direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Vogelwijk, 1e herziening (Locatie Sacramentskerk)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0324CSacraKerk-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

Op het perceel Sportlaan 125 bevindt zich een in onbruik geraakt kerkgebouw. Het perceel wordt door Kavel Vastgoed herontwikkeld door het realiseren van 12 grondgebonden woningen. Daarnaast bevindt zich in het plangebied een vrijstaande eengezinswoning. Hieraan wordt thans ook een woonbestemming toegekend. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan 'Vogelwijk' dat is vastgesteld op 29 september 2016 waarin de gronden worden aangewezen met de bestemming 'Maatschappelijk – 2'. Omdat deze ontwikkeling niet past in het vigerende bestemmingsplan 'Vogelwijk' is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk. Onderhavig plan maakt deze bestemmingsplanwijziging naar wonen mogelijk.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Doel van het bestemmingsplan is het mogelijk maken van 12 grondgebonden woningen op het perceel Sportlaan 125 te Den Haag.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied ligt in de Vogelwijk en wordt begrensd door de Sportlaan aan de zuidrand en de Sijzenlaan aan de noordzijde. De begrenzing van het plangebied wordt weergegeven op figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0324CSacraKerk-50VA_0001.jpg"

afbeelding 1: ligging in de stad (met rode stippellijn is het plangebied aangeduid)

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Vogelwijk, 1e herziening (Locatie Sacramentskerk) vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan   vastgesteld   goedgekeurd   onherroepelijk  
Vogelwijk   29 september 2016   n.v.t.   29 december 2016  

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0324CSacraKerk-50VA_0002.jpg"

afbeelding 2: vigerend bestemmingsplan (met rode stippellijn is het plangebied aangeduid)

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 Inleiding is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Vogelwijk, 1e herziening (Locatie Sacramentskerk) aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 Beleidskaders en 4 Wet- en regelgeving een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 Beleidskaders bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 Wet- en regelgeving ten aanzien van de milieukwaliteitseisen. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5 Planbeschrijving, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de te ontwikkelen situatie. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid ingegaan. In hoofdstuk 7 Overleg en inspraak wordt verslag gedaan van het overleg en de inspraak.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

2.2.1 Ontstaansgeschiedenis Vogelwijk

De wijk is als echte woonwijk aangelegd en bevindt zich grotendeels ter plaatse van de vroegere Segbroekpolder, die voor het eerst is vermeld in 1286. Aan de rand van de polder, die in 1811 deel uitmaakte van de gemeente Loosduinen, stonden enkele boerderijen uit de 17e eeuw. Onder andere Houtrust ter plaatse van het tegenwoordige complex met deze naam en Hanenburg nabij de plaats waar thans het Rode Kruis ziekenhuis staat. In het uitbreidingsplan van Berlage (1908) werden in de Segbroekpolder tussen den huidige Nieboerweg en de Savorin Lohmanlaan kazerneterreinen gepland. Deze plannen hebben geen doorgang gevonden. Kort hierna kocht de gemeente grond aan in de polder voor de plannen van een nieuwe woonwijk. In 1909 werd de Houtrustbrug over het Afwateringskanaal (1886) gebouwd voor de ontsluiting van de te bouwen wijk. Rond 1910 werd het sportterrein Houtrust aangelegd en tijdens de eerste wereldoorlog werden enkele straten aangelegd. Een aantal bestaande zandwegen werden verhard en kregen een naam: Houtrustweg, Laan van Poot en de Sportlaan.

In 1917 vond de oprichting plaats van de 'Coöperatieve Woningbouwvereniging Tuinstadwijk Houtrust' door o.a. de architecten W. van Boven en Z. Hoek. Door erfpacht bepaalde de gemeente dat de grond uitsluitend mocht worden gebruikt voor bebouwing passend in het Tuinstad-karakter. In de zomer van 1918 werden de eerste villa's gebouwd aan het Leeuwerikplein en de Houtrustlaan.

Het stratenplan werd ontworpen door W. van Boven. De brede bochtige Mezenlaan als centrale as, geflankeerd door smalle laantjes. Het gedeelte tussen de Nieboerweg en de Kwartellaan vertoont een niet consequent aangehouden symmetrische opzet met de Patrijslaan en het Fazantplein als as.

De overige symmetrische structuren zijn de Kwartellaan, het haaks hierop gelegen deel naar het Eiberplein met de Kiplaan als as en het wijkgedeelte met de Buizerdlaan als middenas.

De Kwartellaan is monumentaal van opzet omdat deze aanvankelijk bedoeld was als oprijlaan naar een begraafplaats nabij de duinen. De meeste bebouwing is tussen 1920 en 1940 gerealiseerd. Het gedeelte ten westen van de Buizerdlaan tot aan de Savorin Lohmanlaan is grotendeels na 1940 gebouwd met als diagonaal de Tortellaan. Een aantal lanen zoals de Tortellaan, de Wildhoeflaan, de Fuutlaan en de Vliegenvangerlaan vertoont een brede aanleg met groen begroeid midden plantsoen.

Wijzigingen van ingrijpende aard hebben zich in de Vogelwijk niet voorgedaan. De woonwijk zelf ontsnapte aan de afbraak in de Tweede Wereldoorlog ten behoeve van de Atlantik Wall en behield de specifieke tuinstad/villawijk karakter.

De wijk is echter deels voor de oorlog en deels na de oorlog gebouwd (jaren 50/60). Het stratenpatroon lag er reeds voor de oorlog in zijn geheel, invullingen zijn later gekomen.

2.2.2 Ontstaansgeschiedenis Sportlaan en omgeving

De belangrijkste kustverdedigingslinie was de in 1942 gebouwde Atlantik Wall, die in Den Haag bestond uit een enorme (anti-)tankgracht van Wassenaar tot Kijkduin. De gracht, waarvoor vele honderden huizen moesten worden afgebroken, liep ter hoogte van de Vogelwijk tussen de Sportlaan en de Segbroeklaan. De Vogelwijk is gedurende een kleine 2,5 jaar grotendeels onbewoond geweest. Een aantal woningen werd betrokken door Duitse officieren, andere werden als opslagplaats of paardenstal gebruikt. Na de oorlog is de ruimte beschikbaar gemaakt om de woningnood op te lossen, tijdens de Wederopbouw periode. Met het wederopbouwplan Sportlaan-Zorgvliet kreeg de zone van de Sportlaan een belangrijke functie toebedeeld als verkeersweg, die een oplossing moest bieden voor het ontbreken van een doorgaande verbinding tussen het Westland en Wassenaar, parallel aan de kust. Het gebied tussen Kijkduin en de Stadhouderslaan werd daarnaast vooral bestemd voor middenstandswoningen, waaraan in Den Haag vlak na de oorlog een grote behoefte bestond.

2.2.3 De Allerheiligst Sacramentskerk

In 1925 ontwierp architect Nicolaas Molenaar jr. een driebeukig kerkgebouw in traditionalistische stijl. Op de zuidwestelijke hoek staat een grote klokkentoren. Gebouwen uit de tijd 1925-1926 zijn onderzocht en de meest waardevolle gebouwen zijn geselecteerd voor bescherming. De Sacramentskerk is niet door de selectie gekomen.

Wegens teruglopend kerkbezoek werd de Sacramentskerk op 31 augustus 2008 gesloten. In 2013 is de kerk gekraakt en door de krakers overgedragen aan uitgeprocedeerde asielzoekers. In 2014 is de kerk door de gemeente ontruimd.

2.3 Cultureel erfgoed

Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.

In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied Vogelwijk, 1e herziening (Locatie Sacramentskerk) aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.

2.3.1 Cultuurhistorische waarden

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

2.3.1.1 Gemeentelijk beschermd stadsgezicht

Het projectgebied is gelegen in het op 15 december 1999 aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht Vogelwijk.

Doel van de aanwijzing is de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt.

Waardering gemeentelijk beschermd stadsgezicht Vogelwijk

Door het groene tuinstadkarakter en de architectuur is de Vogelwijk één van de best geslaagde tuinstadwijken in Nederland. De aanvankelijke opzet van de wijk met in het groen gesitueerde middenstandwoningen is consequent doorgevoerd. Zowel in de stedenbouw als architectuur is er harmonie. Ook in de inrichting van de openbare ruimte is veel aandacht besteed: de scheiding tussen openbaar en privé gebied in de vorm van gemetselde tuinmuren en hekjes, de inrichting van lanen en pleinen met middenplantsoen, en de Berlage lantaarnpalen die er aanwezig zijn.

Typerende kenmerken voor het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Vogelwijk zijn:

  • het tuinstad-achtige karakter van de wijk.
  • de bebouwing van kleine villa's en twee onder een kap woningen gesitueerd aan lanen en straten met een bochtig beloop,
  • de stedenbouwkundige aanleg van het Eiberplein en de daarop geprojecteerde lanen en de symmetrische aanleg van de Buizerdlaan uitmondend op de Laan van Poot,
  • de ensemblewaarde van het complex landhuizen van A.J. Kropholler aan de Kwartellaan met aangrenzende delen van Sijzenlaan, Kiplaan en Pauwenlaan,
  • het rijkelijk in de wijk aanwezige groen, zowel in de tuinen als op de pleinen en langs de straten,
  • de zichtas van de Kwartellaan met plantsoenaanleg en de zichtas van de De Savornin Lohmanlaan op de duintoppen van de Westduinen,
  • de landschappelijke waarde van het Westduinpark en de Bosjes van Poot.
2.3.2 Archeologie

Het plangebied ligt in het Haagse strandwallenlandschap dat in de prehistorie gedurende enige duizenden jaren is gevormd onder invloed van natuurlijke processen. Naar aanleiding van archeologisch onderzoek rond de Sportlaan en de Sijzenlaan in 2007 is geconcludeerd dat het plangebied op een duinrug ligt. Vanwege de hogere ligging in het landschap was het duingebied op deze strandwal vanaf de bronstijd voor de mens aantrekkelijk als woonplaats. De lager gelegen strandvlaktes konden worden gebruikt voor het weiden van vee. Op de strandwal van de Vogelwijk dateert de vroegst bekende bewoning uit de ijzertijd. Deze is aangetroffen tijdens archeologisch onderzoek bij rioolwerkzaamheden die in de gehele Vogelwijk zijn uitgevoerd. Dit leverde een beeld op van een intensief bewoond landschap met één of meerdere boerderijen en bijbehorende akkers. Hoewel resten uit de Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen in de omgeving van het plangebied nog niet zijn aangetroffen, kan bewoning en gebruik van de strandwal doorgaan tot in de late middeleeuwen. Het plangebied maakte toen deel uit van Segbroek, een moerassige duinvallei tussen de zeeduinen en de binnenduinen. Op meerdere locaties in de omgeving van het plangebied zijn greppels en akkerlagen bekend die wijzen op het agrarische gebruik van het gebied tot in de 20ste eeuw.

2.3.2.1 Archeologische potenties en waarden

Voor het plangebied is in 2011 door de afdeling Archeologie van de gemeente een bureauonderzoek archeologische waarden en een inventariserend veldonderzoek-boringen uitgevoerd (zie Bijlage 1 Archeologisch onderzoek). Bij dit onderzoek zijn geen archeologische waarden aangetroffen, de kans dat er in het plangebied een behoudenswaardige archeologische vindplaats aanwezig is, wordt zeer klein geacht. Daarom is op de plankaart van dit bestemmingsplan geen dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen.

2.4 Ruimtelijke en functionele structuur

De locatie Sacramentskerk is gesitueerd in de Vogelwijk. De locatie wordt begrensd door de Sportlaan en de Sijzenlaan. De bestaande kerk beslaat het grootste deel van het perceel dat verder gekenmerkt wordt door (overwoekerend) groen. Aan de zijde van de Sportlaan is een parkeerhaven gesitueerd ten behoeve van de (voormalige) bezoekers van de kerk.

Alle belendingen zijn woonpercelen. Aan de overzijde aan de Sijzenlaan bevindt zich de R.K. basisschool 'De Parkiet'. Aan de overzijde aan de Sportlaan is het Haga ziekenhuis gelegen.

2.4.1 Verkeer en infrastructuur
2.4.1.1 Gemotoriseerd verkeer

In het kader van de noordwestelijke hoofdroute (NWHR) wordt een deel van de Sportlaan (heringericht) in het vervolg van de Machiel Vrijenhoeklaan. Dit deel van de Sportlaan gezien vanaf de Segbroeklaan maakt geen onderdeel uit van de NWHR. Dit deel van de Sportlaan heeft geen stroomfunctie en zou afgewaardeerd kunnen worden en in de toekomst meer ruimte moeten krijgen voor de fietser en heeft de status van een buurt(ontsluiting) weg. De Sijzenlaan (30 km/u) is een woonstraat (erftoegangsweg).

2.4.1.2 Openbaar vervoer

In de omgeving van het plangebied is één tramroute aanwezig. De Nieboerweg is onderdeel van de tramroute van Hollands Spoor naar Duindorp (tramlijn 12). Daarnaast loopt er langs het plangebied ook nog een buslijn, namelijk lijn 24 (Kijkduin - Station Mariahoeve), via de Sportlaan.

2.4.1.3 Langzaam verkeer

De Sportlaan is een hoofdfietsroute. Het fietsen vindt plaats op de weg.

2.4.1.4 Parkeren

In de nabijheid van het plangebied vindt het parkeren in hoofdzaak op de openbare weg plaats. Voor de parkeerplaatsen op straat geldt geen betaald parkeerregime. De parkeerdruk rondom de kerk is lager dan 90%. Ook vindt parkeren plaats naast woningen op het eigen terrein.

2.4.2 Groen

De Vogelwijk is vrij sterk in zichzelf gekeerd. Door de ligging aan de rand van de stad is er in de wijk (afgezien van de Nieboerweg) nauwelijks sprake van doorgaand verkeer. Het plangebied dankt haar kwaliteit als woongebied mede aan de aanwezigheid van grote groengebieden op korte afstand. De groenstructuur in het plangebied wordt bepaald door de straatboombeplanting met daaraan gekoppeld een aantal pleinen annex plantsoenen.

De bescherming van het privé groen is terug te vinden in de vorm van een tuinbestemming en de restrictieve regeling voor erfbebouwing conform de landelijke regels voor vergunningvrij bouwen.

2.4.3 Water

Binnen het plangebied bevindt zich geen structureel en aangesloten oppervlaktewater.

2.4.4 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels of leidingen aanwezig.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Vogelwijk, 1e herziening (Locatie Sacramentskerk) vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer.

De eerste paragraaf gaat in op het ruimtelijk beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna wordt het specifieke beleid voor een aantal relevante thema's uiteen gezet.

De 'ruimtelijke vertaling' van het beleid in de Regels en op de Verbeelding wordt beschreven in hoofdstuk 5.4 Keuze en verantwoording van bestemmingen.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma en de afspraken gemaakt in Haaglandse gemeenten in een Regionaal Structuurplan 2020. Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Uit jurisprudentie komt naar voren dat als ondergrens van een stedelijke ontwikkeling bij woningbouwvoorzieningen ongeveer 12 woningen wordt aangehouden.

Herziening Ladder

In de praktijk is gebleken dat de Ladder een aantal knelpunten opleverde die met een voorgenomen herziening van de Ladder in 2017 moeten worden opgelost. In het wetsontwerp van de herziening wordt alleen nog bij het bouwen buiten het stedelijk gebied een uitgebreide motivering verlangt.

Voorliggend plan maakt maximaal 12 nieuwe grondgebonden mogelijk. Op dit moment is op de projectlocatie sprake van een kerkgebouw. Het geldende bestemmingsplan maakt wel bebouwing mogelijk maar niet de beoogde functie. Het project houdt een kleinschalige binnenstedelijke transformatie in en ligt daarmee geheel in lijn met de bedoeling van de Ladder, namelijk het invullen van de woningbehoefte binnen het bestaand stedelijk gebied.

Toetsing trede 1: actuele regionale behoefte

De bouw van woningen voorziet in een actuele regionale behoefte. De relevante woonregio is de regio Haaglanden. Uit voorgaande onderzoeken naar behoefte blijkt dat:

  • er fors minder wordt gebouwd dan de kwantitatieve behoefte in de regio;
  • kleinschalige ontwikkelingen (maximaal 50 woningen) die een inpassing in bestaand stedelijk gebied betreffen door de regio worden gezien als welkome aanvulling;
  • er in Haaglanden een grote vraag is naar grondgebonden woningen in een stedelijk milieu;
  • door middel van herstructurering moet meer differentiatie worden aangebracht zodat de eenzijdigheid van wijken wordt doorbroken.

Toetsing trede 2 en 3: locatiekeuze en ontsluiting

De locatie betreft een herstructureringslocatie binnen bestaand stedelijk gebied. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking. Daarbij is de locatie passend multimodaal ontsloten.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij om procedureregels en om de inhoud van bestemmingsplannen. Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet een gemeente rekening houden met het Barro.

Volgens het Barro is in het voorliggend bestemmingsplan geen project van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

Conclusie

Het rijksbeleid staat de ontwikkeling niet in de weg.

3.2.2 Provinciaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen.

De Visie Ruimte en Mobiliteit (vastgesteld op 9 juli 2014) is opgesteld vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven, maar niet nodeloos mogen knellen. De provincie wil met de visie een uitnodigend perspectief bieden. Het beleid voor ruimte en mobiliteit bevat daarom geen eindbeeld, maar wel ambities. Deze zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voor ruimte en mobiliteit heen en strategische doelstellingen. Bij het werk aan deze ambities is het vinden van de balans tussen duidelijkheid en flexibiliteit voor maatschappelijke initiatieven een continue opgave.

De Visie Ruimte en Mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. Dat geeft houvast voor andere ruimtelijke plannen en voor investeringen in ruimte en netwerk. Het geeft ook duidelijkheid over de randvoorwaarden die de provincie daaraan stelt.

Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht,
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Vanuit het besef dat stad en land één leefomgeving vormen met elkaar aanvullende kwaliteiten, kent deze Visie Ruimte en Mobiliteit een indeling in functionele in plaats van gebiedsgerichte hoofdstukken:

  • 1. mobiliteit en bebouwde ruimte;
  • 2. de kwaliteit van landschap, groen en erfgoed;
  • 3. water, bodem en energie.

Deze indeling maakt ook duidelijk waar de vier 'rode draden' het nadrukkelijkst doorwerken in het beleid: het beter benutten en het vergroten van de agglomeratiekracht hoofdzakelijk bij 'mobiliteit en bebouwde ruimte', het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit hoofdzakelijk bij 'kwaliteit van landschap, groen en erfgoed' en het bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving hoofdzakelijk bij 'water, bodem en energie'.

De Actualisering 2016 van de Visie Ruimte en Mobiliteit is op 14 december 2016 vastgesteld door Provinciale Staten en op 12 januari 2017 in werking getreden. Hiermee zijn wijzigingen doorgevoerd in de Visie ruimte en mobiliteit, het Programma ruimte, de Verordening ruimte 2014 en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur.De Actualisering 2016 heeft betrekking op onder meer strandbebouwing, de 3 ha-kaart en de actualisering van de regionale visies voor wonen en kantoren.

Samenhang tussen visie, programma's en verordening

De Visie Ruimte en Mobiliteit beschrijft het strategische beleid van de provincie Zuid-Holland. Het operationele beleid is opgenomen in programma's. Deze zijn preciezer en zullen daarom vaker worden geactualiseerd. Het Programma Ruimte bevat al het ruimtelijk relevante operationele beleid en het Programma Mobiliteit het operationele mobiliteitsbeleid met daaronder allerlei uitwerkingen. Mede door het verschil in uitvoering en detailniveau, zijn de programma's voor ruimte en mobiliteit apart gehouden.

Tot slot bevat het beleid een herziene ruimtelijke regelgeving, die is uitgewerkt in de Verordening ruimte 2014. De Verordening stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen.

De Visie Ruimte en Mobiliteit en het Programma Ruimte hebben beide de status van structuurvisie zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Visie Ruimte en Mobiliteit heeft ook de status van verkeer- en vervoersplan zoals bedoeld in de Planwet Verkeer en Vervoer, paragraaf 3 (“Het provinciale verkeers- en vervoerplan”), artikel 5 en 6. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de provincie haar planologisch- juridische instrumentarium (waaronder de Verordening ruimte 2014, het inpassingsplan en de aanwijzing) kan inzetten als sprake is van een provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in het programma. De Visie, de Programma's en de Verordening vullen elkaar aan, maar delen de belangrijkste drijfveer: het vertrouwen in de kracht van de samenleving.

De Verordening Ruimte bevat o.a. regels voor bebouwde ruimte en mobiliteit. Voor het stedelijke gebied is met name de Ladder voor duurzame verstedelijking van belang. De ladder is door het Rijk in het leven geroepen om een goed functioneren van het ruimtelijke ordeningssysteem te bevorderen.

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

Conclusie

In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie Zuid-Holland in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Bij het bepalen van de regionale behoefte aan woningen gelden de gegevens van de actuele behoefteramingtotalen per gebied, die worden beschreven in het Programma Ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland. Kijkend naar de woningbehoefteraming voor Haaglanden, het gebied waarbinnen de projectlocatie valt, wordt duidelijk dat er behoefte is aan meer woningen. In onderhavig project gaat het om de realisatie van 12 grondgebonden woningen, waardoor in deze behoefte wordt voorzien. Tevens wordt voorzien in de behoefte van de gemeente Den Haag, die in haar meest recente beleidsstuk Woonvisie Den Haag 2009-2020 (Rv 132 - 2009; RIS 167788) met betrekking tot wonen heeft aangegeven tot 2020 25.000 extra woningen te willen realiseren. Bovendien geeft zij aan dat deze nieuwe woningen binnen de bestaande stad gerealiseerd dienen te worden, omdat de woningbouwproductie op de Vinex-locaties reeds gerealiseerd is. Aangezien de projectlocatie gelegen is binnen de bestaande stad, namelijk de Vogelwijk, beantwoordt deze ontwikkeling aan de woningvraag in Den Haag.

Het bestemmingsplan Vogelwijk, 1e herziening (Locatie Sacramentskerk) is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening.

3.2.3 Regionaal beleid

De metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) neemt taken over van het in 2015 opgeheven Stadsgewest Haaglanden De MRDH is een samenwerkingsverband van 23 gemeenten die hun krachten bundelen om het gebied beter bereikbaar te maken en het economisch vestigingsklimaat te versterken. De MRDH werkt vanuit twee agenda's. De Strategische Bereikbaarheidsagenda Vervoersautoriteit en de Agenda Economisch Vestigingsklimaat

De metropoolregio zet zich in voor:

  • Verbetering van de (internationale) bereikbaarheid van de metropoolregio;
  • Economische vernieuwing
  • Transitie naar toonaangevende duurzaamheid
  • Attractiviteit van de regio

Het Stadsgewest Haaglanden heeft per 1-1-2015 zijn werkzaamheden beëindigd. De beleidsterreinen Verkeer en Vervoer en Economisch Vestigingsklimaat worden in MRDH verband gecontinueerd. Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP)(vastgesteld in 2008 door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden) blijft voor de overige beleidsterreinen vooralsnog van kracht; het is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden;
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen. Voor Den Haag /dit bestemmingsplan hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen:

  • het faciliteren van internationale bedrijven en instellingen in de Internationale Zone en in het bijzonder het World Forum in Den Haag;
  • intensief ruimtegebruik van stedelijke wijken.

Voor de verschillende beleidssectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen het samenwerkingsverband op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.

Conclusie

Het bestemmingsplan Vogelwijk, 1e herziening (Locatie Sacramentskerk) is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

3.2.4 Gemeentelijk beleid
3.2.4.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020

De Structuurvisie Den Haag 2020 beschrijft de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020 (Rv 197 - 2005; RIS 129201). De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).

Conclusie

Het plangebied is niet gelegen in één van deze kansenzones.

3.2.4.2 Agenda Ruimte voor de stad

De Agenda Ruimte voor de stad (RIS295016, door de raad vastgesteld op 15 december 2016) is het richtinggevend document voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad en als zodanig de ruimtelijke onderlegger voor de nog op te stellen Omgevingsvisie die, wanneer de nieuwe Omgevingswet van kracht wordt, ook voor gemeenten verplicht gesteld is.

Voor de Agenda Ruimte voor de Stad zijn vier transitieopgaven van belang: de ontwikkeling naar een nieuwe economie, de vraag om een inclusieve en veerkrachtige samenleving, de roep om slimme stadsontwikkeling en de opgave voor de overheid om in dit proces organiserend vermogen te tonen en ruimte te bieden voor maatschappelijk initiatief. Dat vraagt om ruimte voor innovatieve milieus, met ontmoetings- en experimenteerruimte, en aantrekkelijke vestigingsmilieus voor starters, studenten, creatievelingen, kenniswerkers en (stedelijke) gezinnen en ondernemende mensen

Stedelijke ontwikkeling is geen zaak van de gemeente alleen; allerlei partijen spelen daarin een rol. Bij de uitwerking van de Agenda zal inhoud worden gegeven aan het “samen stad maken” langs vier "sporen': ruimte bieden aan initiatieven, co-creatie van ruimtelijke plannen, stadsdebat over de toekomst van de stad en de samenwerking met stakeholders. Er is daarmee ook geen “blauwdrukplanning” aan de orde. Met behulp van negen principes voor stedelijke ontwikkeling wordt in de Agenda Ruimte voor de Stad aangegeven hoe de ontwikkelingen gestuurd wordt:

  • Kwaliteit van het proces door samen stad maken waar mogelijk ruimte aan initiatiefnemers, daarbij hoort ook experimenteerruimte die belangrijk is voor innovatie en dynamiek in de stad en ruimtelijke keuzen om antwoorden te bieden op de stedelijke en regionale opgaven.
  • Ruimtelijke kwaliteit, zoals groen, cultuurhistorisch erfgoed en de buitenruimte omdat die in belangrijke mate bijdraagt aan een aantrekkelijke leefomgeving en het economisch vestigingsklimaat.
  • Kwaliteit door integrale samenhang met sociaal-maatschappelijke opgaven, zoals de opgave om sociaaleconomische differentiatie, functiemenging en ruimte voor wijkeconomie te bevorderen in wijken waar dat nodig is gelet op bijvoorbeeld werkeloosheid.

Het belang van veel lopende projecten wordt met deze agenda benadrukt. Goede uitvoering met ook oog voor de tijdelijke situatie vraagt een enorme inzet. Daarnaast zullen op basis van deze agenda nieuwe locaties in ontwikkeling worden gebracht. Het betreft zowel het in ontwikkeling brengen van de zachte planvoorraad als nieuwe locaties op basis van deze agenda. Het tot ontwikkeling brengen van deze locaties zal meer dan voorheen in co-productie gebeuren met de stad.

Daarnaast zijn er een aantal grotere strategische ontwikkelingen geagendeerd in deze agenda. Voor een aantal ontwikkelingen zal gestart worden met verkenningen om zicht te krijgen op mogelijke programma's, en alliantievorming. Dergelijke verkenningen zullen onder andere voor delen van het Central Innovation District, de Binckhorst en Scheveningen, mede in het licht van de gewenste schaalsprong die in het openbaar vervoer gemaakt moeten worden.

Voor het betreffende plangebied worden geen richting gevende uitspraken gedaan of conclusies getrokken. In deze agenda is niet opgenomen dat voor dit specifieke plandeel van stadsdeel Segbroek geen ruimte is voor verdichting In het algemeen kan worden gesteld dat in de periode tot 2025 in de stad voldoende plancapaciteit aanwezig moet zijn voor het bouwen van 2000 tot 2500 woningen per jaar. Voor wat betreft dit plangebied wordt aangegeven dat in rustige gebieden het accent ligt op de bestaande woningkwaliteit, stadsherstel en optimalisatie. De focus ligt op rust, goed beheer en het beter laten functioneren van het bestaande. In deze luwe gebieden ligt het accent op het verbeteren van de leefomgeving en het verduurzamen en verbeteren van de woningvoorraad. Het karakter en de ruimtelijke betekenis van de gebieden zal in 2040 niet wezenlijk anders zijn dan nu waar wel ruimte is voor initiatieven en ontwikkelingen, echter dit is maatwerk waarbij de ruimtelijke kwaliteit en draagvlak leidend zal zijn.

3.2.4.3 Ruimtelijke Economische Investeringsstrategie (REIS)

De Ruimtelijke Economische Investeringsstrategie (RIS295004) geeft jaarlijks inzicht in de investeringsbehoefte voor de komende jaren. Het betreft investeringen, die fysiek ruimtelijk-economisch van aard en locatiegebonden zijn. Met de Ruimtelijke Economische Investeringsstrategie (REIS) wordt bij de begrotingsbehandeling ook duidelijk voor welke ruimtelijk-economische projecten het college middelen reserveert. Na vaststelling volgt de uitwerking in beslis- en/of projectdocumenten.

De Ruimtelijke-Economische Investeringsstrategie komt tot stand in de context van lopende discussies, verkenningen en agenda's/visies, zoals Stad in Transitie, Agenda Ruimte voor de Stad, de nieuwe Woonvisie, de versterking van de Haagse economie, de Agenda Groen, de Binnenstadsagenda en het Regionaal Investeringsprogramma van de MRDH. Er wordt tevens gewerkt aan of voortgebouwd op drie elkaar versterkende uitvoeringsagenda's: de Agenda Ruimte voor de Stad, de Economische Agenda's en de Sociale Agenda. Deze agenda's worden onder meer uitgewerkt in vijf proposities:

  • 1. Central Innovation District,
  • 2. Kustontwikkeling,
  • 3. OV-bereikbaarheid,
  • 4. Next Generation woonwijken en
  • 5. Vitaal gezond langer thuis wonen.

De investeringsbehoefte, die uit de verschillende agenda's en visies voortkomt, is omvangrijk, maar ook nog niet volledig uitgekristalliseerd. De REIS is dan ook een dynamisch instrument waar in de loop van de tijd (in een jaarlijkse cyclus) investeringsopgaven c.q. investeringsprojecten bijkomen en afgaan. Met de REIS wordt een verbinding tussen de ruimtelijk-economische ambities uit de verschillende agenda's en beleidsvisies en de investeringsbehoefte, die daarmee samenhangt en de toekenning van middelen aan projecten.

Voor het betreffende plangebied wordt niet specifiek ingezet op deze thema's. In het algemeen kan worden gesteld dat de gemeente inzet op nieuwe duurzame groei. Voorheen lag het accent van de investeringen op gebouwen. Nu gaat het ook om investeringen in de buitenruimte en de bereikbaarheid van de stad. Enkele gebieden bieden specifieke kansen voor werkgelegenheid en ondernemerschap. De zogeheten kerngebieden. Het gaat om de Binckhorst, het Centraal Station, Hollands Spoor, Laan van NOI, de Haagse kust, de Internationale Zone, Spuikwartier en de Leyweg. In andere gebieden vervult de gemeente een faciliterende rol en nodigt zij anderen uit om in Den Haag te investeren.

3.2.4.4 Agenda voor de Haagse Verdichting

In de Agenda voor de Haagse verdichting (Rv 51 - 2005; RIS 159469) is verwoord dat verdichting in beschermde stadsgezichten moet bijdragen aan het versterken, dan wel herstellen van stedenbouwkundige structuren en het versterken van de cultuurhistorische waarden van het gebied. Voor deze gebieden bestaan geen intensieve verdichtingsplannen. Verdichting moet met respect voor, en kennis van de cultuurhistorie, identiteit en het karakter van Den Haag gebeuren. Verdichtingsingrepen mogen deze niet aantasten of negatief beïnvloeden.

In de beschermde stadsgezichten is verdichten alleen mogelijk als programma, schaal, maat en architectuur aansluiten bij de bestaande kwaliteiten. Verdichting kan wel eventuele weeffouten in de structuur zelf herstellen.

Het college van B&W heeft in 2011 de erfgoedvisie “Bekend maakt bemind” (RIS 181127) uitgebracht. Het college noemt in deze nota de verankering van de monumentenzorg in de ruimtelijke ordening en het centraal stellen van het bestemmingsplan hierbij een goede ontwikkeling. Er dient te worden vastgelegd hoe we willen omgaan met nieuwbouw in een waardevolle omgeving, het thema 'nieuw tussen oud'. Dat vergt een “maatwerkbenadering”; behoudend waar nodig en ruimte gevend waar dat kan.

Conclusie

Dit bestemmingsplan maakt nieuwbouw mogelijk in een bestaande woonwijk. Daarmee wordt wijkbewoners een mogelijkheid gegeven om te verhuizen binnen de wijk. In dit bestemmingsplan is geen regeling voor dakopbouwen opgenomen. De hoogtes die zijn opgenomen op de verbeelding bieden ruimte aan grondgebonden woningen in drie bouwlagen. Woningsplitsing wordt in dit bestemmingsplan niet toegestaan.

3.3 Cultureel erfgoed

3.3.1 Cultuurhistorische waarde

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt.

Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Het betreft:

  • bescherming van stads- en dorpsgezichten
  • vergunningen tot wijziging, sloop of verwijdering van rijksmonumenten
  • verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie
3.3.1.1 Rijksbeschermd stadsgezicht

Een beschermd stadsgezicht is omschreven als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang en als zodanig is aangewezen.

Betekenis voor het plan

Het plangebied Vogelwijk, 1e herziening (Locatie Sacramentskerk) maakt geen deel uit van het rijksbeschermd stadsgezicht.

3.3.1.2 Provinciaal beleid

Cultuurhistorie is van groot belang voor de leefomgeving in Zuid-Holland. De cultuurhistorische waarden bepalen in sterke mate de identiteit en kwaliteit van een gebied of plek, en op die manier dus ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers. De provincie Zuid-Holland heeft, vanwege de grote betekenis van cultuurhistorie voor onze leefomgeving, vanaf 1997 de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) opgesteld: een kaart met overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland. De provincie wil deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit mogelijk te maken heeft de provincie zogenoemde Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld.

De zestien regioprofielen zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de Provinciale Structuurvisie (paragraaf 5.7.4). Op de Kwaliteitskaart van de structuurvisie zijn de topgebieden en kroonjuwelen voor cultureel erfgoed aangegeven.

Betekenis voor het plan

Voor voorliggende bestemmingsplan zijn geen van de regioprofielen van belang. Het plangebied behoort niet tot een van de zestien topgebieden.

3.3.1.3 Gemeentelijk beleid

De Structuurvisie Den Haag 2020 benoemt vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. Den Haag is een stad met een belangrijk cultuurhistorisch erfgoed. Er zijn talrijke monumenten en 30% van de stad is beschermd stadsgezicht. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Dat wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.

In de Agenda voor de Haagse verdichting (Rv 51 - 2005; RIS 159469) is verwoord dat verdichting in beschermde stadsgezichten moet bijdragen aan het versterken, dan wel herstellen van stedenbouwkundige structuren en het versterken van de cultuurhistorische waarden van het gebied. Voor deze gebieden bestaan geen intensieve verdichtingsplannen. Verdichting moet met respect voor, en kennis van de cultuurhistorie, identiteit en het karakter van Den Haag gebeuren. Verdichtingsingrepen mogen deze niet aantasten of negatief beïnvloeden.

In de beschermde stadsgezichten is verdichten alleen mogelijk als programma, schaal, maat en architectuur aansluiten bij de bestaande kwaliteiten. Verdichting kan wel eventuele weeffouten in de structuur zelf herstellen.

Het college van B&W heeft in 2011 de erfgoedvisie “Bekend maakt bemind” (Cb- 2011; RIS 181127) uitgebracht. Het college noemt in deze nota de verankering van de monumentenzorg in de ruimtelijke ordening en het centraal stellen van het bestemmingsplan hierbij een goede ontwikkeling. Er dient te worden vastgelegd hoe we willen omgaan met nieuwbouw in een waardevolle omgeving, het thema 'nieuw tussen oud'. Dat vergt een “maatwerkbenadering”; behoudend waar nodig en ruimte gevend waar dat kan.

Gemeentelijk beschermd stadsgezicht Vogelwijk

Het plangebied maakt onderdeel uit van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Volgelwijk. Door zijn ligging tegen de Westduinen aan en ook door zijn bijzondere tuinstad karakter en architectuur is de Vogelwijk één van de best geslaagde tuinstadwijken van de stad.

Typerend zijn:

  • het tuinstad-achtige karakter van de wijk.
  • de bebouwing van kleine villa's en twee onder een kap woningen gesitueerd aan lanen en straten met een bochtig beloop,
  • de stedenbouwkundige aanleg van het Eiberplein en de daarop geprojecteerde lanen en de symmetrische aanleg van de Buizerdlaan uitmondend op de Laan van Poot,
  • de ensemblewaarde van het complex landhuizen van A.J. Kropholler aan de Kwartellaan met aangrenzende delen van Sijzenlaan, Kiplaan en Pauwenlaan,
  • het rijkelijk in de wijk aanwezige groen, zowel in de tuinen als op de pleinen en langs de straten,
  • de zichtas van de Kwartellaan met plantsoenaanleg en de zichtas van de De Savornin Lohmanlaan op de duintoppen van de Westduinen,
  • de landschappelijke waarde van het Westduinpark en de Bosjes van Poot.

Betekenis voor het plan

Het plan houdt rekening met de typerende karakteristieken. De stedenbouwkundige wegenstructuur wordt niet gewijzigd. De maatvoering, positie in de rooilijn en de verkaveling sluit naadloos aan op de belendende percelen en op de stedenbouwkundige opzet van de Vogelwijk. Hiermee past het plan in het gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

3.3.2 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (overgangsrecht Erfgoedwet). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie 2011-2020 'In het verleden ligt het heden' (RIS 180680) geeft de gemeente aan hoe ze zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.

Op de gemeente dekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodem verstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld.
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bode verstorende activiteiten.


Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

Zie ook de 'Archeologische kaart Den Haag'.

Betekenis voor het plan

Voor het plangebied heeft Archeologisch onderzoek plaatsgevonden (zie Bijlage 1 Archeologisch onderzoek). Hieruit komt naar voren dat er geen nader onderzoek is benodigd. Aan sloop- en bouwwerkzaamheden in het plangebied worden geen nadere eisen verbonden vanuit de archeologische monumentenzorg.

3.4 Groen

3.4.1 Agenda groen voor de stad

Op 15 december 2016 is de Agenda groen voor de stad vastgesteld. Voorafgaand aan deze Agenda Groen was het groenbeleid al stevig verankerd in het beleidsplan 'Groen kleurt de stad' en de bijbehorende Stedelijke Groene Hoofdstructuur, maar doorlopende inzet is nodig om de kwaliteit van het groen te behouden en aan te laten sluiten op de wensen en ontwikkelingen voor de stad van morgen. Den Haag groeit en de wensen en behoeften van mensen en bedrijven veranderen. Door de toenemende bevolking en het bijbehorende ruimtebeslag komt de leef kwaliteit in het algemeen en het groen in het bijzonder soms onder druk te staan. Daarnaast zijn er onzekerheden en ontwikkelingen die de stad in de toekomst sterk zullen kleuren. Het gaat hierbij om de klimaatopgave, veranderingen in mobiliteit en de toenemende impact van informatietechnologie.

Omdat Den Haag een aantrekkelijke stad wil blijven voor bewoners, bezoekers en bedrijven moeten er strategische keuzes worden gemaakt op het gebied van verdichting, vergroening en verduurzaming. De ambitie is een verdere kwalitatieve ontwikkeling van het Haagse groen, waarbij ruimte bestaat voor verandering en initiatief en bij ontwikkelingen groen toekomstbestendig wordt vormgegeven. Kortom: Groen kapitaal als basis voor een goede Leef kwaliteit.

Het Haagse groen wordt gezien als een vorm van kapitaal met ecologische, maatschappelijke en economische waarde. Deze waarden zijn verder uitgewerkt in de volgende zes thema's:

  • 1. Gezondheid
  • 2. Ontspanning
  • 3. Klimaat
  • 4. Biodiversiteit
  • 5. Imago
  • 6. Ontwikkeling

De ambities, thema's en kaarten in de Agenda vormen een richtinggevend toetsingskader voor de toekomst van het groen van de gemeente Den Haag. Ze geven aan wat waar belangrijk is en niet wat het precies moet zijn of worden. In plaats van een blauwdruk gaat het om het benoemen van waarden en procesvoorwaarden, waarmee de kwaliteit van het groen in Den Haag voor de langere termijn is geborgd. In de Agenda zijn de hoofdzaken vastgelegd en geeft daarnaast ruimte voor nieuwe inzichten en ontwikkelingen.

Terugkijkend is bepaald wat er goed is aan het huidige groen en groenbeleid en wat voor de toekomst zeker moet worden doorgezet. Op basis hiervan worden de kernkwaliteiten bepaald van het huidige Haagse groen. Kernkwaliteiten zijn de groenelementen en –structuren, die de identiteit van Den Haag nu en in de toekomst bepalen. Om de kernkwaliteiten te duiden hebben een herijking van de stedelijke groene hoofdstructuur (SGH) en een actualisatie van de beleidsthema's uit 'Groen kleurt de stad' plaatsgevonden.

Betekenis voor het bestemmingsplan

De groene zone langs de Segbroeklaan en de Beek (tussen Sportlaan en de flats van de Ranonkelstraat) is onderdeel van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. De boomstructuren (bomenrijen of boomgroepen) langs de Sportlaan, Segbroeklaan en Kwartellaan maken hier onderdeel vanuit. Dit betreft echter niet de bomen langs de Sportlaan in het plangebied van het bestemmingsplan Vogelwijk, 1e herziening (Locatie Sacramentskerk). Er gelden geen randvoorwaarden vanuit de 'Stedelijke Groene Hoofd Structuur' voor het plan.

3.4.2 Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

De Groene Hoofdstructuur van Den Haag bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van de stad. Dit groen heeft vele functies, één daarvan is de functie als stedelijke ecologische hoofdstructuur, dat wil zeggen de drager van de stedelijke natuur en verbindingsstructuur voor de omliggende natuur.

In de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018 (RIS 159450) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SEHS bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.

De groene zone nabij het plangebied langs de Segbroeklaan en de Beek (tussen Sportlaan en de flats van de Ranonkelstraat) maakt onderdeel uit van het netwerk van ecologische verbindingszone in Den Haag. Hier zijn en worden natuurvriendelijke oevers aangelegd en bevinden zich faunapassages ter hoogte van de Fahrenheitstraat, Rode Kruislaan en Goudenregenstraat. Het plangebied en de aanwezige bomen maken geen onderdeel uit van de SEHS.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0324CSacraKerk-50VA_0003.png"

afbeelding 3: Stedelijke Ecologische hoofdstructuur Den Haag

3.4.3 Bomen

Bescherming van bomen

In de nota Haagse bomen “Kiezen voor kwaliteit en diversiteit” (RIS 158380) is het beleid met betrekking tot bomen in Den Haag verwoord. Het beleid rust op drie pijlers: duurzame groeiomstandigheden, meer verschillende boomsoorten en een evenredige verdeling van straatbomen over de stad.

Op 22 september 2011 is het gewijzigde initiatiefvoorstel behoudenswaardige Bomen aangenomen (RIS 166340). De uitwerking van het voorstel heet: “Planbeoordeling Haagse Bomen”. Doel is om gemeentelijke bomen beter te beschermen bij gebiedsontwikkeling door tijdig de waarden van de bestaande bomen op het betreffende object in te schatten en te betrekken bij de bestuurlijke besluitvorming van (beginsel- en) bouwplannen. Op 1 oktober 2013 is de lijst met behoudens waardige Bomen uitgebreid door het Vaststellen totaallijst vijfde tranche Monumentale Bomen in Den Haag (RIS 265314).

In de Algemene Plaatselijke Verordening is de bescherming van bomen vastgelegd.

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540). Door deze bescherming kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een omgevingsvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Monumentale bomen hebben een hogere beschermingsstatus. Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag is op de website van de gemeente Den Haag de meest actuele lijst en kaart terug te vinden. www.denhaag.nl/bomen

Voor het plan is een bomeninventarisatie uitgevoerd door New York boomadvies, zie Bijlage 7 Bomeninventarisatie. Er zijn 52 bomen aanwezig binnen het plangebied maar hiertussen bevinden zich geen monumentale bomen. Geen van de bomen is als 'geschikt om te verplanten beoordeeld. Voor de herontwikkeling worden grote bomen gekapt maar tijdens een informatieavond in de buurt leidde dit juist niet tot weerstand en vond men dat op zich prima want deze grote bomen nemen ook te veel licht weg. In het bestemmingsplan kan geen herplantplicht worden geregeld en met initiatiefnemer is afgesproken om bij de verkoop van de kavels de verplichting op te nemen om minimaal één boom per kavel te planten waardoor in de betreffende tuinen (in totaal 12 bomen op 12 kavels) een boom herplant dient te worden (privaatrechtelijke regeling).

3.4.4 Groen en tuinen

Grote delen van Den Haag hebben een verkaveling van gesloten bouwblokken. De binnenterreinen hebben van oorsprong een rustig en groen karakter, dat waar enigszins mogelijk en geïndiceerd, behouden dient te blijven. Daarnaast is het vanuit het gezichtspunt van duurzaamheid gewenst het percentage bebouwd oppervlak te matigen. Hoe hoger dit percentage bebouwd oppervlak, hoe hoger de belasting op het Haags rioolstelsel en uiteindelijk de hoeveelheid overstort van afvalwater. Het beleid is dan ook gericht op behoud van deze belangrijke elementen (Rv 84.2011/2; RIS 181878) over behoud groen(beleving) wijken.

In dat streven moet echter óók worden betrokken de wens van bewoners om op het achtererf een bebouwingsmogelijkheid te krijgen in vorm van bijvoorbeeld een serre en een berging. De rijksoverheid is aan deze wens tegemoetgekomen door in een algemene maatregel van bestuur behorende bij de Wet omgevingsrecht een vergunningsvrije staffelregeling te geven voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen in relatie tot de grootte van het achtererf. Deze regeling is opgenomen in artikel 2 sub f, bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht (BOR).

3.5 Water

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het beheer van de primaire waterkering en het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de verbeelding en de regels. Deze waterparagraaf bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

3.5.1 Beleidskader

Diverse beleidsstukken zijn van belang voor het thema water. De voor het bestemmingsplan relevante stukken worden hieronder behandeld.

Hoogheemraadschap van Delfland

Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.

Watertoets

Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets voor gemeenten opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.

Het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid geeft op hoofdlijnen het algemene beleidskader aan voor het beheer van de waterkeringen. Met beheer wordt bedoeld 'alle activiteiten die nodig zijn om de waterkeringen op het vereiste veiligheidsniveau te houden, nu en in de toekomst. De veiligheid is hierbij altijd een harde randvoorwaarde. Hierbij wordt ook rekening gehouden met onzekerheden in klimaat en bodemdaling. Er zijn verder ook criteria gesteld voor medegebruik van de waterkeringen, bijvoorbeeld voor recreatie.

Wateragenda en Toekomstbestendig Haags water!

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn.

In de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' is aangeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel.

De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad." Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:

  • 1. De basis op orde: We zorgen ervoor dat het systeem goed blijft functioneren. Eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding moeten worden voorkomen of dienen te worden gecompenseerd.
  • 2. Pak kansen door samen te werken en door slimme combinatie te zoeken: We moeten als overheden het goede voorbeeld geven, tijdig kansrijke initiatieven en projecten herkennen en optrekken met partijen in de stad.
  • 3. Kennis, onderzoek en innovatie: Kennisontwikkeling, onderzoek en innovatie is van belang om creatieve oplossingen te vinden in het voorkomen van wateroverlast en het leefbaar en aantrekkelijk houden van de stad.

Gemeentelijk Rioleringsplan

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 (RIS 289287). Opgave voor dit vijfde plan (2016-2020) is de behaalde winst vast te houden en gedegen voor bereid te zijn op uitdagingen in de toekomst. In de nieuwe planperiode wordt extra nadruk gelegd op verdere verbetering van de service, op de communicatie en de samenwerking met de partners in de openbare ruimte. Daarnaast krijgt duurzaamheid extra aandacht. Als gevolg van de klimaatverandering nemen de jaarlijkse hoeveelheid neerslag en het aantal hevige regenbuien toe. Die lijn zal zich in de toekomst verder voortzetten. Den Haag kan klimaatverandering niet voorkomen. We kunnen wel maatregelen nemen die de gevolgen ervan beperken. Het vasthouden van regenwater is belangrijk en dat lukt het best in gebieden waar groen en water aanwezig is. Door aandacht bij plannen voor ontwikkeling en herstructurering van de openbare ruimte kan de stad geleidelijk meer klimaatbestendig worden gemaakt zonder dat dit extra geld kost De klimaatverandering zal er onder meer toe leiden dat het vaker en harder zal regenen. Tegelijkertijd worden ook langere periodes van droogte verwacht. Dit zal effect hebben op de grondwaterstand. Vooral gebieden met relatief weinig oppervlaktewater zijn kwetsbaar. Met behulp van metingen en scenariostudies zijn aandachtsgebieden bepaald voor grondwater. In deze gebieden komt de gemiddelde ontwateringsdiepte in 2050 in een natte periode op een niveau waarbij hinder en overlast zou kunnen optreden. In deze aandachtsgebieden wordt intensiever gemeten en vindt bij meldingen van overlast onderzoek plaats. Bij nieuwbouwprojecten wordt in samenwerking met het hoogheemraadschap Delfland de (verplichte) watertoets uitgevoerd waarbij nu ook het grondwatersysteem wordt beschouwd. Met de uitkomsten dient dan rekening te worden gehouden bij het bepalen van de bestemming van de gronden, bijvoorbeeld met het oog op het bebouwen en daarna beheren van de openbare ruimte.

Bewoners en ondernemers zijn belangrijke partners bij het realiseren van de doelstellingen die in het Gemeentelijk Rioleringsplan worden beschreven. Eigenaren kunnen naast hun wettelijke verantwoordelijkheid, op eigen initiatief maatregelen nemen om regenwater beter vast te houden en/of vertraagd af te voeren, zoals door het aanleggen van groene daken en door het verminderen van verharding in tuinen en op binnenterreinen. Het is belangrijk dat eigenaren en ondernemers goed op de hoogte zijn van de verdeling van verantwoordelijkheden, zodat zij weten wat zij zelf moeten doen en waarvoor zij bij de gemeente terecht kunnen. De komende periode spant de gemeente zich in om die groeiende bewustwording verder te faciliteren.

3.5.2 Beleid t.a.v. het plangebied

Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur. Dat wil zeggen: er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging, goede waterkwaliteit, waterkeringen en waterzuivering. Belangrijk uitgangspunt voor Delfland is dat de waterhuishouding door ruimtelijke veranderingen niet mag verslechteren (standstillbeginsel). Indien bij het realiseren van een ontwikkeling de waterhuishouding verslechtert, dient gezamenlijk te worden gezocht naar een oplossing. Dit kan door compensatie, bijvoorbeeld in de vorm van nieuw oppervlaktewater toevoegen in het plan, of nabij de locatie.

Het plangebied ligt in het boezemgebied, waar het waterpeil op -0,43 m NAP ligt. In het plangebied liggen geen waterkeringen, geen watergangen en geen rioolpersleidingen.


Waterkwantiteit 

In de huidige situatie is het perceel grotendeels bebouwd (kerk en pastorie samen is ca. 1.600 m2). Voor de kerk is een parkeerterrein en er zijn rondom meerdere delen verhard (in totaal ca. 1.000 m2). In de nieuwe situatie is sprake van een bebouwd oppervlakte van ca. 1.300 m2 (nieuwe woningen en bestaande pastorie. De verharding (parkeerplaatsen op eigen erf) is ca. 325 m2. Dit betekent dat het oppervlakte aan bebouwd en verhard afneemt met ca. 975 m2. Het is goed mogelijk dat toekomstige bewoners in de tuinen verharding aanbrengen. Bij een verharding van 50% van de tuinen, blijft de totale verharding nog steeds onder het huidige oppervlakte.

Voorop wordt gesteld dat in het vigerende bestemmingsplan Vogelwijk, vastgesteld op 29 september 2016 aan het perceel de bestemming Maatschappelijk-2 en Verkeer is toegekend. In het huidige plan is 100% verharding mogelijk. Voor het ontwerp bestemmingsplan Vogelwijk 1e herziening, locatie Sacramentskerk geldt dat ook hier verhardingen niet door opname van bepalingen in regels zijn uit te sluiten. Het uitgangspunt of er sprake kan zijn van 50% of zelfs 75% verharding is gebaseerd op feitelijke of in de praktijk (veel)voorkomende situaties en zijn in juridisch opzicht niet in het bestemmingsplan vast te leggen. Er is sprake van een praktijksituatie waarbij wordt uitgegaan van vuistregels. Voorts zijn in bijlage twee van het Besluit Omgevingsrecht de criteria benoemd waarvoor ook in het gemeentelijk beschermd Stadsgezicht Vogelwijk vergunningsvrij kan worden gebouwd.

De verharding voor zowel de bestaande als de nieuwe situatie is voor beide gevallen berekend en in beeld gebracht. De totale kavel oppervlakte bedraagt voor beide situaties 3.705 m². Voor de huidige feitelijke situatie is hiervan in totaal 2.563 m² verhard (1.601 m² (kerk), 448 m² (verhard terrein) en 514 m²(parkeerplaats)) en leidt voor de feitelijke situatie tot een verhardingspercentage van 69% van de kavel.

In de nieuwe situatie is hiervan in totaal en maximaal 2.592 m² verhard (1.472 m² (woningen), 490 m² en 630 m² (uitgaande van 50% voortuin- en achtererf verharding) en leidt door de nieuwe juridisch planologische situatie tot een feitelijke verhardingspercentage van 70% van de kavel en is daarmee gelijk aan de huidige situatie. Zodoende zal geen verslechtering van de waterhuishouding plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0324CSacraKerk-50VA_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0324CSacraKerk-50VA_0005.png"

afbeelding 4: De verharding voor zowel de bestaande als voor de nieuwe situatie


Afvalwater en riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Het beleid van de gemeente schrijft voor dat er een gescheiden rioolstelsel dient te worden aangelegd tot aan de erfgrens en dat er geen uitlogende materialen gebruikt mogen worden zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking.

Hemelwater vasthouden op de locatie

De klimaatverandering brengt vaker periodes van langdurige, hevige regen. Als het hemelwater via het riool wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater zullen daardoor vaker hoge waterstanden optreden. De kans op wateroverlast neemt dan toe. Het is daarom van belang om de afvoer van hemelwater naar het riool te beperken door maaiveldverharding zo mogelijk te beperken en/of door waterdoorlatende verharding en beplanting aan te leggen. De klimaatverandering brengt ook meer periodes van droogte en hitte met zich mee. Ook daar helpt het om verharding te beperken en groen aan te leggen. Ontharden zorgt ervoor dat regenwater wordt opgeslagen in de bodem hetgeen de effecten van droogte beperkt. Verdamping van water door beplanting zorgt voor verkoeling, bomen brengen bovendien  schaduw.

Door het plan neemt de verharding in het plangebied af ten opzichte van de bestaande situatie. Dit betekent dat er meer water in de grond kan infiltreren en minder hemelwater op het riool wordt afgevoerd.

Om bij de ontwikkeling in deze BP-herziening de waterhuishouding te verbeteren en tegelijk bij te dragen aan klimaatbestendigheid wordt aan de ontwikkelaar voorgesteld om verharding waar mogelijk te beperken, het hemelwater te laten infiltreren in de bodem en groen op de daken aan te leggen.

Aan de ontwikkelaar is meegegeven om de genoemde voorstellen te onderzoeken. Dit betreft bijvoorbeeld het deels aanbrengen van halfverharding op de parkeerstroken en het afzien van een HWA-aansluiting op het rioleringsstelsel. Met deze maatregelen kan de waterhuishouding worden verbeterd en wordt bijgedragen aan de klimaatbestendigheid

3.5.3 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernomen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem. Hier is in het kader van het project geen sprake van.

3.6 Verkeer en infrastructuur

3.6.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

De Regionale Nota Mobiliteit (RNM) uit 2005 van het Stadsgewest Haaglanden bevat de regionale vertaling van de plannen uit de Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het regionale beleid is geactualiseerd in 2008 in het 'supplement' op de RNM. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2011 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De nota geeft aan dat er veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat.

Het uitvoeringsprogramma dat behoort bij de RNM, laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren.

3.6.2 Gemeentelijk beleid

Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit” (Rv 115 - 2011; RIS 180762). De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, goede voorzieningen voor voetgangers, en bundeling en ordening van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuzes kunnen maken.

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Het algemene parkeerbeleid is vastgelegd in de nota Parkeerkader Den Haag 2010-2020 (RIS168473). Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden zonder adequate parkeervoorzieningen leiden vaak tot een te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

Parkeernormen

De parkeernormen en het toepassingskader ervan zijn uitgewerkt in de “Nota Parkeernormen Den Haag” (Rv 139 - 2011; RIS 181571). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt de parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen. Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.

De stedenbouwkundige regels uit de gemeentelijke bouwverordening zijn in verband met het bepaalde in de Reparatiewet B2K2014 (Stb. 2014, 458) op dit plan niet meer van toepassing. De parkeernormregeling zit volledig in dit bestemmingsplan. Het overzicht met de parkeernormen uit de nota Parkeernormen Den Haag en wijzigingen en aanvullingen hierop zijn in dit bestemmingsplan opgenomen als Bijlagen 2 en 3 bij de regels.

In de gebruiksregels is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

Relatie gemeentelijk verkeersbeleid met de voorgenomen ontwikkeling

Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van twaalf eengezinswoningen mogelijk. Deze kleine toevoeging zal, in vergelijking met de huidige maatschappelijke bestemming, nagenoeg geen invloed hebben op de verkeerssituatie van de buurt. In paragraaf 5.2 wordt beschreven hoe binnen het plangebied met het parkeerbeleid wordt omgegaan. De parkeernormen maken onderdeel uit van de regels van het bestemmingsplan.

3.7 Wonen

3.7.1 Regionale woonvisie

De metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) is in 2014 van start gegaan. De MRDH bestaat uit twee pijlers, de Vervoersautoriteit en het Economisch Vestigingsklimaat. Onlangs heeft de OESO in de Metropolitan Review Rotterdam The Hague gesteld dat er kansen liggen voor een betere samenwerking op het gebied van wonen in de regio. Hierdoor lijkt het voor de hand liggend om een woonvisie op te stellen voor dit grotere gebied. Wonen behoort op dit moment echter nog niet tot het takenpakket van de MRDH. De regio Rotterdam-Rijnmond heeft in 2014 een regionale woonstrategie opgesteld, die geldig is tot 2020. Wegens bovenstaande reden is het opportuun om met de Haaglandengemeenten een eigen regionale woonvisie op te stellen. De regionale woonvisie zal hierbij wel ingaan op de uitdagingen en vragen die zijn opgeworpen in de OESO-rapportage. De regionale woonvisie maakt, net als de lokale woonvisie, gebruik van de meest recente onderzoeksgegevens van het WoonOnderzoek Nederland (WoON). Naast een analyse van de trends en ontwikkelingen in de regio zal er worden ingegaan op het woningbouwprogramma in de regio, de behoefte naar onderscheidende woonmilieus, de betaalbaarheid van de woningen in de regio, duurzaamheid en flexibiliteit in de woningen, en de regionale ontwikkelingen. De bredere scope biedt daarmee het grotere verhaal waarbinnen de lokale woonvisie de Haagse prioriteiten voor de komende jaren geeft.

3.7.2 Woonvisie Den Haag 2017-2030

Het woonbeleid is vastgelegd in de Woonvisie Den Haag 2017-2030 (RIS296833, 29 juni 2017). Den Haag is een groeiende stad in een tijd waarin veranderingen steeds sneller gaan en die de maatschappelijke en economische verhoudingen blijvend veranderen. Het is een uitdaging om mensen, bedrijven en banen aan de stad te blijven binden. Om een fijne, leefbare en groene woonstad te blijven moeten we zorgen dat de sociaaleconomische verschillen niet te groot worden en moeten we overstappen op een nieuwe vorm van energievoorziening.

Den Haag heeft een gunstige uitgangspositie als aantrekkelijke woonstad. De unieke ligging aan zee, het levendige centrumgebied, prettige woonwijken en een sterk internationaal profiel. Om deze positie nog verder te versterken zet de woonvisie in op een 'stedelijke, attractieve en inclusieve stad in 2030'. Dit betekent dat Den Haag meer onderscheidende en aantrekkelijke stedelijke woonmilieus biedt, dat wonen in de stad betaalbaar is voor iedereen én wijken op de toekomst zijn voorbereid en meer gemengd zijn. Het (sloop-)nieuwbouw, transformatie- en verbeterprogramma geeft ruim baan aan deze ambitie en volgt de groei van de stad.

De gemeente Den Haag gaat voor de langere termijn uit van een jaarlijks netto bouwprogramma van 2000-2500 woningen. De ruimte om te groeien is beperkt. Den Haag zal zich voor groei moeten richten op binnenstedelijke locaties (de zogenaamde inbreidingslocaties), transformatie van bestaande gebouwen en gemengde woon-werkgebieden. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. Het is van belang om hierbij zorgvuldig om te gaan met bestaand groen en bestaande wijken. Een andere uitdaging is het verkleinen van de sociaaleconomische verschillen tussen wijken.

Toetsing beoogde ontwikkeling

De ontwikkeling betreft het realiseren van maximaal 12 grondgebonden woningen in het duurdere segment. Dit past binnen de opgave voor de gemeente om kwalitatief hoogwaardige woningen te realiseren.

3.7.3 Bouwkundig splitsen

Op 18 februari 2014 is door Burgemeester en Wethouders de beleidsregel vastgesteld (RIS 270113) die bepaalt dat in een periode van tien jaar na het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het vergroten van een woning door middel van een dakopbouw ten behoeve van het gebruik, zij geen medewerking verlenen aan een aanvraag tot splitsing van de betreffende woning met dakopbouw in meerdere zelfstandige woningen.

Op 19 april 2017 is de Woonvisie Den Haag 2017-2030 vastgesteld. In deze visie wordt één gemeentelijk beleid gehanteerd voor de gehele stad met betrekking tot bouwkundig splitsen. Deze regels zijn vastgelegd middels een algemeen verbod in de Algemene Bouwregels. Onder bepaalde criteria kan worden afgeweken van het verbod.

3.8 Duurzaamheids- en milieubeleid

3.8.1 Duurzaamheidsbeleid

Den Haag Duurzaam Agenda 2015 - 2020

In het coalitieakkoord wordt nadrukkelijk aandacht voor gevraagd voor duurzaamheid. Specifiek in het hoofdstuk duurzaam denken en doen. Maar ook bij andere onderwerpen als bereikbaarheid, wonen, wijkaanpak en stedelijke economie. Dit in vervolg op de ingezette koers met de Kadernota Op weg naar een Duurzaam Den Haag (2009), de Integrale nota milieu en duurzaamheid (2013) en de Backcastingstudie waarin wordt beschreven wat gedaan moet worden om in 2040 daadwerkelijk CO2 neutraal te zijn. Duurzaamheid wordt zo steeds integraler onderdeel van het gemeentelijk werkveld waarbij enerzijds de basis op orde moet zijn en worden gehouden, maar anderzijds zijn er ook onderwerpen waarop komende periode extra inspanning nodig is. De Den Haag Duurzaam Agenda 2015-2020 RIS 283893 verbindt het coalitieakkoord met de breedte van de gemeentelijke werkzaamheden en brengt, met vier prioriteiten, focus aan voor nieuw beleid. Die vier prioriteiten zijn:

  • verder verlagen van de CO2 uitstoot;
  • uitbreiden en verduurzamen van het warmtenet;
  • klimaatbestendig maken van de stad;
  • versterken van duurzame Haagse Kracht.

Den Haag maakt het duurzaam

De nota 'Den Haag maakt het duurzaam' (2013, RIS269129) biedt een populaire samenvatting van het integrale duurzaamheids- en milieubeleid. Het doel van de nota is mensen te inspireren en te verbinden met ideeën en daadkracht om zo een stap extra te zetten naar een duurzame samenleving. De nota bevat geen nieuw beleid, maar biedt een verkorte, integrale weergave van reeds vastgesteld beleid op het gebied van de thema's klimaat, lucht, geluid, bodem, externe veiligheid, water, afval, openbare ruimte, gezondheid, internationale stad, duurzame gemeentelijke organisatie, stedenbouw, mobiliteit, energie en economie. Jaarlijks publiceert de gemeente Den Haag ook een milieu- en duurzaamheidsverslag over deze onderwerpen.

Den Haag kiest er voor om een leefbare, veilige en duurzame stad te zijn. Een stad waar in groen, de openbare ruimte en een goede bereikbaarheid wordt geïnvesteerd. In Den Haag wordt investeren in duurzaamheid als een kans voor de stad gezien. Duurzame ontwikkelingen in de stad zorgen voor een beter en schoner milieu voor de inwoners en passen op wereldwijd niveau in de ontwikkeling van klimaat neutrale steden. Werken aan duurzaamheid staat centraal bij de ontwikkeling van de stad.

Duurzaamheid is beleidsmatig verankerd in de Kadernota 'Op weg naar een duurzaam Den Haag', een Klimaatplan, een Energievisie en in een aantal uitvoeringsplannen op het gebied van energie, klimaat, duurzame stedenbouw en duurzaam bouwen.'

Kadernota Op weg naar een duurzaam Den Haag (2009)

De kadernota 'Op weg naar een duurzaam Den Haag' (Cb 2009; RIS 165334) vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders. Dit document biedt een strategisch kader dat zorgt voor samenhang tussen bestaand beleid en lopende programma's. De kadernota bundelt het aspect 'duurzaamheid' rond de thema's Energie, Stedenbouw, Mobiliteit, Openbare Ruimte, Internationale stad en Duurzame gemeentelijke organisatie. Doel is een klimaat neutrale stad in 2040. Daarbij wordt uitgegaan van de People, Planet, Profit benadering: 'een ontwikkeling moet aansluiten op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen'. De belangrijkste duurzaamheidsplannen staan hieronder opgesomd.

  • Het Klimaatplan Den Haag (RIS 180174) en de Energievisie Den Haag 2040 (Cb 2011:RIS 180173).
  • Het Uitvoeringsplan 'Klimaatbestendig Den Haag' (Cb 2012;RIS 252427) beschrijft op hoofdlijnen welke effecten van klimaatverandering voor Den Haag relevant zijn, hoe de gemeente daar mee omgaat en welke acties de komende periode worden uitgevoerd.
  • Het Uitvoeringsplan Duurzame Stedenbouw (Cb 2012; RIS 251776) beschrijft de belangrijkste principes van duurzame stedenbouw en gaat in op voor Den Haag relevante opgaven, zoals op het vlak van energieverbruik terugdringen, kust-klimaat-groen aanpassingen aan klimaatverandering, het stimuleren van lopen en fietsenbewegen en bouwen en hergebruik van gebouwen.
  • Het uitvoeringsplan “bestaande woningen, duurzame woningen!” (RIS 176840) is een plan dat concrete maatregelen bevat om de bestaande woningen in de stad duurzamer te maken.
  • Duurzaam bouwen in Den Haag. Nieuwbouw in het plangebied dient te voldoen aan de beleidskaders voor duurzaam bouwen uit het Bouwbesluit en de daaraan gekoppelde energieprestatiecoëfficiënt (EPC).

Met name de aspecten duurzaam bouwen en GPR beleid spelen bij de ontwikkeling van de twaalf woningen een rol.

Duurzaam bouwen in Den Haag

Nieuwbouw in het plangebied dient te voldoen aan de beleidskaders voor duurzaam bouwen uit het Bouwbesluit en de daaraan gekoppelde energieprestatiecoëfficiënt (EPC). Vanaf 2015 geldt dat voor woningbouw voldaan moet worden aan een EPC van 0,4. In 2020 wordt de EPC verder verlaagd tot het niveau van energieneutraal bouwen. Ook voor utiliteitsgebouwen geldt een vergelijkbare aanscherping. Bij nieuwbouwontwikkelingen dient tijdig rekening te worden gehouden met deze bijstelling van de EPC. Ook worden met ingang van 1 januari 2015 scherpere eisen gesteld aan de thermische schil van een gebouw, de zogeheten Rc waarde. Verder is sinds 2015 voor alle vastgoed een energielabel verplicht.

GPR beleid

GPR staat voor Gemeentelijke Praktijkrichtlijn Duurzaam Bouwen. De Gemeente Den Haag voert als beleid dat minimaal voldaan moet worden aan een GPR-waarde van 7 voor woningbouw. Een GPR-waarde van minimaal 7 of hoger kan opgenomen worden in de gronduitgifte. Volgens het gemeentelijk beleid mogen initiatiefnemers ook andere instrumenten gebruiken, mits minimaal een vergelijkbare ambitie wordt geleverd (bijvoorbeeld BREEAM, LEED).

EPC, Rc en GPR-waarden worden niet geborgd en zijn niet afdwingbaar via het bestemmingsplan. Wel is het van belang dat er bij de ontwikkelingen in het kader van dit bestemmingsplan in een vroegtijdig stadium rekening wordt gehouden met dit beleid, omdat dit kan leiden tot keuzes die van invloed zijn op de (steden)bouwkundige uitwerking en ruimtelijke invulling van de plannen.

Betekenis voor het plan

Het gebiedsgericht milieubeleid in paragraaf 5.3.1 beschrijft de ambities van deze thema's voor het plangebied.

Hoofdstuk 4 Wet- en regelgeving

4.1 Inleiding

De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:

  • 'milieuhygiëne': gericht op het bestrijden van milieuhinder van geluid, lucht, geur, stank, bodemverontreiniging en veiligheidsrisico's;
  • 'ecologische duurzaamheid': bestaat naast milieuhygiëne uit aspecten van aardkunde, hydrologie, cultuurhistorie, natuur en klimaat en energie, die bij aantasting niet of zeer moeilijk te herstellen zijn;

In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid, lucht, openbaar groen en bodem.

4.2 Milieueffectrapportage

Het instrument van de Milieueffectrapportage is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit m.e.r. De Wet milieubeheer is een kaderwet waarin de uitgangspunten van het milieubeleid staan beschreven. In het Besluit m.e.r. staat wanneer een m.e.r. moet worden toegepast. Het besluit bevat bijlagen waaronder de C- en D-lijst. Door middel van deze lijsten kan bij het opstellen van een ruimtelijk plan worden beoordeeld of het plan een ontwikkeling omvat die een m.e.r.-(beoordelings)plicht kent. Overigens moet daarnaast worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling aanzienlijke milieueffecten kan hebben, waarbij naast de drempelwaarden ook de omstandigheden ter plaatse worden betrokken. Dit in verband met het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 15 oktober 2009 (C-225/08).

Bij een m.e.r.-plicht dient een milieueffectrapportage gemaakt te worden en bij een m.e.r.-beoordelingsplicht dient een afweging te worden gemaakt door het bevoegd gezag of een m.e.r. opgestart zal worden.

4.2.1 Natura 2000 gebieden

In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.

De Vogelwijk waarbinnen de projectlocatie is gelegen, grenst aan het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal.

Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal gegeven.

Ligging en begrenzing

Het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal (ca. 245 ha) ligt in de provincie Zuid-Holland en bestaat uit twee deelgebieden: het Westduinpark (inclusief de Bosjes van Poot) en Wapendal (zie onderstaand figuur. Westduinpark is een duingebied aan de rand van Den Haag en Wapendal ligt tussen de bebouwing van Den Haag. In het aanwijzingsbesluit (Ministerie van EZ, 2011) worden de Bosjes van Poot als integraal onderdeel van het Westduinpark beschouwd. De instandhoudingsdoelen gelden dan ook voor het hele gebied. Om deze reden wordt in deze gebiedsbeschrijving geen onderverdeling gemaakt in het Westduinpark en de Bosjes van Poot.

Onder het Westduinpark wordt “Westduinpark inclusief Bosjes van Poot” verstaan. In onderstaande kaart zijn de verschillende deelgebieden op kaart weergegeven. Westduinpark & Wapendal maken deel uit van een aaneenschakeling van Natura-2000 gebieden die in het duinlandschap langs de Noordzeekust zijn gelegen (de aaneenschakeling is hier en daar onderbroken door onder andere bebouwing, zoals steden als Den Haag of Katwijk). Ten noorden van het Westduinpark ligt het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide en ten zuiden ligt het Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen.

Zie voor een uitgebreide beschrijving beheerplan Westduinpark op de site van de Provincie Zuidholland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0324CSacraKerk-50VA_0006.png"

afbeelding 5: deelgebieden in het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal

Wegen en paden

Ten behoeve van de recreatie lopen door het Westduinpark diverse voet-, fiets- en ruiterpaden. Er liggen zowel onverharde als verharde wandelpaden in het gebied. Daarnaast ontstaan er door oneigenlijk gebruik veel “wilde” paden, die officieel niet gebruikt mogen worden. De zeer kwetsbare zeereep is ontoegankelijk voor recreanten.

Er loopt een aantal verharde fietspaden in het gebied. Uitgangspunt van de gemeente is dat er een directe fietsverbinding blijft bestaan tussen Kijkduin en Scheveningen. Deze verbinding maakt deel uit van de “Westduinroute”. Parallel aan de kustlijn lopen ook twee ruiterpaden door het gebied.

Ligging Natura 2000-gebied ten opzichte van het plangebied locatie Sacramentskerk.

De projectlocatie is gelegen in de Vogelwijk. De Vogelwijk grenst aan het beschermd natuurgebied Westduinpark & Wapendal. Ten behoeve van de ontwikkeling van de projectlocatie is onderzoek uitgevoerd naar de invloed van de beoogde ontwikkeling op Natura 2000-gebieden. Het volledige ecologische onderzoek (inclusief voortoets Natuurbeschermingswet) is opgenomen in Bijlage 4 Ecologisch onderzoek. Hier onder is de uitkomst van het onderzoek samengevat.

De projectlocatie maakt geen onderdeel uit van een beschermd natuurgebied. Circa 280 meter ten noorden van de projectlocatie ligt het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal. Dit gebied maakt tevens onderdeel uit van de EHS.

Vanwege de gevoeligheid voor de uitstoot van stikstofdepositie is een berekening met AERIUS Calculator gemaakt. Met deze berekening is voor de nieuwe situatie met maximaal 12 grondgebonden woningen berekend wat de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal bedraagt. De uitkomst is opgenomen in Bijlage 6 Aerius berekening. De hoogste depositie als gevolg van het project bedraagt 0,06 mol N/ha/jr.

Voor dit Natura 2000-gebied is een beheerplan opgesteld, waarin de maatregelen zijn opgenomen die garanderen dat de instandhoudingsdoelen worden gehaald. In het kader van het beheerplan heeft de provincie Zuid-Holland overeenkomsten afgesloten met de terreinbeherende organisaties over het nemen van instandhoudingsmaatregelen die gericht zijn op de intensivering van het beheer (H2130A en H2130B) en dynamisch zeereepbeheer (H2120, H2130A en H2180A).

Voorts is binnen het Natura 2000-gebied in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) ruimte gecreëerd voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de habitat typen waar sprake is van een toename van de stikstof depositie wordt verwezen naar de passende beoordeling behorend bij de PAS. De in dit plan veroorzaakte geringe toename in stikstof wordt in het kader van de integrale passende beoordeling van de PAS beschouwd (depositieruimte voor grenswaarden) en uit deze passende beoordeling blijkt dat de natuurlijke kenmerken van geen van de Natura2000-gebieden daardoor wordt aangetast.

Conclusie

Vanwege de maatregelen die het beheerplan maar ook in het PAS worden getroffen, worden de natuurlijke waarden en kenmerken van het Natura 2000 - gebied niet aangetast. Op grond van bovenstaande concluderen wij dat een geringe toename van maximaal 0,06 mol N/ha/jr als gevolg van de voorgestelde functiewijziging en bouw van maximaal 12 grondgebonden woningen het halen van de instandhoudingsdoelstellingen niet in de weg staat. Significante negatieve effecten zijn op basis van dit bestemmingsplan uitgesloten.

4.2.2 Vormvrije - m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit in werking getreden. Essentie van de wijziging is dat voor de beoordeling of een activiteit m.e.r.-plichtig is (de activiteit komt voor in de D-lijst) niet kan worden volstaan met toetsing aan de drempelwaarde maar dat ook rekening moet worden gehouden met de criteria in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn. Als gevolg hiervan zijn in de D-lijst nu richtwaarden (in plaats van drempelwaarden) opgenomen en is in het nieuwe besluit bepaald dat voor gevallen die onder deze richtwaarden blijven, een eenvoudige m.e.r.-beoordeling kan worden uitgevoerd die volledig op gaat in de moederprocedure (bijv. bestemmingsplan). Het nieuwe besluit is daarmee in overeenstemming gebracht met de Europese m.e.r.-richtlijn.

M.e.r. beoordelingsplicht

Er is op de locatie Sacramentskerk een programma van maximaal 12 grondgebonden woningen mogelijk.

De beoogde ontwikkeling van maximaal 12 grondgebonden woningen ligt ruimschoots onder de genoemde drempelwaarden uit categorie D 11.2. Geconcludeerd kan worden dat er op grond van de criteria in de D-lijst geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Met het oog op de zogenaamde vergewisplicht moet echter wel een beoordeling worden gemaakt van het project aan de hand van de criteria in bijlage III van de Europese richtlijn (vormvrije m.e.r.-beoordeling). In hoofdlijnen dient het project te worden getoetst aan:

    • 1. Kenmerken van het project;
    • 2. Plaats van het project;
    • 3. Kenmerken van potentiële effecten.

In deze paragraaf wordt de vormvrije m.e.r.-beoordeling in het kader van de zogenoemde vergewisplicht ingevuld. Daarbij worden de selectiecriteria aangehouden zoals beschreven in bijlage III bij de Europese richtlijn betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten van 13 december 2011 (2011/92/EU).

Plaats van het project
De projectlocatie is gelegen aan de Sportlaan en ligt in het oostelijk deel van de Vogelwijk te Den Haag. In figuur 4.2 is de ligging van de projectlocatie ten opzichte van de omgeving weergegeven. De ontsluiting van het gebied vindt plaats via de Sportlaan.

De projectlocatie maakt geen deel uit van een beschermd natuurgebied zoals Natura 2000-gebieden, Vogel- of habitatrichtlijngebieden. Op circa 280 m ten noorden van de locatie ligt het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal. Dit gebied maakt tevens deel uit van de EHS.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0324CSacraKerk-50VA_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0324CSacraKerk-50VA_0008.png"

afbeelding 6: projectlocatie in groter verband. Links op wijkniveau. Rechts op straatniveau.

Kenmerken van het project

Het project behelst de sloop van het bestaande, in onbruik geraakte, kerkgebouw en de nieuwbouw van 12 grondgebonden woningen waarbij ook de parochie als woning zal worden ingericht.

Het bouwplan bestaat uit 10 twee-onder-een-kap woningen, twee vrijstaande woningen en de bestaande parochie. De maatvoering, positie in de rooilijn en de verkaveling sluit aan op de belendende percelen en op de stedenbouwkundige opzet van de Vogelwijk.

Kenmerken van potentiële effecten

Archeologie

Op de gemeentelijke Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart heeft het projectgebied een archeologische verwachting (waarde 2). Er heeft archeologisch bureau- en booronderzoek plaatsgehad. Het gebied kent geen archeologische verwachtingen en is vrijgegeven voor de beoogde ontwikkeling.

Belangrijk nadelige milieugevolgen zijn niet te verwachten.

Bodem

Door middel van het uitgevoerde onderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten ten opzichte van de achtergrondwaarde gemeten en in het grondwater zijn geen verhoogde gehalten ten opzichte van de streefwaarde aangetroffen.

Aangezien zowel in de grond als in het grondwater geen minerale olie of vluchtige aromaten zijn aangetroffen, kan gesteld worden dat de aanwezigheid van de voormalige ondergrondse tank niet heeft geleid tot een bodemverontreiniging.

Met betrekking tot de milieuhygiënische parameters bestaat er gezien de relatief lage gehalten en de huidige c.q. toekomstige bestemming van de locatie geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek met een aangepaste hypothese. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek hoeven er vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien geen beperkingen te worden gesteld aan het huidig c.q. toekomstig gebruik van de locatie

Het plan maakt daarnaast ook geen activiteiten mogelijk met een verhoogd risico op negatieve beïnvloeding van de bodemkwaliteit. Belangrijk nadelige milieugevolgen zijn niet te verwachten.

Ecologie

Gebiedsbescherming

De locatie maakt geen deel uit van een beschermd natuurgebied. Circa 280 m ten noorden van de locatie ligt het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal. Dit gebied maakt tevens deel uit van de EHS. In 4.2.1 wordt nader ingegaan op de gebiedsbescherming (inclusief voortoets Natuurbeschermingswet). Op basis van de uitgevoerde AERIUS berekening wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn niet te verwachten.

Soortenbescherming

Voor het plan is in 2016 een quickscan uitgevoerd (Bijlage 4 Ecologisch onderzoek). Uit de quickscan bleek dat het projectgebied mogelijk functies herbergt voor gierzwaluwen, huismussen en vleermuizen. Zodoende is in 2017 aanvullend onderzoek uitgevoerd. De quickscan en het aanvullend onderzoek zijn opgenomen in Bijlage 4 Ecologisch onderzoek en in Bijlage 5 Natuuronderzoek Sportlaan 125 Gierzwaluw, huismus en vleermuizen.

 

Uit het aanvullend onderzoek (Bijlage 5 Natuuronderzoek Sportlaan 125 Gierzwaluw, huismus en vleermuizen) is gebleken dat er geen nestlocaties van de gierzwaluw en de huismus aanwezig zijn. Wel is binnen het projectgebied één paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis aangetroffen. Deze bevindt zich achter een stuk leisteen op het dak aan de zuidkant van de kerk. Deze verblijfplaats zal door de sloopwerkzaamheden in het projectgebied worden vernield. Het aanwezige foerageergebied is voor de gewone dwergvleermuis van gering belang, gezien dit slechts door enkele individuen wordt benut.

 

Voor de sloopwerkzaamheden is ontheffing aangevraagd bij de Omgevingsdienst Haaglanden. Er worden mitigerende maatregelen getroffen (waaronder het plaatsen van tijdelijke en permanente nestkasten) welke worden opgenomen in een ecologisch werkprotocol. De Omgevingsdienst controleert de te nemen maatregelen en het werkprotocol in het kader van de ontheffingsaanvraag. Door het treffen van de mitigerende maatregelen, is er geen belemmering voor het verkrijgen van een ontheffing en is het project uitvoerbaar. De beoogde ontwikkeling zal niet leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen.

Externe veiligheid

Binnen en in de directe omgeving van het projectgebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen. Tevens vindt er in de directe omgeving geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water, het spoor of door buisleidingen dat van invloed is op de externe veiligheidssituatie in het projectgebied.

Bedrijven en milieuhinder

Ten noorden van het plangebied is, aan de Sijzenlaan, een school aanwezig. De wetgever stelt uitdrukkelijk geen grenzen aan stemgeluid afkomstig van een schoolterrein van primair onderwijs. In het kader van een goede ordening is dit geluid beoordeeld om na te gaan of geen sprake zal zijn van een onwenselijke situatie. Uit de berekeningen blijkt dat tijdens de pauzes de geluidsbelasting het hoogst is. Dit leidt echter niet tot een onaanvaardbaar leefklimaat omdat de gevels aan de tuinzijde en de tuin zelf geluidsluw zijn. Bovendien vindt de geluidsbelasting alleen plaats overdag gedurende de pauzes. Hierdoor zijn belangrijk nadelige milieugevolgen niet te verwachten.

Luchtkwaliteit

De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van maximaal 12 grondgebonden woningen. Dit aantal woningen valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De beoogde ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Belangrijke nadelige milieugevolgen zullen zich naar verwachting niet voordoen.

Water

Voor de beoogde ontwikkeling is de Digitale Watertoets doorlopen. Het plan is onder andere getoetst op waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen en de afvalwaterketen.

Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van beschermde gebieden, zoals grondwater beschermingsgebieden of waterwingebieden. Tevens ligt het projectgebied niet binnen de beschermingszone van de ten noordwesten gelegen zeewering.

In de huidige situatie is het perceel grotendeels bebouwd (kerk en pastorie samen is ca. 1.600 m2). Voor de kerk is een parkeerterrein en er zijn rondom meerdere delen verhard (in totaal ca. 1.000 m2). In de nieuwe situatie is sprake van een bebouwd oppervlakte van ca. 1.300 m2 (nieuwe woningen en bestaande pastorie. De verharding (parkeerplaatsen op eigen erf) is ca. 325 m2. Dit betekent dat het oppervlakte aan bebouwd en verhard afneemt met ca. 975 m2. Watercompenserende maatregelen zijn niet noodzakelijk en er is zelfs sprake van een verbetering van de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse. Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn voor het aspect water niet te verwachten.

Verkeer

Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van twaalf eengezinswoningen mogelijk. Deze kleine toevoeging zal, in vergelijking met de huidige maatschappelijke bestemming, nagenoeg geen invloed hebben op de verkeerssituatie van de buurt . Belangrijke nadelige gevolgen zijn niet te verwachten.

Wegverkeerslawaai  

Vanwege wegverkeer is er sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai. Ten gevolge van de Sportlaan bedraagt de geluidsbelasting maximaal 60 dB. Dit is onder de maximaal te ontheffen waarde.

Vanwege de Sijzenlaan bedraagt de geluidsbelasting maximaal 51 dB op de voorgevels. Voor een 30 km/u weg geldt echter geen voorkeursgrenswaarde. Een dergelijke geluidbelasting is in kader van een goede ruimtelijke ordening acceptabel bevonden.

De woningen voldoen aan de voorwaarde uit het gemeentelijk beleid ten aanzien van de aanwezigheid van een geluidsluwe gevel. Daarbij wordt aanbevolen de slaapkamers zoveel mogelijk aan de geluidsluwe gevel te situeren. Bovendien dienen op grond van het Bouwbesluit 2012 geluidwerende voorzieningen te worden getroffen aan de gevel om te voldoen aan de vereiste binnenwaarde.

Cumulatie met andere projecten

Er zijn geen plannen voor ontwikkeling in de directe omgeving bekend die voor een cumulatie van effecten kunnen zorgen.

Conclusie

Het bestemmingsplan maakt ter plaatse van de locatie van de Sacramentskerk de bouw van maximaal 12 grondgebonden woningen mogelijk. In het Besluit m.e.r. is opgenomen dat een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is, wanneer de ontwikkeling 2000 of meer woningen omvat.

De ontwikkeling op de projectlocatie blijft ruimschoots onder deze drempelwaarde. Gelet op de kenmerken van de ontwikkeling zoals het kleinschalige karakter, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiele effecten, zullen er geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de uitkomsten van de onderzoeken naar de verschillende milieueffecten die opgenomen zijn bij dit bestemmingsplan.

4.3 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.

Tot risicovolle inrichtingen behoren ook mijnbouwinrichtingen en inrichtingen voor de opslag van explosieven.

Bij het ziekenhuis, nabij de Rode Kruislaan, zijn twee zuurstoftanks opgesteld. De woningen liggen ruim buiten de veiligheidscontouren voor deze bovengrondse tanks.


In het kader van het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen ten aanzien van dit plan.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Op 1 april 2015 zijn de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking getreden. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is daarmee komen te vervallen.

De wegen in beheer bij het Rijk zijn aangewezen als basisnetroute. Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten, de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten. De basisnetafstand volgt uit bijlage I van de Regeling basisnet. In de gemeente Den Haag zijn voor de A4, tussen Knooppunt Ypenburg en de gemeentegrens met Leidschendam-Voorburg, en de A13 basisnetafstanden vastgelegd.

Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied). De aanwijzing volgt eveneens uit bijlage I van de Regeling basisnet. Het betreft dezelfde wegvakken als hierboven genoemd.

In een veiligheidszone of een plasbrandaandachtsgebied worden op bouwplanniveau op grond van de Regeling Bouwbesluit nadere eisen gesteld aan kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

Voor het gedeelte van het plan dat binnen 200 m van een weg ligt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (transportroute), moet in de toelichting het groepsrisico worden verantwoord.

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevt situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Met een beperkte verantwoording kan worden volstaan wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.

Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad een nieuw routeringsbesluit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld (raadsvoorstel, RIS258608 en besluitenlijst, RIS260481 onder E.2). Het vervoer van routeplichtige stoffen (zoals LPG en propaan) is aan venstertijden gebonden, met het oog op de veiligheid. Tijdens kantoortijden (tussen 8.00 uur en 18.00 uur gedurende werkdagen) is het vervoer van routeplichtige stoffen op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg niet toegestaan. Deze beperking geldt niet gedurende het weekend. Tijdens de venstertijden worden tankwagens met routeplichtige stoffen gedwongen de rijksweg via bebording te verlaten (K14-borden met vermelding van venstertijden) en via een eveneens gemarkeerde keerlus in omgekeerde richting hun weg op de rijksweg te vervolgen (zogenaamde 'gesloten verklaring'). In voornoemd besluit zijn ook de Lozerlaan en de Ockenburghstraat aangewezen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. Voor dit traject gelden geen venstertijden.

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:

  • 1. Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1% letaliteitszone van de buisleiding, of
  • 2. Wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.

Gemeentelijk beleid

De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:

  • 1. De gemeente richt zich op het vasthouden en bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande bedrijvigheid en het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid.
  • 2. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op vier gebiedstypen: woongebieden, buitengebieden, gemengde gebieden, risicoarme bedrijventerreinen (inclusief buitengebieden) en bedrijventerreinen met risicovolle bedrijven/inrichtingen.
  • 3. Bij nieuwe ontwikkelingen in woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen van betekenis, zoals LPG-tankstations, toegelaten.
  • 4. Op de bedrijventerreinen hanteert de gemeente een minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting (lichtere vorm van risicovolle bedrijven) onder voorwaarden mogelijk.
  • 5. Bij externe veiligheidsknelpunten, besteedt de gemeente eerst aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.

In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:

- Structuurvisieniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen

- Bestemmingsplanniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ordenen

- Bouwplanniveau: --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen.

Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.

Advies Veiligheidsregio

Risicobronnen

In het kader van fysieke en externe veiligheid is het plangebied, en de directe omgeving beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen met de opslag, het transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Geconstateerd is dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.

De uitvoering van dit bestemmingsplan leidt daarom niet tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico’s. De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op basis hiervan besloten om in het kader van externe veiligheid geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan.

Maatregelen ten behoeve van de hulpverlening

In verband met de ruimtelijke inrichting van het plangebied is het voor de hulpdiensten van belang dat voor de bereikbaarheid1 en bestrijdbaarheid2 van incidenten, de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn. Daarom wordt graag uw aandacht gevraagd voor het toetsen van bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten conform het standaard programma van eisen inrichting openbare ruimte uit het Handboek openbare ruimte. Op dit moment zijn hier geen aanvullingen op. De afstemming op deze aspecten vindt ook plaats binnen reguliere overleggen. Aanvullingen op de bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen, in verband met eventuele toekomstige wijzigingen binnen het plangebied, zullen worden gedaan op het moment dat de Veiligheidsregio Haaglanden bij die ontwikkelingen wordt betrokken.

Onderzoek en conclusie

Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de provinciale risicokaart blijkt dat binnen het plangebied en in de omgeving daarvan geen bedrijven zijn gelegen die vanuit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn.

Er vindt binnen het plangebied of de omgeving daarvan geen vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats. Ook zijn er binnen het plangebied of in de directe omgeving geen buisleidingen gelegen voor het transport van gevaarlijke stoffen.

Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Aangezien het plangebied niet binnen het invloedsgebied van enig risicobron ligt, is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet vereist. Toetsing aan het gemeentelijk beleid kan daarom eveneens achterwege blijven.

4.4 Geluid

Wet- en regelgeving

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Als geluidsgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn ook woningen aangewezen. De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer:

Wegverkeers- en spoorweglawaai

Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken.

De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende nieuwbouw langs wegen. De gevelbelasting mag dan maximaal 68 dB bedragen.

De wet bepaalt hierbij dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige structuur of functie;
  • een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen spoorwegen aanwezig. Met lawaai van railverkeer hoeft geen rekening te worden gehouden.

Reconstructie van wegen

Binnen het plangebied worden geen straten ingrijpend gereconstrueerd.

Industrielawaai

In en rond het plangebied zijn geen industrieterreinen aanwezig waarop aangewezen inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd.

Akoestisch onderzoek

Voor het bestemmingsplan is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting van wegverkeer op de nieuwe woningen. De locatie is gelegen binnen de zone van een aantal wegen en direct tegenover de R.K. Basisschool de Parkiet. Voor de Sportlaan is de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer bepaald. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidsbelasting van de 30 km/u weg Sijzenlaan en het stemgeluid van kinderen op het schoolplein ter plaatse van het plan beoordeeld. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 2 bij de toelichting van het bestemmingsplan. De uitkomst is hieronder weergegeven.

Resultaten wegverkeer

Vanwege wegverkeer is er sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai. Ten gevolge van de Sportlaan bedraagt de geluidsbelasting maximaal 60 dB. Dit is onder de maximaal te ontheffen waarde.

Vanwege de Sijzenlaan bedraagt de geluidsbelasting maximaal 51 dB op de voorgevels. Voor een 30 km/u weg geldt echter geen voorkeursgrenswaarde. Een dergelijke geluidbelasting is in kader van een goede ruimtelijke ordening acceptabel bevonden.

De tuingevels zijn voor alle woningen geluidsluw.

Resultaten stemgeluid

De wetgever stelt uitdrukkelijk geen grenzen aan stemgeluid afkomstig van een schoolterrein van primair onderwijs. In het kader van een goede ordening is dit geluid beoordeeld om na te gaan of geen sprake zal zijn van een onwenselijke situatie. Uit de berekeningen blijkt dat tijdens de pauzes de geluidsbelasting het hoogst is. Dit leidt echter niet tot een onaanvaardbaar leefklimaat omdat de gevels aan de tuinzijde en de tuin zelf geluidsluw zijn. Bovendien vindt de geluidsbelasting alleen plaats overdag gedurende de pauzes.

Procedure hogere waarden

Voor de genoemde geluidsbelasting wordt door Burgemeester en Wethouders van Den Haag op grond van het Haags Beleid hogere grenswaarden Wet Geluidhinder een hogere waarde procedure gelijktijdig met het (ontwerp) bestemmingsplan doorlopen. Algemene redenen op basis waarvan ontheffing kan worden verleend zijn dat de geluidbeperkende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, en/of dat er overwegende bezwaren zijn van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard. Het hogere waarden besluit en de bijbehorende geluidskaart Bijlage 8 Geluidskaart hogere waarde (Wgh) zijn in de toelichting van dit plan opgenomen.

Gesteld kan worden dat een maatregel zoals stil asfalt niet kosteneffectief is voor de omvang van dit plan. Bovendien stuit het toepassen van een stil asfalt op civieltechnische bezwaren omdat dit in een stedelijke situatie met veel afslaand verkeer snel zal slijten.

De woningen voldoen aan de voorwaarde uit het gemeentelijk beleid ten aanzien van de aanwezigheid van een geluidsluwe gevel. Daarbij wordt aanbevolen de slaapkamers zoveel mogelijk aan de geluidsluwe gevel te situeren. Bovendien dienen op grond van het Bouwbesluit 2012 geluidwerende voorzieningen te worden getroffen aan de gevel om te voldoen aan de vereiste binnenwaarde.

4.5 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).

De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.

Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit: in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.

De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

Betekenis voor het plan

Het bestemmingsplan maakt de bouw van twaalf woningen mogelijk. Het project blijft ruim onder de getalsmatige grens van 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer vormen geen beletsel voor de beoogde ruimtelijke ontwikkeling.

4.6 Groen

4.6.1 De Wet natuurbescherming

Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (bescherming bossen). Voor zowel een vergunning Natura 2000 (voorheen Natuurbeschermingswet), ontheffing soortbescherming (voorheen Flora- en faunawet) als kapmelding (voorheen Boswet) zijn in de meeste gevallen GS van de provincie Zuid-Holland, waarin de activiteit in hoofdzaak wordt uitgevoerd, het bevoegd gezag. Omgevingsdienst Haaglanden is door de provincie Zuid-Holland gemandateerd voor zowel de vergunningverlening Natura 2000 als de ontheffing verlening soortbescherming.

4.6.1.1 Gebiedsbescherming

In de Wet Natuurbescherming is de gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, overgenomen uit de Natuurbeschermingswet 1998. Hieraan voorafgaand is in januari 2006 de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 en sinds 1 januari 2017 in de Wet natuurbescherming. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland.

In Den Haag dient rekening te worden gehouden met de Natura 2000-gebieden: Meijendel & Berkheide (incl. Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark & Wapendal (incl. Bosjes van Poot) alsmede Solleveld & Kapittelduinen (incl. landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen). Dit betreft Habitatrichtlijngebieden. Er zijn geen Vogelrichtlijngebieden in de gemeente Den Haag. Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura 2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden. In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden in hoeverre de uitvoering van het plan belemmerd wordt door de verplichtingen vanuit de Wet Natuurbescherming.

Toetsing

Binnen het projectgebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied ligt op ca. 280 meter van het projectgebied en betreft Westduinpark & Wapendal. Ten behoeve van de ontwikkeling van de projectlocatie is onderzoek uitgevoerd naar de invloed van de beoogde ontwikkeling op Natura 2000-gebieden. Het volledige ecologische onderzoek (inclusief voortoets Natuurbeschermingswet) is opgenomen in Bijlage 4 Ecologisch onderzoek. Hier onder is de uitkomst van het onderzoek samengevat.

Vanwege de gevoeligheid voor de uitstoot van stikstofdepositie is een berekening met AERIUS Calculator gemaakt. Met deze berekening is voor de nieuwe situatie met maximaal 12 grondgebonden woningen berekend wat de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal bedraagt. De uitkomst is opgenomen in Bijlage 6 Aerius berekening. De hoogste depositie als gevolg van het project bedraagt 0,06 mol N/ha/jr.

Voor dit Natura 2000-gebied is een beheerplan opgesteld, waarin de maatregelen zijn opgenomen die garanderen dat de instandhoudingsdoelen worden gehaald. In het kader van het beheerplan heeft de provincie Zuid-Holland overeenkomsten afgesloten met de terreinbeherende organisaties over het nemen van instandhoudingsmaatregelen die gericht zijn op de intensivering van het beheer (H2130A en H2130B) en dynamisch zeereepbeheer (H2120, H2130A en H2180A).

Voorts is binnen het Natura 2000-gebied in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) ruimte gecreëerd voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de habitat typen waar sprake is van een toename van de stikstof depositie wordt verwezen naar de passende beoordeling behorend bij de PAS. De in dit plan veroorzaakte geringe toename in stikstof wordt in het kader van de integrale passende beoordeling van de PAS beschouwd (depositieruimte voor grenswaarden) en uit deze passende beoordeling blijkt dat de natuurlijke kenmerken van geen van de Natura2000-gebieden daardoor wordt aangetast.

Conclusie

Vanwege de maatregelen die het beheerplan maar ook in het PAS worden getroffen, worden de natuurlijke waarden en kenmerken van het Natura 2000 - gebied niet aangetast. Op grond van bovenstaande concluderen wij dat een geringe toename van maximaal 0,06 mol N/ha/jr als gevolg van de voorgestelde functiewijziging en bouw van maximaal 12 grondgebonden woningen het halen van de instandhoudingsdoelstellingen niet in de weg staat. Significante negatieve effecten zijn op basis van dit bestemmingsplan uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0324CSacraKerk-50VA_0009.png"

Afbeelding 7: Projectgebied ten opzichte van beschermde natuur (www.zuid-holland.nl, afbeelding afkomstig uit Quickscan Ecologie van Adviesburea E.C.O-logisch

4.6.1.2 Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming heeft de bescherming van planten- en diersoorten uit de Flora- en faunawet overgenomen. De Wet natuurbescherming gaat ervan uit dat zonder uitdrukkelijke toestemming geen schade mag worden toegebracht aan beschermde dieren of planten. Dit betekent dat het gaat om het effect van een handeling op beschermde soorten. De wet kent een drie aparte beschermingsregimes voor:

  • 1. soorten van de Vogelrichtlijn;
  • 2. soorten van de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn;
  • 3. 'andere soorten' die vanuit nationaal oogpunt zijn beschermd.

Hierbij zijn enkele wijzigingen geweest in welke soorten beschermd zijn. De Wet natuurbescherming legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door eisen te stellen aan de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Wet natuurbescherming een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.

Resultaten onderzoek

Soortenbescherming

Soortenbescherming
Voor het plan is in 2016 een quickscan uitgevoerd (Bijlage 4 Ecologisch onderzoek). Uit de quickscan bleek dat het projectgebied mogelijk functies herbergt voor gierzwaluwen, huismussen en vleermuizen. Zodoende is in 2017 aanvullend onderzoek uitgevoerd. De quickscan en het aanvullend onderzoek zijn opgenomen in Bijlage 4 Ecologisch onderzoek en in Bijlage 5 Natuuronderzoek Sportlaan 125 Gierzwaluw, huismus en vleermuizen.

 

Uit het aanvullend onderzoek (Bijlage 5 Natuuronderzoek Sportlaan 125 Gierzwaluw, huismus en vleermuizen) is gebleken dat er geen nestlocaties van de gierzwaluw en de huismus aanwezig zijn. Wel is binnen het projectgebied één paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis aangetroffen. Deze bevindt zich achter een stuk leisteen op het dak aan de zuidkant van de kerk. Deze verblijfplaats zal door de sloopwerkzaamheden in het projectgebied worden vernield. Het aanwezige foerageergebied is voor de gewone dwergvleermuis van gering belang, gezien dit slechts door enkele individuen wordt benut.

 

Voor de sloopwerkzaamheden is ontheffing aangevraagd bij de Omgevingsdienst Haaglanden. Er worden mitigerende maatregelen getroffen (waaronder het plaatsen van tijdelijke en permanente nestkasten) welke worden opgenomen in een ecologisch werkprotocol. De Omgevingsdienst controleert de te nemen maatregelen en het werkprotocol in het kader van de ontheffingsaanvraag. Door het treffen van de mitigerende maatregelen, is er geen belemmering voor het verkrijgen van een ontheffing en is het project uitvoerbaar. De beoogde ontwikkeling zal niet leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen.

4.6.1.3 Bescherming bossen

In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde "bebouwde kom Boswet" (Rv 57 - 1998, RIS 021312) en daarmee onder de werking van de Boswet geplaatst. Deze gebieden vallen per 1 januari 2017 onder de werking van de Wet natuurbescherming. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk. Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantingsplicht.

4.6.1.4 De Wet natuurbescherming: meld- en herplantplicht

Gezien het goed functionerende systeem onder de Boswet, is ook in de Wet natuurbescherming gekozen voor de meld- en herplantingsplicht voor het vellen van houtopstanden. Houtopstanden die onder de werking van de Wet natuurbescherming vallen, mogen alleen worden gekapt als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Allereerst moet de kap van te voren worden gemeld. Voor dunningen is de meldings- en herplantingsplicht niet van toepassing. Anders dan onder de Boswet moet de kap vanaf 1 januari 2017 worden gemeld bij Gedeputeerde Staten van de provincie. Provinciale staten kunnen bij verordening regels stellen over de melding en bepalen welke gegevens moeten worden verstrekt, de termijn en de wijze waarop moet worden gemeld en over de wijze waarop moet worden herbeplant. Na de (gemelde) kap dient de eigenaar van het bos ervoor te zorgen dat drie jaar na het kappen van het bos, hetzelfde areaal bos aanwezig is in de vorm van jonge beplanting. Het herbeplanten van het perceel kan plaatsvinden door aanplant, bezaaiing, natuurlijke verjonging of op andere wijze realiseren van een nieuwe houtopstand.

4.6.1.5 Houtopstanden

Ook voor de reikwijdte van te beschermen houtopstanden is in de Wet natuurbescherming grotendeels aangesloten op de Boswet. Wederom geldt de meld- en herplantingsplicht voor houtopstanden van 10 are en groter en een bomenrij van 20 bomen. De term 'houtopstand' is gedefinieerd als een zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend. Niet voor alle houtopstanden die aan deze vereisten voldoen, geldt de meld- en herplantingsplicht. Net zoals onder de werking van de Boswet zijn bomen op erven en tuinen en een rij wilgen of populieren op of langs landbouwgronden uitgezonderd. Ook is in de Wet natuurbescherming gedacht aan de praktische problemen bij de productie van hout als biomassa. Populieren, wilgen, essen of elzen die zijn bedoeld voor de productie als houtige biomassa zijn uitgezonderd van de meld- en herplantingsplicht indien ten minste eens per tien jaar wordt geoogst, de beplanting na 1 januari 2013 is aangelegd en aan bepaalde beplantingseisen is voldaan. Italiaanse populieren, linden, paardenkastanjes en treurwilgen worden vanaf 1 januari 2017 (in tegenstelling tot voorheen onder de Boswet) wél beschermd.

4.6.1.6 Bebouwde kom

De Wet natuurbescherming beschermt geen houtopstanden binnen de bebouwde kom. De grens van de bebouwde kom ligt, wordt bepaald door de gemeenteraad. Anders dan de naam wellicht doet vermoeden, gaat het hier niet om de grens van de bebouwde kom op grond van de Wegenverkeerswet. Aangezien de gemeente op 1 januari 2017 nog geen (nieuwe) komgrens op grond van de Wet natuurbescherming heeft vastgesteld geldt volgens artikel 9.9 van de Wet natuurbescherming de komgrens zoals die is vastgesteld onder de Boswet (RIS 021312).

Betekenis voor het plan

De bomen in het plangebied vallen onder de gemeentelijke Bomenverordening en niet onder de Boswet. Er is een bomeninventarisatie uitgevoerd naar de kwaliteit en groeicondities. Deze inventarisatie is opgenomen als Bijlage 7 Bomeninventarisatie bij de toelichting. De bomen in het plangebied zijn niet aangewezen als een monumentale boom. In de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (APV) staan de regels voor de bescherming van houtopstanden (een of meerdere bomen). Voor het kappen van houtopstanden is afhankelijk van de stamdiameter van een boom een vergunning nodig (artikel 2:87 APV). Gelet hierop zal voor meerdere bomen een vergunning nodig zijn.

4.7 Bodem

Wettelijk kader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming (Wbb) regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van het plangebied of de projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Situatie in het plangebied

In het plangebied hebben geen bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Er is wel een ondergrondse brandstoftank bekend, welke reeds is gesaneerd.

In en direct aangrenzend aan het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Op de planlocatie zijn de volgende bodemonderzoeken bekend:

  • Verkennend bodemonderzoek Sportlaan 125 te Den Haag, opgesteld door Search ingenieursbureau b.v., met kenmerk 252146.1 van 22 mei 2012; (Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 3 Bodemonderzoek bij de toelichting van het bestemmingsplan).
  • Verkennend bodemonderzoek + asfalt- en funderingsonderzoek Sportlaan 125 te Den Haag, opgesteld door Koenders & Partners, met kenmerk 160674 van 3 januari 2017.

Deze beide onderzoeken bestrijken gezamenlijk het gehele plangebied. Uit deze onderzoeken blijkt dat er ter plaatse van het plangebied geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume).

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond (0-0,5 m-maaiveld) is gelegen in zone B1 'bebouwd gebied op zand' en gemiddeld licht verontreinigd is met lood en PAK en matig met PCB. De ondergrond (0,5-2,0 m-mv.) is gelegen in zone O2 en is gemiddeld licht verontreinigd met PCB.

Het plangebied is niet gelegen in een milieubeschermingsgebied voor grondwater. Hieronder is de beoordeling van het verkennend bodem onderzoek opgenomen.

Beoordeling Verkennend Bodemonderzoek

Algemene gegevens onderzoekslocatie  
Adres of locatienaam   Sportlaan 125 te Den Haag  
Locatienummer   AA051816081  

Te toetsen documenten  
Opdrachtgever   Kavel Vastgoed III b.v.  
Opsteller   Search ingenieursbureau b.v.  
Kenmerk rapport   252146.1  
Datum rapport   22 mei 2012  
Aanleiding   Bestemmingswijziging, locatieontwikkeling  

Beoordeling bodemonderzoek  
Strategie NEN 5725   Standaard  
Vooronderzoek   Niet conform NEN 5725   Wel voldoende  
Tank(s)   Gesaneerd  
Hypothese NEN 5740   Onverdachte niet-lijnvormige locatie (ONV-NL)  
Bodemonderzoek   Wel conform NEN 5740   Wel voldoende  
Hypothese NEN 5707   Niet van toepassing  
Asbestonderzoek   Niet onderzocht   -  
Beschrijving resultaten   Oppervlakte onderzoekslocatie bedraagt circa 3.700 m2.

- Verontreinigingssituatie grond:
Koper, lood, barium, cadmium, kwik, zink en PAK (licht; omvang onbekend).

- Verontreinigingssituatie grondwater:
Geen overschrijdingen.  

Conclusie  
Conclusie toetsing   De locatie is voldoende onderzocht. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging*.  
Opmerkingen   In het vooronderzoek is geen aandacht besteed aan:
Historisch gebruik van de locatie;
Asbesthoudende bouw-, bodem- en/of verhardingsmaterialen;
Nabij gelegen grootschalige mobiele gevallen van ernstige bodemverontreiniging;
Archeologie en explosieven;
Verticale stroming grondwater.
In één monster is een matig puinbijmenging aangetroffen. In een eerder ander onderzoek van de locatie is geanalyseerd op asbest, maar is geen asbest aangetoond.
Er is geen inpandig onderzoek verricht. Er wordt echter inpandig geen afwijkende bodemkwaliteit verwacht.  

*(gemiddelde overschrijding van interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater {bodemvolume}).

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. In paragraaf 5.2 wordt het plan beschreven. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.4 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.5 en de bestemmingen globaal beschreven worden.

5.2 Beschrijving van het plan

De planvorming rond de projectlocatie loopt al enkele jaren, waarbij het plan, mede naar aanleiding van participatie met de omgeving, op een aantal belangrijke onderdelen is bijgesteld. Oorspronkelijk is onderzocht of de locatie kon worden ingevuld met appartementengebouwen. Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de sloop van de bestaande kerk en het realiseren van 12 grondgebonden woningen waarbij ook de parochie als woning zal worden ingericht.

Het bouwplan bestaat uit 10 twee-onder-een-kap woningen, twee vrijstaande woningen en de bestaande parochie. De maatvoering, positie in de rooilijn en de verkaveling sluit naadloos aan op de belendende percelen en op de stedenbouwkundige opzet van de Vogelwijk.

Parkeren ten behoeve van de nieuw te realiseren woningen vindt plaats op eigen terrein. De gemeente werkt onder voorwaarden mee aan de herontwikkeling van kerklocaties (zie de werkwijze hierover in de nota Toekomst kerken PGG en Bisdom (RIS 283891, 2015 en het projectdocument Sportlaan Sacramentskerk RIS 296667, 2017). Het plan voldoet niet aan de gemeentelijke parkeereisen vanwege het verwijderen van 10 openbare parkeerplaatsen:

  • A. Om de parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren verdwijnen 5 openbare parkeerplaatsen bij de inritten aan de Sijzenlaan (van 11 naar 6 plaatsen).
  • B. Voor de bouw van de woningen wordt een openbaar parkeerterrein van 11 plaatsen aan de zijde van de Sportlaan opgeheven. Hier komen in het huidige planvoorstel 6 langsparkeerplaatsen terug. Er verdwijnen 5 parkeerplaatsen.

De gemeente maakt voor het project gebruik van de vrijstellingsmogelijkheid van het gemeentelijk parkeerbeleid zoals opgenomen in het gewijzigd voorstel inzake de Nota Parkeernomen (RIS 291425, punt 6). De voorwaarde hiervoor is dat er voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein komen om de parkeervraag van het plan zelf op te vangen. Bij 12 woningen en 1,8 pp/woning betreft de parkeervraag minimaal 22 parkeerplaatsen. Het plan bevat 24 parkeerplaatsen op eigen terrein. Zodoende wordt in het plan voldaan aan de gestelde voorwaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0324CSacraKerk-50VA_0010.png"

afbeelding 8: impressie definitieve verkavelingsplan (bron: KOW)

Ook de gekozen architectuur zoekt aansluiting bij de architectuur van de Vogelwijk. De bebouwing zal worden gekenmerkt door rode baksteen, geprofileerde houten dakgoten, overstekende dakranden, houten kozijnen en OVH dakpannen.

De ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt door de Omgevingsvergunning om te bouwen te coördineren met het voorliggende bestemmingsplan. Voor nadere details met betrekking tot het bouwplan wordt dan ook verwezen naar de stukken behorende bij de aanvraag omgevingsvergunning.

5.3 Duurzaamheid

5.3.1 Gebiedsgericht milieubeleid

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). zie ook .

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

Het plangebied Vogelwijk, 1e herziening (Locatie Sacramentskerk) behoort tot het gebiedstype Wonen. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Thema   Welk ambitietype?   Kwalitatieve uitwerking  
Bodem   Extra   Er is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op basis van NEN5740. Met betrekking tot de milieuhygiënische parameters bestaat er gezien de relatief lage
gehalten en de huidige c.q. toekomstige bestemming van de locatie geen aanleiding tot het
verrichten van vervolgonderzoek met een aangepaste hypothese.
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek hoeven er vanuit milieuhygiënisch oogpunt
gezien geen beperkingen te worden gesteld aan het huidig c.q. toekomstig gebruik van de
locatie.  
Externe veiligheid   Maximaal   Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van de woningen. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van enig risicobron.  
Geluid   Basis   Het plangebied ligt aan een doorgaande weg: De Sportlaan. Bij een deel van de geprojecteerde woningen in het project is sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor moet een ontheffing van de voorkeurswaarde verleend, omdat stedenbouwkundige of bronmaatregelen niet of onvoldoende mogelijk zijn. De toekomstige woningen kunnen beschikken over een geluidluwe zijde. Aan het gemeentelijk hogere waarde beleid wordt voldaan.
Verder grenst het plangebied aan de R.K. Basisschool de Parkiet. Het stemgeluid van de kinderen op het schoolplein zorgt ter plaatse van de woningen niet tot een onaanvaardbaar leefklimaat.  
Lucht   Maximaal   De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, dragen niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.  
Mobiliteit   Extra   Er dient te worden voldaan aan de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in de Nota parkeernormen.  
Schoon   Extra   In de Kadernota Openbare Ruimte (2004) zijn richtinggevende kwaliteitsniveaus voor de kwaliteit en onderhoud van de openbare ruimte gegeven: Residentiekwaliteit geldt voor de inrichting en onderhoud van de openbare ruimte van alle woon- en werkgebieden. Op basis hiervan heeft het gemeentebestuur bepaald dat de Vogelwijk wordt schoongemaakt en schoongehouden op Residentiekwaliteit.  
Water   Ambities per poldereenheid   Binnen het thema water zijn de volgende onderwerpen voor het plangebied van belang: waterkwantiteit, waterkwaliteit en ecologie, veiligheid en waterkering en afvalwater en riolering (zie paragraaf 3.5 Het plan heeft geen nadelige effecten op de waterkwaliteit.  
Natuur   Extra   Circa 280 m ten noorden van de locatie ligt het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal. Dit gebied maakt tevens deel uit van de EHS. In 4.2.1 wordt nader ingegaan op de gebiedsbescherming (inclusief voortoets Natuurbeschermingswet). Op basis van de uitgevoerde AERIUS berekening wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn niet te verwachten.  
Klimaat   Maximaal   De rijksoverheid en de bouwpartijen in Nederland hebben afgesproken uiterlijk in 2020 alle nieuwbouw CO2-neutraal te bouwen, met een tussenstap van 50% CO2-reductie in 2015. De woningen worden conform de eisen die voor energiezuinigheid gelden gebouwd.  

 

5.4 Keuze en verantwoording van bestemmingen

5.4.1 Het digitale bestemmingsplan

Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding, regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de verbeelding en de regels. De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de SVBP2012: Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 'van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan.

5.4.2 Keuze en verantwoording van de bestemmingen

De opzet van het bestemmingsplan is ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en verbeelding.

Beleidskader   Vertaling in het bestemmingsplan  
Cultureel erfgoed  
De Erfgoedwet legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden. Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden.   Er is in het plangebied archeologisch vooronderzoek uitgevoerd (bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek-boringen). Daarbij zijn geen archeologische waarden aangetroffen. Voor archeologie is daarom op de plankaart geen dubbelbestemming opgenomen. Niettegenstaande blijft de archeologische meldingsplicht van kracht als bedoeld in de artikelen 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet 2016. Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen vermoeden dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag (de gemeente Den Haag).  
Ruimtelijk beleid  
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden.   Gelet op de omvang van de ontwikkeling die met het bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt (twaalf eengezinswoningen) is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 Bro. De 'ladder voor duurzame verstedelijking' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.  
De Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" zet in op een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk, goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur.   De ontwikkeling heeft betrekking op een binnenstedelijke transformatie.  
De Structuurvisie / Haagse Verdichting houdt voor Vogelwijk, 1e herziening (Locatie Sacramentskerk) in dat invulling wordt gegeven aan:  
Dat langs doorgaande wegen en groen wordt uitgegaan van minimaal vijf bouwlagen.
 
Voor de bouwhoogte wordt aangesloten op de in de Vogelwijk gebruikelijke bouwhoogte  
Verruiming van mogelijkheden voor bouwen van aan- en bijgebouwen;   De regels voor vergunningvrij bouwen volstaan.  
Parkeren  
De nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” gaat mede in op het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte.   In het plangebied wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein met een parkeerbehoefte volgens de 'Nota Parkeernormen Den Haag'.  
Wonen  
De kern van de Woonvisie 2009-2020 is als Den Haag zich meer op de kaart wil zetten als woonstad, moet de stad zich versterken door meer differentiatie in woonmilieus en woonsferen te creëren en de woonkwaliteit verhogen   Het bouwplan ziet op 12 nieuwe woningen met een hoogwaardige architectonische afwerkingen die goed aansluit op het bestaande aanbod in de Vogelwijk.  
TABEL CULTUREEL ERFGOED  
Typering te beschermen culturele waarden en archeologie   Vertaling in het bestemmingsplan  
De projectlocatie is gelegen binnen het gemeentelijk beschermde stadsgezicht Vogelwijk. Ingevolge de Monumentenverordening Den Haag moet een bestemmingsplan worden vastgesteld ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.   De cultuurhistorische waarden van het gemeentelijk beschermde stadsgezicht wordt in dit bestemmingsplan beschermd: de gebiedsaanduiding 'Overige zone – Gemeentelijk beschermd stadsgezicht' is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. In deze tabel is aangegeven op welke wijze de in de aanwijzingen benoemde waarden zijn vertaald in dit bestemmingsplan. Voor het aanwijzingsbesluit met bijbehorende toelichtingen en begrenzingskaart wordt verwezen naar het bestemmingsplan Vogelwijk.
De reden waarom er hier gekozen wordt voor een gebiedsaanduiding, terwijl bij Rijksbeschermde stadsgezichten gekozen wordt voor een dubbelbestemming 'Waarde – Cultuurhistorie', is dat de (landelijke) regeling inzake de (on)mogelijkheid tot vergunningsvrij bouwen wezenlijk verschilt. Bij gemeentelijk beschermd stadsgezicht is wél sprake van vergunningsvrij bouwen. Bij een Rijksbeschermd stadgezicht geldt een 'nee, tenzij' – regeling: daar kan alleen vergunningsvrij worden gebouwd, als dat expliciet door de gemeente in een bestemmingsplan wordt vastgelegd. Ook is het verschil op deze wijze duidelijk zichtbaar op de digitale verbeelding. Inhoudelijk is echter in de regels gekozen voor een vrijwel gelijkluidende beschermende regeling.  
De verkavelings- en bebouwingsstructuur.
Typerende kenmerken voor het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Vogelwijk zijn:
het tuinstad-achtige karakter van de wijk.
de bebouwing van kleine villa's en twee onder een kap woningen gesitueerd aan lanen en straten met een bochtig beloop,  
De verkavelings- en bebouwingsstructuur is geborgd door positie van de bouwvlakken in de rooilijn van de aansluitende bebouwing.  
De vormgeving van de bebouwing, in het bijzonder de kappen en gevels   De vormgeving van de bebouwing wordt gereguleerd door de Welstandsnota.  
De verkavelingssystematiek lijkt herleidbaar tot een basisbreedte van vijf a zes meter voor het gewone woonhuisperceel en een meervoud daarvan bij de patriciërshuizen.   In het bestemmingsplan wordt ten behoeve van een nadere uitwerking van de bouwplannen nog enige ruimte geboden om de bouwplannen op ondergeschikte onderdelen uit te werken.  
De bebouwingshoogte varieert in het algemeen meer door de per pand vaak zeer verschillende verdiepingshoogten dan door het aantal verdiepingen, zodat een pand van twee verdiepingen soms hoger is dan een pand van drie verdiepingen.   Hiermee wordt het verschil in goot- en bouwhoogtes verklaard. Deze verschillen zijn gewaarborgd door de in het bestemmingsplan opgenomen goot- en bouwhoogten.  
De Monumentenwet 1988 / Monumentenverordening Den Haag verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijks- / gemeentelijk beschermd stadsgezicht.   De cultuurhistorische waarden van het deel van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht worden in dit bestemmingsplan beschermd. De toelichting op de aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht is als Bijlage 3 Beschermd Stadsgezicht bij de regels opgenomen.  
De Erfgoedwet legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf 3.3.2 Archeologie) Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden.   Er is in het plangebied archeologisch vooronderzoek uitgevoerd (bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek-boringen, zie paragraaf 2.3.2.1 Archeologische potenties en waarden). Daarbij zijn geen archeologische waarden aangetroffen. Voor archeologie is daarom op de plankaart geen dubbelbestemming opgenomen. Niettegenstaande blijft de archeologische meldingsplicht van kracht als bedoeld in de artikelen 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet 2016. Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen vermoeden dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag (de gemeente Den Haag).  

5.5 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels Begrippen en Wijze van meten lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikelen 3 en 4) bevatten voor de twee bestemmingen een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 5 tot en met 11) bevatten voor alle bestemmingen geldende regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in Overgangsrecht de slotregel in Slotregel.
5.5.1 Inleidende regels

In artikel 1 Begrippen worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf, en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:

  • geen hinder voor de woonsituatie opleveren;
  • naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
  • geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

In artikel 2 Wijze van meten is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.5.2 Bestemmingsregels
5.5.2.1 Artikel 3 Tuin

Het gedeelte van het perceel dat is gelegen tussen de voorgevel van het hoofdgebouw en het openbaar gebied is aangewezen met de bestemming 'Tuin'. Hiermee wordt recht gedaan aan de waarde voor het groen van de tuinen, omdat bebouwing niet toegestaan is. Vanuit de tuinstadgedachte is tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn in relatie tot het bouwvlak een tuinbestemming opgenomen.

5.5.2.2 Artikel 4 Wonen

De overige gronden binnen het plangebied hebben de bestemming 'Wonen'. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Gelet op de landelijke regeling met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zijn geen regels met betrekking tot aan- en bijgebouwen opgenomen.

Het programma van de ontwikkeling heeft betrekking op het toevoegen van 12 grondgebonden woningen en het in gebruik nemen als één woning van het te behouden deel van de parochie. Het maximum aantal te bouwen woningen is op de verbeelding aangegeven, evenals de maximale goot- en bouwhoogte.

5.5.3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de Algemene afwijkingsregels.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Impliciet is ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan. In de algemene gebruiksregels is ook een regeling vervat voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep:

  • De activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn.

Op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of meldingplichtige activiteiten passen niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met name het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.

  • De activiteiten mogen naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning.

Van belang is dat het karakter van de woning duidelijk herkenbaar blijft en dat de nadruk niet komt te liggen op de beroepsuitoefening. Ter illustratie: reclame-uitingen, anders dan een bescheiden 'bordje naast de deur' of de uitstalling van goederen op het bijbehorende erf betekenen reeds dat aan het karakter van de woning afbreuk wordt gedaan.

  • De activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen.

Detailhandel en horeca leveren in de regel een zodanig ongewenste verkeersaantrekkende werking op, dat het toelaten ervan in woongebied niet zonder meer passend wordt geacht.

  • De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

Dit betekent dat wanneer de beroepsuitoefening een te grote verkeersaantrekkende werking heeft, deze niet is toegestaan. Wanneer dit het geval is, is niet op voorhand aan te geven. Dit hangt mede af van de stedenbouwkundige en verkeerskundige situatie ter plaatse. Ter illustratie: wanneer in de praktijk dagelijks gedurende langere tijd meer dan twee parkeerplaatsen benodigd zijn in verband met de uitoefening van een beroep aan huis, kan reeds sprake zijn van parkeerproblemen. Uiteraard is dit mede afhankelijk van de bestaande parkeerdruk in de omgeving. In voorkomende gevallen zal in overleg met gemeente en omwonenden naar een passende oplossing moeten worden gezocht.

  • De activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maar een deel van de bebouwde oppervlakte mag bedragen.

Ook deze (direct meetbare) voorwaarde draagt eraan bij dat de eventuele hinder voor de omgeving wordt beperkt. Wanneer bijvoorbeeld de woning (vrijwel) geheel zou worden aangewend voor de beroepsuitoefening, is de kans op een ongewenste uitstraling naar de omgeving relatief groot.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Vogelwijk geregeld. De waarden zijn beschreven in het aanwijzingsbesluit van 11 februari 2002 met de bijbehorende toelichting. Dit aanwijzingsbesluit is opgenomen in Bijlage 3 Beschermd Stadsgezicht bij de regels van dit plan. Het bouwen moet plaatsvinden met inachtneming van de cultuurhistorische waarden en bij aanpassingen aan de uiterlijke verschijningsvorm van een bouwwerk dient advies te worden ingewonnen bij de monumentencommissie van Den Haag.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de Algemene afwijkingsregels Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval. Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Artikel 10 Overige regels

In artikel 10 is onder a ingegaan op de verhouding met wet- en regelgeving die in de regels worden benoemd. Met artikel 10 onder b is vastgelegd dat bij het realiseren van de bestemmingen de voor het bestemmingsplan verleende hogere grenswaarde in acht dienen te worden genomen en dat aan het Haags ontheffingenbeleid dient te worden voldaan.

Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de inwerking treding van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor vergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van inwerking treden van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 12 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Vogelwijk, 1e herziening (Locatie Sacramentskerk)'.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende plan maakt de ontwikkeling van twaalf eengezinswoningen mogelijk. De bouw van twaalf woningen is aan te merken als een bouwplan, zoals aangewezen in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. Daarom is de gemeente op basis van artikel 6.12 Wro verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:

  • een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte;
  • meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;
  • een anterieure overeenkomst met de eigenaar over de ontwikkeling.

Het kostenverhaal is verzekerd door een combinatie van een anterieure overeenkomst en een vastgestelde gemeentelijke grondexploitatie (SE-33 Sportlaan 125).

Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig.

Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar. Doordat kostenverhaal voor de ontwikkelingen anderszins is verzekerd, kan op grond van artikel 6.12 tweede lid Wro worden besloten geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Een bestemmingsplan wordt in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan de overlegpartners (rijksoverheid, provincie, waterschap). Niet in alle gevallen is het echter nodig een bestemmingsplan voor te leggen aan provincie en rijk. Alleen als er rijks- of provinciale belangen in het geding zijn is vooroverleg nodig.

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Vogelwijk, 1e herziening (Locatie Sacramentskerk) wordt te zijner tijd in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Provincie Zuid-Holland
  • 2. Ministerie EL&I
  • 3. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  • 4. GGD Haaglanden
  • 5. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 6. Dunea
  • 7. Omgevingsdienst Haaglanden
  • 8. Politie Eenheid Den Haag
  • 9. Veiligheidsregio Haaglanden
  • 10. HTM Personenvervoer NV
  • 11. Veolia Transport Haaglanden
  • 12. Stedin B.V.
  • 13. TenneT Regio West
  • 14. Gasunie Transport Services B.V.
  • 15. Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor ‚s-Gravenhage e.o.
  • 16. Bomenstichting Den Haag
  • 17. Stichting Monumentenfonds Den Haag e.o.
  • 18. Wijkvereniging De Vogelwijk

Van de instanties onder nummer 5 en 9 zijn reacties ontvangen.

De instantie onder nummer 3, 10 en 14 hebben geen opmerkingen op het bestemmingsplan. Van de overige genoemde instanties zijn geen reacties ontvangen.

3. Rijkswaterstaat Zuid-Holland.

Hartelijk dank voor het toesturen van het voorontwerpbestemmingsplan Vogelwijk 1e herziening. Kijkend naar de belangen van Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid, zie ik geen aanleiding voor een reactie op dit plan. Rijkswaterstaat blijft in de toekomst graag op de hoogte van ruimtelijke plannen in uw gemeente die een relatie hebben met het hoofd(vaar)wegennet en hoofdwatersysteem.

Reactie:

De reactie van Rijkswaterstaat Zuid-Holland wordt voor kennisneming aangenomen.

5. Hoogheemraadschap van Delfland

In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp van het bestemmingsplan  Vogelwijk 1e herziening (Locatie Sacramentskerk) in Den Haag toegezonden.

Wij zijn het eens met de conclusie in paragraaf 3.5 'Water'.

Graag zien wij daar een aanvulling door, in lijn met het beleid, ook kansen te benoemen om deze ontwikkeling de waterhuishouding te verbeteren en tegelijk bij te dragen aan klimaatbestendigheid. Bijvoorbeeld door regenwater langer vast te houden in het plangebied:  

Dit kan door verharding waar mogelijk te beperken (parkeerplaatsen), het hemelwater te laten infiltreren in de bodem (afwatering naar groen) en groen (op daken) aan te leggen. Dit kan tevens bijdragen aan ruimtelijke kwaliteit, het tegen gaan van hittestress en vergroten van de biodiversiteit

Reactie:

Het advies van het Hoogheemraadschap is verwerkt in paragraaf 3.5.

9. Veiligheidsregio Haaglanden

U heeft de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) op 14 april 2017 verzocht om advies uit te brengen over het concept ontwerp bestemmingsplan Vogelwijk 1ste herziening te Den Haag. Hierbij treft u mijn reactie aan.

Met het concept ontwerp bestemmingsplan wordt de realisatie van 12 woningen op het perceel aan de Sportlaan 125 te Den Haag mogelijk gemaakt. Voor de realisatie van de 12 woningen wordt de huidige Sacramentskerk vervangen door de nieuwbouw.

Risicobronnen

In het kader van fysieke en externe veiligheid is het plangebied, en de directe omgeving beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen met de opslag, het transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Geconstateerd is dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.

De uitvoering van dit bestemmingsplan leidt daarom niet tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico’s. De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op basis hiervan besloten om in het kader van externe veiligheid geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan.

Maatregelen ten behoeve van de hulpverlening

In verband met de ruimtelijke inrichting van het plangebied is het voor de hulpdiensten van belang dat voor de bereikbaarheid1 en bestrijdbaarheid2 van incidenten, de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn. Daarom wordt graag uw aandacht gevraagd voor het toetsen van bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten conform het standaard programma van eisen inrichting openbare ruimte uit het Handboek openbare ruimte. Op dit moment zijn hier geen aanvullingen op. De afstemming op deze aspecten vindt ook plaats binnen reguliere overleggen. Aanvullingen op de bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen, in verband met eventuele toekomstige wijzigingen binnen het plangebied, zullen worden gedaan op het moment dat de Veiligheidsregio Haaglanden bij die ontwikkelingen wordt betrokken.

Reactie:

Het advies van de Veiligheidsregio Haaglanden is verwerkt in hoofdstuk 4.3 Externe veiligheid. Het advies wordt meegenomen in de verdere planuitwerking.

10. HTM Personenvervoer NV

In het kader van het vooroverleg ex art 3.1.1 Bro betreffende het ontwerpbestemmingsplan Vogelwijk 1e herziening (locatie Sacramentskerk), kan ik u melden dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

Reactie:

De reactie van HTM Personenvervoer NV wordt voor kennisneming aangenomen.

14. Gasunie Transport Services B.V.

"Bij e-mailbericht van 14 april 2017 hebben wij het voorontwerpbestemmingsplan "Vogelwijk 1e herziening (Locatie Sacramentskerk)" in het kader van het vooroverleg ontvangen. Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid.

Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen aardgastransportleiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Ter informatie wijzen wij u erop dat met ingang van 1 januari 2016 delen van de eigendommen van Gasunie Transport Services B.V. onder algemene titel overgegaan zijn naar Gasunie Grid Services B.V. Deze reactie wordt namens beiden (verder: Gasunie) ingediend, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft. Alle correspondentie kan plaatsvinden via het postadres van Gasunie Transport Services B.V."

Reactie:

De reactie van Gasunie Transport Services B.V. wordt voor kennisneming aangenomen.

7.2 Coördinatieregeling

De gemeente Den Haag heeft in een brief d.d. 12 september 2017, Bijlage 9 Toepassing Cöordinatieregeling de coördinatieregeling van toepassing verklaard op de bouwplannen Sportlaan 125. Dit betekent dat alle besluiten (bestemmingsplan, omgevingsvergunning, ontheffing hogere grenswaarden) die nodig zijn voor het project in één procedure worden doorlopen.

De procedure voor een gecoördineerd besluit ziet er als volgt uit:

  • Gelijktijdige bekendmaking en terinzagelegging van de besluiten voor het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning(en) en het besluit ontheffing hogere grenswaarden;
  • Mogelijkheid van zienswijzen voor een ieder;
  • Gelijktijdige bekendmaking van besluiten voor het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning(en) en het besluit ontheffing hogere grenswaarden;
  • Beroepsmogelijkheid voor belanghebbenden bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.