Plan: | Schilderswijk - Jacob Catsstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0272ECatsstraat-50VA |
Vastgesteld bij raadsbesluit 48, d.d. 5 juni 2014.
De gemeente Den Haag stelt om de volgende redenen een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Schilderswijk - Jacob Catsstraat op:
Het doel van bestemmingsplan Schilderswijk - Jacob Catsstraat is:
Met de wijziging van de huidige bestemming "Groen" naar de bestemming "Gemengd" wordt het mogelijk de locatie te bebouwen met maximaal 5 woningen met op de begane grond lichte bedrijvigheid en/of dienstverlening.
Het plangebied ligt in de Schilderswijk van de gemeente Den Haag. Het plangebied wordt begrensd door de Jacob Catsstraat en de Van Ostadestraat. De locatie ligt aan de Jacob Catsstraat en sluit aan op de nieuwbouw uit de jaren “70 van de vorige eeuw. Verder wordt de grens bepaald door de achtergevel van de Van Ostade woningen en de groenstrook langs de Van Ostadestraat.
kaart 1: ligging in de stad
Het bestemmingsplan Schilderswijk - Jacob Catsstraat vervangt (gedeeltelijk) het bestemmingsplan Schilderswijk dat op 10 maart 2011 is vastgesteld en op 2 juni 2011 onherroepelijk is geworden.
In hoofdstuk 1 worden de aanleidingen en het doel voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Schilderswijk - Jacob Catsstraat aangegeven. In hoofdstuk 2 is de bestaande situatie beschreven. Hoofdstuk 3 bevat het ruimtelijk en sectoraal beleid en in hoofdstuk 4 staan de milieukwaliteitseisen en het milieubeleid. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5 is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de te ontwikkelen situatie. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan.
In de toelichting op het bestemmingsplan Schilderswijk is het plangebied uitvoerig beschreven. In dit hoofdstuk komen die aspecten aan de orde die betrekking hebben op de locatie.
Het plangebied vormde oorspronkelijk een onderdeel van de lange rechte bouwblokken in de Schilderswijk. Op de oude kaart is te zien dat de bebouwing op de hoek met de Van Ostadestraat door de rooilijn steekt. De vernauwing van de weg zal ongetwijfeld aanleiding zijn geweest om de bebouwing in een vrij vroeg stadium te slopen.
Oorspronkelijke structuur vernauwing hoek Van Ostade-/JacobCatsstraat
Eerste nieuwbouw complex 444 Locatie als parkeerterrein
Tijdens de bouw van het eerste stadsvernieuwingsproject werd de locatie gebruikt voor de bouwkeet en opslag. (foto links). Na de nieuwbouw langs de Jacob Catsstraat (fase 3) is de locatie ingericht als een parkeerterrein. Toen was al besloten de Van Ostade woningen niet te slopen. In de structuurschets van 1979 wordt voorgesteld een buurtpark (Hannemanplansoen) aan te leggen dat loopt tot aan de Jacob Catsstraat. Dit zou echter ten koste gaan van het historische buurtje.
Bovenstaande leidde er toe dat de locatie vrij geïsoleerd kwam te liggen. Het terrein is verschillende malen heringericht als voetbalterrein (gele hekkenplein) en later met een voetbalkooi als kunstobject.
Het gele hekken plein Voetbalkooi als kunstwerk
De ruimtelijke hoofdstructuur van de Schilderswijk wordt grotendeels bepaald door de lange lijnen evenwijdig aan de kust en in mindere mate loodrecht hierop. Het plangebied ligt op de hoek gevormd door de Van Ostadestraat (evenwijdig aan de kust) en de Jacob Catsstraat.(loodrecht daar op).
De eerste golf van stadsvernieuwingsingrepen vond zijn basis in de structuurvisie Schilderswijk uit 1976. Van belang was het doorbreken van de lange rechte (saaie) straten, meer lucht en groen in de wijk en nieuwe betaalbare woningen. Zo ontstond een wijk met een vrij eenzijdige woningdifferentiatie van gestapelde appartementen voor een sociale huurprijs en in iedere buurt een groen plein. Deze vorm van stadsvernieuwing komt vooral in Schilderswijk centrum voor (het gebied ten oosten van de Vaillantlaan).
De oorspronkelijke structuur speelde een ondergeschikte rol. Veel belangrijker was het uitgangspunt van een ruime verkaveling met voldoende licht/lucht toetreding en veel groen in de vorm van pleinen en parkjes. In feite bepaalde de norm de verkaveling. Het gevolg hiervan was onduidelijke situaties met rooilijnverspringingen per bouwblok en saaie en doodse hoeken, waarbij de sociale controle ontbrak.
De locatie maakt deel uit van de eerste stadsvernieuwingsingrepen en wordt als speelplek gebruikt. Ondanks de ongetwijfeld goed bedoelde inrichting past deze niet binnen de ruimtelijke structuur. In feite is de locatie een braakliggend terrein.
Het plangebied ligt in een brede strandvlakte. Strandvlaktes zijn de laaggelegen stroken tussen de strandwallen: de zandruggen die duizenden jaren voor Christus door zee en wind gevormd zijn. Omdat de strandvlaktes drassig bleven kon daar in de loop der eeuwen een soms dik pakket veen ontstaan. In het zuidelijk deel van het plangebied bevindt zich, onder het veen, klei afkomstig uit een periode van overstromingen in het derde millennium voor Christus. Veen- en kleigebieden waren in de prehistorie en vroeghistorische tijd lang niet of nauwelijks geschikt voor bewoning. Zulke gebieden hebben veel minder archeologische potentie. De veen- en kleigebieden bleven tot in de middeleeuwen braak. In de 13e eeuw begon men op instigatie van de graven van Holland de woeste gronden te ontginnen. Daartoe werden vanuit de Hoefkade veel sloten gegraven en percelen gevormd ten behoeve van de waterhuishouding en de uitgifte van bouw- en vooral weideland. De naam Hoefkade is een verbastering van Hofkade die al in de middeleeuwen langs het 'hofland' liep; het wei- en hooiland van de graaf.
Het plangebied bleef tot laat in de 19de eeuw weideland, zonder substantiële bebouwing. Sinds het eind van de 19e eeuw hebben veel bouwactiviteiten plaatsgevonden. De kans is klein dat zich nog substantiële resten in de grond bevinden.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het plangebied geen archeologische waarden herbergt en geen archeologisch waardevol gebied is.
Op 28 juni 1994 is 's-Gravenhage Centrum aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht. Het gedeelte van de Schilderswijk, waar binnen het plangebied ligt valt buiten het beschermde stadsgezicht.
Het volgende complex van gebouwen is aangewezen als gemeentelijk monument ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag:
Jacob Catsstraat 65-1 t/m 96 / Van Ostadewoningen; arbeiderswoningen, ontworpen door W.B.
Van Ostadestraat 15- 77 / Liefland en gebouwd in 1885 – 1895 in neorenaissancestijl.
Hannemanstraat 156 - 298
Dit complex is echter niet binnen het plangebied gelegen.
De locatie grenst aan de Jacob Catsstraat. Deze straat heeft als functie verblijfsstraat en dient ter ontsluiting van de buurt. De parkeerdruk in de Schilderswijk is hoog. Bij nieuwbouwontwikkelingen is het daarom van belang dat op eigen terrein aan de parkeereis wordt voldaan. De bestaande bewonersgarages dienen goed te worden benut. Het openbaar vervoer in de Schilderswijk is geconcentreerd aan de randen van de wijk. De buurt rond het Hannemanplantsoen is relatief slecht door middel van het openbaar vervoer bereikbaar. Voor de locatie is de dichtstbijzijnde openbaar vervoerhalte aan de parallelweg gelegen.
Het plangebied maakt deel uit van het Hannemanplantsoen en is ingericht met een voetbalkooi. Het gebiedje is van het plantsoen afgescheiden door het complex van de Van Ostadewoningen. In de oorspronkelijke plannen zouden deze woningen worden gesloopt. Toen besloten werd de woningen te handhaven was de relatie met het Hannemanplantsoen nog maar minimaal en maakte er eigenlijk geen deel meer vanuit.
Binnen het plangebied bevindt zich geen water.
Op een deel van de bouwlocatie en omliggende percelen zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met vermoedelijke verontreiniging, herinrichting en/of bouwplannen. Op of direct aangrenzend aan de locatie is geen geval van ernstige bodemverontreiniging bekend. Voor de planlocatie zijn geen bodembedreigende bedrijfsactiviteiten of ondergrondse tanks bekend.
Niet de gehele planlocatie is onderzocht. Uit een reeds verouderd bodemonderzoek, dat is uitgevoerd op een deel van de planlocatie als mede een deel van de naastgelegen percelen, blijkt dat er een vermoeden is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met zware metalen. Hier is geen nader onderzoek naar verricht. In het kader van de aanvragen omgevingsvergunning zal het bodemonderzoek geactualiseerd moeten worden. Tevens is nader onderzoek nodig naar de verontreiniging met zware metalen en moet eventueel gesaneerd worden.
Alvorens de kavels worden uitgegeven zal bodemonderzoek worden uitgevoerd en indien nodig gesaneerd worden.
In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen planologisch relevante leidingen.
De Schilderswijk is hoofdzakelijk een woonwijk. De bedrijfruimten die er zijn bevinden zich voornamelijk op de begane grond van panden waarboven gewoond wordt. In veel gevallen betreft dit opslagruimten van bedrijven die elders actief zijn. Binnen het plangebied zijn geen bedrijven en/of kantoren gevestigd.
De detailhandelsstructuur in de Schilderswijk bestaat uit de Hobbemastraat als stedelijke winkelstraat en drie kleine winkelcentra: de Hoefkade, de Vaillantlaan en de Koningstraat. Van die drie is de Hoefkade de belangrijkste. Verspreide bewinkeling is als gevolg van de stadsvernieuwing sterk verminderd, maar zeker nog niet verdwenen. De horeca is in de Schilderswijk ruim vertegenwoordigd: 59 vestigingen, waarvan 33 in de winkelcentra zijn gesitueerd. De helft bestaat uit café's of koffiehuizen. Binnen het plangebied bevindt zich geen detailhandel en/of horeca.
De Schilderswijk telt verschillende sportvoorzieningen. Vooral de gymzalen bij de basisscholen vervullen een belangrijke sportieve functie. De wijk telt twee sporthallen: Oranjeplein en De Houtzagerij. Aan De Houtzagerij ligt ook een overdekt zwembad. Er zijn geen buitensportvoorzieningen speciaal voor sportverenigingen in het plangebied. Wel kent de wijk een groot aantal openbare sportieve speelplekken; één daarvan is het onderhavige plangebied dat is ingericht met een voetbalkooi.
Vanaf halverwege de jaren '70 heeft in de Schilderswijk de stadsvernieuwing plaatsgevonden, wat circa 30 jaar in beslag heeft genomen. Ruim 70% van de woningen zijn na 1970 gebouwd. De woningvoorraad is behoorlijk divers. Het aandeel eengezinswoningen is klein: 12%, waartoe ook een flink aantal kleine hofjeswoningen gerekend worden, die de stadsvernieuwing tot op heden hebben overleefd: o.a. Om en Bij, van Ostadewoningen, Paulus Potterstraat. Het merendeel van de voorraad bestaat uit meergezinswoningen, doorgaans in drie à vier bouwlagen. Het gebied rond de locatie behoort tot de eerste stadsvernieuwingsgebieden.
De bevolking is de afgelopen 40 jaar sterk van samenstelling veranderd, met name als gevolg van de voortdurende instroom van migranten en de uitstroom van autochtone Nederlanders. Momenteel is nog slechts 9% van de bewoners van autochtone herkomst. Het merendeel (70%) van de bewoners is van Turkse (27%), Marokkaanse (23%) of Surinaamse herkomst (20%). De bevolking is veel jonger dan gemiddeld in Den Haag: een derde is jonger dan 20 jaar (Den Haag 23%). Het aandeel huishoudens, dat samenwoont is 43% net als in geheel Den Haag, het aandeel met thuiswonende kind(eren) is in de Schilderswijk echter veel hoger dan in Den Haag als geheel. Ook het aandeel eenoudergezinnen is veel hoger dan in Den Haag als geheel.
Het bestemmingsplan Schilderswijk - Jacob Catsstraat vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. In het bestemmingsplan Schilderswijk is dit beleid uitvoerig beschreven. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader weer, dat voor de locatie relevantie is. In het geldende beleidskader zijn te onderscheiden: cultuurhistorisch-, ruimtelijk- en sectoraal beleid.
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de moderniseringsplannen voor de monumentenzorg van de minister van OC&W (MoMo). Een van de drie grote veranderingen is het meewegen van de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening. Per 1 januari 2012 is daarom het BRO gewijzigd en is de gemeente verplicht in een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Doel hiervan is het meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Dat betekent een analyse moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.
Het plangebied Schilderswijk - Jacob Catsstraat maakt geen deel uit van een rijksbeschermd stadsgezicht.
Nota Regels voor Ruimte
Voor de provincie is het cultureel erfgoed van grote betekenis voor de kwaliteit van de leefomgeving. Instandhouding hiervan draagt bij aan versterking van deze kwaliteit. De inpassing en het gebruiken van cultureel erfgoed als uitgangspunt bij planvorming en ontwerp voor ruimtelijke plannen staat daarbij voorop. Het provinciale beleid is vooral gericht op het beschermen van het cultureel erfgoed voor zover dit is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Deze is door de provincie Zuid-Holland in 2005 vastgesteld. In de CHS zijn de kenmerken en waarden van landschap, nederzettingen en archeologie aangegeven. Het plangebied is in de CHS niet aangemerkt als landschap met een zeer hoge waarde.
De Structuurvisie Den Haag 2020 (blz. 16) benoemt vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Het wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.
In het plangebied is geen sprake van beeldbepalende bebouwing met een hoge ensemblewaarde.
Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). Binnen het plangebied bevinden zich geen monumentale gebouwen.
Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannnen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.
Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:
Het plangebied Jacob Catsstraat ligt in een zone met een lage archeologische verwachting (zie verder paragraaf 2.3.2). In het bestemmingsplan is daarom geen dubbelbestemming archeologie opgenomen. Dat betekent dat de gemeente Den Haag geen voorwaarden vanuit de archeologische monumentenzorg verbindt aan vergunningplichtige activiteiten waarbij een bodemverstoring optreedt.
Wel is de wettelijke meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988) wanneer bij grondwerkzaamheden toch archeologische sporen of resten aan het licht komen, dan dient dit per omgaande te worden gemeld bij het bevoegd gezag (de afdeling Archeologie).
Meer informatie over het archeologiebeleid van de gemeente Den Haag is te vinden op http://www.denhaag.nl/home/bewoners/to/Beleidsnota-Archeologie-20112020.htm.
Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Schilderswijk - Jacob Catsstraat geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.
Het bestemmingsplan Schilderswijk - Jacob Catsstraat is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening.
Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor:
Voor de verschillende beleidsectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor Kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.
Het bestemmingsplan Schilderswijk - Jacob Catsstraat is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.
Op 17 november 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Structuurvisie Den Haag 2020 vastgesteld: de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.
De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting.
In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan). Het plangebied maakt geen onderdeel uit van één van de vijf kansenzones
De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' is op 28 mei 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. De agenda is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken. De ontwikkeling binnen het plangebied draagt bij aan de stedelijke verdichting, zij het op beperkte schaal.
De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (2005) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:
Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:
Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.
In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (2009) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur.
Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen.
Binnen het plangebied bevinden zich geen monumentale bomen.
Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. In deze waterparagraaf zijn de hierbij gemaakt afspraken verwerkt.
Hoogheemraadschap van Delfland
Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over de waterparagraaf, de plankaart en de regels.
Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is getekend op 2 juli 2003. Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets 2007 opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.
Waterplan en Waterbergingsvisie Den Haag
Het Waterplan Den Haag 2011-2016 (in voorbereiding) is een gezamenlijk plan van de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad. Belangrijk nieuw element in dit Waterplan is dat het zich behalve op de waterkwaliteit ook op de veiligheid, recreatie en ruimtelijke ontwikkelingen richt.
De gemeente streeft naar het realiseren van een duurzaam vitale en aantrekkelijke leefomgeving. Daarom de lange termijndoelstelling voor dit waterplan: Het realiseren van een duurzaam schoon en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan.
In 2006 hebben het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Den Haag de Waterberginsgvisie Den Haag vastgesteld. Hierin is aangegeven welke ruimtelijke en technische maatregelen er genomen moeten worden om het watersysteem in Den Haag op orde te brengen. De visie bestaat uit acht deelgebiedsrapportages.
Afvalwater en Riolering
Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015. Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.
Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.
Waterkwantiteit in het plangebied
Op basis van de Waterbergingsvisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt. Er geldt gezien de afspraken uit de Waterbergingsvisie geen waterbergingsopgave voor het plangebied. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater gelegen en er zal ook geen oppervlaktewater gerealiseerd worden. De locatie is echter in de huidige situatie al volledig verhard. Er zal dus geen sprake zijn van extra verharding ten gevolge van de ontwikkeling.
Waterkwaliteit in het plangebied
Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. De conclusie is dat het plan geen negatief effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom. Verder is er voldoende capaciteit in het rioolstelsel voor deze nieuwe ontwikkeling. Het zal niet leiden tot extra overstortingen vanuit de riolering op het oppervlaktewater.
Veiligheid en waterkering
Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.
In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.
Ecologie / Kaderrichtlijn Water
Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. In het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen, het plangebied ligt niet in een ecologische verbindingszone van rijk, provincie of gemeente. Bij de inrichting van het gebied hoeft met ecologische factoren dan ook geen rekening te worden gehouden.
Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.
De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kunnen stellen.
De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat. Het uitvoeringsprogramma laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren.
Verkeer algemeen
Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit”. De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken. De maatregelen die genomen worden moeten voldoen aan de milieu- en inpassingseisen.
Het parkeerbeleid is erop gericht om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen, met name ook binnen die woongebieden waar de parkeerdruk hoog is.
Openbaar vervoer
In paragraaf 2.3.5 is de situatie van het OV binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.
Autoverkeer
Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn,
In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan” : wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. Aan de doorstroming van het autoverkeer op de wijkontsluitingswegen en de erftoegangswegen worden geen specifieke eisen gesteld. Hier geldt 'maatwerk', afhankelijk van de situatie.
Fietsverkeer
Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties.
Parkeren
Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen.
Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100m2 bruto vloeroppervlak.
Op basis van de parkeernormen die de gemeente Den Haag hanteert (en die als bijlage bij de regels zijn opgenomen) geldt binnen onderhavig plangebied een parkeernorm van 1,4 parkeerplaatsen per woning. Er worden 8 nieuwe parkeerplaatsen aangelegd in de openbare ruimte, waarmee voldaan wordt aan de parkeernorm.
Het uitgangspunt van de Woonvisie (vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.
Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar het is nu zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.
Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.
Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.
Schilderswijk – Jacob Catsstraat
Het plangebied is onderdeel van de Haagse Schilderswijk. In de Haagse Woonvisie is dit gebied aangewezen als centrumstedelijk woonmilieu. De woonsfeer is 'kleurrijk en levendig wonen'. Deze woonsfeer wordt gekenmerkt door een levendig straatbeeld, diversiteit aan culturen en een intensief gebruik van de buitenruimte. Op project- en woningniveau dient versterking van de wijk plaats te vinden door de woningvoorraad en bevolkingsopbouw meer te differentiëren. Ook de identiteit van de wijk dient verder versterkt te worden. Dit vertaalt zich onder ander in kansen voor particulier opdrachtgeverschap.
De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave zoals verwoord in de Structuurvisie Den Haag 2020. Optimalisering van het grondgebruik is daardoor noodzakelijk. In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen menging op bedrijventerreinen, buurtniveau en pand- of blokniveau. Het mengen van wonen en werken kan op drie schaalniveaus plaatsvinden:
Naast het mengen op de verschillende schaalniveaus is in de Functiemengingstrategie ook aangegeven door de gemeente Den Haag aan welke groottes gedacht kan worden op verschillende locaties als het gaat om functiemenging.
Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan +/-100 m2 mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen +/- 100- 500 m2 geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Groter dan 500 m² zou op bedrijventerrein of kantorenlocatie plaats moeten krijgen.
Binnen het plangebied is sprake van functiemenging op pandniveau. Het betreft daarbij werkruimten kleiner dan 100 m2.
Het gemeentelijke sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.
De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.
In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.
Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.
Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:
leeftijdscategorie | aantal kinderen per speelplek | actieradius | speeloppervlakte | ||
0 tot 6 jaar | 50 tot 75 kinderen | 150 meter | 200 m² | ||
7 tot 12 jaar | 75 tot 100 kinderen | 500 meter | 500 m² | ||
13 tot 18 jaar | 100 tot 125 kinderen | 1.000 meter | 750 m² |
Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.
In dit bestemmingsplan worden geen speelvoorzieningen mogelijk gemaakt. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich echter wel speelvoorzieningen.
Wat kan of moet men bij de ruimtelijke ordening onder 'milieu' verstaan? De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:
In het algemeen komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid, lucht, openbaar groen, water, bodem, archeologie, en gebiedsgericht mlieubeleid. Niet alle aspecten zijn echter relevant voor dit plangebied.
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit Milieueffectrapportage in werking getreden. Essentie van de wijziging is dat voor de beoordeling of een activiteit m.e.r.-plichtig is (de activiteit komt voor in de D-lijst) niet kan worden volstaan met toetsing aan de drempelwaarde maar dat ook rekening moet worden gehouden met de criteria in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn. Als gevolg hiervan zijn in de D-lijst nu richtwaarden (in plaats van drempelwaarden) opgenomen en is in het nieuwe besluit bepaald dat voor gevallen die onder deze richtwaarden blijven, een eenvoudige m.e.r.-beoordeling kan worden uitgevoerd die volledig op gaat in de moederprocedure (bijv. bestemmingsplan). Het nieuwe besluit is daarmee in overeenstemming gebracht met de Europese m.e.r.-richtlijn.
Onderhavig bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 5 woningen mogelijk. De realisatie van woningen is een activiteit die valt onder de categorie 'Aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject' (D 11.2) in de D-lijst van het besluit. Derhalve dient een beoordeling te worden gemaakt van het project aan de hand van de selectiecriteria (kenmerken van de activiteit, de plaats en de gevolgen van de van activiteit) van de Europese richtlijn.
Met het bestemmingsplan Schilderswijk - Jacob Catsstraat wordt de bouw van maximaal 5 woningen mogelijk gemaakt. Dit aantal ligt ruimschoots beneden de richtwaarden van categorie D11.2 (aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject) van het Besluit Milieueffectrapportage. Daarnaast geven ligging, kenmerken en omgeving van het bestemmingsplangebied geen aanleiding om te veronderstellen dat het bestemmingsplan zal leiden tot aanzienlijke negatieve milieueffecten. Het plangebied is een 'gesloten' locatie in bestaand stedelijk gebied die wordt omsloten door een bestaande woonwijk (Schilderswijk). De activiteit (kleinschalige woningbouw) die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt wijkt niet sterk af van het huidige gebruik in de omgeving van het plangebied. Het betreft bovendien een kleinschalige woonfunctie. Daarom mag verwacht worden dat dit bestemmingsplan niet zal leiden tot negatieve (cumulatieve) milieueffecten ten opzichte van de huidige situatie. In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen kwetsbare gebieden. Het plangebied is gelegen op ruime afstand van de Natura 2000-gebieden Westduinpark en Solleveld (hemelsbreed meer dan 1 kilometer). Significant negatieve effecten van dit bestemmingsplan op het Natura 2000-gebied mogen dan ook niet worden verwacht.
Ten behoeve van het bestemmingsplan is geluidsonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek geven geen aanleiding om te veronderstellen dat het bestemmingsplan Schilderswijk - Jacob Catsstraat zal leiden tot aanzienlijke negatieve (cumulatieve) milieueffecten.
Op grond van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan Schilderswijk - Jacob Catsstraat niet zal leiden tot aanzienlijke negatieve (cumulatieve) milieueffecten. Het bestemmingsplan Schilderswijk - Jacob Catsstraat is derhalve niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.
Wet- en regelgeving en beleid
Externe veiligheid kan gedefinieerd worden als de veiligheid voor de omgeving van een gevaarlijke inrichting of transport van gevaarlijke stoffen. Elk nieuw ruimtelijk plan moet volgens het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) en het op 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) getoetst worden aan de normen voor plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Het plangebied ligt niet binnen 200 meter afstand van een route voor gevaarlijke stoffen. Verder ligt het plan op ruim 300 meter afstand vanaf de spoorlijn Delft – Leiden. Volgens de risicoatlas Spoor is er per jaar sprake van het transport van 50 wagons met stoffen behorende tot categorie B2. Het plangebied ligt buiten de grens van 200 meter, waardoor het gebiedsrisico verwaarloosbaar is. Ook is er geen sprake van een LPG- tankstation in de wijk.
Het plangebied ligt buiten de geldende inventarisatieafstand van de meest nabij gelegen aardgastransportleiding. Er zijn derhalve geen plaatsgebonden risicocontouren die voor dit plan van belang zijn.
Advies Hulpverleningsregio Haaglanden
De gemeente heeft in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg (ex art. 3.1.1 Bro) de Hulpverleningsregio Haaglanden om advies gevraagd.
De Hulpverleningsregio geeft aan dat het plangebied binnen het invloedsgebied van de transportroute gevaarlijke stoffen rijksweg A4/A13 (knooppunt Ypenburg) ligt in het geval van het vrijkomen van giftige stoffen. Afhankelijk van de weersomstandigheden moet in geval van een incident met een tankwagen waarin giftige gassen worden vervoerd rekening worden gehouden met een invloedsgebied van maximaal 4000 meter.
Om de effecten van een dergelijk incident te voorkomen adviseert de Hulpverleningsregio om bij verblijfsobjecten een technische voorziening te plaatsen, zodat de ventilatie op een eenvoudige wijze kan worden uitgeschakeld. Aangezien onderhavig bestemmingsplan betrekking heeft op de realisatie van maximaal 5 nieuwbouwwoningen, zal hier rekening mee worden gehouden in het kader van de bouwplanprocedures.
Daarnaast wordt geadviseerd bewoners en gebruikers binnen het plangebied te informeren over de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen over de A13 en hoe te handelen in het geval van een incident. Datzelfde geldt voor personeel/begeleiders die werkzaam zijn in objecten waarbinnen zich groepen van beperkt of niet zelfredzame personen bevinden.
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Woningen zijn geluidsgevoelig objecten. Het plangebied wordt begerensd door straten met een maximale snelheid van 30 km/uur. De wet maakt een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken.
De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende nieuwbouw langs wegen. De gevelbelasting mag dan maximaal 68 dB bedragen.
Voor de ontwikkeling binnen het plangebied is geluidsonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 1). Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting door de zoneringsplichtige weg de Hoefkade lager ligt dan de voorkeursgrenswaarde. Daarmee is de ontwikkeling inpasbaar binnen het kader van de Wet geluidhinder zonder dat daarvoor ontheffingen van de voorkeursgrenswaarde nodig zijn.
In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen spoorwegen aanwezig. Met lawaai van railverkeer hoeft geen rekening te worden gehouden.
Binnen het plangebied zullen de komende jaren naar verwachting geen straten ingrijpend gereconstrueerd worden.
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).
De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.
Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit: in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.
De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
Het bestemmingsplan Schilderswijk - Jacob Catsstraat maakt de ontwikkelingen van maximaal 5 nieuwe woningen mogelijk en valt dus ruim binnen de definitie van 'niet in betekenende mate'. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, dragen kortom niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer vormen geen beletsel voor de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen.
Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.
De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijk maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.
Op basis van de ligging van het onderzoeksgebied in zone B3/O3 van de bodemkwaliteitskaart en voorgaande onderzoeken in de omgeving, mag verwacht worden dat in de boven- en ondergrond op de locatie gemiddeld licht tot sterk verhoogde gehalten aan zware metalen, licht tot matig verhoogde gehalten aan PAK en licht verhoogde gehalten aan PCB's kunnen worden aangetroffen. In verband met de voormalige sloop van woningen op de locatie en aanwezigheid van puinhoudende grond is de locatie verdacht op de aanwezigheid van asbest.
Alvorens de kavels worden uitgegeven zal bodemonderzoek worden uitgevoerd en indien nodig gesaneerd worden.
Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid
Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd. Het plangebied behoort tot het gebiedstype Wonen
Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen 3 verschillende ambitieniveaus:
De volgende ambities zijn voor het gebiedstype Wonen van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.
Thema | Ambitie Gebiedstype |
Bodem | Extra |
Externe veiligheid | Maximaal |
Geluid | Maximaal |
Lucht | Maximaal |
Mobiliteit | Extra |
Schoon | Extra |
Water | Ambities per poldereenheid, water dat siert |
Natuur | Extra |
Klimaat | Maximaal |
Duurzaamheidparagraaf
De duurzaamheidparagraaf is van toepassing op alle raadsvoorstellen en collegebesluiten op het gebied van ruimtelijke ordening, openbare ruimte, water en riolering, verkeer, groen en recreatie, bouwen en wonen. De duurzaamheidparagraaf is gekoppeld aan het gebiedsgerichte milieubeleid.
In deze duurzaamheidparagraaf is aangegeven wat het ambitieniveau bij de onderscheiden milieuthema's is voor onderhavig plangebied en welke maatregelen zullen worden genomen om de verschillende ambities zo goed mogelijk te bereiken.
thema | ambitie-niveau | wordt de ambitie gerealiseerd? |
maatregel |
bodem | extra | Ja | Op een deel van de bouwlocatie en omliggende percelen zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met vermoedelijke verontreiniging, herinrichting en/of bouwplannen. Op of direct aangrenzend aan de locatie is geen geval van ernstige bodemverontreiniging bekend. Voor de planlocatie zijn geen bodembedreigende bedrijfsactiviteiten of ondergrondse tanks bekend. Uit een reeds verouderd bodemonderzoek, dat is uitgevoerd op een deel van de planlocatie als mede een deel van de naastgelegen percelen, blijkt dat er een vermoeden is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met zware metalen. In het kader van de aanvragen omgevingsvergunning zal het bodemonderzoek geactualiseerd moeten worden. Tevens is nader onderzoek nodig naar de verontreiniging met zware metalen en moet eventueel gesaneerd worden. |
externe veiligheid | maximaal | ja | Het plangebied ligt niet binnen 200 meter afstand van een route voor gevaarlijke stoffen. Verder ligt het plan op ruim 300 meter afstand vanaf de spoorlijn Delft – Leiden. Het plangebied ligt buiten de grens van 200 meter, waardoor het gebiedsrisico verwaarloosbaar is. Ook is er geen sprake van een LPG- tankstation in de wijk. Het plangebied ligt buiten de geldende inventarisatieafstand van de meest nabij gelegen aardgastransportleiding. Er zijn derhalve geen plaatsgebonden risicocontouren die voor dit plan van belang zijn. |
geluid | maximaal | ja | Het plangebied ligt binnen de wettelijke zone langs verschillende wegen. Ten behoeve van het bestemmingsplan is daarom een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit akoestisch onderzoek blijkt dat ter hoogte van de binnen het plangebied geprojecteerde woningen de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder ruimschoots wordt onderschreden. Rekening houdende met de beoogde ontsluiting van het plangebied zal ruimschoots aan de ambitie 'Rustig tot stil' kunnen worden voldaan. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer gevestigd, waarvan de akoestisch invloed over het plangebied ligt. De bestemming van de gronden binnen het plangebied en de omliggende gronden sluit bovendien de vestiging van een dergelijke inrichting uit. Het plangebied ligt evenmin binnen een zone langs een spoorlijn of een gezoneerd industrieterrein. Ook in die zin is gewaarborgd dat aan de ambitie 'Rustig tot stil' kan worden voldaan. |
lucht | maximaal | Ja | De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, dragen niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer vormen daarom geen beletsel voor de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen. |
mobiliteit | extra | ja | De locatie grenst aan de Jacob Catsstraat. Deze straat heeft als functie verblijfsstraat en dient ter ontsluiting van de buurt. De parkeerdruk in de Schilderswijk is hoog. Bij nieuwbouwontwikkelingen is het daarom van belang dat aan de parkeereis wordt voldaan. Voor de nieuw te realiseren woningen worden daarom binnen het plangebied parkeerplaatsen gerealiseerd. |
schoon | extra | ja | Het openbare gebied zal door de gemeente, afdeling beheer, worden onderhouden. |
water | Water dat leeft | ja | In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig. Tevens is geen sprake van extra verharding ten gevolge van de ontwikkelingen, aangezien het plangebied al volledig verhard is. |
Natuur | extra | ja | In het plangebied is, zowel in de huidige als in de nieuwe situatie, geen water en openbaar groen aanwezig. Binnen of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich tevens geen stedelijke ecologische verbindingszones. |
klimaat | maximaal | ja | De ambitie op grond van het GGMB voor de nieuwbouw van de woningen is dit CO2-neutraal gebeurt. Daarbij is van belang dat de ontwikkeling van dit gebied wordt vormgegeven door middel van particulier opdrachtgeverschap in tegenstelling tot de traditionele gebiedsontwikkeling. Het borgen van de ambitie CO2-neutraal kan in dat kader worden vormgegeven door in te zetten op duurzaam vervoer en duurzame energievoorziening. |
In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. In paragraaf 5.2 worden de in het plan opgenomen ontwikkelingen aangegeven. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.3 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.4 en de bestemmingen globaal beschreven worden.
Het bestemmingsplan Schilderswijk - Jacob Catsstraat maakt de volgende ontwikkeling mogelijk: de ontwikkeling van 5 vrije kavels waarop woonbebouwing mag worden gerealiseerd met op de begane grond lichte bedrijvigheid en/of dienstverlening.
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:1000.
Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.
Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.
De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Daardoor is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding ingetekende bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.
Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform SVBP, bijlage 2, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.
Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.
Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart.
De regels zijn als volgt ingedeeld:
In Artikel 1 Begrippen' worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
In Artikel 2 Wijze van meten is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid.
De bestemming Gemengd is toegekend aan de nieuw te realiseren woningen met de mogelijkheid tot het realiseren van een bedrijfsruimte op de begane grond. De gronden zijn bestemd voor bedrijf, dienstverlening, kantoor en wonen met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsstraat
De bestemming Verkeer - Verblijfsstraat is toegekend aan de openbare ruimte binnen het plangebied, waarin de parkeervoorzieningen voor de woningen gerealiseerd zullen worden. De gronden zijn bestemd voor voet- en fietspaden, wegen en parkeervoorzieningen met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen. Parkeervoorzieningen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein (p)".
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel Algemene afwijkingsregels.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.
Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel Artikel 8 Algemene afwijkingsregels.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval. Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.
Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.
Overgangs- en slotregels
De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor omgevingsvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.
Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Schilderswijk - Jacob Catsstraat'
Het voorliggende bestemmingsplan ziet toe op de wijziging van de bestemming ter plaatse van het voetbalveld aan de Jacob Catsstraat. Voor de nieuwe ontwikkelingen is beoordeeld of er sprake is van een bouwplan als bedoeld in art.6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, zie kader.
Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor: a. de bouw van een of meer woningen; b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; c. de uitbreiding van een gebouw met ten miste 1.000 m² bruto vloeroppervlakte met met één of meer woningen; d. de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd; e. de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt; f. de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1.000 m². |
Bron: Afdeling 6.2 Grondexploitatie, Artikel 6.2.1 Bro
In dit bestemmingsplan wordt de realisatie van meer dan één woning voorzien, waardoor de gemeente in principe verplicht is een exploitatieplan vast te stellen bij dit bestemmingsplan. De raad kan op basis van art. 6.12, tweede lid Wro echter besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen wanneer:
Voor de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen is kostenverhaal anderszins verzekerd doordat de gemeente alle te ontwikkelen gronden volledig in eigendom heeft. De ontwikkelingen vallen binnen gemeentelijke grondexploitaties en zijn economisch uitvoerbaar. Daarnaast is het niet noodzakelijk om een tijdvak of fasering te bepalen als bedoeld in art. 6.13 eerste lid onder c, 4º en 5º, noch om eisen, regels of een uitwerking van regels te stellen als bedoeld in art. 6.13 tweede lid onder b, c en d van de Wro.
Conclusie
Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar. Omdat het kostenverhaal voor de ontwikkelingen anderszins is verzekerd is en aanvullende eisen niet noodzakelijk zijn wordt – op grond van artikel 6.12 tweede lid Wro – besloten geen exploitatieplan vast te stellen.
Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan is op 8 november 2013 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:
De onder 12 genoemde instantie (N.V. Nederlandse Gasunie) heeft het volgende aangegeven: "Bij e-mailbericht van 8 november 2013 heeft Gasunie, namens u, het bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, ontvangen. Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor onze aardgastransportleidingen, zoals bepaald in het per 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling."
De voorgestelde maatregelen genoemd in het advies van de Veiligheidsregio Haaglanden (de instantie genoemd onder 9) zijn opgenomen in paragraaf 4.3
Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.