direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Doublet- en Geleenstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0305EDoubGeleen-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Doublet- en Geleenstraat op.

  • a. Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) bepaalt dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld. De vigerende bestemmingsplannen Rivierenbuurt, derde herziening (Geleenstraat/Hunsestraat) en Centrum-Zuid, vijfde herziening (Doubletstraat/Zuidwal) dateren beiden van 13 april 2000.
  • b. Het plangebied rond de Doubletstraat is op grond van de Monumentenwet aangewezen als onderdeel van het Rijksbeschermd stadsgezicht Centrum 's-Gravenhage. In overeenstemming met het gestelde in de Monumentenwet is de aanwijzing van het Rijksbeschermd stadsgezicht in het bestemmingsplan geïntegreerd en zal op de verbeelding weergegeven door middel van de bestemming Waarde - Cultuurhistorie.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het doel van het bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat is het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur in een actueel juridisch-planologisch kader. In het bestemmingsplan zijn uitsluitend de straten opgenomen, waar de activiteit (raam) prostitutie leidend is. Gelet op het specifieke karakter van deze straten, te weten raamprostitutie, bestaat behoefte aan een duidelijk beleidskader en een eenduidige actuele regeling van deze activiteiten, niet alleen voor belanghebbenden, maar ook voor degenen die belast zijn met de uitvoering van de regelgeving, zodat helder is wat binnen deze straten wel en niet is toegestaan.

Het betreft een overwegend conserverend bestemmingsplan, waarbij is uitgegaan van de bestaande rechten uit de voorgaande bestemmingsplannen (Rivierenbuurt, derde herziening en Centrum-Zuid, vijfde herziening). Daarbij wordt uitgegaan van de rechten zoals deze waren neergelegd in de bij die bestemmingsplannen behorende inventarisatiestaat. In het bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat is een vergelijkbare inventarisatiestaat opgenomen in de planregels (Bijlage 1 van de regels). Uit de inventarisatiestaat volgt, dat er geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, anders dan bestaande rechten. Legale ruimtelijke wijzigingen -gebaseerd op verleende omgevingsvergunningen- van het gebruik, aantallen vitrines, werkkamers en overige bebouwing voor zover passend binnen de bestemming, zijn na onderzoek in de inventarisatiestaat verwerkt (zie ook hoofdstuk 5.2 Projectbesluiten en omgevingsvergunningen).

In het bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat is een drietal gemengde bestemmingen (Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3) opgenomen, welke qua mogelijkheden (raamprostitutie al dan niet gecombineerd met wonen dan wel bedrijvigheid) corresponderen met de mogelijkheden uit het voorgaande plan. Deze artikelen zijn gekoppeld aan de inventarisatiestaat.

De Zuidwal, welke ook in het voorgaande bestemmingsplan (Centrum-Zuid, vijfde herziening) viel, is gelet op het uitsluitende woonkarakter buiten het bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat gehouden en betrokken bij het naastgelegen plangebied Oude Centrum.

1.3 Begrenzing van het plangebied

De beide plangebieden liggen in de binnenstad van de gemeente Den Haag. De Doubletstraat maakt onderdeel uit van het gebied Het Oude Centrum. De Geleenstraat ligt in de Rivierenbuurt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0305EDoubGeleen-50VA_0001.png"

kaart 1.1: ligging in de stad

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat vervangt de volgende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan   vastgesteld   onherroepelijk  
Rivierenbuurt, derde herziening (Geleen/Hunsestraat)   13 april 2000   14 februari 2001  
Rivierenbuurt   28 september 1981   11 augustus 1989  
Centrum-Zuid, vijfde herziening (Doubletstraat/Zuidwal)   13 april 2000   14 februari 2001

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0305EDoubGeleen-50VA_0002.png" kaart 1.2: vigerende stedenbouwkundige regelingen

1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  • a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
  • b. Parapluherziening Archeologie. De parapluherziening heeft betrekking op gebieden met een vastgestelde archeologische waarde of archeologische verwachting. In dit plan is ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming ‘Waarde (archeologie)’ toegevoegd en zijn regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan bouwvergunning.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Doublet- en Geleenstraat aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 en 4 een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 ten aanzien van de milieukwaliteitseisen. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de bestaande situatie. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan. In hoofdstuk 7 wordt verslag gedaan van het overleg en de inspraak.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied Doublet- en Geleenstraat maakt voor wat betreft de Doubletstraat onderdeel uit van de historische binnenstad van Den Haag, de Geleenstraat is onderdeel van de eerste uitbreidingen buiten de grachtengordel in zuidoostelijke richting langs het huidige Zieken. Op onderstaande kaart zijn beide plangebieden rond 1850 al aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0305EDoubGeleen-50VA_0003.png"

Kaart 2.1: kaart van de Haagse binnenstad rond 1850

2.3 Cultureel erfgoed

2.3.1 Cultuurhistorische waarden

Het gebied Doublet- en Geleenstraat is voor wat betreft de Doubletstraat onderdeel van het Rijksbeschermd stadsgezicht Centrum 's-Gravenhage dat op 5 juli 1971, respectievelijk 28 juni 1994, door de toenmalige minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht “Centrum Den Haag”, zoals opgenomen in Bijlage 2, Bijlage 3 en Bijlage 4 van de regels.

De Doubletstraat heeft binnen dit beschermde stadgezicht blijkens de aanwijzing geen te beschermen waarden of karakteristieke gebouwen.

Binnen het plandeel Doubletstraat is evenwel een pakhuis uit 1905 gelegen, dat als beeldbepalende bebouwing dient te worden aangemerkt. Het betreft het adres Doubletstraat 79 (bestemming Gemengd - 3). Het andere deel van het pakhuis heeft het adres Looijerstraat 70 (ofwel pakhuis Looijerstraat) en valt binnen het bestemmingsplan Het Oude Centrum. In het bestemmingsplan Het Oude Centrum is het adres Looijerstraat 70 opgenomen in de lijst van karakteristieke panden. Het pakhuis is geïnventariseerd op grond van het Monumenten Inventarisatie Project. De twee adressen Looijerstraat 70 en Doubletstraat 79 zijn evenwel onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Het betreft een behoudenswaardig historisch gebouw. De architectuur sluit bescherming als monument in de toekomst niet uit. Om die reden wordt binnen het plangebied Doublet- en Geleenstraat het adres Doubletstraat 79

aangewezen als karakteristiek pand (zie Bijlage 7 van de regels).

2.3.2 Archeologische waarden

Het plangebied ligt in een deel van Den Haag dat vooral door natte afzettingen wordt gekarakteriseerd. De bodemopbouw bestaat uit Hollandveen op zand van de Laag van Voorburg. De Laag van Voorburg is duizenden jaren geleden afgezet, nadat in de kustvlakte door de getijdenwerking strandwallen waren gevormd die konden gaan verstuiven en voor duinvorming zorgden. Omstreeks 2000 v. Chr. waren alle strandwallen gevormd en was het achterland grotendeels afgesloten van de zee. Dit leidde tot een stagnatie in de afwatering, waardoor grote moerassen ontstonden. In deze moerassen werd veen gevormd, het zogenoemde Hollandveen. In de loop van het eerste millennium v. Chr. was uiteindelijk het hele gebied, afgezien van de hoogste delen van de strandwallen, bedekt met veen. Plaatselijk was dit pakket zelfs enkele meters dik.

Het laag gelegen, natte veenlandschap was lange tijd niet geschikt voor bewoning. De bewoning concentreerde zich juist op de hoger gelegen strandwallen waarop ook rond het grafelijke hof het dorp Die Haghe ontstond. Vanaf de 10de eeuw werd het veengebied wel ontgonnen en nadien ingepolderd. Het diende voornamelijk voor het weiden van vee. Aan het eind van de 14de eeuw breidde het dorp Die Haghe zich uit in de richting van de venige strandvlakte.

De bebouwing buiten de singels concentreerde zich in de 17de eeuw in het gebied tussen het Spui, Bierkade, Wagenstraat. Tot in de 19de eeuw vond er geen belangrijke uitbreiding van het stadsgebied plaats. Pas bij de aanleg van de spoorlijn tussen Den Haag en Delft deden zich hier nieuwe bouwontwikkelingen voor.

Gelet op mogelijke te verwachten archeologische waarden, is in het plan de dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. Hier is een verwachting op het voorkomen van archeologische waarden uit de middeleeuwen en nieuwe tijd.

2.4 Ruimtelijke structuur

2.4.1 Stedenbouwkundige structuur

Het gebied van de Doubletstraat en de Geleenstraat worden binnen de stedenbouwkundige structuur aangemerkt als verblijfsgebied. Gelet op het specifieke verblijfskarakter van beide straten is gemotoriseerd verkeer niet toegestaan. Binnen het plangebied is geen groen of water aanwezig.

2.4.2 Water

Het plangebied rond de Doubletstraat en de Geleenstraat liggen in het boezemgebied en watert direct af op het boezemwater. Er liggen in het gebied geen waterkeringen.

2.4.3 Bodem

Het plangebied is gelegen in zone B3/01 van de bodemkwaliteitskaart. Hier verwacht de gemeente Den Haag een slechtere bodemkwaliteit vanwege de stedelijke ophooglaag. De bodem in deze zone is indicatief licht tot sterk verontreinigd. Grondverzet op basis van de bodemkwaliteitskaart is alleen mogelijk binnen deze zone, en niet naar andere zones.

2.5 Functionele structuur

De functies binnen het plangebied zijn raamprositutie, wonen en bedrijvigheid. Deze laatste functies zijn echter ondergeschikt aan de raamprostitutie. Het gebruik van de panden wordt, evenals in de voorgaande bestemmingsplannen het geval was, vastgelegd in de Inventarisatiestaat prostitutie-inrichtingen, zoals opgenomen in Bijlage 1 van de regels.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer.In het geldende beleidskader zijn twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid, welke hieronder uiteen worden gezet, voor zover relevant bij dit specifieke plangebied.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma en de afspraken gemaakt in Haaglandse gemeenten in een Regionaal Structuurplan 2020. Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat worden afgewogen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang.

Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

3.2.2 Provinciaal beleid

Het bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat is in overeenstemming met het provinciale beleid.

3.2.3 Regionaal beleid

Het bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

3.2.4 Gemeentelijk beleid
3.2.4.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020

De Structuurvisie Den Haag 2020 beschrijft de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020 (Rv 197 - 2005; RIS 129201). De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).

Het bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat is gelegen in de kansenzone Centrum. In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot haar recht komt.

3.2.4.2 Binnenstadsplan Den Haag 2010-2020

Het Binnenstadsplan Den Haag 2010-2020; “ Naar een complete Haagse binnenstad” (Rv 15 - 2010; RIS 168479) beschrijft het gemeentelijk beleidskader voor de binnenstad.

De Haagse binnenstad heeft een multifunctioneel en dynamisch karakter waar men kan winkelen, werken, ontmoeten, recreëren en wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0305EDoubGeleen-50VA_0004.jpg"

sfeergebieden Haagse binnenstad

Typisch Haags zijn de verschillende sferen in de binnenstad. Het onderscheid in sfeergebieden is de basis van het binnenstadsbeleid. Door rekening te houden met de sferen kan bij de ontwikkeling en aanpak de kwaliteit en eigenheid per kern verder worden versterkt. Er zijn acht sfeergebieden, elk met een eigen functie, sfeer en uitstraling. In het midden ligt de Winkel Kern, een compact gebied met de meeste raakvlakken met andere gebieden.

Het beleid kent vijf speerpunten. Deze vomen een gezamenlijke opgave voor gemeente en marktpartijen:

  • Wonen: De woonfunctie van de binnenstad is nog beperkt en moet aanzienlijk versterkt worden. Hiermee wordt de levendigheid op straat vergroot en worden meer bestedingen aan de binnenstad gebonden. Het versterken van de woonfunctie vraagt om het toevoegen van woningen, maar ook om het verbeteren van het woonklimaat in de binnenstad.
  • Cultuur: Cultuur is al een sterk punt in de binnenstad. Dit verder uitwerken en uitbouwen kan de aantrekkingskracht van de binnenstad verder vergroten. Om de binnenstad in het komende decennium ook cultureel echt goed op de kaart te zetten, hangt veel af van de stuwkracht van het Cultuurforum.
  • Winkels/horeca/toerisme: Den Haag wil “beste winkelstad” worden, het culinaire profiel versterken en in combinatie met de kust het verblijfstoerisme versterken. Hiervoor is nog veel werk aan de winkel. Denk aan de ontwikkeling van een echte publiekstrekker en spraakmakende impulsen voor het winkelapparaat (Grote Marktstraat internationale winkelboulevard).
  • Sfeergebieden en oriëntatie: De afgelopen jaren zijn de sfeergebieden bij het werken aan de binnenstad een sterk leidend concept gebleken. Voor het Binnenstadsplan 2010-2020 wordt dan ook aan het principe van de sfeergebieden vastgehouden en wordt dit verder handen en voeten gegeven.
  • Marketing en communicatie: De bekendheid met en het imago van de binnenstad van Den Haag versterken, zowel bij consumenten (ook niet-bezoekers) als investeerders, is dé marketing-opgave. De marketing van de binnenstad wordt verder uitgebouwd en geïntensiveerd en meer aangesloten op de marketing van de hele stad.

Het Binnenstadsplan heeft een tijdsspanne van tien jaar. De doelstellingen worden omgezet in een vierjaarlijkse Uitvoeringsagenda Binnenstad. Ook zijn er jaarlijkse voortgangsrapportages.

3.3 Cultureel erfgoed

3.3.1 Cultuurhistorische waarde
3.3.1.1 Modernisering monumentenzorg (MoMo)

De Tweede Kamer heeft in november 2009 ingestemd met de moderniseringsplannen voor de monumentenzorg van de minister van OC&W (MoMo). Een van de drie grote veranderingen is het meewegen van de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening. Per 1 januari 2012 is daarom het BRO gewijzigd en is de gemeente verplicht in een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Doel hiervan is een betere borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Dat betekent dat een analyse moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en drukken ze hun stempel op toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of stadsgezicht aanwijzen, maar ze beïnvloeden wel de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.

3.3.1.2 Rijksbeschermd stadsgezicht

De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.

Het plangebied Doublet- en Geleenstraat maakt voor wat betreft de Doubletstraat deel uit van het rijksbeschermd stadsgezicht 'centrum 's-Gravenhage'. De Monumentenwet 1988 verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht. De cultuurhistorische waarden die zijn aangewezen en die door dit bestemmingsplan worden beschermd, zijn verwoord in de toelichting op de aanwijzing. Het nieuwe bestemmingsplan maar ook het vigerende bestemmingsplan voorzien daarin.

3.3.1.3 Provinciaal beleid

Cultuurhistorie is van groot belang voor de leefomgeving in Zuid-Holland. Tientallen eeuwen ontginnen en bouwen, wonen en werken hebben deze provincie gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Niet alleen oude molens, boerderijlinten of stadsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen daarvan.
Deze cultuurhistorische waarden bepalen in sterke mate de identiteit en kwaliteit van een gebied of plek, en op die manier dus ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers.

De provincie Zuid-Holland heeft, vanwege de grote betekenis van cultuurhistorie voor onze leefomgeving, vanaf 1997 de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) (zie) opgesteld: een kaart met overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland.

De provincie wil deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit mogelijk te maken heeft de provincie zogenoemde Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld.

De zestien regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Ze zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de Provinciale Structuurvisie (paragraaf 5.7.4). Zo zijn op de Kwaliteitskaart van de structuurvisie de topgebieden en kroonjuwelen voor cultureel erfgoed aangegeven. Daarnaast geeft de Provinciale Structuurvisie ook algemene richtlijnen voor archeologie, molenbiotopen en landgoederen. De Provinciale Structuurvisie vormt samen met de Regioprofielen Cultuurhistorie het kader waarbinnen de provincie stuurt op cultuurhistorie en ruimtelijke ordening.

De oude binnenstad van Den Haag maakt onderdeel uit van 'topgebied 4'. Voor bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat zijn geen kenmerkende structuren en elementen van belang.

3.3.1.4 Gemeentelijk beleid

De Structuurvisie Den Haag 2020 benoemt vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. Den Haag is een stad met een belangrijk cultuurhistorisch erfgoed. Er zijn talrijke monumenten en 30% van de stad is beschermd stadsgezicht. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Dat wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.

In het plangebied is geen beeldbepalende bebouwing met een hoge ensemblewaarde aanwezig.

3.3.1.5 Monumentale gebouwen

De Doubletstraat heeft binnen dit beschermde stadgezicht blijkens de aanwijzing geen te beschermen waarden of karakteristieke gebouwen

3.3.2 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie 2011-2020 'In het verleden ligt het heden' (Rv 127 - 2011; RIS 180680) geeft de gemeente aan hoe ze zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.


Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

Zie ook de 'Archeologische kaart Den Haag'.

3.4 Water

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het beheer van eventuele waterkeringen en het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. Deze waterparagraaf bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

3.4.1 Beleidskader

Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland. Het Hoogheemraadschap draagt zorg voor schoon oppervlaktewater, veilige dijken en het waterpeil in sloten en vaarten. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap.

Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

Europees

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).
Nationaal

Net Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Bro vastgelegd dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de vergunningen uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld tot één vergunning, de Watervergunning.

Provinciaal

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015. Dit waterplan is 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • Waarborgen waterveiligheid;
  • Zorgen voor schoon en mooi water;
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

Hoogheemraadschap van Delfland

Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.

Watertoets

Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets voor gemeenten opgesteld. De meest actuele versie van de handreiking is te vinden op de website van Delfland: www.hhdelfland.nl/watertoets. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.

Het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid geeft op hoofdlijnen het algemene beleidskader aan voor het beheer van de waterkeringen. Met beheer wordt bedoeld 'alle activiteiten die nodig zijn om de waterkeringen op het vereiste veiligheidsniveau te houden, nu en in de toekomst. De veiligheid is hierbij altijd een harde randvoorwaarde. Hierbij wordt ook rekening gehouden met onzekerheden in klimaat en bodemdaling. Er zijn verder ook criteria gesteld voor medegebruik van de waterkeringen, bijvoorbeeld voor recreatie. Delfland participeert voorts actief in toegepast onderzoek en stimuleert innovaties.
Wateragenda en Toekomstbestendig Haags water!

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn.
In de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' is aangeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel.
De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad." Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:

  • 1. De basis op orde: We zorgen ervoor dat het systeem goed blijft functioneren. Eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding moeten worden voorkomen of dienen te worden gecompenseerd.
  • 2. Pak kansen door samen te werken en door slimme combinatie te zoeken: We moeten als overheden het goede voorbeeld geven, tijdig kansrijke initiatieven en projecten herkennen en optrekken met partijen in de stad.
  • 3. Kennis, onderzoek en innovatie: Kennisontwikkeling, onderzoek en innovatie is van belang om creatieve oplossingen te vinden in het voorkomen van wateroverlast en het leefbaar en aantrekkelijk houden van de stad.
3.4.2 Beleid t.a.v. het plangebied

Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied, dat ligt in het boezemgebied van Delfland. Het vastgestelde waterpeil in het boezemgebied is NAP -0,43 m, met een maximaal toelaatbare peilstijging van 40 cm. In het plangebied ligt geen oppervlaktewater.

Waterkwantiteit

De gemeente Den-Haag en Delfland hebben gezamenlijk de “Visie Toekomstbestendig Haags water, voorkomen wateroverlast” opgesteld. Daarin staat de afspraak dat Den Haag en Delfland bij nieuwe ontwikkelingen uitgaan van het stand-still principe: nieuwe ontwikkelingen worden zo aangelegd dat de waterhuishouding minimaal even goed blijft functioneren. In onderhavig bestemmingsplan worden de bestaande bestemmingen en de bestaande feitelijke situatie geconserveerd. Het verhardingsoppervlak neemt niet toe, zodat geen extra waterberging wordt gevraagd.

Waterkering en veiligheid

Met betrekking tot waterkering en veiligheid, is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.

In het plangebied bevinden zich geen waterkeringen.

Afvalwater en Riolering 

Dit bestemmingsplan heeft geen negatief effect op de waterkwaliteit: het maakt niet rechtstreeks nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Als zich in de toekomst wel nieuwe ontwikkelingen voordoen, moeten deze voldoen aan (de beslisboom in) de 'Leidraad riolering', en moet gebruik van bitumineuze dakbedekking, koper en zink, zoveel mogelijk worden vermeden. Verder moet er voldoende capaciteit zijn in het rioolstelsel om het afvoerwater te kunnen ontvangen en te verwerken: nieuwe ontwikkelingen mogen niet leiden tot extra overstorten vanuit de riolering op het oppervlaktewater. In het deel van Den Haag waarin het plangebied ligt, is geen gescheiden rioolsysteem.

3.4.3 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.

3.5 Kadernota Prostitutiebeleid 2015-2018

Den Haag blijft de komende jaren met kracht inzetten op een prostitutiebeleid waarin de veiligheid en de gezondheid van sekswerkers en klanten, een harde aanpak van misstanden en de leefbaarheid van de omgeving van prostitutiebedrijven centraal staan. Met de opheffing van het bordeelverbod heeft het Rijk in het jaar 2000 ingezet op een beleid gericht op normalisering en decriminalisering van de prostitutiebranche. Echter in Den Haag, net als in de rest van het land, is nog geen sprake van volledige normalisatie. Er bestaat nog steeds een verhoogd risico op criminaliteit en uitbuiting. Dit betekent onder meer dat de handhaving en het toezicht verder geïntensiveerd wordt en met volle kracht ingezet blijft worden op het doorbreken van onderliggende criminele structuren. De inzet kenmerkt zich door een optimale samenwerking tussen de partners, integrale handhaving en efficiënt gebruik van bestuursrechtelijke maatregelen in combinatie met strafrechtelijke sancties. Het te voeren beleid is verwoord in de kadernota Kadernota Prostitutiebeleid 2015 – 2018 (RIS 283710). In oktober 2015 is deze nota door de gemeenteraad besproken (zie cie Bestuur 07-10-2015). Het gewijzigde voorstel zal naar verwachting in de tweede helft van 2016 aan de raad worden voorgelegd.

Hoofdstuk 4 Wet en Regelgeving

4.1 Inleiding

De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:

  • 'milieuhygiëne': gericht op het bestrijden van milieuhinder van geluid, lucht, geur, stank, bodemverontreiniging en veiligheidsrisico's;
  • 'ecologische duurzaamheid': bestaat naast milieuhygiëne uit aspecten van aardkunde, hydrologie, cultuurhistorie, natuur en klimaat en energie, die bij aantasting niet of zeer moeilijk te herstellen zijn;

In dit hoofdstuk komen aan de orde: externe veiligheid, geluid, lucht en bodem.

4.2 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Op 1 april 2015 zijn de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking getreden. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is daarmee komen te vervallen.

De wegen in beheer bij het Rijk zijn aangewezen als basisnetroute. Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten, de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten. De basisnetafstand volgt uit bijlage I van de Regeling basisnet. In de gemeente Den Haag zijn voor de A4, tussen Knooppunt Ypenburg en de gemeentegrens met Leidschendam-Voorburg, en de A13 basisnetafstanden vastgelegd.

Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied). De aanwijzing volgt eveneens uit bijlage I van de Regeling basisnet. Het betreft dezelfde wegvakken als hierboven genoemd.
In een veiligheidszone of een plasbrandaandachtsgebied worden op bouwplanniveau op grond van de Regeling Bouwbesluit nadere eisen gesteld aan kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

Voor het gedeelte van het plan dat binnen 200 m van een weg ligt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (transportroute), moet in de toelichting het groepsrisico worden verantwoord.

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevt situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Met een beperkte verantwoording kan worden volstaan wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de A4 (traject Z8). Aangezien sprake is van een conserverend bestemmingsplan, is een nadere verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010. Het plangebied ligt buiten de geldende inventarisatieafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Het groepsrisico behoeft daarom niet te worden berekend en verantwoord. Er zijn geen plaatsgebonden risicocontouren die voor dit plan van belang zijn.

Activiteitenbesluit

Er zijn geen LPG-tankstations, propaantanks of andere inrichtingen voor de opslag van gevaarlijke stoffen in de omgeving van het gebied aanwezig of geprojecteerd waarvan de veiligheidscontouren op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende regeling geheel of gedeeltelijk in het plangebied zijn gelegen. Een nader onderzoek naar het groepsrisico is niet vereist.

Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied geprojecteerd zijn, is verdere beoordeling niet noodzakelijk.

Het plangebied ligt niet binnen de effectafstanden van een inrichting voor de opslag van explosieven of binnen de veiligheidscontour van een inrichting waarvoor het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer van toepassing is.

Gemeentelijk beleid

De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:

  • 1. De gemeente richt zich op het vasthouden en bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande bedrijvigheid en het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid.
  • 2. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op vier gebiedstypen: woongebieden, buitengebieden, gemengde gebieden, risicoarme bedrijventerreinen (inclusief buitengebieden) en bedrijventerreinen met risicovolle bedrijven/inrichtingen.
  • 3. Bij nieuwe ontwikkelingen in woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen van betekenis, zoals LPG-tankstations, toegelaten.
  • 4. Op de bedrijventerreinen hanteert de gemeente een minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting (lichtere vorm van risicovolle bedrijven) onder voorwaarden mogelijk.
  • 5. Bij externe veiligheidsknelpunten, besteedt de gemeente eerst aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.

In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:

- Structuurvisieniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen

- Bestemmingsplanniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ordenen

- Bouwplanniveau: --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen.

Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.

Onderzoek en conclusie

Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de provinciale risicokaart blijkt dat binnen het plangebied en in de omgeving daarvan geen bedrijven zijn gelegen die vanuit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn.

Er vindt binnen het plangebied of de omgeving daarvan geen vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats. Ook zijn er binnen het plangebied of in de directe omgeving geen buisleidingen gelegen voor het transport van gevaarlijke stoffen.

Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Aangezien het plangebied niet binnen het invloedsgebied van enig risicobron ligt, is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet vereist. Toetsing aan het gemeentelijk beleid kan daarom eveneens achterwege blijven.

4.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Als geluidsgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn onder meer aangewezen:

  • woningen

De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer:

Wegverkeers- en spoorweglawaai

In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen spoorwegen aanwezig. Met lawaai van railverkeer hoeft geen rekening te worden gehouden.

Reconstructie van wegen

Binnen het plangebied zullen de komende jaren naar verwachting geen straten ingrijpend gereconstrueerd worden.

Industrielawaai

In en rond het plangebied zijn geen industrieterreinen aanwezig waarop aangewezen inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd.

Procedure hogere waarden

Wanneer de voorkeursgrenswaarden worden overschreden, is parallel aan de bestemmingsplanprocedure een procedure ontheffing hogere waarden ingevolge de Wet geluidhinder noodzakelijk. De hogere waarden procedure moet zijn afgerond alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld. In het plangebied zijn geen locaties bekend, waar mogelijk nieuwbouw in geluidsbelaste situaties zou kunnen voorkomen.

4.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).

De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.

Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit: in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die in betekenende mate invloed hebben op de luchtkwaliteit. Een onderzoek daarnaar is dan ook niet noodzakelijk.

4.5 Bodem

Algemeen

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Deelgebied Doubletstraat

Op en in de direct omgeving van het plangebied hebben enkele bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om een smederij, een vleesconservenfabriek, een koffiebranderij en theepakkerij, een graanmalerij, een margarinefabriek, een elektriciteitsproductie en –distributiebedrijf, een benzineservicestation en enkele schildersbedrijven. Er is binnen het plangebied geen ondergrondse brandstoftanks bekend.

In en direct aangrenzend aan het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Hierbij zijn in het plangebied geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging aangetroffen. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume).

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, moet bodemonderzoek worden uitgevoerd en moet er eventueel gesaneerd worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien er voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn moeten de bodemonderzoeken geactualiseerd worden.

Het plangebied is niet gelegen in een drinkwaterbeschermingsgebied.

Het plangebied is gelegen in zone B3/01 van de bodemkwaliteitskaart. Hier verwacht de gemeente Den Haag een slechtere bodemkwaliteit vanwege de stedelijke ophooglaag. De bodem in deze zone is indicatief licht tot sterk verontreinigd. Grondverzet op basis van de bodemkwaliteitskaart is alleen mogelijk binnen deze zone, en niet naar andere zones.

Deelgebied Geleenstraat.

Op en in de direct omgeving van het plangebied hebben enkele bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om een autoplaatwerkerij annex –spuiterij, een drukkerij, een schildersbedrijf en een chemische wasserij/stomerij en enkele autogarages. Binnen het plangebied zijn diverse ondergrondse brandstoftanks bekend. Een deel hiervan is gesaneerd en een deel is mogelijk nog in gebruik.

In en direct aangrenzend aan het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Hierbij zijn er in het plangebied geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging aangetroffen. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume).

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, moet bodemonderzoek worden uitgevoerd en moet er eventueel gesaneerd worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien er voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn moeten de bodemonderzoeken geactualiseerd worden.

Het plangebied is niet gelegen in een drinkwaterbeschermingsgebied.

Het plangebied is gelegen in zone B3/O1 van de Nota Bodembeheer Den Haag. Hier wordt een slechtere bodemkwaliteit verwacht vanwege de stedelijke ophooglaag. De bodem in deze zone is indicatief licht tot sterk verontreinigd. Grondverzet op basis van de bodemkwaliteitskaart is alleen mogelijk binnen deze zones, en niet naar andere zones.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

Het onderhavige bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat is een overwegend conserverend bestemmingsplan. In beginsel is uitgegaan van de bestaande rechten uit het voorgaande bestemmingsplan. Er worden geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

5.2 Projectbesluiten en omgevingsvergunningen

In de bij het bestemmingsplan behorende inventarisatiestaat is één omgevingsvergunning verwerkt voor wat betreft het volgende adres:

Doubletstraat 16: dit betreft een wijziging van de plaatsing van de vitrines en werkkamers. Het totale aantal daarvan is niet verminderd, noch uitgebreid ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. Het aantal kamers en vitrine is tevens in overeenstemming met de exploitatievergunning. De inventarisatiestaat ( Bijlage 1 van de regels) is aangepast aan de vergunning.

5.3 Het digitale bestemmingsplan

Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2000.

De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de SVBP2012: Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 'van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. . Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.

Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de digitale verbeelding wordt de informatie in een aparte deel van het scherm zichtbaar, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Op deze wijze is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding aangegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.

Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.

5.4 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels (1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 9) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 10 tot en met 13) bevatten voor alle bestemmingen geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingssregels en algemene procedureregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in 14, de slotregel in artikel 15 
5.4.1 Inleidende regels


In Artikel 1 Begrippen' worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
In Artikel 2 Wijze van meten is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.4.2 Bestemmingsregels

In het plangebied Doublet- en Geleenstraat is een drietal gemengde bestemmingen opgenomen, welke qua mogelijkheden corresponderen met de mogelijkheden uit het voorgaande plan.

Rivierenbuurt, 3e herziening c.q. Centrum-Zuid, 5e herziening:   Doublet- en Geleenstraat:  
artikel 4, Beschrijving in hoofdlijnen + artikel 5, Raamprostitutiebedrijven en Wonen   Artikel 3 Gemengd - 1  

artikel 4, Beschrijving in hoofdlijnen + artikel 6, Raamprostitutiebedrijven  
Artikel 4 Gemengd - 2  
artikel 4, Beschrijving in hoofdlijnen + artikel 7,
Raamprostitutiebedrijven en bedrijven  
Artikel 5 Gemengd - 3: ziet op 1 pand  

In de drie gemengde bestemmingen wordt verwezen naar Bijlage 1 van de regels, Inventarisatiestaat prostitutie-inrichtingen. Ook in het voorgaande plan is een inventarisatiestaat opgenomen.

Artikel 6 Wonen: ziet op 1 woning aan de Weteringkade, welke per abuis niet bleek te zijn opgenomen in het bestemmingsplan Rivierenbuurt 2013.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied : het plangebied kent uitsluitend langzaam verkeersgebied.

Het plan kent daarnaast een tweetal dubbelbestemmingen.

Artikel 8 Waarde - Archeologie: In het plan is het archeologisch waardevolle gebied beschermd door middel van een dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Daarnaast zijn er bouwregels gesteld, die in het kader van het bouwen van bouwwerken met grondroering van toepassing zijn.

Artikel 9 Waarde - Cultuurhistorie: deze dubbelbestemming ziet uitsluitend op het gebied rond de Doubletstraat, dat valt binnen het Rijksbeschermd stadgezicht Centrum 's-Gravenhage. De daarop betrekking hebbende aanwijzingsbesluiten etc zijn opgenomen als bijlagen bij de regels.

5.4.3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel: Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels: De opgenomen algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels: In dit artikel is met name een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is daarbij expliciet aangegeven wat onder zulk gebruik wordt begrepen.

In Artikel 13 Algemene afwijkingsregels zijn enkele specifieke afwijkingsmogelijkheden van de Algemene gebruiksregels opgenomen.

Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 15 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat'.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan vormt in hoofdzaak een nieuwe juridisch-planologische kader voor een bestaande situatie. Deze regeling gaat uit van consolidatie van de bestaande situatie. Er is geen sprake van een plan dat nog dient te worden verwezenlijkt, zodat het aspect van de economische uitvoerbaarheid in die zin niet speelt.

Uit voorgaande overwegingen volgt, dat afdeling 6.4 van de Wro niet aan de orde is en dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in principe is verzekerd. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zal derhalve geen exploitatieplan worden vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat is op 28 januari 2016 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Provincie Zuid-Holland
  • 2. Ministerie EL&I
  • 3. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  • 4. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 5. Dunea
  • 6. Politie Haaglanden
  • 7. Omgevingsdienst Haaglanden
  • 8. Veiligheidsregio Haaglanden
  • 9. Stedin B.V.
  • 10. TenneT Regio West
  • 11. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 12. Stichting Bewonersbelangen Binnenstad Den Haag
  • 13. Bewonersorganisatie Rivierenbuurt / Spuikwartier
  • 14. Stichting Oude Centrum
  • 15. J.A.F. Terpsma B.V.

Na invulling van het e-formulier heeft provincie Zuid-Holland (1) aangegeven dat het plan niet behoeft te worden toegezonden. De reactie van het Hoogheemraadschap (4) is in in de toelichting verwerkt. De reactie van de Omgevingsdienst Haaglanden (7) is integraal overgenomen in hoofdstuk 4.5 in het bestemmingsplan voor wat betreft het aspect bodem. De Omgevingsdienst heeft verder aangegeven dat de thema's geluid en externe veiligheid niet leiden tot opmerkingen , alsmede dat luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het plan en de tekst juist is. Van de volgende instantie(s) is een reactie ontvangen. Daarnaast is ook een reactie ontvangen van Stichting SOS Den Haag.

8. Veiligheidsregio Haaglanden

Het voorliggende bestemmingsplan sluit inrichtingen uit waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is.

Risicobron

De Doubletstraat ligt buiten het invloedsgebied van een risicobron. De Geleenstraat ligt op ongeveer 3500 meter ten westen van de rijksweg A4. In geval van een calamiteit kan zich een incident voordoen waarbij giftige stoffen vrijkomen. Gezien de afstand van het plangebied tot aan de rijksweg A4 zal het groepsrisico als gevolg van de (eventuele) ontwikkelingen niet significant toe- of afnemen.

Geadviseerde maatregelen en Restrisico

Gezien de afstand van deze risicobron tot aan het plangebied worden de volgende maatregelen geadviseerd voor locatie Geleenstraat:

1) Afschakelbare ventilatie;

2) Voorbereiding interne organisatie;

3) Risicocommunicatie.

Het is belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied, zoals bouwplannen ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen nodig zijn. In het kader van brandveiligheid wordt tevens aandacht besteed aan de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voor de specifieke objecten.

Tot slot

Niet alle geadviseerde maatregelen kunnen worden opgenomen in dit bestemmingsplan, maar zijn bedoeld voor andere afdelingen binnen de gemeente. Deze maatregelen kunnen mogelijk binnen andere ruimtelijke plannen of door andere disciplines van de gemeente worden geborgd.

Reactie: met de reactie van de veiligheidsregio zal uiteraard waar nodig in de toekomst rekening worden gehouden.

11. Gasunie

De Gasunie deelt mee dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van de dichtstbij gelegen leiding

valt. Daarmee staat vast dat leidingen van de Gasunie geen invloed hebben op de verdere planontwikkeling.

Reactie: er wordt met instemming kennis genomen van deze reactie.

15. J.A.F. Terpsma B.V.

-          Als ik op de link klik van www.ruimtelijkeplannen.nl  en daar doubletstraat 1 invoer dan zie ik dat pand 1 buiten het bestemmingsplan ligt.

In het gesprek dat (geanonimiseerd) hebben gehad  is al aangegeven dat kadestraal gezien doubletstraat 1 en de paviljoensgracht 129 zijn omgedraaid,

echter het kaartje (zie bijlage)  is te zien dat beide panden buiten het bestemmingsplan vallen zoals dat er nu ligt. Vraag is dan ook of men hier nog mee bezig is om dit kadestraal om te draaien en of hier met het bestemmingsplan daar wel rekening mee word gehouden zodat ons pand zo meteen niet buiten het bestemmingsplan valt.

-          Bij het bestemmingsplan is een “ Inventarisatiestaat prostitutie-inrichtingen” toegevoegd, hierbij merk ik als eerste op direct op dat de doubletstraat 1 ook op deze ontbreekt.

Dit is wellicht een ongelukkige samenkomst van omstandigheden maar maakt ons wel enigszins ongerust, hoop dat ook dat deze onrust weggenomen kan worden.

-          Het is me enigszins onduidelijk hoe ik de Inventarisatielijst moet lezen; worden met “aantal werkkamers”  het aantal toegestane werkkamers bedoelt of het aantal kamers dat op dit moment aanwezig is op de panden?

Hoe het ook zoals de gegevens nu op de lijst staan zijn ze in ieder geval niet correct; als voorbeeld hiervan geef ik doubletstraat 1A-1B-3-3A  .

Hier staat bij begane grond 5 werkkamers  en 6 vitrines en op de eerste verdieping 2 werkkamers en 0 vitrines . In werkelijkheid zijn het op de begane grond 4 werkkamers en 8 vitrines en op de 1ste  4 werkkamers.

Graag wil ik dus weten hoe dit gelezen moet worden en of deze lijst inderdaad leidend is voor het bestemmingsplan, dan kan ik dit namelijk door alle leden van de SOR laten controleren om er zo voor te zorgen dat Jullie over de juiste gegevens beschikken.

Reactie: Bovenstaande reactie doelt op de adressen Doubletstraat 1 en Paviljoensgracht 29, eigendom van J.A.F. Terpsma.

Deze hoekpanden (hoek Doubletstraat/Paviljoensgracht) zijn niet opgenomen in dit bestemmingsplan, maar vallen binnen het aangrenzende plangebied Het Oude Centrum. Het ontwerpbestemmingsplan Het Oude Centrum heeft overeenkomstig de wettelijke eisen ter inzage gelegen van 5 februari 2016 tot en met 17 maart 2016. Geconstateerd wordt dat er gedurende die periode geen zienswijzen met betrekking tot genoemde adressen zijn ingediend.

Gelet op het specifieke karakter van beide straten Doublet- en Geleenstraat, te weten een concentratie van (raam) prostitutie, zijn in het onderhavige plangebied uitsluitend die panden opgenomen, welke reeds in de voorgaande bestemmingsplannen een bestemming hadden welke prostitutie mogelijk maakte. De Zuidwal en enkele andere, aan, naast of op de hoek van de Doubletstraat gelegen panden, hadden in het voorgaande bestemmingsplan geen bestemming welke prostitutie toeliet, en zijn om die reden buiten het bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat gehouden. Om hier geen onduidelijkheid over te laten bestaan en de mogelijkheid tot (raam)prostitutie gelijk te houden aan de aangewezen panden in de voorgaande bestemmingsplannen zijn alle andere panden opgenomen in het omringende plangebied Het Oude Centrum. Een uitbreiding van prostitutiemogelijkheden druist in tegen het Haagse beleid.

Daarnaast wordt geconstateerd dat in de vigerende bestemmingsplannen (uit 2000) voor de Doublet- en Geleenstraat een inventarisatiestaat is opgenomen. Hierin staan de adressen waarbij prostitutie-activiteiten positief zijn bestemd, met de vermelding per etage van het aantal werkkamers en vitrines. Uitbreiding wordt volgens de vigerende plannen niet toegestaan. De adressen Doubletstraat 1 en Paviljoensgracht 29 komen niet voor in de inventarisatiestaat uit 2000, omdat de adressen in het plan Centrum-Zuid, 5e herziening geen prostitutiebestemming hebben en zijn om dezelfde reden niet opgenomen in de bij het bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat behorende inventarisatiestaat (Bijlage 1 van de regels). Een wijziging van de begrenzing van het plangebied Doublet- en Geleenstraat met het oogmerk om prostitutiemogelijkheden vast te leggen en derhalve uit te breiden in het bestemmingsplan, is niet aan de orde.

Stichting SOS Den Haag

In het kader van het vooroverleg is de volgende reactie ontvangen.

“Hoewel onze stichting formeel niet behoort tot de beperkte kring van overlegpartners voor het voorontwerp bestemmingsplan hebben we gemeend in dit bijzondere geval ons tot ons College te moeten richten.

Inspraak op een voorontwerp is immers geen wettelijke verplichting, uitgezonderd de Provincie en Hoogheemraadschappen, maar het staat het College vrij om delen van de burgerij te betrekken bij de meningsvorming over het voorontwerp, alvorens een ontwerpbestemmingsplan formeel aan een ieder ter visie te leggen. Een en ander conform artikel 3.1.1 van het Besluit Ruimtelijke Ordening.

In dit bijzondere geval betreft het een bestemmingsplan voor een tweetal straten die vanouds goeddeels zijn gereserveerd voor prostitutie.

Een maatschappelijk omstreden branche waar de overheid betrekkelijk weinig invloed op krijgt en waar nog altijd grote misstanden zijn geconstateerd. Een branche met vertakkingen in de internationale onderwereld.

Grote steden worstelen alle met het weren van deze branche uit delen van de binnensteden waar ze een grote rem zijn op gentrificatie, robuuste economische verbreding en vergroting van veiligheid, sociale mix en ruimtelijke kwaliteit. Een veelheid aan belangen, regelingen en toezeggingen uit het verleden maken dit tot gecompliceerde dossiers die niettemin om daden vragen. Daden die verder gaan dan aanpappen, uitkopen en sussen.

Het opstellen van een bestemmingsplan biedt de stedelijke overheid de mogelijkheid de prostitutiebranche aan te merken als een tijdelijke bestemming, als dubbelbestemming voor reguliere woon-winkelpanden en pakhuizen met een gemengde bestemming.

Daarmee geeft de stad zichzelf en de branche een agenda om spijkers met koppen te slaan: immers de aanwezigheid van deze straten brengt een heel stadsdeel schade en belemmering voor ontwikkeling toe bij de verdere ontplooiing die de 21e eeuw vraagt. Dat geldt de aanloop, de parkeerdruk, de overlast, vuil en dreiging die hiermee samenhangt.

Het bestemmingsplan is hét moment waarop de gemeentelijke overheid kan aangeven wat ongewenste ontwikkelingen zijn, gelet op de belangen van de stad met dit gebied.

Bijgaande brief is door een groot aantal bewonersorganisaties, ondernemersorganisaties en belangengroepen uit de directe omgeving ondersteund.

Deze brief wordt geacht in dit schrijven te zijn ingelast.

We verzoeken u met klem nota te nemen van de inhoudelijke argumenten die hierin aangevoerd zijn en we verzoeken U dit te verwerken in het plan alvórens het aan de stad ter visie wordt aangeboden.

Graag zijn we bereid om een en ander nader toe te lichten met de betrokken organisaties.”

Bijlage

“Concept ontwerpbestemmingsplan Doubletstraat voorziet in verdere uitbreiding bordelen

De gemeente Den Haag geeft via het concept ontwerpbestemmingsplan voor de komende tien jaar de seksexploitanten van de Doubletstraat alle rechten hun bordelen verder uit te breiden. Ze worden met ongebruikelijke bepalingen over nok- en goothoogten gestimuleerd de puntdaken te slopen en extra verdiepingen met platte daken op hun bordelen te zetten. Via dit plan mengt de gemeente zich bovendien in de bedrijfsvoering van de seksexploitanten, en denkt hevig met hen mee op diverse terreinen die veel verder gaan dan alleen de ruimtelijke ordening. Dit is mogelijk omdat de gemeente in het plan aangeeft dat dit stukje17de eeuws Den Haag - gelegen in een woonwijk - geen onderdeel uitmaakt van het Rijksbeschermd stadsgezicht zoals dit voor de omliggende wijk geldt. Mocht de politiek over een paar jaar tot de slotsom komen dat de seksondernemers van de maatschappelijk zeer omstreden prostitutiebedrijven moeten worden uitgekocht, dan heeft het met dit plan de prijs daarvoor pakweg verdubbeld. De redenen voor deze voorkeursbehandeling voor de Doubletstraat zijn volstrekt onduidelijk, en in tegenspraak met het maatschappelijke debat over prostitutie en vrouwenhandel. Het doel van een bestemmingsplan is het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur in een actueel juridisch-planologisch kader. Vrijwillig en ongemotiveerd gaat de gemeente dus een stap verder.

Betrokkenen in Het Oude Centrum Den Haag is gevraagd hun mening te geven over het ontwerpbestemmingsplan voor de prostitutiestraten Doubletstraat en Geleenstraat, die iedere tien jaar vernieuwd moeten worden. De stichting SOS Den Haag heeft zich over de ingewikkelde ontwerpplannen gebogen, en kwam tot deze onthutsende conclusies. De enige motivering van de gemeente om de straat het predicaat Beschermd Stadsgezicht te onthouden, is dat er nog maar weinig te beschermen waarden of karakteristieke gebouwen over zijn. Deze stelling wordt overigens geponeerd zonder de historische waarde van de gebouwen te inventariseren. De creatieve manoeuvre is in tegenspraak met de definitie van Rijksbeschermd Stadsgezicht zoals de Monumentenwet het bedoeld heeft: het beschermen van de structurele samenhang van een buurt. Een opportunistisch zet ook, want voor een straat in een beschermd stadsgezicht zou de cultuurhistorische waarde van de panden de primaire bestemming moeten zijn, met voorrang op alle andere bestemmingen.

Prostitutiebestemming

Tevens maakt de gemeente geen gebruik van de mogelijkheid de bestemming Prostitutiebedrijven van de panden weg te halen. Wat gemakkelijk zou kunnen want dat heeft geen juridische consequenties voor de huidige vergunninghouders, de seksbazen. Via de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) is een prostitutiebestemming toegestaan voor een beperkte periode in winkel of woonhuizen. Ook bouwt de gemeente geen moment van herbezinning in door een voorlopige geldigheid van het bestemmingsplan voor een periode van ten hoogste vijf jaar, in afwachting van toekomstige ontwikkelingen. Integendeel: met het nieuwe bestemmingsplan kunnen seksexploitanten in de Doubletstraat en de Geleenstraat voor de komende tien jaar verzekerd zijn van alle steun van de gemeente bij de uitbreiding van hun bordelen.

Maximale plat-dak-hoogten

In het ontwerpplan wordt een maximaal toegestane plat-dak-hoogte van de gebouwen aangegeven op nokniveau (van het dak) en niet - zoals gebruikelijk voor Het Oude Centrum en elders - op nok-en-goot niveau. Met deze ingewikkelde aanduiding kunnen de eigenaren van de panden een extra verdieping op hun bordelen bouwen (drielaags met en plat dak). Ze krijgen dus het bouwrecht voor sloop en nieuwbouw in een straat waarvan de primaire bestemming het behoud van het cultuurhistorisch stadsgezicht zou moeten zijn. De weinige elementen van historische waarde zoals de beschermde schild kappen worden hiermee dus ook de nek omgedraaid, ten faveure van de uitbreiding van de hoerenkasten.

Overlastgevende sector

En dan zijn er nog meer verontrustende zaken opgetekend in het ontwerpplan. Een plan dat zich volgens de definitie uitsluitend zou moeten richten op een goede ruimtelijke ordening, de bestemmingen van de panden en de regels omtrent het gebruik van de grond en de zich daarop bevindende bouwwerken. Ongemotiveerd mengt de gemeente zich in de bedrijfsvoering van de seksexploitant door het omschrijven van aantal vitrines (ramen voor prostituees), de ontsluiting (doorgangen creëren om de toegang tot de ramen te verbeteren), en andere bedrijfselementen van de seksclubs. Om het de sector verder wat gemakkelijker te maken, stelt de gemeente in het plan geen maxima aan de groottes voor specifieke ruimten, gebruikelijk in andere potentieel overlastgevende sectoren zoals de pluimveesector. Ook wordt de begrenzing van het bestemmingsplangebied Doubletstraat niet nader gespecificeerd. De bordelen die (slim) hun voordeur om de hoek aan Paviljoengracht hebben, kunnen dus de regels volgens de bestemming Doubletstraat aan hun laars lappen.

Verloedering

Wat is eigenlijk de cultuurhistorische waarde van de gebouwen in de Doubletstraat? Omdat niemand dat weet, zou dit bestemmingsplan een zogenoemde waardestelling van de historische bebouwing moeten doen. Dit betekent het vaststellen wat er nog over is van dit stukje historisch Den Haag, en regels vastleggen om dat te behouden en te herstellen. Op deze manier zijn er andere kwetsbare wijken in steden met succes behoed voor totale verloedering, zoals het Maastrichtse Stokstraatkwartier. Zoniet de Doubletstraat, waarbij de omstreden activiteiten de beleidsmakers blind maakt voor de historische waarde, dat hun eerste prioriteit zou moeten zijn. Getuige de huidige kommervolle staat van de panden, het lijstwerk, kozijnen en ramen, kunnen eigenaren van de bordelen onder de radar van elk toezicht op welstandsgebied door vliegen.

Uitbreiding van de seksdiensten

De Geleenstraat wordt nog eens extra gestimuleerd uit te breiden met aanvullende diensten. Met de bestemming Categorie A voor de bovenverdiepingen in deze straat, faciliteert de gemeente hier het opzetten van aanverwante diensten zoals sex-websites (reproductiebedrijven opgenomen media), telefoonseks (telecommunicatiebedrijven), wasserettes en escortservices (kantoren). De bestemming Wonen (en Opslag) op de bovenverdiepingen van de Doubletstraat heeft trouwens weinig waarde.

Zoals eerder aangegeven kan hier volgend de WRO gewoon prostitutie gevestigd blijven. Vrouwen die betaald worden voor diensten die een verkeerde machtsverhouding tussen hen, de klanten en de exploitanten bewerkstelligd, als een biotoop voor uitbuiting en onvrijheid.

In het Manifest Doubletstraat (oktober 2015) stellen bewoners en ondernemers in Het Oude Centrum dat de concentratie van seksbedrijven met criminele en overlastgevende randverschijnselen de ontwikkeling van deze prachtige historische wijk tegenhoudt. Een groot aantal Raadsleden bleek hiermee eens te zijn. Met dit nieuwe bestemmingsplan is het daarom volstrekt onduidelijk waarom het College geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden van de Wet Ruimtelijke Ordening bij het opstellen van bestemmingsplannen. Namelijk een bestemmingsplan Doubletstraat (en Geleenstraat) vast te stellen dat het beschermd stadsgezicht respecteert, de bebouwing inventariseert en ontziet en de bestemming prostitutie weghaalt, of voor een beperkte periode van ten hoogste vijf jaar vastlegt. In deze periode kan het stedelijk debat en de maatschappelijke discussie verder gevoerd worden, over de (on)wenselijkheid van een prostitutiestraat in een woonwijk.

Namens een breed samenwerkingsverband van organisaties, bedrijven, bewoners en ondernemers in Het Oude Centrum.”

Reactie:

Kortheidshalve wordt verwezen naar de voorafgaand aan de toelichting opgenomen samenvatting, waarin de diverse door de stichting opgeworpen stellingen zijn beantwoord.

Voor wat betreft het onderwerp hoekpanden wordt opgemerkt dat de hoekpanden, evenals dat reeds in 2000 het geval was, niet zijn opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan (zie ook beantwoording onder nr. 15).

Voor wat betreft de stelling dat het plan uitbreiding van (ongewenste) bedrijfsactiviteiten zou toelaten, berust dit op een verkeerde lezing van de regels. Alleen binnen de bestemming Gemengd - 3 zijn bedrijfsactiviteiten op de verdiepingen toegestaan. Evenals dit in het voorgaande bestemmingsplan het geval was, ziet deze regeling slechts op één adres, Doubletstraat 79, een voormalig pakhuis. Uitbreiding wordt zoals reeds aangegeven, niet voorgestaan. Gelet op de originele functie van het adres, een pakhuis, worden bedrijfsactiviteiten in een lichte categorie, evenals voorheen, passend geacht en een voortzetting van bestaande rechten. Dat gesteld dient onduidelijkheid en verkeerde interpretatie van eventuele bedrijfsactiviteiten te worden voorkomen. Om die reden is ten opzichte van de conceptversie van het bestemmingsplan aan het ontwerp een specifieke gebruikregel aan de bestemming toegevoegd. Deze specifieke gebruikregel (artikel 5.3 onder b) bepaalt dat aan prostitutie gerelateerde, dan wel prostitutie ondersteunende bedrijvigheid expliciet is uitgesloten, hieronder worden onder meer begrepen telefoneerinrichtingen, escortbedrijven, kamerverhuurbedrijven, alsmede bedrijven in categorie A uit de SBI-codes 22, 55 en 64 van de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, zoals opgenomen in Bijlage 5 van de regels, voor zover deze bedrijvigheid feitelijk bestaat uit of leidt tot aan prostitutie gerelateerde, dan wel prostitutie ondersteunende bedrijvigheid.