelingsperspectief is (schuilen of vluchten) en op welke wijze hieraan invulling kan worden gegeven.

Een calamiteit met gevaarlijke stoffen op de weg zal vrijwel direct worden opgemerkt door de directe omgeving. Personen in de omgeving zijn daarbij direct gealarmeerd. Vervolgens dienen de interne vluchtwegen in het park zodanig gesitueerd te zijn dat het mogelijk is aan de risicoluwe zijde te ontvluchten en dienen personen (bijvoorbeeld BHV'ers) zodanig geïnstrueerd te worden dat zij de calamiteit herkennen (als calamiteit gevaarlijke stoffen) en het juiste handelingsperspectief kiezen.

Het is aanbevelingswaardig om het ontruimingsplan van het park uit te breiden met een paragraaf externe veiligheid. In deze additionele paragraaf wordt beschreven hoe de alarmering plaats vindt, wat het gewenste handelingsperspectief is bij een rampscenario (schuilen of vluchten) en op welke wijze hieraan invulling wordt gegeven (in welke richting vluchten, in welke ruimte(s) schuilen).

In sommige gevallen kan vluchten eveneens nodig zijn, eventueel als reactie op secundaire branden. Daarvoor is een goede infrastructuur van belang, waarbij meerzijdig, van de bron af gevlucht kan worden. De bestaande infrastructuur in en rond het plangebied biedt voldoende mogelijkheden om de omgeving meerzijdig te ontvluchten (onder andere via de nooduitgangen).

Bestrijdbaarheid

Elk scenario vraagt een specifiek aanvalsplan. De mate waarin uitvoering aan deze aanvalsstrategieën kan worden gegeven hangt af van de capaciteit van de brandweer (opkomsttijd en beschikbare blusmiddelen) en de bereikbaarheid van het plangebied (opstelplaatsen).

Ten aanzien van de verantwoording groepsrisico in het algemeen en het aspect bestrijdbaarheid in het bijzonder wordt door de gemeente Den Haag in het kader van de bestemmingsplanprocedure advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Haaglanden.

Het ontstaan van een koude BLEVE is niet te bestrijden, omdat de tank meteen explodeert. De branden die door de explosie ontstaan kunnen wel bestreden worden. Vanwege de maatregelen uit de Safety Deal (hittewerende bekleding) wordt een warme BLEVE bij LPG-tankwagens gedurende ten minste 75 minuten voorkomen. De brandweer is daardoor in staat de tank tijdig te koelen.

De directe effecten van een koude BLEVE zijn niet te bestrijden, omdat de tank meteen explodeert. De branden die door de explosie ontstaan kunnen wel bestreden worden.

Advies Veiligheidsregio Haaglanden d.d. 15 mei 2018

De Veiligheidsregio heeft bij brief van 15 mei 2018 aangegeven dat uit het oogpunt van externe veiligheid er er geen belemmeringen zijn voor het vaststellen van het bestemmingsplan. De inhoud van de brief is hieronder integraal opgenomen.

Risicobron en effecten 

Het plangebied ligt in de nabijheid van het transport van gevaarlijke stoffen over de Professor B.M. Teldersweg. Op maandag tot vrijdag is het transport van gevaarlijke stoffen over de Professor B.M. Teldersweg (als gevolg van de venstertijden op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg) alleen tussen 18:00 en 08:00 mogelijk. In het weekend kan er gedurende de hele dag transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden over de Professor B.M. Teldersweg. Het ergst denkbare scenario voor deze risicobron is een BLEVE van een tankwagen met brandbaar gas. Door de aanwezigheid van deze risicobron kunnen binnen het plangebied hitte-en/of druk effecten optreden. De kans dat dit scenario plaats vindt, is zeer klein.

Risico voor de omgeving

Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van attractiepark Madurodam mogelijk. Uit de uitgevoerde groepsrisicoberekening1 blijkt dat het groepsrisico van de Professor B.M. Teldersweg in de toekomstige situatie onder de 0,1 keer de oriëntatiewaarde blijft.

Geadviseerde maatregelen

Om de kans op incidenten te verkleinen, de effecten van incidenten te beperken en de zelfredzaamheid van de aanwezigen te verbeteren, zijn de volgende maatregelen al opgenomen in het bestemmingsplan:

1. Vluchtweg van risicobron af (verhogen zelfredzaamheid)

2. Voorbereiding interne organisatie (verhogen zelfredzaamheid)

3. Risicocommunicatie (verhogen zelfredzaamheid)

Naast het aspect externe veiligheid is voor de objecten ook het aspect brandveiligheid van belang. Hiervoor kunnen aanvullende maatregelen benodigd zijn.

Conclusie

Voor de ontheffingsroute is (beperkte) verantwoording van het groepsrisico conform het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing.

In het kader van de groepsrisicoverantwoording wordt advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Haaglanden.

Voor het gasdrukregel- en meetstation is geen nadere beschouwing nodig.

Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

4.4 Geluid

Met dit bestemmingsplan wordt ruimte gegeven aan de voorgenomen uitbreiding van miniatuurstad Madurodam. Dit amusementspark ligt ingeklemd tussen de Professor P.M. Teldersweg, het Hubertusviaduct, Het Kanaal en het Van Stolkpark. De voorgenomen uitbreiding bestaat uit een westwaartse vergroting van het terrein van het amusementspark met ongeveer een halve hectare richting het Van Stolkpark. Om na te gaan welke akoestische gevolgen deze uitbreiding van Madurodam met zich meebrengt, is hier een akoestisch onderzoek naar uitgevoerd. De rapportage van dit akoestisch onderzoek is als Bijlage 5 (Geluidsonderzoek) van de toelichting opgenomen. Uit deze rapportage volgt dat in de bestaande situatie door de werktuigen, apparatuur en bezoekers van het amusementspark, in de bestaande situatie 54 dB(A) als etmaalwaarde bedraagt. In de nieuwe situatie neemt deze equivalente geluidbelasting tot met afgerond 1 dB(A) tot 55 dB(A). Deze toename hangt met name samen met het grotere aantal bezoekers dat het amusementspark zal gaan bezoeken. De uitbreiding vindt niet richting de bestaande woonbebouwing plaats en bovendien worden binnen het terrein geen maatgevende geluidbronnen richting deze woonbebouwing verplaatst. Dit maakt dat de akoestische gevolgen van de uitbreiding van Madurodam niet met het gehoor waarneembaar zullen zijn. De akoestisch kwaliteit van de leefomgeving ter hoogte van de omliggende woonbebouwing wordt door de voorgenomen uitbreiding niet (nadelig) beïnvloed. Dit maakt dat met de voorgenomen uitbreiding – wat betreft de akoestische gevolgen daarvan –sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.

Om aan te tonen dat met het extra verkeer ten gevolge van de uitbreiding van het park Madurodam wordt voldaan aan de grenswaarden gesteld in de Wet milieubeheer (Titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen') is een Luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (Antea Group). Dit onderzoek is als Bijlage 6 bij deze toelichting gevoegd.

Om het planverkeer te bepalen, is gekeken naar de herkomst van de verkeersbewegingen. De wegvakken die zijn opgenomen in het onderzoek betreffen de maatgevende wegvakken.

In het onderzoek zijn de jaargemiddelde concentratie NO2, PM10 en PM2,5 in de autonome situatie, de jaargemiddelde concentratie in de plansituatie en het verschil in concentraties te zien, voor de meest maatgevende toetspunten (tabel 4.2, tabel 4.3 en tabel 4.4). Dit betreffen de 5 toetspunten waar de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 het hoogst zijn.

Uit de berekende resultaten blijkt dat de jaargemiddelde concentraties NO2 onder de van kracht zijnde grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie liggen (40 µg/m3). Tevens blijkt uit de rekenresultaten dat de uurnorm niet wordt overschreden. Verder blijkt uit de berekende resultaten dat de jaargemiddelde concentraties PM10 onder de van kracht zijnde grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie liggen (40 µg/m3). Tevens blijkt uit de rekenresultaten dat de dagnorm niet wordt overschreden. Tot slot blijkt dat de jaargemiddelde concentraties PM2,5 onder de van kracht zijnde grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie liggen (25 µg/m3).

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.6 Groene waarden

4.6.1 Algemeen

De wet- en regelgeving voor de groene waarden betreft de Wet natuurbescherming, de Wet milieubeheer, de Gemeentewet en de Wet ruimtelijke ordening.

De bescherming van de groene waarden kent in de wet- en regelgeving verschillende invalshoeken: gebiedsbescherming, soortenbescherming, areaalbescherming, bomenbescherming en netwerkbescherming. Op elk wordt ingegaan.

Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet heeft 3 wetten vervangen: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (bescherming bossen). Voor zowel een vergunning Natura2000 (voorheen Natuurbeschermingswet), ontheffing soortbescherming (voorheen Flora- en faunawet) als kapmelding (voorheen Boswet) zijn in de meeste gevallen GS van de provincie Zuid-Holland, waarin de activiteit in hoofdzaak wordt uitgevoerd, het bevoegd gezag. Omgevingsdienst Haaglanden is door de provincie Zuid-Holland gemandateerd voor zowel de vergunningverlening Natura2000 als de ontheffing verlening soortbescherming.

4.6.2 Gebiedsbescherming

In de Wet natuurbescherming (Wnb) is de gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura2000-gebieden, overgenomen uit de Natuurbeschermingswet 1998. Hieraan voorafgaand is in januari 2006 de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 en sinds 1 januari 2017 in de Wet natuurbescherming. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland.

In Den Haag dient rekening te worden gehouden met de Natura2000-gebieden: Meijendel & Berkheide (inclusief Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark & Wapendal (inclusief Bosjes van Poot) alsmede Solleveld & Kapittelduinen (inclusief landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen). Dit betreft Habitatrichtlijngebieden. Er zijn geen Vogelrichtlijngebieden in de gemeente Den Haag.

Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura 2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden. Is er op grond van de Wet milieubeheer (Wm) sprake van een passende beoordeling dan is een MER nodig. Voor de andere gevallen kent de Wm de vormvrije merbeoordeling. In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden in hoeverre de uitvoering van het plan onder de verplichtingen vanuit deze wet valt.

Plangebied

De afstand vanaf het plangebied tot naar hierboven genoemde Natura2000-gebieden bedraagt respectievelijk 1.250 meter en 2.350 meter. De Natura2000-gebieden liggen buiten het invloedsgebied van het plan wat betreft verdroging of geluid- en lichtverstoring.

Stikstofdepositie-effecten

De potentiële effecten van verzuring en vermesting als gevolg van stikstofdepositie zijn onderzocht in het stikstofdepositie-onderzoek (Antea Group). Het Stikstofdepositie-onderzoek is opgenomen in Bijlage 8 van deze toelichting.

Op 1 juli 2015 is het Programma Aanpak Stikstof (PAS) met bijbehorende wetgeving vastgesteld en in werking getreden. Hierdoor is de vergunningverlening in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor het aspect stikstof vereenvoudigd.

In het PAS werken overheden en maatschappelijke partners samen om de stikstofuitstoot te verminderen en daarmee ook economische ontwikkelingen mogelijk te maken. Door middel van brongerichte maatregelen wordt een (extra) daling van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden bereikt. Een deel van de daling van de stikstofdepositie komt beschikbaar als depositieruimte voor economische ontwikkelingen. Het overige deel komt ten goede aan de natuur waardoor gewaarborgd is dat de Natura 2000-doelen worden gehaald.

De stikstofberekening geeft aan dat de ontwikkelingsmogelijkheden die voortkomen uit onderhavig bestemmingsplan maximaal leiden tot een extra bijdrage aan de stikstofdepositie op een stikstofgevoelig habitattype van 0,10 mol N/ha/jaar op het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide.

In het kader van de programmatische aanpak stikstof 2015 - 2021 (PAS) is depositieruimte gereserveerd voor projecten met een bijdrage van maximaal 1,00 mol N/ha/jaar op stikstofgevoelige habitattypen. Voor projecten binnen dit deel van de depositieruimte geldt geen vergunningplicht op grond van de Wet natuurbescherming (art. 2.9, lid 5 Wnb juncto art. 2.12, eerste lid Besluit natuurbescherming). Voor de uitbreiding van Madurodam kan worden volstaan met een melding.

Omdat het PAS al passend is beoordeeld, is op grond van artikel 2.8, lid 2 Wnb het opstellen van een nieuwe passende beoordeling voor het planbesluit niet verplicht. Een nieuwe passende beoordeling zal redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten opleveren omtrent de significante gevolgen van het plan.

Conclusie

De gebiedsbescherming uit de Wet natuurbescherming staat vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.6.3 Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming heeft de bescherming van planten- en diersoorten uit de Flora- en faunawet overgenomen. De Wet natuurbescherming gaat ervan uit dat zonder uitdrukkelijke toestemming geen schade mag worden toegebracht aan beschermde dieren of planten. Dit betekent dat het gaat om het effect van een handeling op beschermde soorten.

De wet kent een drie aparte beschermingsregimes voor:

  • 1. soorten van de Vogelrichtlijn;
  • 2. soorten van de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn;
  • 3. andere soorten' die vanuit nationaal oogpunt zijn beschermd.

Hierbij zijn enkele wijzigingen geweest in welke soorten beschermd zijn. De Wet natuurbescherming legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door eisen te stellen aan de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Wet natuurbescherming een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.

Plangebied

Ten behoeve van de ontwikkeling die onderhavig bestemmingsplan mogelijk maakt is een natuurtoets uitgevoerd (Antea Group). De Natuurtoets is opgenomen in Bijlage 7 van deze toelichting.

In de Natuurtoets Uitbreiding Madurodam zijn de natuurwaarden onderzocht en is geoordeeld dat het bestemmingsplan haalbaar is vanuit de Wet natuurbescherming (Wnb). Afgaand op de ecologische inventarisaties uit 2016 - 2018 is er op dit moment, in het kader van de bestemmingsplanprocedure, geen aanleiding voor het aanvragen van een ontheffing omdat geen verbodsbepalingen worden overtreden. Ook is er op dit moment geen reden om te veronderstellen dat een eventuele ontheffing niet zou kunnen worden verleend.

Voorafgaand aan de feitelijke werkuitvoering en realisatie van het plan zal tijdig een actualiserend ecologisch onderzoek worden uitgevoerd en zal het plangebied nog nader worden onderzocht op mogelijke aanwezigheid van jaarrond beschermde nestplaatsen van vogels, eekhoornnesten en (paar- en/of zomer-)verblijfplaatsen van vleermuizen.

Indien beschermde soorten en ontheffingsplichtige verblijfplaatsen aanwezig blijken te zijn, zal daarvoor een ontheffing Wnb te worden aangevraagd.

De proceduretijd van een dergelijke ontheffing kan worden beperkt door het tijdig inzetten van mitigerende en compenserende maatregelen om daarmee mogelijke effecten op beschermde soorten tot een minimum te beperken Realistische voorbeelden zijn het plaatsen van kunstnesten voor roofvogels en kasten voor vleermuizen. De invulling van dergelijke voorzieningen is maatwerk en dient te worden afgestemd op de aangetroffen soorten en beschermde locaties.


Conclusie

De soortenbescherming uit de Wet natuurbescherming staat vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.

Aanvullende informatie plangebied

In het voorjaar van 2017 is broedvogelmonitoring uitgevoerd door de Haagse Vogelbescherming. Hierdoor kan met zekerheid worden aangegeven welke vogelsoorten gebruik maken van de 0,6 ha bos achter Madurodam.In het voorjaar 2017 broedden in dit deel 20 vogelparen, welke als algemene soorten van struiken en opgaand bos zijn te kenmerken. Het betreft: roodborst, winterkoning, houtduif, heggenmus, zwartkop, kool- en pimpelmees, tjiftjaf en vink.Het betrof allen vogels met een uitgesproken habitatvoorkeur, vogels welke van een beetje rommel op of vlak bij de grond houden om hun nest goed te verstoppen. Rust speelt voor laag broedende soorten een grote rol. De in de regels opgenomen verplichting, om daken en gevels in deze strook van een groenfunctie te voorzien, komt dergelijke vogelsoorten ten goede. Het geeft minder verstoring door wandelaars en eventueel loslopende honden, hoger gelegen broedmogelijkheden geven immers meer rust.

Haagse Natuurwaardenkaart 2018

Natuur is overal in de stad te vinden en de Haagse Natuurwaardenkaart 2018 geeft een overzicht van de biodiversiteit en het aantal beschermde soorten per wijk en is een aanzet is om de ontwikkeling van natuur in de stad systematisch te gaan monitoren, Om de natuurwaardenkaart goed te duiden is deze voorzien van een uitgebreide toelichting met verdiepende kaarten die thematisch zijn gegroepeerd. De themakaarten geven informatie over:

- de ligging van groen-blauwe structuren en andere voor natuur belangrijke elementen in de stad;
- biodiversiteit per soortgroep;
- de aanwezigheid van beschermde soorten;
- de belangrijkste biotopen (leefgebieden);
- de verspreiding van een aantal kenmerkende soorten per biotoop;
- de aanwezigheid van invasieve exoten (probleemsoorten).

Samen geven de kaarten een beeld van de natuur in Den Haag. De natuurwaardenkaart bevat o.a. een kaart van Den Haag waarop de vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen aanwezig zijn. Deze kaart is tot stand gekomen door jarenlang vleermuisonderzoek in Den Haag door de Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland.

In het kader van het Nader onderzoek uit 2016 (zie Bijlage 7 bij de toelichting, Natuurtoets) is onderzoek gedaan naar de effecten van de uitbreiding van Madurodam. Dit onderzoek bestond uit meerdere veldbezoeken en is uitgevoerd volgens de protocollen. De conclusie is dat de voorgenomen uitbreiding geen wezenlijke inbreuk doet op, en dat de locatie van de uitbreiding zelf geen essentieel foerageergebied of vliegroute is die zou worden aangetast of doorbroken. Op de kaart uit de Natuurwaardenkaart is aangegeven dat de bosgebieden rondom Madurodam wel onderdeel uitmaken van belangrijk foerageergebied op stedelijk niveau. De 0,6 ha, waar de uitbreiding zal plaatsvinden, is echter behoorlijk gesloten bos. Vleermuizen verplaatsen zich door echolocatie (bijvoorbeeld boomstructuren/waterlijnen). In dicht bosgebied kunnen zij zich moeilijker oriënteren.

Door de aanleg van een open groene structuur op de daken met een groenfunctie (op gebouwen langs de rand), worden foerageermogelijkheden gecreëerd die vooralsnog niet of minder aanwezig zijn. Dit is een waardevolle toevoeging voor het gebied. Aangezien vleermuizen gevoelig zijn voor lichtverstoring, dienen de groene daken en de gevels van deze gebouwen niet aangelicht te worden. Alleen dan kan de foerageerfunctie ter plaatse van deze open groene structuur worden gewaarborgd.

Gelet op het feit dat verlichting een belangrijk punt is voor de vleermuisvriendelijke herinrichting van het gebied, zijn in de regels waarborgen opgenomen over de toe te passen verlichting en ter voorkoming van niet noodzakelijke lichthinder.

Verlichting met oog voor de natuur

Eind 2017 stelde de gemeenteraad voor het eerst een 'Lichtvisie' vast voor de stad. Hierin staat op hoofdlijnen hoe de gemeente de openbare plekken in de stad wil verlichten. Stadsverlichting draagt bij aan (een gevoel van) veiligheid, maar voor sommige nachtdieren zoals vleermuizen is kunstlicht ongewenst. Vleermuizen leven en jagen 's nachts en kunstlicht kan hun gedrag flink verstoren. In de Lichtvisie is een richtlijn 'Licht op de Natuur' (RIS 298658) opgenomen. Hier staat dat in de Haagse natuur alleen openbare verlichting wordt gebruikt waar dat echt nodig is. Als er licht moet zijn voor bijvoorbeeld de veiligheid, dan wordt het zo toegepast dat dieren er zo min mogelijk last van hebben, door gebruik te maken van gericht/afgeschermd wit licht met een maximum van 3000K (geen UV).

4.6.4 Areaalbescherming bossen
4.6.4.1 Algemeen

In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde "bebouwde kom Boswet" (Rv 57 - 1998, RIS 021312), en daarmee onder de werking van de Boswet, geplaatst. Deze buiten de bebouwde kom vallende gebieden vallen per 1 januari 2017 onder de werking van de Wet natuurbescherming (Wnb). Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk. Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantingsplicht.

De Wnb beschermt geen houtopstanden binnen de bebouwde kom. Waar de grens van de bebouwde kom ligt, wordt bepaald door de gemeenteraad. Anders dan de naam wellicht doet vermoeden, gaat het hier niet om de grens van de bebouwde kom op grond van de Wegenverkeerswet. De gemeente heeft (tot op 1 oktober 2018) nog geen (nieuwe) komgrens op grond van deze wet heeft vastgesteld en om die reden geldt volgens artikel 9.9 van de Wnb de komgrens zoals die door de gemeenteraad op 5 maart 1998 is vastgesteld onder de Boswet (RIS 021312).

4.6.4.2 Meld- en herplantingsplicht

De Wnb kent de meld- en herplantingsplicht voor het vellen van houtopstanden. Houtopstanden die onder de werking van de Wnb vallen, mogen alleen worden gekapt als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Allereerst moet de kap van tevoren worden gemeld. Voor dunningen is de meldings- en herplantingsplicht niet van toepassing. Anders dan onder de Boswet moet de kap vanaf 1 januari 2017 worden gemeld bij Gedeputeerde Staten van de provincie. Provinciale staten kunnen bij verordening regels stellen over de melding en bepalen welke gegevens moeten worden verstrekt, de termijn en de wijze waarop moet worden gemeld en over de wijze waarop moet worden herbeplant. Na de (gemelde) kap dient de eigenaar van het bos ervoor te zorgen dat drie jaar na het kappen van het bos, hetzelfde areaal bos aanwezig is in de vorm van jonge beplanting. Het herbeplanten van het perceel kan plaatsvinden door aanplant, bezaaiing, natuurlijke verjonging of op andere wijze realiseren van een nieuwe houtopstand.

Het bosgebied grenzend aan het huidige attractiepark Madurodam is door de gemeente Den Haag begrensd als liggend buiten de Grens Bebouwde Kom Boswet. Als gevolg van deze begrenzing viel de beplanting tot 1 januari 2017 onder de werking van de Boswet. Na die datum valt de beplanting onder de werking van de Wnb en de bijbehorende provinciale Verordening Uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland.

Bos dat door de ontwikkeling van Madurodam verloren gaat wordt gecompenseerd. Het gaat daarbij zowel om de ecologische waarde van het groen als de toepassing van de Wnb. Daarbij geldt het volgende: het gaat niet om het aantal bomen maar altijd om het areaal bos dat dient te worden gecompenseerd. De voorwaarden voor compensatie zijn:

  • Terugplaatsen in dezelfde kwaliteit als die verloren gaat.
  • Als één geheel compenseren.
  • Compensatie op een plek die voor langere termijn de bestemming bos kan krijgen.

Voor de compensatie wordt een melding gedaan bij het bevoegd gezag (Provincie Zuid Holland). Voor mogelijke oplossingen t.a.v. boscompensatie wordt door de gemeente en Madurodam in overleg getreden met de Provincie.

Om deze compensatie te realiseren is gekozen voor het omvormen van de gronden parallel aan de Koninginnegracht naar circa 1 hectare duinbos met de bijbehorende kern-mantelstructuur, waarbij ingezet wordt op toepassing van inheemse soorten.

4.6.4.3 Houtopstanden

Ook voor de reikwijdte van te beschermen houtopstanden is in de Wnb grotendeels aangesloten op de Boswet. Wederom geldt de meld- en herplantingsplicht voor houtopstanden van 10 are en groter en een bomenrij van 20 bomen. De term 'houtopstand' is gedefinieerd als een zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend. Niet voor alle houtopstanden die aan deze vereisten voldoen, geldt de meld- en herplantingsplicht. Net zoals onder de werking van de Boswet zijn bomen op erven en tuinen en een rij wilgen of populieren op of langs landbouwgronden uitgezonderd. Ook is in de Wet natuurbescherming gedacht aan de praktische problemen bij de productie van hout als biomassa. Populieren, wilgen, essen of elzen die zijn bedoeld voor de productie als houtige biomassa zijn uitgezonderd van de meld- en herplantingsplicht indien ten minste eens per tien jaar wordt geoogst, de beplanting na 1 januari 2013 is aangelegd en aan bepaalde beplantingseisen is voldaan. Italiaanse populieren, linden, paardenkastanjes en treurwilgen worden vanaf 1 januari 2017 -in tegenstelling tot voorheen onder de Boswet - wél beschermd.

4.6.5 Bomenbescherming

Zoals reeds in hoofdstuk 3.4.3 naar voren is gebracht is de bescherming van bomen in de op grond van de Gemeentewet door de gemeenteraad vastgestelde Algemene Plaatselijke Verordening (APV) vastgelegd. Volgens de APV van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540). Door deze bescherming kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een omgevingsvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd.

Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Monumentale bomen hebben een hogere beschermingsstatus. Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag is op de website van de gemeente Den Haag de meest actuele lijst en kaart terug te vinden. Er bevinden zich geen monumentale bomen in het plangebied.

4.6.6 Natuurnetwerk Nederland

Om nationale ruimtelijke beleid te borgen in bestemmingsplannen is op grond van de Wet ruimtelijke ordening door het Rijk het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (BARRO) van kracht. Daarin wordt de mogelijkheid geboden om stelsels van natuurgebieden van internationaal of nationaal belang aan te wijzen dat strekt tot de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten - het natuurnetwerk Nederland. Deze gebieden moeten bij provinciale verordening worden aangewezen en hun ligging geometrisch vastgelegd. Ook de Wnb kent een gelijke bepaling voor dit netwerk. De door Provinciale Staten van Zuid-Holland vastgestelde Verordening Ruimte 2014 vervult deze functie. In artikel 2.3.2.1 van deze verordening wordt gesteld dat een bestemmingsplan voor gronden binnen dit netwerk, met bestaande natuur, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 8 Natuurnetwerk Nederland, geen bestemmingen aanwijst die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden.

Het bosgebied in het plangebied maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De afstand van het plangebied tot het dichtstbij gelegen NNN-gebied, Landgoed Sorghvliet, bedraagt 800 meter.Op deze afstand kunnen negatieve effecten op de natuurlijke waarden van het NNN-gebied worden uitgesloten.

Conclusie

De ontwikkeling in het plangebied heeft geen effect op de directe omgeving van het plangebied. Vanuit dit oogpunt zijn er voor NNN geen belemmeringen. Het NNN-beleid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.7 Bodem

Wettelijk kader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.


Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming (Wbb) regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

a.het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;

b.het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;

c.het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet (altijd meer) nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Plangebied

In de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat ter plaatse van de planlocatie om een benzineservicestation en een stoomwas- en bleekinrichting. Daarnaast is dit voormalig volkstuincomplex in het verleden opgehoogd met puin en koolashoudende grond. Er is één ondergrondse HBO-tank bekend, die is omstreeks 1996 gesaneerd. De tanks ter plaatse van het voormalige servicestation zijn niet geregistreerd. Onbekend is of deze gesaneerd en/of verwijderd zijn.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond (0-0,5 m-maaiveld) is gelegen in zone B7 en gemiddeld licht verontreinigd is met kwik, lood en zink en matig met PCB. De ondergrond (0,5-2,0 m-mv.) is gelegen in zone O2 en is gemiddeld licht verontreinigd met PCB.

Het plangebied is niet gelegen in een milieubeschermingsgebied voor grondwater.

Binnen een deel van het plangebied is een "Verkennend bodem- en asbestonderzoek Madurodam, George Maduroplein te Scheveningen, Den Haag" uitgevoerd (opgenomen als Bijlage 10 bij de toelichting). Hierbij is geen geval van ernstige bodemverontreiniging aangetroffen. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume), of bij de overschrijding van de norm voor asbest van 100 mg/kg.ds.

Naast dit onderzoek is ook een Historisch bodemonderzoek )Bijlage 9 bij de toelichting) uitgevoerd.

Het plangebied is echter nog niet volledig onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt, zal bodemonderzoek conform NEN-5740 moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Indien er een vermoeden is van het voorkomen van asbest in de bodem, dan dient deze eveneens op asbest te worden onderzocht conform NEN 5707.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.

4.8 Ruimtelijke kwaliteit

In het beleidsdocument Agenda Ruimte voor de Stad (zie paragraaf 3.4.1) is ruimtelijke kwaliteit als principe voor stedelijke ontwikkeling aangehaald om ontwikkelingen te sturen. Conform het Planuitwerkingskader (PUK) Madurodam zijn voor de uitbreiding van Madurodam in het kader van ruimtelijke kwaliteit uitgangspunten opgesteld binnen de volgende principes.

  • De uitbreiding moet zo compact mogelijk zijn, waardoor het zo min mogelijk ten koste gaat van bestaand groen.
  • Met de uitbreiding dienen de natuurlijke waarden van de directe omgeving zo veel mogelijk verbeterd te worden, zowel in beeld als in kwaliteit voor flora en fauna.
  • De uitbreiding moet zo goed mogelijk worden ingepast binnen de karakteristieken van het omliggende (cultuurhistorische) landschap.
  • Naast de uitbreiding dient er ook gekeken te worden hoe de overige zijden van Madurodam meer kwaliteit kunnen krijgen en beter kunnen aansluiten bij de directe omgeving.

Deze principes zijn hieronder verder uitgewerkt.

1. Compacte uitbreiding

Door de uitbreiding gaat 0,6 ha van het bosgebied in de Scheveningse Bosjes verloren. De uitbreiding is zo compact en goed mogelijk ingepast in het omliggende landschap.

De totale bebouwing op het toekomstige attractiepark (bestaande park samen met de uitbreiding) kan toenemen tot maximaal 12.500 m² bvo. Dit betekent dat er ten opzichte van de beheersverordening 4.000 m² bebouwing extra kan worden toegevoegd.

2. Verbeteren natuurlijke waarden van de directe omgeving

Door op de daken van de paviljoens een boszoomvegetatie aan te leggen, kan het bos dat hiervoor moet wijken, worden gecompenseerd met een nieuw habitat voor vlinders, bijen en vogels.

3. Inpassing binnen karakteristieken van het omliggende (cultuurhistorische) landschap

De kwaliteiten van het rijksbeschermde stadsgezicht liggen op deze locatie met name in de dichtbeboste parkaanleg met de gebogen padenstructuur. De kwaliteiten van deze aanleg moeten zoveel mogelijk gerespecteerd worden.

De uitbreiding van Madurodam past precies tussen het Noorder en Zuiderduin in de Scheveningse Bosjes en sluit aan op het onverharde bospad (olifantenpad). Hierdoor wordt het olifantenpad behouden.

De ecowal langs het uitbreidingsdeel fungeert als scheiding tussen het attractiepark en de aangrenzende gronden (Scheveningse Bosjes), zodat het park landschappelijk wordt ingepast en voor een groot gedeelte vanuit de directe omgeving aan het zicht wordt onttrokken. Om het effect, van het uit het zicht onttrekken van de uitbreiding, nog verder te versterken, zal de nieuwe bebouwing niet te hoog mogen worden. Dit betekent dat, afhankelijk van de hoogte van het maaiveld ter plekke, sommige bebouwing gedeeltelijk zal moeten worden ingegraven om niet een ongewenste hoogte te overschrijden. Om dit beeld bereiken mag nieuwe bebouwing daarom niet hoger worden dan 10 m NAP+. Dit is namelijk ook de hoogte van een groot deel van de bestaande bebouwing op het attractiepark.

De ecowal wordt in één keer in zijn geheel aangelegd, voordat de nieuwe bebouwing in gebruik wordt genomen.

4 Inpassing overige zijden Madurodam

In en om het park worden bomen toegevoegd. De entree en het voorplein krijgen meer groen en verblijfskwaliteit. De rand rondom Madurodam wordt robuust, groen en passend bij de karakteristieken van de omgeving.

Conclusie

Het plan is in lijn met het principe ruimtelijke kwaliteit voor stedelijke ontwikkeling zoals verwoord in de Agenda Ruimte voor de Stad.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. Paragraaf 5.2 geeft een beschrijving van het plan. In paragraaf 5.3 wordt de ontwikkeling verder beschreven. In paragraaf 5.4 staat de verkeersanalyse. In 5.5 wordt invulling gegeven aan de ladder voor duurzame verstedelijking. In 5.6 is een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen. Tenslotte staat in 5.7 een toelichting op de regels.

5.2 Beschrijving van het plan

In deze paragraaf staat een beschrijving van het plan, op basis van informatie uit het Ontwikkelperspectief van Madurodam en het Planuitwerkingskader (PUK). Deze informatie bestaat uit randvoorwaarden en uitgangspunten, die gebruikt dienen te worden bij de nadere uitwerking en de uiteindelijke ontwikkeling van de uitbreiding van Madurodam.

Madurodam heeft een Ontwikkelperspectief ingediend bij de gemeente ten behoeve van de vaststelling van een Planuitwerkingskader (PUK). Madurodam geeft in haar Ontwikkelperspectief aan te willen uitbreiden en te willen vernieuwen, zodat ze haar exploitatie op de middellange termijn kan voortzetten. Dit wil zij doen door diverse paviljoens bij te bouwen. Het bouwprogramma in het Ontwikkelperspectief (OWP) bestaat uit nieuwe bouwvolumes in het bestaande park, een andere ingang en door gebouwde voorzieningen aan de westzijde.

Nut en noodzaak

Om bezoekers te blijven trekken en een meerjarig gezonde exploitatie te voeren, moeten attractieparken hun aanbod blijven vernieuwen. Als attractieparken dit nalaten, nemen bezoekerscijfers af en kunnen zij op termijn hun -vaak aanzienlijke- exploitatielasten niet meer dragen. Dit geldt ook voor Madurodam: om succesvol te blijven en ook op termijn voldoende bezoekers te blijven aantrekken, moet Madurodam haar aanbod vernieuwen en is uitbreiding van het aanbod onontkoombaar. Voor een gezonde bedrijfseconomische toekomst van Madurodam is het ontwikkelperspectief cruciaal. Daarvoor is ruimte nodig.

Madurodam geeft in haar OWP aan dat investeren in nieuwe attracties noodzakelijk is:

  • de markt voor dagrecreatie is zeer concurrerend, niet investeren betekent een krimp van bezoekersaantallen en uiteindelijk een bedreiging in de continuïteit van het attractiepark;
  • de huidige omvang van Madurodam is te klein om marktpositie te behouden;

het park is vol en er is geen ruimte voor vernieuwing;

  • de huidige verblijfsduur in het park is te kort vanwege het beperkte aanbod en tevens is er weinig herhaalbezoek.

De vernieuwing die Madurodam voor ogen heeft om haar continuïteit te behouden, sluiten aan bij de ambities van Den Haag:

  • De plannen van Madurodam hebben een positieve impact op het Haags (verblijfs-)toerisme;
  • Het bestendigt de bezoekersaantallen en daarmee het behoud van de grootste toeristische trekpleister van de stad;
  • Verbreding en verdieping van het aanbod die de verblijfstijd in Madurodam substantieel verlengt;
  • De uitbreiding maakt het park minder weersafhankelijk.


De flexibiliteit en vernieuwing in het aanbod wil Madurodam realiseren door overdekte ruimtes toe te voegen in het aanbod als themapark in de komende jaren. Het park zet in op educatie en voegt moderne manieren van vertellen en beleven toe. Madurodam wil "het beste van Nederland" laten zien. Deze verhalen worden verteld in paviljoens. De paviljoens worden toegevoegd in een beperkte uitbreiding buiten het bestaande park, als ook door het verdichten binnen het huidige Madurodam.

Madurodam heeft in het OWP naar het oordeel van de gemeente afdoende nut en noodzaak om het park uit te breiden en te vernieuwen en de economische effecten daarvan onderbouwd. Het behoud van toekomstperspectief van dit internationaal befaamd Haagse icoon voor onze stad is voor onze gemeente van algemeen belang.


Bekeken varianten

Madurodam heeft tevens beschouwd of er een alternatieve redelijke en haalbare uitbreidingsmogelijkheid is dan in het groen. Daarbij is een breed scala aan uitbreidingen bekeken en afgewogen. Hierbij is gekeken naar:

  • Is de benodigde toename in m² te behalen?
  • Is de variant technisch te realiseren?
  • Kan het gefaseerd worden uitgevoerd?
  • Past de variant bij de beleving van een hoogwaardig attractiepark?
  • Kan hierop een gezonde businesscase worden gebaseerd?
  • Is de variant een toekomstbestendige oplossing?

Madurodam heeft over de variantenafweging de volgende conclusies gerapporteerd:

  • Inbreiding, het mogelijk maken van de nieuwe gebouwen binnen het bestaande park: dit is geen optie, omdat hiermee niet de benodigde m² te behalen is zonder een groot deel van de miniaturen op te offeren. Zij vormen het hart van het park;
  • Ondergronds bouwen, waarbij de paviljoens onder het bestaande park komen: deze optie is zeer kostbaar, zowel door de initiële investering als door de duur van de bouwperiode (park gesloten) en om die reden niet haalbaar. Hier zijn geen financiële regelingen of subsidies voor beschikbaar;
  • Voorplein, het realiseren van alle benodigde m² op het voorplein: hiervoor zijn meerdere bouwlagen nodig, wat leidt tot een groot gebouw. Dit past niet bij een parkbeleving, maakt de routering moeilijk en kan niet gefaseerd worden uitgevoerd. Tevens liggen er veel kabels en leidingen onder het voorplein, waardoor bebouwen moeilijk is. In het huidige voorstel zijn diverse functies die wel naar het voorplein kunnen uit het hoofdgebouw gehaald. Hierdoor kan het hoofdgebouw een deel van de uitbreiding opvangen en is er minder uitbreiding in het bos nodig;
  • Parkeerterrein, de uitbreiding mogelijk maken op het huidige parkeerterrein: dit parkeerterrein heeft Madurodam nodig om haar bezoekers te laten parkeren. Het realiseren van de uitbreiding en het behouden van het parkeerquotum is financieel niet haalbaar. Daarnaast wordt het park dan in tweeën gesplitst en dit is voor de beleving van de bezoeker onwenselijk.


De gemeente onderschrijft op basis van de beschouwingen van Madurodam in het OWP de keuze voor een gedeeltelijke inbreiding en een beperkte uitbreiding aan de bosrand. Deze variant is financieel haalbaar, biedt de benodigde ruimte, is technisch uit te voeren, past binnen een parkbeleving, kan gefaseerd worden uitgevoerd en zorgt voor een haalbare en toekomstbestendige businesscase.

Verhuizing van het gehele attractiepark naar een andere plek in of buiten Den Haag wordt door Madurodam en de gemeente niet als haalbaar en wenselijk gezien. Een verhuizing grijpt enorm in de bedrijfsvoering van Madurodam, vergt zeer forse investeringen en heeft gevolgen voor de bezoekersaantallen van Madurodam èn van de stad. Het vertrek van Madurodam zou economisch en toeristisch gezien zeer forse schade toebrengen aan de stad.

Randvoorwaarden

Op 6 juli 2017 heeft de gemeenteraad het PUK voor de uitbreiding van Madurodam vastgesteld. Het College van B&W heeft in het verleden (RIS 285875, commissiebrief van 8 september 2015) een viertal randvoorwaarden meegegeven aan Madurodam bij het verder uitwerken van het plan. Deze voorwaarden hadden betrekking op het groen, de toegankelijkheid ervan, het verkeer en het overleg met belanghebbenden. In het Ontwikkelperspectief en het PUK zijn deze randvoorwaarden als volgt nader uitgewerkt:

  • 1. Het groen in de omgeving moet groen blijven en er in kwaliteit niet op achteruit gaan

Het beslag op het bos is aanmerkelijk kleiner geworden ten opzichte van eerdere planvorming, te weten ongeveer 0,6 hectare. Het overgrote deel van de Scheveningse Bosjes achter de Ver Huellweg blijft gespaard en blijft groen. Er gaat een klein deel van het groen verloren door de uitbreiding van Madurodam. In de uitbreidingskavel zijn er mogelijkheden om de ecologische waarde te verbeteren. Dit gebeurt door het toevoegen van bomen in en om het park, aanleg van groene daken en een 'ecowal' en een voorstel voor gezamenlijk op natuur gericht beheer. De erfafscheiding maakt onderdeel uit van het landschap en de natuur.

Daarnaast worden de te kappen bomen conform de APV gecompenseerd. Dit gebeurt door de aanplant van hetzelfde aantal bomen in een aaneengesloten terrein in de nabijheid van het attractiepark. Verder wordt een nieuw bos van ca. 1 hectare gevormd conform de Wet Natuurbescherming. Het overgrote gedeelte van de Scheveningse Bosjes blijft groen, gaat niet in kwaliteit achteruit en er komt een nieuw deel bij ter compensatie. Dit compensatiegebied (het talud langs de Koninginnegracht) is toegevoegd aan de Stedelijke Groene Hoofdstructuur van Den Haag.

  • 2. Het groen moet openbaar toegankelijk blijven

Het plan laat zien dat de aanwezige paden in de Scheveningse Bosjes behouden en openbaar toegankelijk blijven. Het bos is in alle rust als gebied fysiek afgescheiden van het attractiepark. In het OWP is de uitbreidingskavel niet openbaar. Dit was de duidelijke wens van de Klankbordgroep. Er is gekozen voor een heldere erfafscheiding. Met het instellen van een uitbreidingsgebied tot aan het Olifantenpad wordt eventueel zicht op nieuwbouw vanuit de Waterpartij voorkomen. Beide duinruggen blijven behouden. Dit is een afwijking van de randvoorwaarde. Omdat dit voorkomt uit de nadrukkelijke wens van de Klankbordgroep, en op deze wijze de uitbreiding zo goed mogelijk kan worden ingepast binnen de karakteristieken van het omliggende (cultuurhistorische) landschap, is de gemeente van mening dat dit een acceptabele afwijking is. Het bos achter Madurodam blijft openbaar toegankelijk.

  • 3. Parkeren en logistieke afwikkeling moeten zorgvuldig worden uitgewerkt

De dienstingang aan de Haringkade wordt aangepast en de werf wordt verplaatst. De parkeervoorzieningen worden geconcentreerd ten zuiden van de Professor B.M. Teldersweg. Zowel het parkeren van de touringcars als van de auto's vindt daar plaats op eigen terrein van Madurodam. Madurodam wil de bussen niet langer op het voorplein laten stoppen, maar deze direct naar het parkeerterrein laten rijden. Hierdoor kan het voorplein worden vergroend en meer verblijfskwaliteit krijgen. Madurodam stelt dat de huidige parkeervoorzieningen voldoen in de nieuwe situatie. Het Ontwikkelperspectief laat duidelijk zien hoe Madurodam het parkeren en de logistiek wil accommoderen en afwikkelen.

  • 4. Omwonenden en belanghebbenden zullen worden betrokken bij de uitwerking van de businesscase

Sinds 2015 heeft Madurodam meerdere bijeenkomsten, sessies en gesprekken georganiseerd waarin gezamenlijk is geschetst en gedacht aan een uitbreidingsplan. Dit proces heeft extra tijd gekost, maar ook een beter en een gedragen plan opgeleverd. Dit ontwikkelingsperspectief uit januari 2017 komt volgens hen zo veel mogelijk tegemoet aan de bezwaren en wensen. Het nieuwe ontwikkelperspectief is het resultaat van dit overleg. Madurodam heeft in dit proces omwonenden en belanghebbenden betrokken bij de uitwerking van haar uitbreiding. Het overleg met betrokkenen is door Madurodam gecontinueerd in de volgende fasen. Het voorliggende bestemmingsplan is het resultaat van dit proces.

Madurodam heeft in haar uitwerking van de plannen naar het oordeel van de gemeente voldoende rekening gehouden met de randvoorwaarden.

Ruimtelijke uitgangspunten

In het PUK zijn de ruimtelijke uitgangspunten voor de uitbreiding van Madurodam opgenomen. Deze uitgangspunten zijn gebaseerd op een aantal principes die er voor moeten zorgen dat de uitbreiding zo goed mogelijk wordt ingepast binnen de context waarin Madurodam nu is gelegen.

De uitgangspunten zijn: Stedelijke Groene Hoofdstructuur, Groencompensatie, Natuurinclusief bouwen, Cultuurhistorie en de inpassing van de uitbreiding.

Stedelijke Groene Hoofdstructuur

Op 15 december 2016 heeft de gemeenteraad de Stedelijke Groene Hoofdstructuur geactualiseerd middels het raadsbesluit Agenda Groen voor de Stad (DSB/2016.297 RIS294705). Den Haag heeft de ambitie om het groen verder kwalitatief te ontwikkelen. In de Agenda Groen voor de Stad wordt aangegeven hoe de kernkwaliteiten moeten worden ontwikkeld. Daarom is een kritische beoordeling van de uitbreidingsplannen van Madurodam belangrijk. Een verlies aan natuur, bomen en bos moet worden gecompenseerd. Een aantasting van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur moet elders worden hersteld.

Groencompensatie

Het verlies aan natuur en bomen door de uitbreiding moet worden gecompenseerd. Compensatie gaat vooral op basis van aantal en areaal. Uiteraard wordt hierbij ook kwaliteit nagestreefd, maar de kwalitatieve waarden zullen zich in de loop van de jaren pas weer ontwikkelen. De compensatie wordt op twee manieren vormgegeven: op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb)

Natuurinclusief bouwen

De Haagse gemeenteraad heeft in 2016 de motie Natuurinclusief bouwen aangenomen (RIS288182), met als doel dat ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan het verbeteren van het leefklimaat voor mens en dier. De gevels en daken van de paviljoens aan de rand van het attractiepark dienen op gevarieerde wijze met beplanting te worden afgewerkt met een zodanige kwaliteit dat er sprake is van natuurcompensatie. Een eenvoudig sedumdak is hiervoor niet genoeg. De bedoeling van de in te passen bebouwing is dat de indruk wordt gewekt dat het landschap van het bos doorgaat over de bebouwing. De bebouwing heeft een meerwaarde door ontwikkeling van kwalitatief hoogwaardige groene daken.

Cultuurhistorie

De kwaliteiten van het rijksbeschermde stadsgezicht liggen op deze locatie met name in de dichtbeboste parkaanleg met de gebogen padenstructuur. De kwaliteiten van deze aanleg moeten zoveel mogelijk gerespecteerd worden. Belangrijk daarin is de inpassing van de bestaande hoogteverschillen langs de randen, met name de duinruggen langs de Haringkade en langs de open strook (de 'duinvallei') langs de Teldersweg. De nieuw te maken rand van het attractiepark verdient een zorgvuldig ontwerp dat zoveel mogelijk rekening houdt met de kwaliteiten en hoogteverschillen.

Inpassing

Ten aanzien van de inpassing van de uitbreiding is in het PUK een aantal uitgangspunten nader uitgewerkt. Hieronder volgen onderdelen van de uitgangspunten.

Uitbreidingsgebied

De noordelijke en zuidelijke grens van het uitbreidingsgebied komen te liggen op de top van de twee duinruggen die in het bos zijn gelegen. De westelijke grens wordt bepaald door het zogenaamde olifantenpad. Hierdoor ontstaat een gebied van ca. 0,6 ha. dat aan de noord- en zuidkant wordt geflankeerd met de buitenzijdes van de twee duinruggen en zo, voor een groot gedeelte vanuit de directe omgeving aan het zicht wordt onttrokken.

Bouwmassa en bouwhoogte

Om het effect, van het uit het zicht onttrekken van de uitbreiding, nog verder te versterken, zal de nieuwe bebouwing niet te hoog mogen worden. Dit betekent dat, afhankelijk van de hoogte van het maaiveld ter plekke, sommige bebouwing gedeeltelijk zal moeten worden ingegraven om niet de gewenste maximale hoogte te overschrijden.

Om dit beeld te bereiken mag nieuwe bebouwing in het uitbreidingsgebied, dat met een functieaanduiding op de verbeelding is aangegeven, daarom niet hoger worden dan 10 meter NAP+. Voor wat betreft het bestaande gebied van het attractiepark wordt -conserverend- uitgegaan van bestaande rechten en regels.

De totale bebouwing op het toekomstige attractiepark (bestaande park samen met de uitbreiding) kan toenemen tot maximaal 12.500 m². Dit betekent dat er ten opzichte van hetgeen reeds bij recht mogelijk is op grond van de beheersverordening 4.000 m² bebouwing extra kan worden toegevoegd. Op het voorplein (aangegeven op de verbeelding met de functieaanduiding “verblijfsgebied”) kan maximaal 300 m² bebouwing (van het totaal van 12.500 m2) worden toegevoegd.

Voorplein en route naar entree

Madurodam wil het entreegebied aanpassen. Bussen zullen niet langer op het voorplein halteren maar gebruik maken van de locatie naast de parkeergarage. Er is dan meer vrijheid om het voorplein te vergroenen en met meer verblijfskwaliteit in te richten. Er zal hierbij rekening gehouden moeten worden met de infrastructuur die onder het voorplein aanwezig is.

Een logische, ontspannen routing vanaf de parkeerplaats, tramhalte en boot is van belang om de vindbaarheid en zichtbaarheid van de entree te verbeteren. De looproute vanaf de parkeerplaats kan zo logischer en formeler op het (vernieuwde) voorplein aansluiten.

Een nieuwe rand rondom Madurodam

De uitbreiding dient te worden aangegrepen om niet alleen het attractiepark maar ook de relatie met de omgeving te verbeteren en om kwaliteit toe te voegen. De nieuwe rand rondom Madurodam moet daarom een robuuste kwaliteit krijgen en aansluiten op de omgeving.

Belangrijk wordt de nieuwe rand langs het bos. Bij de zijde langs het bos wordt het uitbreidingsgebied begrensd door het olifantenpad. Dit pad moet behouden worden inclusief een rand van 3 m daarnaast, zodat het pad niet gelijk naast de erfscheiding is gelegen en er ook onderhoud aan de erfscheiding kan plaatsvinden. Op sommige punten zal dit betekenen dat nieuwe bebouwing zal moeten worden ingegraven om aan de gewenste interne hoogtes te kunnen komen.

De gevel en het dak van deze bebouwing dient een robuuste groene aankleding te krijgen, zodat het landschap van het bos als het ware doorloopt over de erfscheiding en de bebouwing. De volledige erfgrens aan de boszijde wordt omzoomd met een natuurmuur: een zogenaamde ecowal. Deze ecowal, meandert langs het bestaande olifantenpad. Hierdoor ontstaat een natuurlijke begrenzing en blijft het bos stil.

5.3 Ontwikkelperspectief Madurodam

Om een vitale speler in de (inter)nationale dagattractiemarkt en Haagse samenleving te blijven heeft Madurodam een ontwikkelingsperspectief voor de lange termijn opgesteld. Madurodam wil én de economische functie verhogen én tegelijkertijd de leefbaarheid en de duurzaamheid minimaal gelijk houden. Hierbinnen wil Madurodam een groener, duurzamer en aantrekkelijker park realiseren.

Madurodam wil graag ruimte om op de huidige plek nieuwe concepten en (overdekte) attracties en geïntegreerde ruimtes toe te voegen. Met het realiseren van weersonafhankelijke attracties (overdekt/binnen) in het park en een sterkere focus op educatie, zet Madurodam in dit perspectief in op een betere spreiding van haar bezoekers door het jaar heen. Door aan de bestaande collectie maquettes nieuwe en eigentijdse manieren van vertellen en beleven toe te voegen laat Madurodam heden, verleden en toekomst zien.

Madurodam wil zich positioneren als attractie waar "het beste van Nederland" wordt getoond. De verhalen van Nederland worden verteld in overdekte paviljoens, geïntegreerd in een groene omgeving. Het inpassen van deze nieuwe attracties gebeurt zowel door uitbreiding buiten het bestaande park als door ruimtelijke inpassingen binnen het huidige Madurodam.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0017.png"

Afbeelding: impressie van het planvoornemen

Madurodam wordt verdeeld in twee themagebieden (de “ stad van toen” en “Nederland van vandaag”) waarbinnen miniaturen het hart vormen. De verhalen in de paviljoens en de miniaturen verstellen samen het verhaal van het betrokken themagebied. De themagebieden worden gescheiden door en verfraait met bomen en struiken. De paviljoens worden ingepast in de groene omgeving, onder andere via het toepassen van groene daken. Daarnaast passen de kenmerkende gevels passen bij de beleving van Madurodam. Madurodam wil in 2030 op eigentijdse wijze de grote verhalen van Nederland vertellen in een 50-50 verhouding tussen miniaturen en andere vormen van beleving, zowel in de openlucht als overdekt.

Herinrichting entreegebied

Madurodam wil zich op een aantrekkelijke en representatieve wijze naar de buitenwereld presenteren aan het George Maduroplein. Hierbij wordt een nieuwe toegang voorgesteld (kassa's met sanitair en 'verfrissingsloket') en een groene inrichting van het plein.

Programma

De totale bebouwing op het toekomstige attractiepark (bestaande park samen met de uitbreiding) kan toenemen tot maximaal 12.500 m². Dit betekent dat er ten opzichte van de beheersverordening 4.000 m² bebouwing extra kan worden toegevoegd. Op het voorplein kan maximaal 300 m² bebouwing worden toegevoegd.

De nieuwe attracties worden ondergebracht in een serie aaneengesloten gebouwen langs de rand met het bos en de noordzijde. De benodigde hoogte voor de attracties is 6,5 – 7,5 ten opzichte van maaiveld (maximaal 10 m NAP). Madurodam zal geen stapeling toepassen en aansluiten op het peil in het bestaande park, zijnde 2,5 - 3,5 m NAP). Dit betekent dat naar de randen met de omgeving op veel plaatsen sprake zal zijn van deels ingegraven bebouwing.

5.4 Compensatie

Het bestemmingsplan geeft richting aan een beperkte uitbreiding van Madurodam van ongeveer 0,6 hectare met inachtneming van de wettelijke eisen gesteld in de Wet natuurbescherming en passend binnen de status van het gebied als Rijksbeschermd stadsgezicht en Stedelijke Groene Hoofdstructuur. 

Het betreft –zoals ook door Madurodam uitdrukkelijk wordt onderschreven- een laatste uitbreiding welke ten koste van de groene omgeving gaat. Tegenover het verdwijnen van bomen op dit ten westen van Madurodam gelegen stuk grond staat echter een tal van maatregelen in de directe omgeving ter compensatie.

Stedelijke Groene Hoofdstructuur
Het gemeentebestuur heeft zich met het aanwijzen van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur (SGH) verplicht om het groen dat deel uitmaakt van deze structuur op eenduidige en herkenbare wijze duurzaam in stand te houden. Zij doet dit door in bestemmingsplannen het groen dat deel uit maakt van de SGH als zodanig te bestemmen (hier met de gebiedsaanduiding Overige zone - ecologische verbindingszone).

Boscompensatie
In de planvorming is opgenomen om het talud langs de Koninginnegracht om te vormen naar bos. Van bos is hier nu geen sprake, ook al staan hier deels al bomen. Madurodam zal de plannen hiervoor verder uitwerken (zie het in opdracht van Madurodam gemaakte boscompensatieplan, opgenomen als Bijlage 11 bij de toeichting). Alleen de plek is bekend. De provincie Zuid Holland (bevoegd gezag) toetst in de kapmelding of de herplant voldoet.

De APV voorziet in een kwantitatieve herplant en de kwalitatieve omvang daarvan is nog niet bepaald, omdat nog niet bekend is hoeveel bomen exact gerooid moeten worden.  De Wnb bepaald het areaal bos dat moet terugkomen, dit is wel bekend namelijk 0,6 ha.

Op het talud kunnen de te compenseren bomen geplant worden. In elk bos moet op termijn gedund worden. Ook het te kappen bosdeel bevindt zich evenmin in een eindsituatie. In de beheersituatie zou door het uitvoeren van dunningen het stamtal in de loop van de jaren ook lager worden. Een herplant voorziet nooit in exact dezelfde boomgroottes als de gekapte bomen en herplant wordt ook niet vermeerderd naar omvang van de boom. Het gaat er om dat er een kwalitatief goed bos terugkomt. Dit is mogelijk op het beoogde talud.

Daarnaast vindt compensatie plaats bovenop de daken van Madurodam. De groene daken gaan voorzien in een zoom- en mantelvegetatie. Dit komt in het huidige bos zeer beperkt voor en vormt een maatregel die de ecologie en soortenrijkdom in het bos ten goede komt.

Bestemmingsplan

In het bestemmingsplan is de bescherming van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur en de boscompensatie verzekerd door een een aanlegvergunningstelsel in de bestemming Groen - Bos en een gebiedsaanduiding Overige zone - ecologische verbindingszone. Daarnaast zijn waarborgen opgenomen binnen de bestemming Cultuur en Ontspanning in de vorm van een te realiseren ecowal en daken met een groenfunctie.

5.5 Verkeersanalyse

Deze paragraaf bevat een analyse van de gevolgen van het extra verkeer op de doorstroming op de omliggende wegen. Ook gaat deze paragraaf in op de vraag en het aanbod van parkeervoorzieningen

Verkeersafwikkeling op wegvakniveau

De uitbreiding van Madurodam leidt tot een toename van verkeersbewegingen. In de Notitie Verkeersafwikkeling (Bijlage 12 bij de toelichting) is een analyse gemaakt van de toename van

verkeersbewegingen en verkeersafwikkeling in de plansituatie. Het aantal verplaatsingen neemt als gevolg van de uitbreiding van Madurodam toe met 157 motorvoertuigen per etmaal (153 auto's en 4 bussen per dag). Omdat het om een uitbreiding van het bestaande park gaat, is de verwachting dat de herkomst van bezoekers (naar richting) gelijk zal zijn en de verkeersafwikkeling van de bezoekersstromen via dezelfde wegen verloopt als in de referentiesituatie.

De capaciteit van met name de Plesmanweg nadert in zowel de autonome als in de plansituatie de grens van wat als aanvaardbaar wordt geacht. Echter, uit de intensiteiten blijkt dat de toename van de verkeersintensiteiten als gevolg van de uitbreiding van Madurodam zeer beperkt zijn ten opzichte de huidige situatie. De hoogste toename van het verkeer als gevolg van de uitbreiding bedraagt 1,0 % op een gemiddelde dag (op de Aletta Jacobsweg). Op de Plesmanweg neemt het verkeer met 0,6% toe op een gemiddelde weekdag. Dit leidt gedurende gemiddelde week- en weekenddagen, buiten de piekdagen, niet tot verkeershinder op wegvakniveau.

Het is mogelijk dat de in- en uitstroom van het verkeer met bestemming Madurodam in de spitsperiodes op piekdagen tot problemen kunnen leiden, gezien de absolute hoeveelheid aan bezoekers. Overigens is van deze situatie aangegeven dat die door de uitbreiding van het park niet verandert. Volledigheidshalve is wel de verkeersafwikkeling tijdens de spits op kruispuntniveau voor zowel de gemiddelde weekdag als de piekdag onderzocht (zie Bijlage 12 voor een volledig overzicht van de uitgangspunten en resultaten van de berekeningen).

Uit de analyse blijkt dat de bestaande kruispunten voldoende restcapaciteit hebben om het verkeer op een gemiddelde weekdag en op een piekdag in de plansituatie af te wikkelen. Het kruispunt tussen de dr. Aletta Jacbosweg en – op – en afrit Hubertusviaduct zuid is relatief het drukste kruispunt en bereikt het snelst de maximale capaciteit. Aangezien de verschillende kruispunten dicht bij elkaar liggen, kunnen blokkades optreden. Het is aan te bevelen aan Madurodam om in afstemming met de gemeente op piekdagen op strategische locaties maatregelen in te zetten (verkeersregelaars, goede bewegwijzering).

Verkeersveiligheid

De drukte op piekdagen heeft gevolgen voor de verkeersveiligheid rondom Madurodam. Tijdens de avondspits is er namelijk veel verkeer aanwezig op de noordelijke toerit naar de S200. Dit verkeer moet uiteraard voorrang geven aan de voetgangers. Indien de hoeveelheid voetgangers te groot wordt, is het mogelijk dat automobilisten moeite hebben om een moment te vinden waarop zij over de voetgangersoversteekplaats naar de S200 kunnen rijden. Dit probleem kan ook door het opstellen van verkeersregelaars opgelost worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0018.png"

Afbeelding: Conflict uitstromende voetgangers en verkeer naar S200

Parkeren

1. Aanleiding specifieke gebruiksregels parkeren

Op 1 september 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) een tussenuitspraak gedaan in de bestemmingsplanprocedure voor het bestemmingsplan "Madurodam" (ECLI:NL:RVS:2021:1971). De Afdeling overweegt in de uitspraak dat het maximum aantal bezoekers in het bestemmingsplan nu geen grens kent, terwijl moet worden aangenomen dat het aantal bezoekers door de uitbreiding op piekdagen zal toenemen. Ook heeft de raad in het bestemmingsplan de beschikbaarheid van extra parkeerplaatsen niet geborgd terwijl die op drukkere dagen wel nodig zijn. De Afdeling draagt de raad op dit geconstateerde gebrek te herstellen met toepassing van artikel 8:51d van de Awb (de bestuurlijke lus). Om dit gebrek te herstellen worden aanvullende planregels (artikel 3.5) aan de planregels toegevoegd.

2. Maximum aantal bezoekers in relatie tot parkeren

In notitie “Nadere onderbouwing piekdagen en parkeerbalans Madurodam” van 30 september 2021 (Bijlage 15) door Antea Group is nader onderbouwd dat een piek van 8.000 bezoekers per dag in de plansituatie wel degelijk realistisch is. Een piekdag van 8.000 bezoekers komt zelden voor, dit heeft voor het laatst plaatsgehad in het jaar 2017 en in dat jaar waren er in totaal maar drie dagen dat het aantal bezoekers boven de 7.000 lag. En alle jaren daarna, dus vanaf 2017 is er geen dag meer geweest dat het aantal bezoekers boven de 7.000 lag. De trend is dus dalende. Daarnaast is – zoals nader is onderbouwd in de notitie – het wel degelijk realistisch dat in de plansituatie de absolute piek van 8.000 niet hoger wordt ondanks de voorziene uitbreiding. Er wordt namelijk ingezet op meer bezoekers op minder drukke dagen. De nieuwe (overdekte) attracties zijn er namelijk op gericht meer bezoekers te trekken op dagen met juist minder goed weer. Ondanks het feit dat de piekdagen in de toekomst lager zullen liggen dan 8.000, is met als doel het voorkomen van onaanvaardbare parkeerdruk op de omgeving, een maximum aantal bezoekers van 8.000 per dag opgenomen in de planregels.

3. Borging aantal benodigde parkeerplekken 

In de tussenuitspraak van 1 september 2021 overweegt de Afdeling dat niet getwijfeld hoeft te worden aan de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de parkeervraag (verblijfsduur, modal split, bezettingsgraad, en turnover-factor). Deze uitgangspunten zijn nogmaals toegelicht en onderbouwd in de notitie “Nadere onderbouwing piekdagen en parkeerbalans Madurodam” van 30 september 2021 (Bijlage 15) door Antea Group. Madurodam heeft op het eigen terrein in totaal 415 vaste parkeerplaatsen beschikbaar. Daarnaast heeft zij 60 aanvullende parkeerplaatsen voor auto’s op het terrein voor bussen beschikbaar (overloopterrein indien daar aanleiding voor is). Dit terrein met aanvullende parkeerplaatsen voor auto’s is altijd op drukkere dagen (weekenden en vakantieperiode) vrij beschikbaar omdat er dan geen bussen komen/welkom zijn. Als Madurodam meer dan 5.400 bezoekers wil ontvangen, maar maximaal 8.000 dan moeten in totaal 625 parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Die 625 parkeerplaatsen moeten objectief voor de duur van tenminste 10 jaar vanaf het moment onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, zijn aangetoond en gewaarborgd, waarbij Madurodam binnen een maximale reisduur van 15 minuten van en naar de bestemming bereikbaar moet zijn en er duidelijke informatievoorziening beschikbaar is naar de parkeerplaatsen, ter voorkoming van onnodig zoekverkeer.

4. Eventuele toekomstige groei

Het maximum aantal bezoekers van 8.000 is gekoppeld aan de hiermee gepaarde parkeerdruk. Het is alleen niet uitgesloten dat in de toekomst de uitgangpunten die ten grondslag liggen aan de parkeerdruk gunstiger uitpakken, met name de modal split. Gelet op de toenemende populariteit van het openbaar vervoer en de fiets, verschillende vormen van deelmobiliteit en andere opkomende vormen van alternatief vervoer in (en rond) Den Haag, en gelet op de afnemende populariteit van de auto is het niet uitgesloten dat in de toekomst het gemiddelde van 32% van de bezoekers dat met de auto komt lager ligt. Daarmee zou de parkeervraag op basis van een maximum aantal bezoekers van 8.000 ook lager kunnen liggen. Madurodam zou daarom in beginsel in de toekomst qua maximum aantal bezoekers kunnen groeien als wordt aangetoond dat het parkeeraanbod toereikend is.

Conclusie

Het aspect Verkeer vormt geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan. Op drukke dagen is de inzet van goede bewegwijzering en eventueel verkeersregelaars nodig om problemen met zoekverkeer of risico's voor de verkeersveiligheid te voorkomen. Verder is er voldoende parkeergelegenheid bij Madurodam en kan op drukke dagen gebruik worden gemaakt van de parkeergarage van het World Forum (overloopterrein).

5.6 Duurzaamheid

5.6.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Gemeenten moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, motiveren volgens de Ladder. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0019.png"

Functies

Naast de functies wonen, winkels, kantoren en bedrijventerrein, kan een nieuwe stedelijke ontwikkeling gaan over een groot scala van functies met een zekere omvang. Als een plan met overige functies wordt aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling, dan moet de Ladder worden toegepast. Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn voor de uitbreiding van Madurodam de volgende aspecten van belang:

  • Is er sprake van een ('nieuwe') stedelijke ontwikkeling?
  • Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
  • Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

De Laddertoets geldt alleen voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen'. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. Dit bestemmingsplan maakt meer bebouwing mogelijk, ten behoeve van de beoogde uitbreiding van Madurodam.

Behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling

Leisure is een kansrijke groeisector en levert veel werkgelegenheid op, met name voor de onderste helft van de arbeidsmarkt. Daarnaast is de vrijetijdssector een sterk groeiende markt. Voor Den Haag is deze sector goed voor een jaarlijkse besteding van 2 miljard en zorgt daarmee voor 10% van de werkgelegenheid.

De basis voor de kaders op het gebied van leisure, vormt de Leisurenota Den Haag 2005-2010. Hiermee streeft de stad naar een optimaal en onderscheidend voorzieningenpakket in het leisuredomein (voorzieningen waarvoor betaald moet worden), zowel op stedelijk als nationaal en zelfs internationaal niveau. Een goed aanbod van leisurevoorzieningen is van belang voor de economische ontwikkeling van de stad, doordat het aanbod zorgt voor bestedingen en van belang is voor het vestigings-, bezoek- en woonklimaat. Voor de sublocaties en attracties zoals Madurodam en de Uithof geldt dat (door-)ontwikkeling mogelijk gemaakt moet worden, deze voorzieningen zijn belangrijk voor het aantrekken van bezoekers naar Den Haag.

In 2013 is de Kanskaart Toerisme opgesteld samen met verschillende toeristische instellingen. Inzet van de kanskaart is om Den Haag als toeristische bestemming te versterken met als doel: economische groei. Om de groei in toerisme te realiseren gaan gemeente en marktpartijen samen aan de slag met de ambitie om:

  • meer bezoekers naar Den Haag te laten komen
  • bezoekers meer te laten besteden tijdens een bezoek
  • bezoekers hun bezoek bijzonder te laten ervaren

Madurodam is ook opgenomen in de Kanskaart Toerisme. Na de herinrichting en vernieuwing van Madurodam is er voldoende potentie om het merk verder uit te bouwen.

Ontwikkelperspectief

In opdracht van Madurodam is door Royal Haskoning DHV een ontwikkelperspectief opgesteld (De toekomst van Madurodam, ontwikkelperspectief voor een Haags Icoon, 16 januari 2017). In dit ontwikkelperspectief staat ten aanzien van de behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling onder andere het volgende:

"Al jaren trekt Madurodam vele bezoekers uit binnen- en buitenland en vormt daarmee een icoon voor de stad Den Haag. Madurodam wil die positie graag behouden door een aantrekkelijke dagattractie te blijven. Daartoe moet Madurodam zich ontwikkelen en vernieuwen want de concurrentie is hevig en de verwachtingen van de bezoekers zijn hoog. Uit onderzoek blijkt dat consumenten continu vernieuwing verwachten, want zonder vernieuwing verliest een dagattractie jaarlijks circa 5% van haar bezoekers. Indien een dergelijke ontwikkeling zich een aantal jaren voortzet, komt het voortbestaan in gevaar.

Om dit voor te zijn heeft Madurodam een perspectief op de toekomst ontwikkeld dat het park in staat stelt nu en in de toekomst in te spelen op de verwachtingen van de veeleisende consument. Het perspectief is in overleg met betrokkenen in de omgeving tot stand gekomen en geeft antwoord op gemeentelijke randvoorwaarden.

Madurodam ziet de noodzaak en heeft de mogelijkheid om nu te investeren in de vernieuwing en verbreding van het aanbod. Met deze toekomstbestendige uitbreiding kan Madurodam haar aanbod vernieuwen en verbreden op de huidige locatie en is tevens ruimte ingebouwd om binnen dezelfde oppervlakte vernieuwingen te kunnen realiseren (het na een aantal jaar vernieuwen van het aanbod binnen de paviljoens). Madurodam heeft dit momentum opgepakt door initiatief te nemen en in overleg met gemeente en omgeving voorliggend voorstel op te stellen voor de ontwikkeling van Madurodam."

Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

Als de stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en gepland is binnen bestaand stedelijk gebied, dan wordt voldaan aan de Ladder. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt:

'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing voor wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, en de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Conclusie 

De ontwikkeling ligt in bestaand stedelijk gebied en voorziet in de hierboven beschreven behoefte, dus er wordt voldaan aan de Ladder.

5.7 Keuze en verantwoording van bestemmingen

5.7.1 Het digitale bestemmingsplan

Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'digitale verbeelding' en de 'analoge verbeelding'.

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting en is digitaal raadpleegbaar. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels.

De analoge verbeelding wordt, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:1500.

De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de SVBP 2012: Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.

Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de digitale verbeelding wordt de informatie in een aparte deel van het scherm zichtbaar, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Op deze wijze is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding aangegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw ten opzichte van NAP (0 meter=NAP) aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.

5.8 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels (Artikel 1 en Artikel 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 7) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 8 tot en met 12) bevatten voor alle bestemmingen geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingssregels en algemene procedureregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in Artikel 13, de slotregel in Artikel 14 

5.8.1 Inleidende regels


In Artikel 1' worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Speciaal geënt op de situatie zijn hier ook de begrippen "ecowal" en "groenfunctie" toegevoegd, waarmee onder andere geborgd wordt dat een terreinafscheiding aan de zijde van het olifantenpad aan specifieke (groene) voorwaarden zal voldoen en meer zal zijn dan slechts een doorsnee ijzeren hekwerk.

Ook zijn beide begrippen opgenomen in de planregels omdat het plangebied aan de westzijde wordt gekenmerkt door een groene omgeving en de inpassing in het landschap. Het opnemen van waarborgen voor een groene uitstraling is tevens in het belang van een goede ruimtelijke ordening.

1.80 peil:

Voor dit plan is het begrip peil van belang: de maten op de verbeelding zijn weergegeven in meters NAP+.

In de beheersverordening Van Stolkpark-Scheveningse Bosjes zijn de bouwhoogtes op de plankaart aangeduid in meters ten opzichte van het gemiddelde aangrenzende maaiveld, dan wel kruin van de weg. Echter door de vele glooiingen in het landschap is het lastig te bepalen wat het aangrenzende maaiveld precies is. Dat speelt temeer bij dit plangebied.

Om die verwarrende situatie helder te vertalen in een eenduidige hoogteaanduiding, is ervoor gekozen om alle bouwhoogten op de verbeelding te vertalen naar bouwhoogtes ten opzichte van NAP. Voor het bestaande plangebied wordt uiteraard uitgegaan van bestaande rechten.

Als voorbeeld wordt de bestaande bebouwing van het entreegebouw en de bebouwing langs de Haringkade genoemd. Hier ligt het aangrenzende maaiveld van het George Maduroplein op 4.5 meter ten opzichte van NAP. Dat betekent dat men bij de vigerende bouwhoogte uit de beheersverordening 4.5 meter moet optellen. Oftewel 14 meter vanaf aangrenzend maaiveld uit de beheersverordening vermeerderd met 4,5 meter betekent dat op de verbeelding in het voorliggende plan 19 meter NAP+ wordt aangehouden (zie ook hieronder in de tabel).

Het attractiepark zelf ligt in een duinpan om deels ook het polderlandschap van Nederland na te bootsen. Hier varieert het gemiddelde maaiveld waardoor de bouwhoogte vanuit de beheersverordening is vertaald naar het bestemmingsplan met een gemiddelde, 10 m NAP+. Verder zijn de reeds gerealiseerde uitzonderingen in bouwhoogte in het bestemmingsplan ook op de verbeelding opgenomen. Het betreft de vuurtoren naast het entreegebouw en het restaurant achterin het park gelegen op een duintop. De bouwhoogte van het restaurant valt deels binnen de 10 m NAP+, en is verder aan de voorzijde 13 m NAP+. Afwijkende bestaande bouwhoogtes zijn daarom met maatvoeringsvlakken op de verbeelding weergegeven.

Hieronder volgt een tabel van de vigerende bouwhoogten vertaald naar de nieuwe bouwhoogte NAP+ aanduidingen in het bestemmingsplan.

Bouwhoogte   Beheersverordening
meters t.o.v. maaiveld  
Bestemmingsplan
meters t.o.v. NAP  
attractiepark entreezijde   14.5   19  
attractiepark langs Haringkade   7.5   11  
attractiepark in duinpan   6.5   10  
bestaande vuurtoren   25   30 (zie maatvoeringsvlak)  
bestaand restaurant op duin   -   13 (zie maatvoeringsvlak)  
toekomstige bebouwing in uitbreidingsgebied   -   10  

In Artikel 2 is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.8.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Cultuur en Ontspanning

Deze bestemming is gegeven aan attractiepark Madurodam. De bestemmingsregeling sluit aan bij het vigerende bestemmingsplan. Voor wat betreft de uitbreiding aan de westelijke boskant zijn in de regels extra voorwaarden opgenomen in de vorm van een ecowal, groene daken en gevels, verlichting, en een voorwaardelijke verplichting.

Voor wat betreft het huidige attractiepark is aangesloten bij de geldende regels en rechten zoals volgt uit de beheersverordening Van Stolkpark-Scheveningsebosjes.

Het uitbreidingsgebied heeft op de verbeelding een functieaanduiding gekregen, om zo een onderscheid te maken tussen het "oude"en "nieuwe" Madurodam. Aan die functieaanduiding "specifieke vorm van groen - groen 1" (sg-gr1) zijn regels verbonden. Zo is dit gebied tevens bedoeld voor een ecowal (gedefinieerd in de begripsbepalingen). Als de ecowal eenmaal is opgericht, is in de regels verder bepaald dat op de gronden tussen een ecowal en de bestemmingsgrens geen gebouwen ten dienste van de bestemming Cultuur en Ontspanning mogen worden opgericht en dat deze gronden (aan de boszijde) uitsluitend zijn bestemd voor een groene aanleg en instandhouding van de stedelijke groene hoofdstructuur, zoals nader bepaald in de dubbelbestemming Waarde-Ecologie.

Verder is in de bouwregels onder meer bepaald dat gebouwen welke worden gebouwd in het uitbreidingsgebied (de gronden met de functieaanduiding "specifieke vorm van groen - groen 1") aan de attractieparkzijde door middel van een ecowal dienen te zijn ingepast in het landschap en de groene omgeving en te worden voorzien van een dak met een groenfunctie. Het begrip groenfunctie is gedefinieerd in de begripsbepalingen ter verduidelijking.

Voor wat betreft het bepalen van het peil voor de bouwhoogte van gebouwen wordt -gelet op de geaccidenteerdheid van het terrein- het peil van op de verbeelding aangegeven bouwhoogtes uitgedrukt in meters NAP (zie hierboven de uitleg bij het begrip peil in artikel 1.80).

Gelet op het feit dat verlichting een belangrijk punt is voor de vleermuisvriendelijke herinrichting van het gebied, zijn in de regels waarborgen opgenomen over de toe te passen verlichting en ter voorkoming van niet noodzakelijke lichthinder. Zo is onder meer bepaald dat lichtgerichtheid naar het bosgebied niet is toegestaan, dat de lichtkleur een maximum van 3000 Kelvin mag bedragen en dat er geen ultraviolet licht mag worden uitgezonden.

Daarnaast is een regel opgenomen dat voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van groen - groen 1" advies dient te worden ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland inzake de waterbergingscapaciteit.

Tot slot is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het uitbreidingsgebied. Deze is opgenomen om te verzekeren dat er een ecowal zal worden aangelegd. Voorafgaande aan het verlenen van de omgevingsvergunning vraagt de aanvrager advies aan de AVN.

Artikel 4 Groen - Bos

Deze bestemming is gericht op groenvoorzieningen zoals bosgebied en is in lijn met de voorgaande beheersverordening. In het geval zou worden afgeweken van de bouwregels ten behoeve van verlichting zijn ook hier gelijke waarborgen opgenomen als in de voorgaande bestemming, inzake de toe te pasen verlichting en ter voorkoming van niet noodzakelijke lichthinder. Daarnaast geldt ingevolge lid 4.5 een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

Deze bestemming heeft betrekking op het voor Madurodam gelegen George Maduroplein en een deel van de toegangsweg naar de dienstingang aan de Haringkade.

Voor het plangebied zijn daarnaast ook meerdere dubbelbestemmingen van toepassing (artikelen 6, 7).

Het plan kent twee dubbelbestemmingen:

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

Deze bestemming heeft betrekking op die delen van het plangebied die een archeologische verwachting hebben. Dit artikel bepaalt dat die gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd zijn voor het behoud en de bescherming van de gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Hiertoe is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie

Deze bestemming heeft betrekking op het gehele plangebied, aangezien deze als rijksbeschermd stadsgezicht is aangewezen. Dit artikel bepaalt dat de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd zijn voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht. Hiertoe is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

5.8.3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel: Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels: De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in Artikel 12.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels: In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels:

Binnen de Algemene aanduidingsregels is één gebiedsaanduiding geregeld.

De gebiedsaanduiding Overige zone - ecologische verbindingszone valt samen met de bestemming Groen - Bos. Dit gebied maakt deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur (SGH) en heeft om die reden een gebiedsaanduiding gekregen.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de Algemene afwijkingsregels, in Artikel 12. Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval.Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

5.8.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de inwerking treding van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor vergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van inwerking treden van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 14 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Madurodam'

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een uitbreiding van Madurodam, alsmede in compensatie tussen de keerlus naast het George Maduroplein en het Hubertusviaduct en de Koninginnegracht, waarbij het gebied zal worden omgevormd tot een bos van circa 1 hectare.

In dit kader dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan als bedoeld in art.6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een gebouw met ten miste 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte met één of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

Afdeling 6.2 Grondexploitatie, Artikel 6.2.1 Bro

Indien sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in art. 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:

  • een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte;
  • meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;
  • een anterieure overeenkomst met de eigenaar over de ontwikkeling.

Het onderhavige plan betreft een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wro.

Daartoe wordt het volgende overwogen.

Bij de beoordeling van de financiële uitvoerbaarheid van het plan moet worden beoordeeld of het kostenverhaal is verzekerd. Dat is het geval omdat voor de uitbreiding van Madurodam twee stukken gemeentelijke grond tegen marktconforme grondwaarde in erfpacht wordt uitgegeven. De kosten die voor de gemeente komen in verband houden met de planprocedure, alsmede de uitvoering van het plan,  worden geacht te zijn verzekerd via deze gronduitgifte. Er hoeft daarom geen anterieure overeenkomst te worden gesloten of exploitatieplan te worden opgesteld

Uitgangspunt is dat de uitbreiding inclusief de inpassing in de omgeving, de vergroening van het Maduroplein en de bos- en boomcompensatie en de onderzoeken die noodzakelijk zijn voor het bestemmingsplan en natuurwaarden voor rekening van Madurodam zijn.

Madurodam heeft als initiatiefnemer de kosten in haar businesscase op zich genomen.
Voor het grootste deel zal Madurodam zelf opdrachtgeven. Voor de bos- en boomcompensatie zal de gemeente de opdrachtgever zijn. De kosten hiervan zijn echter meegenomen in het bepalen van de marktconforme grondwaarde evenals de gemeentelijke plankosten.

Gezien het bovenstaande wordt de beoogde ontwikkeling economisch uitvoerbaar geacht.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan is op 10 april 2018 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Provincie Zuid-Holland
  • 2. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  • 3. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 4. Staatsbosbeheer
  • 5. Dunea
  • 6. Omgevingsdienst Haaglanden
  • 7. GGD Haaglanden
  • 8. Politie Eenheid Den Haag
  • 9. Veiligheidsregio Haaglanden, Regionale Brandweer
  • 10. Veolia Transport Haaglanden
  • 11. HTM Personenvervoer
  • 12. Stedin B.V.
  • 13. TenneT Regio West
  • 14. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 15. Algemene Vereniging voor Natuurbescherming
  • 16. Stichting bewonersorganisatie Archipel/Willemspark
  • 17. Wijkvereniging Van Stolkpark
  • 18. Wijkvereniging Duttendel & Wittebrug
  • 19. Bomenstichting Den Haag
  • 20. Bewonersorganisatie Noordelijk Scheveningen

Van meerdere instanties zijn reacties (onder verwijzing naar bovengenoemd nummer) ontvangen. Deze zijn hieronder opgenomen. Het advies van de Veiligheidsregio Haaglanden is verwerkt in hoofdstuk 4.3 (Externe veiligheid) van de toelichting.

Daarnaast is een reactie ontvangen van een bewoner uit de directe omgeving. Deze reactie is vrijwel identiek aan het tweede deel van de reactie van de Bomenstichting Den Haag (nr.19). Kortheidshalve wordt verwezen naar nr 19 en de beantwoording daarvan.

1. Provincie Zuid-Holland 

De Provincie Zuid-Holland heeft bij brief van 7 juni 2018 laten weten dat het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit en de Verordening Ruimte 2014. Het plan is conform dit beleid. Dit is een gecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie.

Reactie Gemeente: met instemming is kennis genomen van deze reactie.

3. Hoogheemraadschap van Delfland d.d. 17 mei 2018

Advies
Wij geven u graag advies ten aanzien van de wateraspecten in het plan. Specifiek hebben wij opmerkingen over het thema "Waterkwantiteit".

Waterkwantiteit
• De berekening van de wateropgave met de watersleutel (500 m3) komt onzes inziens te hoog uit. Desgewenst overleggen wij graag met de opstellers over de berekening.
• De voorgestelde oplossing om daken aan te leggen met voldoende waterberging kán voldoende berging bieden, maar dit is wel afhankelijk van een nader te bepalen uitwerking. Om in te stemmen met het plan, hebben wij de uitwerking daarvan nodig. Delfland heeft immers na instemming met het ontwerpbestemmingsplan geen formele rol meer.
Wij adviseren u om ervoor te zorgen, dat er een positief advies van Delfland op de technische uitwerking met hydrologische onderbouwing is, waaruit blijkt, dat voldaan wordt aan de wateropgave vóór het ontwerpbestemmings­plan ter inzage gaat.
• Op een natte winterdag is een groen dak al gauw verzadigd. Er is dan geen verdamping en het dak zal dan lange tijd zeer weinig bergingscapaciteit hebben. Delfland stelt als randvoorwaarde, dat de berging door middel van een groen dak na circa 48 uur weer beschikbaar komt.
Graag zien wij een hydrologische onderbouwing, waaruit duidelijk wordt, wat het afwaterend oppervlak is waarmee de berging wordt gevuld, hoe groot de waterbergingscapaciteit is en hoe snel de waterberging door middel van een groen dak weer beschikbaar komt. Graag verwijzen wij u hiervoor naar de Richtlijnen voor vasthoudmaatregelen, te vinden op de website van Delfland en via de link www.hhdelfland.nl/richtlijn-vasthoudmaatregelen.
• In de bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing (watertoets, opgesteld door Antea) wordt beschreven, dat begroeide daken zullen afwateren op het maaiveld, zodat het in de bodem kan infiltreren. Wij waarderen deze klimaatbestendige maatregel. Wij verzoeken u ook hiervoor een concrete uitwerking op te stellen, namelijk een tekening waaruit te lezen is, voor welke daken deze bijzondere afwatering zal worden aangelegd, een schematische weergave van het hoogteverloop van het hemelwater voor deze oplossing.

o Ligt de afwatering binnen de grenzen van het bestemmingsplan of daarbuiten?
o Hoe wordt geborgd, dat deze voorziening ook in de toekomst blijft functioneren?

• Om de waterbergingscapaciteit ook in de toekomst te borgen (bijvoorbeeld bij een eventuele aanpassing van de daken), stellen wij voor een voorwaarde op te nemen in de regels voor bebouwing in artikel 3 "Cultuur en ontspanning" met de tekst, dat er minimaal 500 m3 (of anders als dat blijkt uit een aangepaste berekening) waterbergend vermogen in de bestemming dient te zijn opgenomen.
Hierbij raden wij aan een adviesverplichting op te nemen, zodat wijzigingen aan de waterbergende voorziening alleen mogelijk zijn na een positief advies van Delfland.
• Wij verzoeken u in de toelichting te beschrijven, wie de waterberging en de infiltratievoorziening zal beheren, onderhouden en in stand houden, aangevuld met een uitwerking voor essentiële stappen voor het beheer en onderhoud van de waterberging.

Naast advisering in het kader van de watertoets over dit bestemmingsplan, kan het zo zijn, dat een watervergunning of melding nodig is. Voor meer informatie over deze watervergunning of melding verwijzen wij u naar www.hhdelfland.nl/watervergunning.

Reactie Gemeente:

Er is kennis genomen van deze reactie.

Opgemerkt wordt dat het gevraagde uitwerkingsniveau veel hoger is dan bij een bestemmingsplan van toepassing is. De uitwerkingsfase volgt na de bestemmingsplanprocedure in een vergunningsprocedure. Het door het Hoogheemraadschap gewenste detailniveau van uitwerking is nu nog niet bekend en is evenmin wettelijk vereist bij een bestemmingsplanprocedure. De wijze waarop het gebied nader zal worden ingevuld op waterhuishoudkundig niveau wordt in de omgevingsvergunningsprocedure duidelijk(er).

Dat gesteld, zal -onafhankelijk van de bestemmingsplanprocedure- zoals gebruikelijk in goed overleg met het Hoogheemraadschap een en ander nader worden besproken om tot mogelijke werkafspraken te komen, dan wel afstemming in de fase voorafgaand aan de aanvraag van een omgevingsvergunning.

Naar aanleiding van de vooroverlegreactie is in goed overleg met het Hoogheemraadschap aan de regels (bouwregels van artikel 3.2.1) de volgende voorwaardelijke verplichting toegevoegd:

"Onder strijdig gebruik van de gronden ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van groen - groen 1" met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik en het in gebruik nemen van deze gronden, zonder de aanleg en instandhouding van noodzakelijke infiltratievoorzieningen waarmee de afvoer van regenwater volledig op eigen en direct aangrenzende gronden wordt geborgd.

In de de door Madurodam opgestelde waterparagraaf is onderbouwd dat kan worden voorzien in de noodzakelijke waterbergingscapaciteit door de aanleg van begroeide daken en/ of infiltratie van hemelwater in de bodem. Aansluiting op de riolering en het oppervlaktewater voor bebouwing in het nieuwe gebied voor de afvoer van hemelwater is daarmee niet nodig. De voorwaardelijke verplichting verzekert derhalve de aanleg en instandhouding van de voor de afvoer noodzakelijke infiltratievoorzieningen.

6. Omgevingsdienst Haaglanden d.d. 14 mei 2018

Externe Veiligheid: In de toelichting (hoofdstuk 4.3) wordt de ontheffingsroute naar het LPG-tankstation aan de Machiel Vrijenhoeklaan genoemd. De betreffende ontheffingsroute loopt niet langs het plangebied. Bedoeld wordt de Prof. B.M. Teldersweg.

Er is geen sprake van een standaard situatie (venstertijden, bezoekers Madurodam grotendeels onbeschermd, hotels, congresfuncties). De ODH heeft al eerder adviesbureau Adviesgroep SAVE (Anteagroup) bericht dat het gebruik van de tabellen uit HART niet wenselijk wordt geacht. De betreffende zin dient uit de toelichting te worden geschrapt.

Naar aanleiding hiervan heeft het adviesbureau een QRA opgesteld. Het rapport van 13 december 2017, kenmerk 0418.799.00, is door de ODH beoordeeld. Het definitieve rapport, d.d. 12 februari 2018 (bijlage 4 bij de toelichting), geeft geen aanleiding tot opmerkingen.

Er dient ook inzicht te worden geboden in de mogelijkheden voor zelfredzaamheid aan de noordzijde van het park.

Bodem:

De bodemparagraaf is opgenomen in de toelichting onder 4.7 Milieukwaliteit van de bodem. De huidige tekst is correct, maar ook onvolledig. Voorgesteld wordt een bijgestelde tekst in de paragraaf op te nemen.

Reactie Gemeente:

Externe veiligheid: De tekst in hoofdstuk 4.3 met betrekking tot de bevoorrading van het LPG-tankstation aan de Van Stolkweg is gecorrigeerd.

Daarnaast is in hoofdstuk 4.3 aangevuld met het onderwerp zelfredzaamheid, ook in overeenstemming met het advies van de Veiligheidsregio Haaglanden.

Bodem: in de toelichting is een door de omgevingsdienst bijgestelde tekst opgenomen.

11. HTM d.d. 17 april 2018

De HTM meldt, dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

Wel heeft de HTM twee tekstuele opmerkingen.

Reactie Gemeente: met instemming is kennis genomen van deze reactie. De tekstuele opmerkingen zijn verwerkt in de toelichting.

13. TenneT TSO B.V. d.d. 16 april 2016

Tennet heeft aangegeven geen gebruik te maken van de uitnodiging om een reactie te geven op

het concept ontwerpbestemmingsplan Marurodam, omdat er bij het plan

geen belangen van het bedrijf zijn betrokken. Bedankt wordt voor het toezenden van de informatie.

Reactie Gemeente: met instemming is kennis genomen van deze reactie.

14. Gasunie d.d. 10 april 2018

De Gasunie heeft aangegeven dat het plan is getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid. Op grond van deze toetsing komt de Gasunie tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen aardgastransportleiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Reactie Gemeente: met instemming is kennis genomen van deze reactie.

15. Algemene Vereniging voor Natuurbescherming (AVN) d.d. 16 mei 2018

De Gemeenteraad heeft op 6 juli 2017 ingestemd met het Plan Uitwerkingskader (PUK) voor de uitbreiding van Madurodam. Om de uitbreiding mogelijk te maken is een concept-ontwerpbestemmingsplan Madurodam opgesteld.

Het plan is digitaal toegestuurd aan de AVN, waarop tot 18 mei 2018 kan worden gereageerd in het kader van het art. 10 BRO overleg. Onderstaand vindt u onze reactie.

De AVN komt al meer dan 90 jaar op voor natuur in Den Haag. Daarom heeft zij de volgende uitgangspunten voor het bestemmingsplan:

  • Dat natuur, bos, groen, bomen en ecologische verbindingen zoveel mogelijk behouden blijven, terugkomen en worden aangelegd bij de uitbreiding van Madurodam
  • Dat het bos en het groen buiten de ecowal, tijdens werkzaamheden voor de uitbreiding van Madurodam niet worden beschadigd
  • Dat de beleving van natuur en groen, het iconische groene uitzicht vanaf de waterpartij en van de erboven gelegen paden/wegen, niet worden verstoord door het zicht op het attractiepark

Op grond hiervan doen wij de onderstaande voorstellen voor aanpassingen in het concept-ontwerpbestemmingsplan. Hoofdpunten zijn:

  • De buitenkant van de ecowal, gemiddeld op 3m van het olifantenpad, wordt de nieuwe erfgrens van Madurodam. Het gebied buiten de ecowal houdt de huidige bestemming 'Groen-park 2'.
  • Het begrip groenfunctie voor de daken van de nieuwe gebouwen langs de bosrand wordt zo beschreven, dat deze worden beplant met inheemse struiken en kruiden en kunnen functioneren als een mantel-zoomvegetatie.
  • De vigerende bestemming 'verblijfsgebied' voor een deel van het voorplein van Madurodam wordt veranderd in de bestemming 'groen'
  • De op 23 november 2017 door de gemeenteraad vastgestelde Visie op Westbroekpark, Scheveningse Bosjes incl. Waterpartij, die betrekking heeft op het gebied, wordt opgenomen in de Toelichting.

De voorstellen van de AVN worden in het onderstaande meer in detail uitgewerkt, in de volgorde van de tekst.


Voorstellen voor de verbeelding

  • Zie bijv. Toelichting 3.3.1.2.: “Tussen het olifantenpad en de erfafscheidingsgrens van Madurodam wordt voldoende afstand (3 meter) aangehouden, zodat het pad niet gelijk naast de erfscheiding is gelegen en de functie en de kwaliteiten van het pad behouden blijven.”
    Daarom is het van belang dat dit gebied van 3m tussen erfscheiding en olifantenpad de bestemming 'Groen-park 2' behoudt. Daartoe stellen we de volgende wijzigingen voor:
      • a. Het tracé van de ecowal wordt vastgesteld, meanderend op gemiddeld 3m van het olifantenpad (zie Toelichting 5.2., laatste regel), opdat zoveel mogelijk waardevolle bomen behouden blijven.
      • b. Op de plankaart wordt de ecowal aangegeven als een stippellijn binnen de bestemming 'cultuur en ontspanning'. Wij vragen u de buitenkant van de ecowal als erfgrens van Madurodam, en ook als grens van de bestemming 'Cultuur en ontspanning', vast te stellen.
      • c. Het gebied tussen ecowal en olifantenpad behoudt zijn huidige bestemming 'Groen-park 2'. Ook het gebied tussen ecowal en het fietspad langs de Teldersweg behoudt zijn huidige bestemming 'Groen-park 2'.
  • Madurodam is voornemens het voorplein te vergroenen. Zie Ontwikkelperspectief Madurodam, PUK p6 en ook PUK p45: “Het voorplein dient vergroend te worden…”. Daarom stellen we voor dat de bestemming van het deel van het voorplein van Madurodam dat niet wordt opgenomen in de bestemming 'cultuur en ontspanning' ten behoeve van de te verplaatsen kassa's, wordt opgenomen in dit bestemmingsplan en in de plaats van de vigerende bestemming Verkeer-verblijfsgebied (V-VB) de bestemming 'Groen' krijgt. Vergroening van het voorplein was een belangrijk onderdeel om de omgeving van Madurodam een groene uitstraling te geven en aan te laten sluiten bij het groen aan de andere kant van het Telderstracé.
  • Zie PUK p45: “De uitbreiding moet zo goed mogelijk worden ingepast binnen de karakteristieken van het omliggende (cultuurhistorische) landschap.” Het gaat om een Beschermd Stadsgezicht. Madurodam ligt nu nagenoeg geheel verscholen in een kom. Daarom stellen we voor dat er een visualisatie wordt gemaakt op grond van de voorgestelde bouwhoogten, van het uitzicht op het uitgebreide Madurodam, vanaf wegen en paden als bijv. de Teldersweg, en het bovenste deel van de Dwarsweg en de Ver Huellweg. Mochten de gebouwen daarop zichtbaar zijn, worden de bouwhoogtes aangepast.

Voorstellen voor de Regels

1. Begrippen

We bevelen aan omschrijvingen van de begrippen 'groenfunctie' en 'natuurinclusief bouwen' toe te voegen, omdat deze gebruikt worden in respectievelijk art. 3.2.1.9 en 1.37.

Over de groenfunctie van de daken (en gevels) van de paviljoens, zie Planuitwerkingskader (PUK) Madurodam p33: “Paviljoens… profiteren.”, een paragraaf die we voorstellen over te nemen in de Toelichting. Korter gezegd kan het begrip als volgt worden omschreven:
Groenfunctie (van daken en gevels): beplanting met een kruid- en struiklaag van inheemse soorten uit het duinbos die een mantel- en zoomvegetatie vormt, met voedsel, verblijfplaatsen en nestplekken voor vogels, insecten en vleermuizen. Niet verlicht.

Voor natuurinclusief bouwen, zie bijv. RIS 288182 Achtergronddocument Natuurinclusief bouwen (ook Toelichting 5.2) : “Onder natuurinclusief bouwen verstaan we: oprichten van bouwwerken en inrichting van de omgeving van gebouwen zodanig dat natuurwaarden er baat bij hebben. De maatregelen kunnen hard zijn (bijv. nestkasten) of zacht (bijv. tuinen). Ze kunnen betrekking hebben op beschermde plant- en diersoorten of op algemene soorten.”

1.65 De beschrijving van het begrip 'natuurgebied' is gewijzigd tov die in de vigerende Beheersverordening. “alsmede gebieden behorende tot de stedelijke groene hoofdstructuur” is weggelaten. Natuur komt niet alleen voor in Natura 2000 gebieden, zie de onlangs door de gemeente gepubliceerde Natuurwaardenkaart 2018. We vinden het belangrijk “alsmede gebieden behorende tot de stedelijke groene hoofdstructuur” weer toe te voegen.
Een andere mogelijkheid is de beschrijving van dit begrip geheel te vervangen, bijv. door:
een gebied met hoge natuurwaarden. De mate van biodiversiteit is een objectieve maatstaf voor de aanwezigheid van natuurwaarden. Dat is het aantal verschillende plant- en diersoorten (zie Natuurwaardenkaart 2018, RIS 299279 p7).

3. Cultuur en ontspanning
Art. 3.1. Zie boven bij voorstellen voor de Plankaart, het voorstel om het deel van het voorterrein de bestemming 'groen' te geven. Dan moet in art. 3.1 'Verkeer-Verblijfsgebied' worden vervangen door: 'Groen'.

Art 3.2.1.d. In vergelijking met de vigerende beheersverordening (art 4.2.1.d) is de maximale oppervlakte van kiosken komen te vervallen. Graag weer toevoegen:
Art 3.2.1.d. de hoogte en de oppervlakte van een kiosk mogen niet meer bedragen dan 3,5 m respectievelijk 20 m2.
Art. 3.2.1. e en art. 3.2.1. f ; 3.2.2. a. en b (deels), bij de bestemming 'cultuur en ontspanning' komen te vervallen als het gebied tussen ecowal en olifantenpad de vigerende bestemming 'Groen-park 2' behoudt, zie boven, plankaart.

3.2.2.b. kan deels blijven staan: de bouwhoogte van een ecowal bedraagt minimaal 2,5 meter en maximaal 4 meter.

4. Groen

We bevelen aan de bestemming 'Groen' in het gebied waar gecompenseerd wordt, te vervangen door 'Groen-Park 2', of door 'Bos'. Groen-park 2 is de bestemming van het deel van de Scheveningse Bosjes dat wordt gebruikt voor de uitbreiding van Madurodam en waarop de compensatie is gebaseerd. (zie Bijlage 11 bij de Toelichting, het Boscompensatieplan).

Zie de voorgestelde toevoeging aan de Toelichting, bijv. als 3.4.4., de Visie op Westbroekpark, Scheveningse Bosjes incl. Waterpartij, die door de Gemeenteraad op 23 november 2017 is vastgesteld (RIS 270672). Deze heeft onder andere betrekking op het compensatie gebied met huidige bestemming 'groen'. In de visie staat een voorstel de Noordwestelijke Hoofdroute te verdiepen en van groene overkluizingen te voorzien. Dit geeft belangrijke verbeteringen in de kwaliteit van het gebied (bijv. vermindering geluidoverlast) en van de verbindingen voor mens en dier. Maar het heeft ook consequenties voor de regels over de bestemming van dit gebied. Daartoe is een wijzigingsbevoegdheid nodig voor art. 4.4., bijv.:


d. Er is een wijzigingsbevoegdheid voor werkzaamheden ten behoeve van de ecologische verbindingen, bijv. een verdieping van en/of groene overkluizing over Hubertusviaduct en/of Teldersweg, als uitvoering van de door de Gemeenteraad vastgestelde visie op Westbroekpark, Scheveningse Bosjes incl. Waterpartij.

Men kan daarbij ook denken aan een wijzigingsbevoegdheid voor de gronden met de bestemmingen 'Verkeer-Hoofdverkeersweg' in de vigerende Beheersverordening Van Stolkpark-Scheveningse Bosjes voor het (deels) toevoegen van de dubbelbestemming 'groen'.


Hoofdstuk 3 Algemene regels

Deze bouw- en afwijkingsregels geven mogelijkheden, die men in ieder geval niet zou moeten toestaan in de strook waar Madurodam uitbreidt, met functieaanduiding "specifieke vorm van groen - groen 1" (sg-gr1), en ook niet in het gebied waar wordt gecompenseerd voor het bij de uitbreiding verloren gegane bos, nu 4. Groen, op de verbeelding tussen Hubertusviaduct en Koninginnegracht. Deze delen van het plangebied moeten worden uitgezonderd, zodat deze Algemene regels uit hoofdstuk 3 daar niet gelden.

Bovendien zijn er nieuwe mogelijkheden geschapen, die in de vigerende beheersverordening niet waren toegestaan. We verzoeken u, deze te verwijderen:
Art. 9 j. een speeltoestel, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet, niet meer dan 4 meter bedraagt is toegestaan;
Art 10 e. speeltoestellen zijn toegestaan.
Art. 11.1.e. speeltoestellen met een hogere hoogte dan bepaald in artikel 9 onder j.
11.3.f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het wegverkeer zoals snellaadstations.


Voorstellen voor de Toelichting

1.2. Doel

Het doel is deels onjuist geformuleerd. Het gebied tussen Hubertusviaduct en Koninginnegracht wordt niet toegevoegd aan de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Het behoort daar reeds toe, zie bijv. het groene beleidsplan 'Groen kleurt de stad' uit 2005, p29.

2.2. Ontstaansgeschiedenis
De ontstaansgeschiedenis is niet compleet. Voor een meer complete versie, zie bijv.:

http://www.denktankscheveningsebosjes.nl/wp-content/uploads/2017/04/Geschiedenis_Scheveningse_ Bosjes.pdf
en bijlage 1 bij de Toelichting.
Wat ontbreekt is de aanleg van bos en waterpartij in de 19e eeuw, onder andere door Wethouder Ver Huell, de kaalslag tijdens de Tweede Wereld Oorlog, en de herplant van bos spoedig daarna, met hulp van schoolkinderen.
Daarom wordt aanbevolen om bijv. de tekst uit de Beheersverordening Van Stolkpark-Scheveningse Bosjes ingekort over te nemen:

“In 1860 besloot het gemeentebestuur om de duinen geheel te beplanten. De bosjes werden gebruikt als productiebos. In deze periode werd ook voor het eerst gesproken over de zorg voor het openbare groen als onderdeel van de stad. In 1864 werd jonkheer H.C.A. Ver Huell lid van de zogenaamde

fabricagecommissie die zich met de zorg voor de gemeentelijke eigendommen bezig hield. Hij deed

voortdurend voorstellen voor verbetering van de bosjes door aanplant van bomen en aanleg van paden.

Van hem is ook het plan tot aanleg van de waterpartij. Het gevolg van de cultivering was dat de

Scheveningse Bosjes steeds meer werden gebruikt als wandelgebied. Het gebied kreeg 'recreatieve

waarden' en werd daaraan aangepast. Ook werd gewerkt aan de waterpartij die uiteindelijk in 1882 gereed was.

De aanleg van de Atlantic Wall in de Tweede Wereldoorlog heeft veel schade aangericht. De inmiddels gevarieerde en volwassen beplanting werd omgehakt. Ook de bouw van

bunkers, het neerzetten van 'asperges' (ijzeren staketsels) en het afgraven van uitzichthoogten droegen er verder toe bij dat de Scheveningse Bosjes een kale vlakte werden. Alleen de inmiddels tot een uitspanning met tennispark uitgegroeide Bataafse Boer bleef staan.

Na de oorlog is de gemeente begonnen met het opnieuw beplanten van de Scheveningse Bosjes tussen de Ver Huellweg en de Kerkhoflaan nadat eerst huisvuil was gestort.”

Wat ook ontbreekt aan de ontstaansgeschiedenis, is de eerdere uitbreiding van Madurodam. We stellen voor toe te voegen: 25 jaar geleden werd na jarenlange discussies en protesten een oplossing gevonden voor de toenmalige uitbreiding van Madurodam, met als resultaat dat er een beperkte hoeveelheid bos hoefde te worden gekapt. Daartoe werd de Haringkade voor autoverkeer afgesloten. De oppervlakte van het bos werd vastgelegd in een bestemmingsplan.

2.4.2. Groen

“Het gebied tussen de keerlus naast het George Maduroplein, het Hubertusviaduct en de Koninginnegracht, dat zal worden omgevormd tot een bos van circa 1 hectare, maakt inmiddels ook deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.” “inmiddels” schrappen.

Toevoegen: “De Scheveningse Bosjes maken deel uit van de (duin)bosrijke verbinding tussen de Natura 2000 gebieden Oostduinen en Westduinpark (zie 3.4.2.).” (Zie ook Nota Ecologische Verbindingszones p 40).


3.4.1 Agenda Groen voor de stad

In de toelichting over de Agenda Groen toevoegen dat de Gemeenteraad in december 2016 heeft besloten: "Met het aanwijzen van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur verplicht het gemeentebestuur zich om deze op eenduidige en herkenbare wijze duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken”

3.4.4. Toevoegen Visie Westbroekpark en Scheveningse Bosjes

Bijv. als 3.4.4. in de toelichting opnemen de Visie op Westbroekpark, Scheveningse Bosjes incl. Waterpartij, die door de Gemeenteraad op 23 november 2017 is vastgesteld als onderdeel van de Gebiedsvisie Internationale Zone (RIS 270672), en betrekking heeft op het gebied met bestemming 'groen' en het huidige gebied 'groen-park 2' waarop de uitbreiding van Madurodam plaats vindt. Belangrijk zijn de principes (p11), onder andere "1. Behouden of uitbreiden van het oppervlak van duinbos en park en koesteren van de landschappelijke diversiteit."

2. Verbeteren van verbindingen voor natuur en voor mensen als gasten in die natuur. Over het verbeteren van verbindingen, zie ook boven art. 4.4.

4.8. Ruimtelijke kwaliteit

Het is belangrijk dat in het bestemmingsplan ook de uitwerking in de PUK (p33) wordt overgenomen wat betreft de groene daken en gevels. Met de omschrijving in de Toelichting is onvoldoende duidelijk wat wordt bedoeld.

“Paviljoens (groene gevels en daken)

De gevels en daken van de paviljoens aan de rand van het attractiepark die-

nen op gevarieerde wijze met beplanting te worden afgewerkt met een zo-

danige kwaliteit dat er sprake is van natuurcompensatie. Een eenvoudig se-

dumdak is hiervoor niet genoeg. De bedoeling van de in te passen bebouwing

is dat de indruk wordt gewekt dat het landschap van het bos doorgaat over

de bebouwing. In het bos ontbreken in de huidige situatie goed ontwikkelde

mantel- en zoomvegetaties, ofwel een struik- en kruidlaag. Daken lenen zich

uitstekend voor de ontwikkeling hiervan. Dit betekent dat de daken van de

paviljoens dusdanig worden geconstrueerd zodat deze tussen de 320-680 kg/

m² kunnen dragen. De exact benodigde draagkracht is mede afhankelijk van

de toe te passen vegetatie. De soorten die worden toegepast behoren tot het

achterliggende droog/vochtig duinbos (inheemse soorten). Het eindbeeld be-

staat uit een mozaïek van mantel- (struiken/kleine bomen) en zoomvegetaties

(bloemrijk grasland). Beheerstechnisch is het verstandig om te kiezen voor

één type groen per gebouw. Om voor de fauna een aantrekkelijk mozaïek aan

vegetatietypen te laten ontstaan, kan gekozen worden dit per dakvlak te laten

verschillen en af te wisselen binnen het palet van inheemse soorten. Het bos

is o.a. van belang voor vleermuizen. De bebouwing heeft een meerwaarde

door ontwikkeling van kwalitatief hoogwaardige groene daken waardoor de

foerageermogelijkheden niet verloren gaan en wanneer wordt voorzien in

verblijfsplekken voor gebouwbewonende soorten. Dit wordt gerealiseerd door

verblijfsplaatsen voor vleermuizen in de gevels te integreren. Aandachtspunt

hierbij is dat er geen sprake mag zijn van verlichting van de gevels en daken,

of uitstraling van verlichting naar het bosgebied. Tegen de gevels van de pavil-

joens op het attractiepark worden verschillende beplantingen aangebracht die

een ecologische meerwaarde hebben voor insecten en broedvogels. Hierbij
kan gedacht worden aan (bloeiende) klimbeplantingen. Hierbij is het wel van belang
dat er voldoende licht is, anders zullen insecten er veel minder van kunnen profiteren.”

Bijlage 11 Boscompensatieplan

De AVN beveelt aan de soorten aan te planten die staan in de Handleiding Bosbeheer Haagse Bossen voor de Scheveningse Bosjes (p99), dus linde, kers, berk, es en abeel toe te voegen aan de genoemde soorten. Tamme kastanje zou ook kunnen worden geprobeerd. De gewone esdoorn woekert in de Scheveningse Bosjes, het is beter om aanplant te vermijden.
Daarbij tekenen we nog aan dat in de plantlijst een aantal foutjes zitten, te weten: Ilex aquifolia i.p.v. Ilex aquifolium, Coryllus alvellana i.p.v. Corylus avellana.


Wij verzoeken u het ontwerp-bestemmingsplan aan te passen overeenkomstig bovenstaande opmerkingen.

Reactie Gemeente:

We hebben met waardering kennis genomen van de zeer uitgebreide reactie van de AVN op het conceptplan. Onze reactie is onderverdeeld in opmerkingen ten aanzien van de verbeelding/regels en toelichting.

Verbeelding/regels

- na heroverweging wordt de bestemming van de 3 meter brede strook naast het zgn. Olifantenpad, (grond waarvan de kadastrale eigendom bij Madurodam zal rusten), welke nu op de verbeelding is vastgelegd met de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten" (sba-bu), gewijzigd van "Cultuur en Ontspanning" in "Groen - Bos" met tevens de gebiedsaanduiding  Overige zone - ecologische verbindingszone . Deze bestemmingen rusten ook op het stuk grond waar de boscompensatie zal plaatsvinden. Voor zover wordt verzocht om een andere benaming van de bestemming, namelijk Groen-park 2 of Bos, wordt opgemerkt dat er geen aanleiding of noodzaak bestaat om de benaming volledig te veranderen. De benaming van de bestemming wordt in heroverweging wel veranderd naar Groen - Bos ter aansluiting op de Scheveningse Bosjes. Benadrukt wordt echter dat de bescherming van een belangrijk gebied niet in een benaming zit, maar in de juridische regels. Er zijn door de AVN geen inhoudelijke argumenten over de huidige bestemming aangevoerd waaruit zou blijken dat de vastgelegde bescherming onvoldoende zou zijn. Alle bestemmingen tezamen bieden afdoende en ruime waarborgen, waaronder begripsbepalingen ter verduidelijking en vergunningstelsels, ter bescherming van dit tot de stedelijke groene hoofdstructuur behorend gebied, alsmede voor de nog in te vullen loop en uitvoering van de ecowal. Een stippellijn, zo deze al nu te plaatsen zou zijn, voegt daar niets aan toe. Het gebied tussen Madurodam en de Teldersweg, waaronder het fietspad, valt buiten deze planherziening en blijft binnen de beheersverordening vallen.

- Het voorstel, om het voorplein een bestemming Groen te geven in plaats van de bestemming Cultuur en Ontspanning, wordt niet overgenomen. In de beheersverordening Van Stolkpark-Scheveningse Bosjes heeft het gehele voorplein de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. Een deel van het huidige voorplein heeft in het voorliggende bestemmingsplan de bestemming Cultuur en Ontspanning (met een functieaanduiding verblijfsgebied) gekregen om hier nieuwe entreegebouwen voor Madurodam te kunnen realiseren. De angst dat vergroening niet mogelijk zal zijn, is onterecht. In alle gevallen is in de bestemmingsomschrijving ook groen (en water) opgenomen. Hoe daadwerkelijk een plein in de toekomst zal worden vormgegeven is derhalve een uitvoeringszaak. Echter om te benadrukken dat groenvoorzieningen daarbij horen is de functieaanduiding "verblijfsgebied" in artikel 3.1 aangepast tot: "verblijfsgebied" (vb) voor verblijfsgebied of -zone waaronder een plein met bijbehorende groenvoorzieningen, alsmede gebouwde voorzieningen ten behoeve van het regelen van de entree tot de bestemming Cultuur en Ontspanning. Gelet op het feit dat de beheersverordening voor het betreffende (openbare) deel van het voorplein voldoende waarborgen biedt, is er geen aanleiding om tot verruiming van het plangebied van deze herziening over te gaan. De bestemming Cultuur en Ontspanning komt bovendien overeen met de hoofdfunctie van deze strook grond. Binnen de bestemming Groen - Bos  -welke uitdrukkelijk gericht is op groenvoorzieningen- mogen geen gebouwen worden gebouwd. De bestemming Groen - Bos is niet geschikt voor een gebied dat met name verblijfsgebied met entreegebouwen zal betreffen. Gewezen wordt op het feit dat de bestemmingomschrijving van artikel 3 (Cultuur en Ontspanning) zowel groen als water als (andere) bijbehorende voorzieningen mogelijk maakt. Hiermee is een mogelijke groene uitstraling en vergroening bij de verdere uitwerking van plannen afdoende gewaarborgd.

- Gelet op het feit dat het woord groenfunctie voorkomt in de bestemming Cultuur en Ontspanning, te weten de bouwregels van artikel 3 ("...daken met een groenfunctie.."), wordt het toevoegen van een dergelijk begrip aan de begripsbepalingen van Artikel 1 inderdaad als een zinvolle verduidelijking gezien. Voor de begripsbepaling groenfunctie als zodanig is aangesloten op het PUK.

Het woord "natuurinclusief bouwen" komt niet in de bestemmingsregels van hoofdstuk 2 voor, maar alleen in de begripsbepaling ecowal en wordt daar reeds als verduidelijking gebruikt. Een uitbreiding van artikel 1 op dit punt is daarom niet aan de orde.

- Voor zover wordt verzocht om een visualisatie van mogelijke toekomstige bebouwing het volgende. Een visualisatie zoals verzocht is niet mogelijk, met name niet in de zin dat daar rechten aan zouden kunnen worden ontleend. Een bestemmingsplan is immers geen bouwplan. Een bestemmingsplan geeft de grenzen aan van wat maximaal mogelijk is binnen daar aan te stellen juridische randvoorwaarden. Daarnaast dient rekening gehouden te worden dat het huidige Madurodam reeds recht heeft op 8.500 m2 bebouwing met daarbij in zones ingedeelde bouwhoogten.Opgemerkt wordt dat de toegestane bouwhoogten voor wat betreft de uitbreidingsstrook gelijk, dan wel aanmerkelijke lager, zijn dan de vigerende bouwhoogten voor het huidige Madurodam.

Om Madurodam ook enige vorm van flexibiliteit te geven voor de nog te ontwerpen bouwvolumes en plaatsing, zijn er ruimtelijke randvoorwaarden aan deze nieuwe bouwvolumes meegegeven. Variabelen in de bouwhoogten is door het glooiende landschap redelijkerwijs moeilijk toepasbaar. Daarom is er een maximale bouwhoogte ten opzichte van NAP aangehouden. Ook is onder meer de randvoorwaarde in het PUK, dat de nieuwe bouwvolumes robuust groen moeten worden aangekleed, juridisch in de regels verankerd.

Voor zover de AVN meent dat zichtbaarheid van bebouwing leidend zou moeten zijn voor in een bestemmingsplan te bepalen bouwhoogtes, wordt dit uitgangspunt verworpen als onjuist. Een dergelijke stellingname doet in zijn algemeenheid en kennelijk gericht op alle zijden onvoldoende recht aan de rechtszekerheid en bestaande rechten. Zoals gesteld zijn de bouwhoogten in de uitbreidingsstrook lager dan de vigerende bouwhoogten in het huidige Madurodam. Zichtbaarheid is daarnaast een zeer relatief en subjectief begrip en afhankelijk vanuit welk perspectief je op het attractiepark kijkt. Ter visualisatie wordt hieronder een blik op Madurodam gegeven, zoals het het meest bekend is voor een ieder die via het Hubertusviaduct en Teldersweg langsrijdt.

Huidig zicht op Madurodam vanaf het Hubertusviaduct/Teldersweg:

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0020.jpg"

- De begripsbepaling natuurgebied: in artikel 1 is de algemeen gebruikelijke (standaard)definitie opgenomen, welke in Haagse bestemmingsplannen wordt gebruikt en, zoals ook expliciet volgt uit de begripsomschrijving, zich specifiek richt op als zodanig door het Rijk aangewezen gebieden.

De stedelijke groene hoofdstructuur: betreft niet een door het Rijk aangewezen natuurgebied en heeft een eigen standaard definitie in artikel 1. Dat natuur ook op andere locaties aanwezig is en zich niet beperkt tot door het Rijk aangewezen gebieden, wordt onder verwijzing naar de Natuurwaardenkaart 2018, uiteraard onderschreven. Er is echter geen aanleiding om voor het onderhavige plangebied van deze algemeen gehanteerde begrippen af te wijken en deze samen te voegen.

-Een bestemmingsplan is geen bouwplan en in deze fase kan het exacte tracé en omvang van een ecowal niet nader vastgelegd op de verbeelding en in de regels, anders dan reeds is gebeurd. De regels zijn bovendien van afdoende waarborgen voorzien door de gegeven (dubbel) bestemmingen om een goede afweging van alle belangen, op het moment dat plannen nader en gedetailleerd zijn uitgewerkt in de omgevingsvergunningfase, te verzekeren. Overeenkomstig de uitgangspunten van het PUK is daarom in een voorwaardelijke verplichting vastgelegd dat het in strijd is om te bouwen op de gronden met de functieaanduiding "specifieke vorm van groen - groen 1", voordat op deze gronden een ecowal als groene terreinafscheiding is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. Daarbij is bepaald dat voorafgaand aan besluitvorming inzake een ecowal door vergunningaanvrager advies wordt ingewonnen bij de Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's Gravenhage en omstreken (AVN).

Opgemerkt wordt, dat een aan te leggen ecowal niet als stippellijn is neergelegd op de verbeelding en dat de opvatting dat er sprake zou zijn van een stippellijn kennelijk berust op een verkeerde lezing van de regels.

-De oppervlakte van kiosken: in de beheersverordening werd een maat van maximaal 5 kiosken bepaald op 20 m2 per kiosk, naast de mogelijkheid van 8.500 m2 aan (andere) gebouwen. Een kiosk is echter ook een gebouw. In het voorliggende bestemmingsplan is een totaal maximaal bruto-vloeroppervlakte van 12.500m2 voor alle gebouwen vastgelegd. Om die reden wordt de regeling ten aanzien van kiosken beperkt tot een bouwhoogtemaat.

- Voor zover wordt verzocht om het toevoegen van wijzigingsbevoegdheden ten aanzien van het Hubertusviaduct en de Teldersweg, wordt opgemerkt dat de betreffende gebieden buiten dit plangebied zijn gelegen. Het toevoegen van wijzigingsbevoegdheden is dan ook niet aan de orde. Het ligt in de lijn van de verwachting dat indien zich plannen voordoen ten aanzien van die wegen, deze via een eigen traject en plan in de toekomst geregeld zullen worden. Uitbreiding van het huidige plangebied is niet aan de orde.

Algemene regels: uit de benaming vloeit reeds voort dat algemene regels gelden voor alle bestemmingen in het plangebied, waaronder de bestemming Groen - Bos. Algemene regels worden gebruikt voor alle bestemmingsplannen in Den Haag en zijn een zinvolle toevoeging. Het gegeven dat een bepaalde regel (nog) niet was opgenomen in een voorgaand plan, in dit geval de beheersverordening, betekent nog niet dat een actuelere versie van algemene regels niet zou moeten worden gebruikt, dan wel dat zou moeten worden vastgehouden aan oudere juridische regels en inzichten. Niet wordt ingezien waarom algemene gebruiks- en bouwregels ten aanzien van gewone speeltoestellen (nota bene een speeltoestel is geen volledige speeltuin) hier niet zouden moeten worden opgenomen, waar ze ook elders binnen Den Haag gebruikelijk zijn bij groene gebieden. Ook wordt niet ingezien waarom een eventuele mogelijkheid om een speeltoestel te plaatsen afbreuk zou doen aan een gebied, ook al maakt het onderdeel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Daarentegen wordt de in artikel 11 van de Algemene afwijkingsregels opgenomen mogelijkheid wel geschrapt daar het niet past bij het gebied. Eveneens wordt de regel inzake snellaadstations ten behoeve van wegverkeer geschrapt. Dit laatste in verband met het feit dat het bestemmingsplan geen verkeersbestemmingen bevat en de regel derhalve overbodig is.

Toelichting

- Algemeen: uit de aard van een conceptfase vloeit voort dat teksten nog aan actualisering, aanvulling en aanscherping onderhevig zijn. Het vloeit in dit stadium te ver om per zin en onderwerp daarop in te gaan. Volstaan wordt daarom met de opmerking dat de toelichting voorafgaande aan de terinzagelegging nog nader zal worden bezien. De ontstaansgeschiedens uit de beheersverordening is overgenomen.

- De Visie op Westbroekpark, Scheveningse Bosjes richt zich niet op, en bevat geen planologische onderbouwing inzake de uitbreidingsplannen van Madurodam en het onderhavige plangebied. Het toevoegen van de Visie aan de toelichting is dan ook niet aan de orde.

- Bijlage 11, soortenaanplant: De voorgestelde boomsoorten worden in het boscompensatieplan toegevoegd aan het sortiment met uitzondering van de Es, dit vanwege essentaksterfte problematiek. De spelling van de namen is aangepast. In de uitvoeringsfase zal de exacte invulling van de soortenaanplant nader vorm worden gegeven. De spelling is gecorrigeerd.

16. Stichting bewonersorganisatie Archipel/Willemspark d.d. 14 mei 2018

De volgende waarnemingen worden aan de gemeente voorgelegd.

Bouwcontouren

In het ontwikkelingsperspectief en het later Planuitwerkingskader (PUK) is een gedetailleerde kaart opgenomen met daarin ingetekend de paviljoens (aangeduid met letters) welke gerealiseerd zouden gaan worden. De getekende contouren zijn het resultaat van een uitvoerig overleg en bijbehorende discussie in de klankbordgroep. Deze bebouwingscontouren ontbreken in het concept bestemmingsplan.

Ecowal

Op diezelfde kaart (“eindsituatie 2030” in het ontwikkelingsperspectief) en in het PUK (pagina 37 en plankaart en toelichting op pagina 44/45) is sprake van een ecowal of “nieuwe rand” rondom Madurodam. Deze rand loopt op die kaarten met uitzondering van het voorplein en een klein deel van de direct daaraan grenzende bebouwing langs de gehele buitengrens van Madurodam. Echter lijkt in het concept bestemmingsplan alleen sprake te zijn van een ecowal aan de westzijde, het deel van de Scheveningse Bosjes. In de regels (1.37) wordt althans specifiek gesproken over de “naastgelegen boszijde” en niet over de rand langs het kanaal of de Teldersweg waar sprake van is in het PUK. Zou de functieaanduiding “sg-gr1” niet verder doorgetrokken moeten worden (noord- en zuidzijde) dan enkel de westzijde zoals nu het geval is?

De ecowal (zie regel 3.2.2, sub b) wordt bepaald op minimaal 2,5 meter en maximaal 4 meter hoogte. In het PUK (p.39) wordt gesteld dat indien er bebouwing achter deze erfscheiding wordt geplaatst, zal deze nooit hoger boven de erfscheiding uitsteken dan de hoogte van de erfscheiding zelf en in elk geval nooit meer dan 2,5 m. Die beperkende toevoeging ontbreekt in de regels van het bestemmingsplan.

Groenfunctie

Alle gebouwen die worden gerealiseerd én de reeds bestaande gebouwen zouden worden voorzien van groene daken. In de toelichting van het concept bestemmingsplan staat dat: “Om de waterbergingsopgave in te vullen, worden de nieuwe gebouwen en de bestaande bebouwing voorzien van een groen dak. Dit wordt een vrijwel vlak natuurdak of een tuindak. Het bestaande gebouw in de zuidwesthoek van Madurodam krijgt hiervoor een zwaardere dakconstructie. De toepassing van groene daken is tevens vastgelegd in het Planuitwerkingskader (PUK) van Madurodam.”

Zou in het al bestaande deel van Madurodam de functieaanduiding “sg-gr1” dan niet ook opgenomen moeten worden om de realisatie van groene daken dit te borgen?

Bij bouwregel 3.2.1 sub g is aangegeven dat gebouwen die in functieaanduiding “sg-gr1” worden gebouwd dienen te worden voorzien van een dak met een “groenfunctie”. Deze term kan discussie opleveren, want wat wordt er precies onder “groenfunctie” verstaan? Dit wordt niet uitgelegd in de regels. In de toelichting zijn echter wel enkele aanwijzingen voor de betekenis te vinden, bijvoorbeeld:

“De gevel en het dak van deze bebouwing krijgt een robuuste groene aankleding, zodat het landschap van het bos als het ware doorloopt op de erfafscheiding en de bebouwing.”

of

“Door op de daken van de paviljoens een boszoomvegetatie aan te leggen, kan het bos dat hiervoor moet wijken, worden gecompenseerd met een nieuw habitat voor vlinders, bijen en vogels.”

of

“De gevels en daken van de paviljoens aan de rand van het attractiepark dienen op gevarieerde wijze met beplanting te worden afgewerkt met een zodanige kwaliteit dat er sprake is van natuurcompensatie. Een eenvoudig sedumdak is hiervoor niet genoeg. De bedoeling van de in te passen bebouwing is, dat de indruk wordt gewekt dat het landschap van het bos doorgaat over de bebouwing. De bebouwing heeft een meerwaarde door ontwikkeling van kwalitatief hoogwaardige groene daken.”

Om discussie over het woord “groenfunctie” te voorkomen kan een soortgelijke omschrijving in de bouwregel opgenomen worden.

Erfscheiding

Er is onduidelijkheid over de erfscheiding. In de toelichting staat (1.1): “De erfafscheiding wordt begrensd door het olifantenpad, waarbij een afstand van 3 meter tot het pad moet worden aangehouden.”

Echter staat in diezelfde toelichting (5.2, laatste alinea): “De volledige erfgrens aan de boszijde wordt omzoomd met een natuurmuur: een zogenaamde ecowal. Deze ecowal, meandert langs het bestaande olifantenpad.”.

En in 3.3.1.2 staat weer “Tussen het olifantenpad en de erfafscheidingsgrens van Madurodam wordt voldoende afstand (3 meter) aangehouden, zodat het pad niet gelijk naast de erfscheiding is gelegen en de functie en de kwaliteiten van het pad behouden blijven.”

Als bovenstaande juist geïnterpreteerd wordt, is de 3 meter die tussen het olifantenpad en de ecowal in stand gehouden dient te worden (aanduiding “bebouwing uitgesloten”) derhalve niet van Madurodam. Of toch wel? Want die 3 meter zone kent ook de bestemming “Cultuur en ontspanning”. Dat lijkt in tegenspraak met elkaar.

Parkeren en verkeer

In de toelichting (5.5) wordt gesteld: “Op piekdagen wordt geen extra toename van verkeer van en naar Madurodam verwacht en worden de kruispunten niet extra belast ten opzichte van de referentiesituatie. Gezien de absolute hoeveelheid bezoekers kunnen de verkeersstromen van/naar Madurodam (zowel in de referentiesituatie als in de plansituatie) op een piekdag wel tot verkeershinder leiden”. De eerste zin stelt dat er geen toename van verkeer wordt verwacht, terwijl de tweede zin aangeeft dat er wel verkeershinder kan optreden?

Er wordt voorgesteld een overloop in te stellen voor het parkeren door gebruik te maken van de parkeerfaciliteiten bij het World Forum. Onduidelijk is hoe de bezoekers vervolgens van en naar Madurodam komen. Worden er pendeldiensten ingezet? Hoe vaak rijden die vervolgens (en over welke route) en wat heeft dat voor invloed op de verkeersstromen?

Reactie Gemeente:

Bouwcontouren: de opvatting van de bewonersorganisatie dat in het PUK reeds vaste en derhalve inflexibele bebouwingscontouren zijn vastgelegd, delen wij niet. De kaartjes in het Ontwikkelperspectie en PUK geven impressies, schetsen, weer van mogelijke bebouwing in het huidige attractiepark, overdekte ruimtes waarin op moderne wijze kan worden ingezet op educatie. Het PUK ging vooraf aan het gedetailleerd inmeten van het terrein, het olifantenpad en de hoogtes. Wat wel uit het PUK volgt zijn onder meer duidelijke kaders qua totaal metrage bebouwing en specifieke bouwhoogtes. Het bestemmingsplan legt de juridische randvoorwaarden vast op basis van wat in het PUK is beschreven. Pas indien sprake sprake is van een omgevingsvergunning volgt beoordeling en toetsing, onder meer door Welstand, of met de aanvraag kan worden ingestemd.

Ecowal: de uitleg door de bewonersorganisatie over wat uit het PUK zou volgen met betrekking tot een ecowal wordt niet onderschreven. Integraal onderdeel van het PUK is de beschrijving (pagina 39), waarin de situatie ter plaatse wordt beschreven en welke de drie verschillende zijden van het park, deels de bestaande niet te wijzigen situatie, beschrijft.De randen langs het kanaal en langs de Teldersweg zijn immers wezenlijk anders dan de rand langs het bos en vormen voor het overgrote deel bovendien de reeds bestaande terreinafscheiding van het huidige Madurodam. Voor wat betreft de uitbreidingsstrook ligt langs de zuidzijde geen olifantenpad. Aan de noordzijde ligt de duinrug een aanmerkelijk stuk hoger en daarmee de gebouwen een stuk lager ten opzichte van de duinrug. Het aan de noordzijde bovenop de hoge duinrug toevoegen van een ecowal of groene terreinafscheiding van minimaal 2,5 meter hoog wordt dan ook visueel en anderszins als onwenselijk ervaren.

Groenfunctie: ook bij andere inbreng is aangegeven dat in de begripsbepalingen een begrip groenfunctie ter verduidelijking is toegevoegd. De opvatting van de bewonersorganisatie dat zou zijn bepaald in het PUK dat Madurodam in weerwil van bestaande rechten en in de verleende vergunningen zou worden opgedragen om reeds bestaande bebouwing te voorzien van groene daken getuigt van een onjuist begrip.

Terreinafscheiding: gelet op het feit dat het conceptbestemmingsplan nog aan aanscherping onderhevig is, is de betiteling op dit punt reeds gecorrigeerd naar terreinafscheiding ter verduidelijking.

Parkeren en verkeer: ook op dit punt wordt opgemerkt dat het in deze fase nog een conceptplan betreft wat aan aanscherping onderhevig is. Beide punten, parkeren en verkeer, worden in een geactualiseerde vorm opgenomen in de toelichting. En ook van de bijbehorende bijlages wordt bij het ontwerpbestemmingsplan nog een definitieve versie opgenomen.

17. Wijkvereniging Van Stolkpark d.d. 18 mei 2018

Gaarne maken wij gebruik van de mogelijkheid om in het kader van het vooroverleg onze opmerkingen over het concept bestemmingsplan aan u kenbaar te maken. Zoals u weet zijn wij betrokken geweest bij de klankbordgroep betreffende de uitbreidingswensen van Madurodam. Het overleg heeft geleid tot een ontwikkelingsperspectief voor Madurodam, waarin het voor ons belangrijke behoud van zoveel mogelijk bos en een goede afscherming naar dat bos een vertaling hebben gekregen. De gemeente heeft daarop haar randvoorwaarden voor realisering verwoord in het door de gemeenteraad vastgestelde PlanUitwerkingsKader (PUK).


Er zijn vier belangrijke punten, die ons inziens beter of anders geregeld zouden kunnen worden. Onze insteek daarbij is erop gericht om het bos achter Madurodam zo weinig mogelijk te belasten met effecten van de ontwikkelingen op het (toekomstig) terrein van Madurodam. Het bestemmingsplan moet erop gericht zijn de omgrenzing zoveel mogelijk onderdeel te laten zijn van het bos en de boszoom en de verwachtingen, die gewekt zijn in het ontwerptraject en in het PUK, ten aanzien van de beoogde groene uitstraling van zowel de nieuwe bebouwing als het voorterrein, vast te leggen in adequate regelgeving.


Onze opmerkingen richten zich meer specifiek op het volgende:


- De bestemming "cultuur en ontspanning" strekt zich uit tot aan het zogenaamde "olifantenpad". Dat vinden wij ongewenst. Het terrein tussen de op te richten ecowal en het olifantenpad is en blijft onderdeel van het bos. De vigerende bestemming Groen-Park 2 kan daarom het beste ook in de nieuwe situatie worden gehandhaafd. Het moet duidelijk zijn dat de erfgrens van Madurodam ook echt de grens is. Het onderhoud van die strook kan prima plaats vinden onder de bestemming Groen-Park 2. Het is voor ons de bedoeling dat ook de ecowal met beplanting straks onderdeel is van het bos is. De ecowal kan in feite een kwaliteit toevoegen. De bestemming "cultuur en ontspanning" wekt ten onrechte de indruk dat ook hier ontwikkeling mogelijk zou zijn. Dat is geenszins aan de orde; het is bos en moet dat blijven.


- Op de daken van de nieuw op te richten bebouwing is een groene functie voorzien, een soort mantelvegetatie, die als boszoom functioneert en een aantrekkelijk milieu zal bieden voor vogels, vlinders en insecten door aanplant van een struik- en kruidlaag. Die functie is ons inziens onvoldoende verankerd in de begripsomschrijving. Het is niet de bedoeling om de daken te voorzien van een enkelvoudige grasmat of sedumaanplant, maar daadwerkelijk een boszoom te creëren. Een beschrijving van de gewenste natuurkwaliteit zou tot meer zekerheid leiden voor realisering en beheer van de groene daken.


- De bouwhoogten aan de buitenrand zijn niet eenduidig vastgelegd. Wij vinden dat er geen ruis mag zijn over de maximaal toegestane bouwhoogte. Bepalend daarbij is de uitstraling naar de omgeving, zowel aan de kant van de Haringkade (voor het zicht vanuit de nabij gelegen bebouwing en de passanten langs de Haringkade) als naar de kant van de grote vijver. Het hele gebied heeft niet voor niets de status van Rijksbeschermd Stadsgezicht. De kwaliteit van zichtlijnen, de hoogteverschillen in het terrein en de uitstraling van het duinbos zijn belangrijk geweest voor de beperkingen in bouwhoogten.


- Wij zijn van mening, dat vergroening van het voorplein een essentieel onderdeel is en was van de planvorming en bevestigd zou moeten worden in de bestemmingsregeling. Het voorterrein is nu echter slechts voor een deel meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Alleen het deel, waar Madurodam in het ontwikkelingsperspectief de kassa's voorziet, heeft de bestemming "cultuur en ontspanning" gekregen. De rest van het voorterrein is geen onderdeel van dit concept bestemmingsplan en behoudt daarmee de vigerende bestemming "Verkeer- verblijfsgebied". Noch de enkelvoudige bestemming "cultuur en ontspanning" noch het handhaven van de oude bestemming doet recht aan de beoogde vergroening van het voorterrein. Of het terrein in eigendom en beheer is bij Madurodam of bij de gemeente doet daarbij niet ter zake. Wij verwachten dat de gemeente de randvoorwaarden uit het PUK gestand zal doen en een groene bestemming op het voorplein zal leggen (en natuurlijk ook uitvoeren!). Voor het deel waar de kassa's komen kan eventueel aan een dubbelbestemming worden gedacht.


Tot slot merken wij nog op, dat de bestemming "Groen" op het talud van het Hubertustracé geen goede vervanging is voor de compensatie van de bestemming Groen-Park 2, die verloren gaat. Het is beter dezelfde bestemming als die verloren gaat in het bos op het talud te leggen. Daarmee wordt ook continuïteit gecreëerd met de Scheveningse bosjes aan de andere kant van het Hubertustracé en wordt de te realiseren ecologische kwaliteit onderstreept.


Reactie gemeente:

Alvorens op de vier naar voren gebrachte punten in te gaan, wordt van onze zijde eerst een correctie op de slotopmerking aangebracht. De wijkvereniging gaat hier uit van een onjuiste lezing van de beheersverordening Van Stolkpark-Scheveningse Bosjes. De in de beheersverordening op het talud gelegde bestemming is niet Groen-Park 2, maar "algemeen" Groen. De bestemming Groen in de beheersverordening is van beduidend minder waarborgen voorzien dan in dit bestemmingsplan. Het talud en de strook langs het Olifantenpad hebben bestemming Groen - Bos en de gebiedsaanduiding Overige zone - ecologische verbindingszone gekregen, waardoor recht wordt gedaan aan het feit dat de gronden behoren bij de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.

a. Zoals ook bij andere reacties aangegeven, wordt na heroverweging de bestemming van de 3 meter brede strook naast het zgn. Olifantenpad, (grond waarvan de kadastrale eigendom bij Madurodam zal rusten), welke nu op de verbeelding is vastgelegd met de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten" (sba-bu), gewijzigd van "Cultuur en Ontspanning" in "Groen - Bos" met tevens de gebiedsaanduiding  Overige zone - ecologische verbindingszone . Gelet op het feit dat dit stuk grond onderdeel uitmaakt van de totale ontwikkeling en afspraken, zoals beschreven in het PUK, alsmede gelet op actualisering van de regelgeving, blijft de bestemmingsplangrens ongewijzigd. Het argument dat het conceptbestemmingsplan de indruk zou wekken dat ontwikkelingen mogelijk zouden zijn op de strook langs het Olifantenpad is suggestief en gebaseerd op een onjuiste lezing van de regels. Alleen al uit de bewoording van de aanduiding "bebouwing uitgesloten" kan worden opgemaakt dat bebouwing uitgesloten en ongewenst is. Het PUK evenals het bestemmingsplan is daar duidelijk over en biedt afdoende waarborgen ter bescherming.

b. In het bestemmingsplan is na heroverweging ter verduidelijking van de regels een begripsbepaling "groenfunctie" opgenomen.

c. De mening van de wijkvereniging dat de bouwhoogtes niet eenduidig aan de buitenrand zijn vastgelegd, wordt niet onderschreven. De bouwhoogte in het uitbreidingsgebied (10m NAP+) is vastgelegd overeenkomstig de randvoorwaarden van het PUK. Uiteraard onderschrijven wij wel dat er geen ruis mag ontstaan over hetgeen maximaal is toegestaan en het te gebruiken peil (zie het begrip in artikel 1.80). Om die reden is besloten alle bouwhoogtes op de verbeelding aan te geven in meters ten opzichte van NAP. In de beheersverordening geldt het peil voor wat betreft de bouwhoogtes op de verbeelding voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst, de hoogte van de kruin van die weg, en in de overige gevallen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. Om deze bouwhoogtes te "vertalen" naar meters NAP en daarbij rekening houdend met bestaande rechten, is in hoofdstuk 5, beschrijving van de regels, een uitleg en overzicht opgenomen ter verduidelijking.

In tegenstelling tot hetgeen de wijkvereniging stelt vloeit uit de aanwijzing tot Rijksbeschermd stadsgezicht geen regelgeving met betrekking tot bouwhoogtes ter plaatse voort. Voor overwegingen met betrekking tot de toelichting van de aanwijzing tot Rijksbeschermd stadsgezicht en in het bijzonder de positie van Madurodam daarin, wordt kortheidshalve verwezen naar de gemeentelijke reactie op de reactie van de Bomenstichting op dit punt.

4. Dit punt is ook aangevoerd door de AVN en heeft wel geleid tot het aanpassen van de omschrijving van de functieaanduiding "verblijfsgebied", door het toevoegen van de woorden "met bijbehorende groenvoorzieningen". Kortheidshalve wordt verwezen naar onze reactie op die bijdrage. Er is geen juridische aanleiding om de plangrenzen aan te passen, in zoverre dat het gehele voorplein in deze planherziening zou moeten worden opgenomen. Ook binnen de regels van de beheersverordening is een vergroening van het voorplein zeer wel mogelijk.De uitleg die de wijkvereniging geeft aan het PUK, dan wel dat een (onbenoemde) dubbelbestemming hier zou moeten worden opgenomen, onderschrijven wij niet.

19. Bomenstichting d.d. 17/18 mei 2018

De Bomenstichting Den Haag heeft kennis genomen van het ontwerpbestemmingsplan en de volgende kanttekeningen.

Algemeen
De uitbreiding van Madurodam gaat ten koste van een waardevol duinbos op oude duingronden: 0,6 ha van de Scheveningse Bosjes. Dit gebied is op allerlei niveaus beschermd. De vigerende beheerverordening Van Stolkpark-Scheveningse Bosjes is van 2013 en nog niet aan wijziging toe. Het voorliggend ontwerp bestemmingsplan bevat echter de mogelijkheid voor uitbreiding van Madurodam, die niet is toegelaten in de vigerende beheerverordening en die in strijd is met het gewenste behoudende karakter ervan. De uitbreiding van Madurodam is in strijd met het conserverende karakter en de bedoeling van een beheerverordening. Een beheerverordening is juist gericht op het vastleggen van bestaande mogelijkheden en is niet ontwikkelingsgericht.

De Bomenstichting Den Haag is van mening dat de uitbreiding van Madurodam gezien de beschermingsstatus en het karakter en bedoeling van een beheerverordening, ongewenst is. Wij hadden verwacht dat Madurodam de waarden van het 'achterliggende bos' zou respecteren, wij zijn daarin helaas teleurgesteld. Wij hebben daarom vervolgens zelf een aantal alternatieve mogelijkheden voorgesteld om het 'achterliggende bos' te behouden voor bewoners van Den Haag. Het is immers een openbaar toegankelijk bos van algemeen maatschappelijk belang, dat groter is dan het economische belang van één stichting met winstoogmerk, waarvan de onderbouwing om uit te breiden op z'n minst twijfelachtig genoemd kan worden. Deze alternatieve mogelijkheden zijn niet serieus onderzocht en niet meegenomen in de MER.
Ten behoeve van een zorgvuldige belangenafweging en procedure, stellen we voor om de alternatieve mogelijkheden eveneens te toetsen aan de MER.

Nadere toelichting
1. Madurodam heeft de wens te kennen gegeven om uit te breiden.
- Dat de uitbreiding nodig is ten koste van het 'achterliggende en openbaar toegankelijke bos' dient beter gemotiveerd te worden dan nu gedaan is. (BDO: de economische impact van Madurodam, maart 2017).
- De uitbreiding ten koste van het achterliggende bos komt niet overeen met het gedachtengoed van mevrouw Maduro, de moeder van George. Informatie afkomstig van Mevrouw Boon-van der Starp, bedenkster om Madurodam op te richten om geld in te zamelen voor het Nederlandse Studenten Sanatorium in Laren. De oprichting geschiedde met financiële ondersteuning door de ouders van George Maduro.
Madurodam zelf spreekt van een gedenkmonument, om het verhaal van George Maduro door te geven. Een verhaal over vrijheidsdrang en opstaan voor de ander. Oftewel: alles wat ons land verbindt (www.madurodam.nl).
De uitbreiding ten koste van het bos heeft ons ons niet verbonden met Madurodam.
2. De 4 randvoorwaarden van de twee wethouders (RIS 285875, 8 september 2015).
We zien graag een deugdelijker onderbouwing over de uitbreiding in relatie tot de 4 randvoorwaarden van 2 wethouders.
3. Het gaat om een eenmalige uitbreiding, de laatste.
- De eenmaligheid heeft Madurodam ook bij eerdere uitbreidingen opgevoerd (1989 en 1992), waarbij telkens is geschreven dat het om een eenmalige uitbreiding gaat. De benodigde wijzigingen in de bestemmingsplannen refereerden elke keer aan de wens om de Scheveningse Bosjes te beschermen. Echter, bij de huidige uitbreiding heeft Madurodam het zelf een 'ijzeren wet' genoemd dat de markt zo concurrerend is dat ongeveer elke tien jaar vernieuwing nodig is. Het Ontwikkelingsperspectief gaat niet voor niets tot het jaar 2030. Wij zijn niet gerust op het eenmalige karakter. Welke instrument bestaat er om het eenmalige karakter te handhaven?
4. Gezien de beschermingsstatus van de Scheveningse Bosjes hebben we alternatieve mogelijkheden voorgesteld, van belang om een goede afweging van belangen te kunnen maken, zoals bijvoorbeeld op en/of onder eigen terrein, het voorterrein of een combinatie met de overkluizing van Telderstracé (werk-met-werk). Gezien het feit dat Madurodam de eerste 10 jaar de gewenste uitbreiding op eigen terrein denkt te kunnen realiseren, is er voldoende ruimte en tijd om de alternatieve mogelijkheden nader uit te zoeken. Deze alternatieve mogelijkheden zijn zonder onderbouwde argumenten van tafel geveegd.

- deze alternatieven dienen eerst serieus onderzocht te worden t.b.v. een gedegen en zorgvuldige afweging van belangen.
5. De uitbreiding van Madurodam gaat ten koste van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur (SGH). De uitbreiding gaat ten koste van het Kerngebied van de SGH.
- Dit is in strijd met het raadsbesluit “Agenda groen voor de stad, 2016” (RIS294705, 15- 12-2016) dictum II: Met het aanwijzen van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur verplicht het gemeentebestuur zich om deze op eenduidige en herkenbare wijze duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. De Bomenstichting Den Haag meent dat daarom een andere alternatieve locatie gezocht moet worden waar geen sprake is van vernietiging van natuur en ecologie.
6. Het gebied valt onder de bescherming van het Rijks beschermd stadsgezicht Van Stolkpark/Scheveningse Bosjes (19-09-1994) (§ 3.3.1.1). De te beschermen waarden zijn o.a. de hoogteverschillen, die herinneren aan het oude duinlandschap, en de zichtlijnen. De landschappelijke waarden van het groengebied en water dragen in hoge mate bij aan de uniciteit van dit gebied maar ook aan de groene karakter van de stad Den Haag.
Met de aanwijzing zijn de waarden voldoende beschermd. Wijziging van bestemming is gebonden aan een positief advies van de Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed (RCE).
- er is geen stuk met advies van RCE.
Wij verzoeken daar wel om.
- delen van de noordelijke en de zuidelijke duinruggen en de tussenliggende dalen vallen binnen de uitbreiding, vermoedelijk worden ze afgegraven en geëgaliseerd.
De Bomenstichting Den Haag meent dat daarom beter een alternatieve locatie gezocht moet worden waar geen sprake is van aantasting van het Rijks beschermd stadsgezicht.
7. Ter compensatie zal er een 'nieuw bos' komen (PUK).
De voorwaarden die voor compensatie worden meegegeven zijn, volgens de PUK:
• Terugplaatsen in dezelfde kwaliteit als die verloren gaat.
• Als één geheel compenseren.
• Compensatie op een plek die voor langere termijn de bestemming bos kan krijgen
Het voorstel is om het gebied tussen de keerlus naast het George Maduroplein en het Hubertusviaduct en de Koninginnegracht om te vormen tot een bos van circa 1 hectare.
Dat is dus geen 'nieuw bos'.
- Wij wijzen er ook op dat het talud in de vigerende Beheerverordening al de bestemming 'Groen' heeft.
- Dit is in strijd met de provinciale verordening o.g.v. de Wet Natuurbescherming, omdat het talud begroeid is met grassen, kruiden en bomen.
- Wij wijzen erop dat het talud al tot de Stedelijke Groene Hoofdstructuur (SGH) behoort.
- Het talud heeft de status van een ecologische verbinding Scheveningse zone en maakt daarmee onderdeel uit van de SGH (Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones, RIS 159450a, 2008). Er is een hoog ambitieniveau beschreven vanwege de omvang van de gebieden en het feit dat deze schakel onderdeel vormt van de Ecologische Hoofdstructuur. Kennelijk biedt een bestemmingsplan c.q. beheerovereenkomst geen enkele garantie.
Achteraf opstellen van een natuurbalans is het paard achter de wagen spannen. De natuurbalans wordt opgesteld door Madurodam, die daarmee zijn eigen vlees keurt.
- De compensatie komt op grond van deze punten dan ook niet tot uitdrukking.
8. Bovendien wordt geen rekening gehouden dat er niet alleen sprake is van vernietiging van bomen (sec) maar ook van het samenhangende bosecosysteem inclusief de oude duin bodem. De rust van het achterliggende bos kan niet worden gecompenseerd door een smal talud dat ingeklemd ligt tussen drukke verkeersaders, waar sprake is van versnippering, verstoring door lawaai, verlichting, beweging. De verkeersaders betekenen een grote vrijwel onneembare barrière.
- Ook op dit punt faalt de compensatie. Er kan nooit een kwalitatief goed bos terugkomen.
9. In de PUK staat dat een gebied van 0,65 ha gelegen naast de Kwekerijweg zal worden toegevoegd aan de SGH. Wij hebben dit niet terug gevonden in het ontwerpbestemmingsplan. Graag een toelichting.
10. Het talud is ellipsvormig, de grootste breedte is ca 35 meter. Er is dus veel te weinig ruimte voor circa 1 hectare duinbos met de bijbehorende kern-mantelstructuur. De breedte van een goede bosrand (mantel + zoom) varieert tussen de 1 tot 1,5 maal de boomhoogte. Bron: https://www.ecopedia.be/pagina/bosranden.
We wijzen erop dat er kernbos vernietigd wordt, een compensatie met kern-mantelstructuur is geen 1 op 1 compensatie.
11. Voor de compensatie van het areaal o.g.v. de Wnb wordt een melding gedaan bij het bevoegd gezag (Provincie Zuid Holland) (§4.6.4).
- Nu de herbeplanting wordt voorzien op andere grond dan binnen het bestaande bosgebied, moet bij GS een ontheffing worden gevraagd. De criteria daarvoor dienen vermeld te worden.
12. Voor mogelijke oplossingen t.a.v. boscompensatie wordt door de gemeente en Madurodam in overleg getreden met de Provincie (§ 4.6.4.).
- Tot op heden is er slechts één bespreking geweest tussen de gemeente en de Provincie. Tot op heden heeft de provincie geen 'groen licht gegeven'. In de versie van het ontwerpbestemmingsplan die komend najaar naar de gemeenteraad gaat zal toch duidelijkheid geboden moeten worden over het verkrijgen van de ontheffing'.
Is er een 'plan B' mocht de provincie geen 'groen licht' geven voor de voorgestelde compensatie?
13. De bomen worden op basis van aantallen gecompenseerd o.g.v. de APV.
- Madurodam heeft al een aantal bomen zonder vergunning gekapt. Ook deze dienen herplant te worden.
- Op grond van de APV dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden om de bomen te mogen kappen.
- De compensatie op basis van aantallen schiet te kort. Vergeten wordt dat bomen ook baten hebben: de zgn. ecosysteemdiensten: zuurstof-productie, opname van CO2 en NOx, afvangen van fijnstof, opvangen en verdampen van water, dempen van temperatuur en licht (zie figuur). Deze baten beginnen pas een rol te spelen als bomen ca 40 jaar of ouder zijn. Dat geldt ook voor de ecologische waarden voor insecten, vogels, zoogdieren, mossen, korstmossen, zwammen, het bodem-ecosysteem enz. De rol van de ecosysteemdiensten van bomen wordt steeds groter bij de klimaatverandering.

14. De uitbreiding heeft extra verharding tot gevolg, wat vanwege klimaatverandering een ongewenste ontwikkeling is. Het is een groot maatschappelijk belang om te vergroenen en niet om te verstenen en verharden. à groen op het dak kan niet als compensatie dienen voor het vernietigen van een oud duinbos.
15. Op het talud staan al bomen, er is te weinig ruimte om veel bomen bij te planten. Als dat toch gebeurt moet er na een aantal jaren worden gedund om andere bomen ruimte te geven.
- De compensatie gaat dus mank i.v.m. deze toekomstige dunningen.
16. Het talud is onderdeel van het Plan van Aanpak - Uitvoering visie Denktank Westbroekpark en Scheveningse Bosjes incl. Waterpartij voor wat betreft de overkluizing van het Telderstracé.
17. De uitbreiding staat haaks op de 5 principes uit de Visie van de DT Scheveningse Bosjes. Uit de kaart van de Visie blijkt dat de uitbreiding van Madurodam onder de principes valt.

De 5 principes uit de Visie DT Scheveningse Bosjes:
1. Behouden of uitbreiden van het oppervlak van duinbos en park en koesteren van de landschappelijke diversiteit.
2. Verbeteren van verbindingen voor natuur en voor mensen als gasten in die natuur.
3. Waarderen van natuur en groen inclusief cultuurhistorische waarden als Haagse kernkwaliteiten.
4. Veranderen uitsluitend op basis van overtuigende meerwaarde voor de kernkwaliteiten van het gebied. 5. Verhogen van participatie bij het beheer van het gebied.

De kaart uit de Visie:
afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0331DMadurodam-51VA_0021.jpg"

18. De erfafscheiding wordt begrensd door het olifantenpad, waarbij een afstand van 3 meter tot het pad moet worden aangehouden.
- Onduidelijk wat nu echt de grens is: het pad of 3 meter uit het pad. In de PUK staat dat zowel het pad als de 3 meter behouden blijven (voor bewoners en natuur, wel te verstaan).
19. Wij wijzen erop dat de ecowal een gebiedsvreemd element is.
- ook het areaal van de ecowal dient gecompenseerd te worden
20. Wij missen de bijlagen bij de Toelichting.


Het bestemmingsplan heeft de volgende afwijkingen t.o.v. de PUK
1. Het eigen terrein krijgt een parkachtig karakter waarbij open- en geslotenheid elkaar afwisselen zodat Madurodam door natuurinclusief te ontwerpen een bijdrage levert aan de versterking van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur van Den Haag. [33]
Het bestemmingsplan regelt op geen enkele wijze dat er meer groen op het bestaande Madurodam zal komen. Integendeel, de M.E.R.-rapportage geeft aan het geen onverhard oppervlakte bij zal komen (blz. 36 Aanmeldingsnotitie M.E.R.: nu 6.760 m2 onverhard op bestaand gebied, straks nog steeds 6.760 m2). Dat betekent dus dat de groene zone door het bestaande gebied niet meer beoogd wordt en hoe dan ook niet kan worden afgedwongen.
2. Aandachtspunt hierbij is dat er geen sprake mag zijn van verlichting van de gevels en daken, of uitstraling van verlichting naar het bosgebied. [33]
In het bestemmingsplan is op geen enkele wijze enige beperking aan de verlichting (zoals bekend bij Madurodam vergelijkbaar met die van een sportcomplex). De lichtmasten mogen, net zoals nu, 8 meter hoog worden (overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde).
3. De entree en het voorplein krijgen meer groen en verblijfskwaliteit. [35]
Het bestemmingsplan regelt op geen enkele wijze een vergroening van het voorplein.
4. De noordelijke en zuidelijke grens van het uitbreidingsgebied komen te liggen op de top van de twee duinruggen die in het bos zijn gelegen. [35]
Van de noordelijke duinrug wordt een belangrijk deel (15 tot 17 meter breed, bij de bestaande dienstingang aan de Haringkade) afgegraven. Dat is in strijd met het PUK en eveneens in strijd met de in het PUK vastgelegde plankaart (PUK, blz. 44).
5. De plankaart is de ruimtelijke vertaling van de principes waarbinnen de gemeente de uitbreiding van Madurodam mogelijk acht. [45]
De plankaart is volstrekt genegeerd, en daarvoor in de plaats is ten onrechte de kaart van het Ontwikkelperspectief Madurodam (januari 2017) als plankaart gepresenteerd en als uitgangspunt genomen. Dat betekent dat een deel van de noordelijke duinrug wordt afgegraven, op welke plaats o.a. een haaks op de Haringkade staande nieuwe inrit als dienstingang zou komen (dus geen groene buffer en, afwijkend van de op blz. 24 van de Aanmeldingsnotitie M.E.R. genoemde “geluidsafschermende werking” van de nieuwe bebouwing, ontstaat via dit grote gat ook extra geluidshinder van de ook in de richting van de Haringkade te verplaatsen horeca).
6. De erfscheiding dient een minimale hoogte van 2,5 m te krijgen en krijgt een groene en karakteristieke uitstraling. Indien er bebouwing achter deze erfscheiding wordt geplaatst, zal deze nooit hoger boven de erfscheiding uitsteken dan de hoogte van de erfscheiding zelf en in elk geval nooit meer dan 2,5 m. [39]
Deze erfafscheiding (= ecowal) is met de daarbij behorende 3 meter onbebouwde afstand tussen pad en erfafscheiding alleen vastgelegd (getekend) in het bestemmingsplan langs het zogenaamde olifantenpad. Dus niet langs de hele buitenrand van het uitbreidingsgebied.
7. De gevel en het dak van deze bebouwing dient een robuuste groene aankleding te krijgen, zodat het landschap van het bos als het ware doorloopt over de erfscheiding en de bebouwing. [39]
Dit is slechts in beperkte mate in het bestemmingsplan geregeld, namelijk alleen voor zover de bebouwing op het uitbreidingsgebiedi ligt is dit voor alleen het dak in het bestemmingsplan opgenomen. Voor de geveld is dat nergens geregeld. De omvangrijke bebouwing op het huidige parkeerdeel en de loodsen (volgens de Aanmeldingsnotitie M.E.R. betreft dat 43,5% van de in totaal 8.255 m2 beoogde groene daken) is ook de groene aankleding van de daken niet voorgeschreven in het bestemmingsplan. Het is ook de vraag of het in de bouwregels in Artikel 3.2.1 genoemde “voorzien van een dak met een groenfunctie” voldoende hard is en niet beter kan worden aangevuld met iets als: “conform het in de Aanmeldingsnotitie (blz. 37) genoemde Tuindak”.
8. De rand rondom Madurodam wordt robuust en groen. [35]
Dit is alleen geregeld langs het zogenaamde olifantenpad: dus in het geheel niet voor de randen aan de noordelijke en zuidelijke duinwallen, niet langs de Haringkade en niet langs het Telderstracé.
9. V.w.b. de rand langs de Haringkade: De bebouwing achter de rand krijgt een groene gevel en dak (geen kunstgras zoals nu aanwezig op bebouwing bij entree). [37]
In het bestemmingsplan staat geen enkele bepaling die deze uitgangspunten van het PUK ook kan afdwingen: niet voor de gevels en niet voor het dak. De bepaling in de Bouwregels (Artikel 3.2.1. lid g, gebouwen welke worden gebouwd in de zone aangegeven met de functieaanduiding "specifieke vorm van groen - groen 1", dienen aan de attractieparkzijde van een ecowal te zijn ingepast in het landschap en de groene omgeving en te worden voorzien van een dak met een groenfunctie) geldt alleen het uitbreidingsgebied, dus niet het huidige parkeerterrein, de loodsen en de andere delen van het bestaande Madurodam.
10. Deze nieuwe bebouwing kan een vergelijkbare hoogte krijgen als het bestaande dijklichaam vanwege de grotere maat en schaal van het kanaal. Het is wel van belang dat met deze bebouwing niet de volledige hoogte direct achter de erfscheiding wordt geplaatst, om te voorkomen dat er een hele hoge wand direct aan het fietspad langs het kanaal ontstaat. Dit kan gedaan worden door bijvoorbeeld, aansluitend op het dijklichaam, een schuine gevel te maken waardoor het hoogste punt verder van de erfscheiding verwijderd ligt. Daarnaast dient de gevel aan het kanaal en het dak van deze bebouwing een robuuste groene aankleding te krijgen. [39]
Dit is op geen enkele manier in het bestemmingsplan opgenomen, zodat Madurodam het recht krijgt op de plaats van de huidige parkeerplaatsen voor het personeel hoge bebouwing direct tegen de perceelgrens te realiseren.
11. Aan de kant van het Telderstracé: Van belang is dat het bestaande groen achter de erfgrens behouden wordt, zodat er achter de nieuwe erfscheiding ook een groene rand meedoet in het beeld van een robuuste groene afscheiding van het attractiepark. [39]
Dit is op geen enkele wijze in het bestemmingsplan geregeld.
12. Naast communicatie met de klankbord-/begeleidingsgroep moet bij belangrijke stappen tijdens de planvorming ook contact gezocht worden met alle belanghebbenden en omwonenden. Bij deze omgevingscommunicatie gaat het eveneens niet alleen om informeren, maar ook bijvoorbeeld om het tijdig organiseren van informatiebijeenkomsten, zodat suggesties die daaruit voortkomen, waar mogelijk kunnen worden verwerkt in het plan. [49]
Op geen enkele wijze heeft Madurodam aan deze verplichting van het PUK voldaan: de omwonenden zijn nooit uitgenodigd (alleen de klankbordgroep), laat staan tijdig en met de kans op inbreng.
13. De gemeente vraagt Madurodam een communicatieplan op te stellen voor de volgende fases; [49]
Zo'n plan ontbreekt bij de stukken en is o.i. ook nooit gemaakt.
14. Tevens wordt gevraagd de financiële haalbaarheid van het plan aan te tonen. Hiervoor moet samen met het VO een echte open businesscase worden ingediend door Madurodam. [49]
Lijkt te ontbreken (niet bij de stukken).
15. De initiatiefnemer dient de uitwerking van voorliggend PUK te vervatten in een Beeldkwaliteitsplan en een Schetsontwerp landschappelijk inrichtingsplan. [49]
Dit ontbreekt volledig, zodat de wijze waarop het plan (gefaseerd) zal worden uitgewerkt volstrekt onduidelijk is.
_______________________________
i Dat het dit gebied betreft blijkt, bij het nog ontbreken van een goede kaart, uit de Toelichting van het bestemmingsplan Madurodam, waar in 5.8. 2 Bestemmingsregels bij Artikel 3 Cultuur en Ontspanning staat: Het uitbreidingsgebied aan de westzijde heeft een functieaanduiding gekregen, om zo een onderscheid te maken tussen het "oude" en "nieuwe" Madurodam. Aan die functieaanduiding "specifieke vorm van groen - groen 1" (sg-gr1) zijn bepaalde regels verbonden.”

Reactie Gemeente:

Er is kennis genomen van het gegeven dat de Bomenstichting zich niet kan vinden in de voorgestane uitbreiding van Madurodam en de locatie waar er boscompensatie zal plaatsvinden.

De opvatting dat in het PUK reeds vaste en exacte bebouwingen zijn vastgelegd, delen wij niet. De kaartjes in het Ontwikkelperspectief en PUK geven impressies, schetsen, weer van mogelijke bebouwing in het huidige attractiepark, overdekte ruimtes waarin op moderne wijze kan worden ingezet op educatie. Het PUK biedt het afwegingskader waarin nader gedetailleerd een bestemmingsplan wordt opgesteld. Het PUK ging vooraf aan het gedetailleerd inmeten van het terrein, het Olifantenpad en de hoogtes. Wat wel uit het PUK volgt zijn onder meer duidelijke kaders qua totaal metrage bebouwing en specifieke bouwhoogtes. Het bestemmingsplan legt de juridische randvoorwaarden vast op basis van wat in het PUK is beschreven.

Daarnaast vloeit uit de aard van een conceptfase voort dat een plan nog aan actualisering, aanvulling en aanscherping onderhevig is. Het vloeit in dit stadium daarom te ver tot in detail, per zin en stelling, in te gaan op de reactie van de Bomenstichting, als ware de besluitvormingsprocedure prematuur opgestart. Volstaan wordt met de opmerking dat het conceptplan voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zal worden bezien waar actualisering, aanvulling en aanscherping noodzakelijk is, waarna in het kader van de terinzagelegging voor de Bomenstichting wettelijke mogelijkheden open staan.

Tot slot wordt opgemerkt dat waar de Bomenstichting stelt dat sprake zou zijn van strijd met provinciaal beleid en verordening, dit onjuist is en niet aan steller ter beoordeling. De Provincie Zuid-Holland heeft in haar vooroverlegreactie te kennen gegeven dat het bestemmingsplan conform het beleid is zoals vastgelegd in de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit en de Verordening Ruimte 2014. De aannames van de Bomenstichting zijn derhalve niet correct.

20. Bewonersorganisatie Scheveningen d.d. 17 mei 2018

“Allereerst willen we u hartelijk danken voor de mogelijkheden die u hebt geboden om het ontwerp bestemmingsplan te bespreken. Mede naar aanleiding van de besprekingen zouden wij graag een aantal punten onder uw aandacht brengen. Het gebied grenst aan onze wijk en het groengebied vormt een geheel met de grote groengebieden in onze wijk, het Westbroekpark en de Nieuwe Scheveningse Bosjes. Belangrijkste punt is daarbij voor ons dat het groen dat na de uitbreiding van Madurodam resteert ook groen blijft en dat de impact van de uitbreiding op dat groen zo gering mogelijk is. Dat betekent dat de extra bebouwing niet zichtbaar is in het resterende bos en aan het zicht wordt onttrokken door groen dat ook nog een positieve bijdrage levert aan de beleving van bezoekers van het bos en ook vanuit ecologisch oogpunt een nuttige bijdrage levert.

Vanuit dat oogpunt willen wij graag de volgende punten onder uw aandacht brengen:

- Bestemming gebied tussen ecowal en olifantenpad
Dit gebied heeft in het voorstel de bestemming cultuur en ontspanning. Het zou onze voorkeur heb en hier aan te sluiten bij bestemming in de huidige situatie omdat die situatie ook de gewenste nieuwe situatie is namelijk bos. De bestemming zou dan groen blijven.

- Ecowal
We stellen een andere definitie van ecowal voor waarbij de drie doelstellingen van de ecowal duidelijk benoemd worden, namelijk erfafscheiding, onttrekking park aan het zicht en versterking van het bos/de boszoom door toevoeging van natuurwaarde:
De ecowal is een aaneengesloten erf afscheiding met een op de bos-omgeving afgestemde beplanting die aan de boszijde op een natuurlijke wijze in het bos overgaat en aan de parkzijde overgaat in de groene daken en muren van de gebouwen. De wal is zodanig geconstrueerd dat de beplanting duurzaam in leven (flora) blijft en het bosleven bevordert (fauna). Gezamenlijk met de groene daken en muren zorgt de ecowal voor een versterking van de natuurwaarde van het aangrenzende bos en onttrekt het park aan het zicht vanuit het bos.


- Groene daken en muren aan de boszijde
De groen daken en muren zijn nu niet gedefinieerd. We stellen voor een definitie van de groene daken en muren op te nemen, waarbij de belangrijke elementen zijn vastgelegd, te weten, onttrekking park aan het zicht vanuit het bos en versterking van het bos / de boszoom door toevoeging van natuurwaarde:

De groen daken en muren aan de boszijde van de gebouwen zorgen samen met de ecowal voor een versterking van de natuurwaarde van het aangrenzende bos door op de bos omgeving afgestemde beplanting en onttrekken het park aan het zicht vanuit het bos. Het dak en de muren zijn zodanig geconstrueerd dat de beplanting (flora) duurzaam in leven blijft en het bosleven bevordert (fauna).

- Licht
Belangrijk onderdeel van de ecologische waarde van de groene daken en muren en de ecowal is dat deze 's nachts donker zijn en niet verlicht worden. We stellen voor dat vast te leggen door als specifieke bouwaanduiding 'verlichting uitgesloten' vast te leggen, dan wel dat op andere wijze te bewerkstelligen.

- Bouwhoogtes
In het geldende bestemmingsplan werden bouwhoogtes niet ten opzichte van NAP vastgelegd maar ten opzichte van een referentiepunt. Dat referentiepunt ligt ongeveer 3,5 meter boven NAP. We stellen voor de bouwhoogtes voor de uitbreiding ook op die manier vast te leggen. De nieuwe gebouwen krijgen dan een bouwhoogte van 6,5 meter. Alleen de bouwhoogte van de ecowal wordt uitgedrukt ten opzichte van het aangrenzende grondniveau, om te voorkomen dat de ecowal te veel afsteekt ten opzichte van het aangrenzende gebied. De definitie van peil zal dan ook aangepast moeten worden. Die is bovendien nu voor meerdere uitleg vatbaar, omdat niet altijd duidelijk is of ten opzichte van NAP gemeten wordt of ten opzichte van het niveau van de weg. We stellen bovendien voor om in gebieden waar niet gebouwd mag worden ook geen maximale bouwhoogte op te nemen of die op 0 te stellen.

- Vergroening voorterrein
In de plannen van Madurodam is sprake van vergroening van het voorterrein. Het plangebied dat nu wordt meegenomen is echter veel kleiner dan het gedeelte van het voorterrein waar Madurodam in de plannen vergroening wil toepassen. We zijn bang dat het huidige plan deze plannen voor verdere vergroening van het voorplein in de weg staan en zouden daarom het plangebied graag uitgebreid zien naar het hele gedeelte van het voorterrein waar deze plannen voor bestaan en deze plannen graag ondersteunt zien in het bestemmingsplan.

- Afwijkingsmogelijkheden
In artikel 11.1 e wordt geregeld dat speeltoestellen in afwijking van hetgeen onder artikel 9 onder j is vastgelegd onbeperkt qua hoogte mogen zijn. Deze ongelimiteerde afwijkingsmogelijkheid lijkt ons ongewenst en zeker voor het nieuwe gedeelte van het plan.

De mogelijkheden voor het afwijken van de overige regels zoals aangegeven 11.3 zouden volgen ons niet van toepassing moeten zijn op gebieden met de bestemming groen of groen-1.”

Reactie Gemeente:

Inleidend

Het belang van het resterende groen: dit belang wordt volledig onderschreven. Madurodam heeft in 2015 de gemeente in kennis gesteld van haar wens om uit te breiden, hetgeen voortkomt uit het feit dat investeren van groot belang is voor de continuïteit van het attractiepark.

De raad heeft in juli 2017 uitgesproken dat de aanpassing van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur voor de uitbreiding van Madurodam eenmalig is. Daarmee is afdoende duidelijk gemaakt dat er in de toekomst geen verdere inperking van de Nieuwe Scheveningse Bosjes ten behoeve van Madurodam zal plaatsvinden.

Op 6 juli 2017 heeft de gemeenteraad ingestemd met het PlanUitwerkingsKader voor de uitbreiding van Madurodam.De diverse uitgangspunten uit het Planuitwerkingskader, waaronder inpassing, zijn verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan en beschreven in hoofdstuk 5 van de toelichting.

Bestemming van de zone langs het Olifantenpad

Na heroverweging wordt de bestemming van de 3 meter brede strook naast het zgn. Olifantenpad, (grond waarvan de kadastrale eigendom bij Madurodam zal rusten), welke eerst op de verbeelding was vastgelegd met de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten" (sba-bu), gewijzigd van de bestemming "Cultuur en Ontspanning" in de bestemming "Groen - Bos" met tevens de gebiedsaanduiding  Overige zone - ecologische verbindingszone .

Begrip ecowal (artikel 1.37), groene daken en muren

Alhoewel wij ons kunnen voorstellen dat een dergelijk nieuw begrip als ecowal bij een ieder eigen invulling zal oproepen, zijn wij van mening dat het begrip ecowal zoals dat zal worden opgenomen goede juridisch planologische invulling geeft aan de in het PUK benoemde uitgangspunten.

Groene daken en muren zijn termen uit het dagelijks spraakgebruik en worden om die reden niet als begripsbepaling opgenomen. Gelet op het belang dat wordt gehecht aan de (levende) groene afwerking van daken en gevels in het uitbreidingsgebied, is het echter wel een zinvolle verduidelijking om het begrip groenfunctie in artikel 1.47 op te nemen. Voor wat betreft de juridische invulling wordt verwezen naar de planregels van het ontwerpbestemmingsplan.

Licht

De regels zijn op dit punt nader aangevuld, op zodanige wijze dat invulling wordt gegeven aan dit aspect, dat ook op bladzijde 33 van het PUK aan de orde komt. Tevens wordt daarmee aangesloten op het beleid zoals verwoord in de Visie op Licht en Richtlijn Licht op Natuur (december 2017, RIS298658).

Hoogtes

Voor zover de bewonersorganisatie haar zorgen uitspreekt over zichtbaarheid van bebouwing en bouwhoogtes, wordt kortheidshalve verwezen naar de beantwoording van dit punt onder punt 15 (AVN).

In gebieden waar niet gebouwd mag worden wordt nooit een bouwhoogte opgenomen (n.b. want er mag immers niet gebouwd worden). Het toevoegen van een bouwhoogte op de verbeelding is dan ook niet aan de orde.

De stelling dat definities van peil zouden moeten worden aangepast, wordt niet onderschreven. Het betreft een algemeen landelijk gehanteerde en juridisch correcte definitie.

Vergroening voorplein

Dit onderwerp is ook naar voren gekomen bij de reactie van de AVN. Het deel van het huidige voorplein dat is meegenomen, is het deel dat in erfpacht zal worden uitgegeven aan Madurodam en waar in de toekomst entree- of kassagebouwen kunnen worden gebouwd. Gelet op het feit dat de bestemming verkeer-verblijfsgebied van het resterende voorplein niet behoeft te worden gewijzigd -ook niet als er sprake zou zijn van een groenere invulling-, wordt dit stuk grond niet in de onderhavige planherziening meegenomen. De huidige beheersverordening volstaat immers. De angst dat vergroening niet mogelijk zal zijn, is onterecht. In alle gevallen is in de bestemmingsomschrijving ook groen (en water) opgenomen. Hoe daadwerkelijk een plein in de toekomst zal worden vormgegeven is derhalve een uitvoeringszaak. Echter om te benadrukken dat groenvoorzieningen daarbij horen is de functieaanduiding "verblijfsgebied" in artikel 3.1 aangepast tot: "verblijfsgebied" (vb) voor verblijfsgebied of -zone waaronder een plein met bijbehorende groenvoorzieningen, alsmede gebouwde voorzieningen ten behoeve van het regelen van de entree tot de bestemming Cultuur en Ontspanning .

Gelet op het feit dat de beheersverordening voor het betreffende (openbare) deel van het voorplein voldoende waarborgen biedt, is er geen aanleiding om tot verruiming van het plangebied van dit bestemmingsplan over te gaan.

Afwijkingsmogelijkheden
Algemene regels: uit de benaming vloeit reeds voort dat algemene regels gelden voor alle bestemmingen in het plangebied, waaronder de bestemming Groen - Bos. Algemene regels worden gebruikt voor alle bestemmingsplannen in Den Haag en zijn een zinvolle toevoeging. Het gegeven dat een bepaalde regel (nog) niet was opgenomen in een voorgaand plan, in dit geval de beheersverordening, betekent nog niet dat een actuelere versie van algemene regels niet zou moeten worden gebruikt, dan wel dat zou moeten worden vastgehouden aan oudere juridische regels en inzichten. Niet wordt ingezien waarom algemene gebruiks- en bouwregels ten aanzien van gewone speeltoestellen (nota bene een speeltoestel is geen volledige speeltuin) hier niet zouden moeten worden opgenomen, waar ze ook elders binnen Den Haag gebruikelijk zijn bij groene gebieden. Een eventuele mogelijkheid om een speeltoestel te plaatsen doet geen afbreuk aan een gebied, ook al maakt het onderdeel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. De in Artikel 12 van de Algemene afwijkingsregels opgenomen mogelijkheid voor speeltoestellen hoger dan 4 meter wordt wel geschrapt daar een dergelijke mogelijkheid zich niet verhoudt tot het gebied.