direct naar inhoud van Regels
Plan: Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0290GMariah1hLo-50VA

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

de eerste herziening bestemmingsplan Mariahoeve van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 moederplan

het bestemmingsplan Mariahoeve van de gemeente 's-Gravenhage, meer specifiek de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518Mariahoeve-50VA met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 herziening

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.BP0290GMariah1hLo-50VA met de bijbehorende regels.

1.4 stadslandbouw:

alle activiteiten die betrekking hebben op het telen van voedsel en het houden van dieren in een stedelijke omgeving, bedoeld voor lokale consumptie of verkoop. Ook onderwijsactiviteiten over stadslandbouw kunnen deel uitmaken van de activiteiten voor stadslandbouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Gemengd - 3

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijf - nutsvoorziening ten behoeve van het opwekken van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit of warmte met gebruik van zonnepanelen en met de daarbij behorende voorzieningen en elektriciteitsdistributie;
  • b. agrarische doeleinden ten behoeve van:
    • 1. grasland of weiland voor het houden van konijnen, geiten, schapen en pluimvee;
    • 2. stadslandbouw.
  • c. recreatie - volkstuin ten behoeve van volks-, school-, kinder- en hobbytuinen;
  • d. water ten behoeve van:
    • 1. oppervlaktewater;
    • 2. waterberging;
    • 3. vijvers;
    • 4. oevers;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.

2.2 Bouwregels
2.2.1 Voorwaardelijke verplichting

Het bouwen van gebouwen als bepaald in 2.2.2 en bouwwerken geen gebouwen zijnde, als bepaald in 2.2.3 a onder 2 is uitsluitend toegestaan indien de veiligheid en het functioneren van de gasleiding niet in het geding is en waarbij vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

2.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend ten dienste van bedrijf - nutsvoorzieningen binnen het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak worden gebouwd met dien verstande dat er maxiaal vier transformatiestations mogen worden opgericht.
  • b. de maximale bruto oppervlakte per transformatorstation bedraagt 20 m² en de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter.
2.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:
    • 1. voor erf- en terrein afscheidingen 3 meter;
    • 2. zonnepanelen en daarbij behorende draagconstructie en overige voorzieningen 4 meter;
    • 3. silo's en hooibergen 10 meter;
    • 4. op of in de gronden ten dienste van water mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, zoals kademuren, oeverbeschoeiingen, duikers en steigers en bruggen voor fietsers en voetgangers met een maximale hoogte van 2 meter;
    • 5. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 meter.
2.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. het gebruik van gronden en opstallen voor het houden van nachtverblijf is niet toegestaan;
  • b. de binnen de bestemming, ten tijde van de ter visie legging van het ontwerp van dit plan, aanwezige waterstructuur, kan uitsluitend worden aangepast indien de totale hoeveelheid water binnen de bestemming (zijnde 5080 m²), niet vermindert. Bij aanpassing dient een watervergunning te worden aangevraagd bij het waterschap waarbij moet worden aangetoond dat de waterhuishouding minimaal even goed blijft functioneren op, onder andere, de aspecten waterberging, afvoercapaciteit, doorstroming en waterkwaliteit.
2.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 2.2.2 onder a voor de bouw van schuilgelegenheden ten behoeve van agrarische doeleinden met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke bruto oppervlakte van deze gebouwen niet meer mag bedragen dan 100 m²;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen.
  • b. artikel 2.2.2 onder a voor de bouw van gebouwen ten behoeve van recreatie - volkstuin met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 2. de bruto oppervlakte van gebouwen per (tuin)perceel niet meer mag bedragen dan 20 m2
    • 3. per complex gebouwen zijn toegestaan ten behoeve van een gezamenlijke voorziening met een maximale goothoogte van 4,5 meter en een bruto oppervlakte van 220 m2
  • c. artikel 2.2.2 onder b voor een bruto oppervlakte tot maximaal 25 m² per transformatiestation en een maximale bouwhoogte van 4 meter.

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voet- en fietspaden;
  • b. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen,

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming toegestaan, zoals verkeersgeleiders en kunstobjecten.

Artikel 4 Leiding - Gas

4.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding;
  • b. in geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Gas' als bedoeld in lid 1 gelden de volgende regels:

  • a. ten dienste van de bedoelde leiding mogen op - of in - de in het eerste lid bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  • b. ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid, in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan;
4.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid twee, onder b, voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
  • b. een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    • 4. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
    • 5. het permanent opslaan van goederen;
    • 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    • 1. die het normale onderhoud ten aan zien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemmingen betreffen;
    • 2. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
    • 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het ter inzage leggen van de ontwerpverordening;
    • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden;
  • d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4, onder c, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Algemene aanduidingsregels

5.1 vrijwaringszone - molenbiotoop
5.1.1 Bouwregels
  • a. in afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone-molenbiotoop" dat niet hoger gebouwd mag worden dan:
    • 1. binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
    • 2. buiten een afstand vanaf 100 m van de molen: de bouwhoogte genoemd onder 1, vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen;
  • b. in uitzondering op sub a zijn deze maximale hoogtematen niet van toepassing op bestaande bouwwerken;
5.1.2 Afwijken van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.1.1 ten behoeve van een hogere hoogte, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.

5.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist voor het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 5.1.1 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.
  • b. het in lid a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
5.2 vrijwaringszone - straalpad

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone-straalpad" is het niet toegestaan bouwwerken op te richten die hoger zijn dan 60 meter.

Artikel 6 Overige regels

Tenzij in de regels anders is bepaald is het bepaalde in de regels van het moederplan onverkort van toepassing op het voorliggende plan.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan;

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan).