direct naar inhoud van Regels
Plan: Wapserveenstraat-West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0270BWpvstrwest-50VA

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Wapserveenstraat-West met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0270BWpvstrwest-50VA van de gemeente Den Haag

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid - daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub - in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% van de totale vloeroppervlakte met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.

1.7 aan-huis-gebonden beroep:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid - daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub - in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% van de totale vloeroppervlakte met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.

1.8 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.9 ambachtelijke bedrijvigheid:

het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.

1.10 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

1.11 bed & breakfast

Een voorziening gericht op het – binnen een woning en door de bewoner - bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit aan maximaal vier personen. Onder een 'Bed and Breakfast' wordt niet verstaan het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.12 belwinkel:

een gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.16 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat functioneel ondergeschikt is aan, en ten dienste staat van een hoofdgebouw, en daarvan bouwkundig valt te onderscheiden.

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, danwel een bouwkundige constructie van enige omvang die, hetzij direct, hetzijn indirect, steun vindt in of op de grond.

1.24 bouwwerk, geen gebouw zjinde, met een dak:

bouwwerk, geen gebouw zijnde, die een voor mensen toegankelijke, overdekte, met niet meer dan één wand omsloten ruimte vormt.

1.25 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.

1.26 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.27 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.28 garagebedrijf:

een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.

1.29 gastopvang:

een vorm van kinderopvang, die voorziet in het verstrekken van kinderopvang voor maximaal 4 kinderen.

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 hoofdgebouw:

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, noodzakelijk voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst.

1.32 laag;

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende voeren of balklagen is begrensd.

1.33 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.34 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

1.35 ondergeschikte bouwdelen:

delen van bouwwerken zoals funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- of kroonlijsten, liftkokers en installatieruimten.

1.36 overkragende bebouwing:

bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.

1.37 paddoshop:

een gebouw, waarin of van waaruit onder meer natuurproducten met een geestverruimende werking, zoals hallucinogene paddenstoelen, dan wel aanverwante producten worden verkocht.

1.38 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.39 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.40 plankaart:

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Wapserveenstraat-West.

1.41 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.42 prostitutie-inrichting:

een bouwwerk, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.43 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.44 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting, een erotische massagesalon en een seksclub.

1.45 sekswinkel:

een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

1.46 staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:

de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging behorende bij dit bestemmingsplan Wapserveenstraat-West.

1.47 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.48 verblijfsstraten:

straten voor de afwikkeling van verkeer van een wijk en buurt, waarin de verkeersbewegingen van het gemotoriseerd verkeer ondergeschikt zijn aan het langzaam verkeer en het verblijf van personen aldaar.

1.49 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, waarbij de bewoners dat (gedeelte van een) gebouw in voorkomend geval medegebruik voor een aan-huis-gebonden beroep of: aan-huis-gebonden bedrijf

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 grondoppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.6 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  • b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.
2.7 vloeroppervlakte:

binnenwerks, op de vloer van ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor de betreffende bestemming.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen(voorziening);
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. in voorkomend geval in het noordelijk deel van het bestemmingsvlak voor een onsluiting ten behoeve van het medegebruik als bedoeld in artikel 5.1.b,

een en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen en water.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen;
  • b. er mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak gebouwd worden;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • d. in uitzondering op het bepaalde in artikel 3.2.c mag de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer dan 3 meter en van erf- of perceelsafscheidingen niet meer dan 1 meter bedragen.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsstraat

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsstraat;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein' - (p) - niet minder dan 15 parkeerplaatsen;

een en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen en water.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen;
  • b. er mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak gebouwd worden;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,mag niet meer bedragen dan 3 meter.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen,
  • b. in voorkomend geval het door de bewoners medegebruiken van de eerste bouwlaag voor:
    • 1. een aan huis verbonden beroep of
    • 2. een aan huis verboden bedrijf of
    • 3. bedrijfsactiviteiten in categorie A van de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder;

een en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, tuinen, verhardingen, wegen, groen, water.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden ten behoeve vam deze bestemming de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen moeten zich bevinden binnen het op de plankaart aangeduide bouwvlak;
  • b. aan- en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangeduide bouwvlak gebouwd worden;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen, mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangeduid.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden ten behoeve van deze bestemming de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen;
  • b. de bouwwerken, geen gebouwen, zijnde mogen binnen en buiten het op de plankaart aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • d. in uitzondering op het gestelde in artikel 5.2.2.c mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • f. in uitzondering op het gestelde in artikel 5.2.2.e mag de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 meter voor zover deze zich voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan bevinden;
    • 2. 2 meter voor zover deze zich achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan bevinden.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken als bedoeld in artikel 3.6.1 Wro toestaan van:

  • a. artikel 5.2.1.b ten behoeve van het bouwen van aanbouwen buiten het op de plankaart aangeduide bouwvlak op het achtererfgebied, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van aanbouwen niet meer mag bedragen dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 meter;
    • 2. de diepte van een aanbouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 3. de gezamenlijk grondoppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak niet meer mag bedragen dan 50% van het achtererfgebied;
    • 4. de aanbouwen mogen uitsluitend achter het op plankaart aangeduide bouwvlak ter plaatse van de achtergevel en achter het verlengde van de zijdelingse bouwgrens van het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. artikel 5.2.1.b respectievelijk 5.2.2.d ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak buiten het aangeduide bouwvlak op het achtererfgebied, met dien verstande dat:
    • 1. de maximum grondoppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak niet meer dan 20 m2 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 3. de gezamenlijke grondoppervlakte aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak niet meer mag bedragen dan 50% van het achtererfgebied;
    • 4. vrijstaande bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een dak mogen uitsluitend achter het op de plankaart ter plaatse van de achtergevel en achter het verlengde van de zijdelingse bouwgrens van het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het verschuiven van de hken door hoogtegrenzen omkaderde vlakken met maximaal 3 meter met dien verstande dat de totale grondoppervlakte van het bouwvlak ongewijzigd blijft.

5.4 Afwijken van gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken als bedoeld in artikel 3.6.1 Wro van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.1.c ten behoeve van de vestiging van bedrijfsactiviteiten die in de categorie B van de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan, zijn opgenomen met dien verstande dat:
    • 1. het geen inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder betreft;
    • 2. zij in bouwkundig opzicht afgescheiden zijn van de woonfunctie;
    • 3. deze bedrijfsactiviteiten naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijkgesteld kunnen worden aan de bedrijfsactiviteiten in deze staat met de categorie A.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

  • a. De in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  • b. overschrijding van de in het plan aangegeven bouw- of bestemmingsgrenzen, respectievelijk bebouwingspercentages is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m, respectievelijk 10% bedraagt. Voorwaarde daarbij is dat, indien sprake is van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, deze bouwdelen
    • 1. zich op een minimale hoogte van 2,40 m boven het maaiveld bevinden, of,
    • 2. voor zover deze bouwdelen boven een rijstrook zijn gelegen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 m boven maaiveld bevinden;
    • 3. in het geval het balkons en/of erkers zijn deze slechts aan de zijde van de voorgevelrooilijn gebouwd mogen worden, waarbij de afstand tot de zijdelingse bouwgrens niet minder dan 1 m bedraagt;
  • c. Installaties voor mobiele telecommunicatie zijn toegestaan op gebouwen;
  • d. binnen een bouwvlak mag in één laag beneden peil worden gebouwd;
  • e. bouwwerken - ondergronds en bovengronds - voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, zijn toegestaan, mits niet hoger dan 2 m en - indien bovengronds geplaatst - het oppervlak niet meer dan 4 m2 bedraagt;
  • f. een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt;
    • 2. indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,80 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2,50 m bij 5,00 m bedraagt;
  • g. bij het realiseren van bestemmingen volgens dit bestemmingsplan dienen de Wet geluidhinder en het Haags ontheffingenbeleid (Ris 20405) in acht te worden genomen;
  • h. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage 2 van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's, fietsen en bromfietsen alsook voor het laden of lossen van goederen, ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort; Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet voor het stallen van fietsen en bromfietsen alsook voor het laden of lossen van goederen, ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen dit bestemmingsplan, te gebruiken, te doen of laten gebruiken, op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
    • 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    • 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting, een sekswinkel, een escortbedrijf, een paddoshop, een garagebedrijf of een belwinkel;
    • 3. de opslag van of detailhandel in vuurwerk.
  • b. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage 2 van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's, fietsen en bromfietsen alsook voor het laden of lossen van goederen, ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort; Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet voor het stallen van fietsen en bromfietsen alsook voor het laden of lossen van goederen, ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • c. Tenzij in de regels anders is bepaald, is een webshop alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van goederen plaatsvindt;
  • d. Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van een parkeerplaats voor een personenauto ten minste 1,80 meter bij 5,50 meter en ten hoogste 3,25 meter bij 6,00 meter bedraagt, uitgaande van langsparkeren en ten minste 2,50 meter bij 5,00 meter in geval van haaks parkeren;
    • 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerplaats voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan trottoir grenst, ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedraagt.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van bouwhoogten en perceelsgrensafstanden en bebouwingspercentages met maximaal 10%;
  • b. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, bouwvlakken en maatvoeringsvlakken tot een maximum van 3 m;
  • c. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
  • d. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 m en een maximum grondoppervlakte van 30 m2;
  • e. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden toegestaan. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden toegestaan;
  • f. bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals gedenktekens, kunst- en reclameobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  • g. bouwwerken ten behoeve van veiligheidvoorzieningen of verkeersregulering, zoals anti-ramkraakpaaltjes, verhoogde trottoirs en/of pollers.
  • h. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
  • 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
  • 2. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de bijlage van de regels opgenomen parkeernormen;
  • 3. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
9.2 Afwijken van de in het plan opgenomen gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. de vestiging van een Bed & Breakfast bedrijf, met dien verstande dat dit geen onevenredige aantasting van de leefomgeving met zich mee brengt;
9.3 Voorwaarde

De in dit artikel opgenomen afwijkingen worden niet toegestaan indien op andere percelen dan die waarop de aanvraag betrekking heeft een situatie ontstaat, welke in strijd is met bij of krachtens de wet voorgeschreven bepalingen en/of met de regels van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan;

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Wapserveenstraat-West.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging

Staat van bedrijfsactiviteiten     Blad 1  
Omschrijving   Categorie   SBI-code  
Plantsoenenbedrijven- en hoveniersbedrijven met een productieoppervlakte kleiner of gelijk aan 500 m2   B   016  
Vleeswaren- en vleesconservenfabrieken met een productieoppervlakte kleiner of gelijk aan 200 m2   B   101  
Consumptie-ijsfabrieken met een productieoppervlakte kleiner of gelijk aan 200 m2   B   1052  
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen met een verwerkingscapaciteit kleiner dan 7.500 kg meel per week   B   1071  
Fabrieken voor het vervaardigen van cacao, chocolade- en chocoladewerken met een productieoppervlakte kleiner of gelijk aan 200 m2   B   10821  
Suikerwerkfabrieken zonder het branden van suiker met een productieoppervlakte kleiner of gelijk aan 200 m2   B   10821  
Vervaardiging van wijn en cider en dergelijke   B   1102 t.e.m.1104  
Vervaardiging van textielwaren   B   139  
Vervaardiging van gebreide en/of gehaakte stoffen en artikelen   B   139,143  
Vervaardiging van kleding van leer   B   182  
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout met een productieoppervlakte kleiner of gelijk aan 200 m2     162  
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken   B   162902  
Kleine drukkerijen   B   18129  
Bedrijven voor grafische afwerking   A   1814  
Binderijen   B   1814  
Bedrijven voor grafische reproductie en zetten   B   1813  
Bedrijven voor overige grafische activiteiten   B   1814  
Reproductiebedrijven opgenomen media   A   182  
Glasbewerkingsbedrijven   B   231  
Aardewerkfabrieken waarvan het gezamenlijk vermogen van de elektrische ovens kleiner dan 40 kW is   B   232, 234  
Natuursteenbewerkingsbedrijven zonder breken, zeven en drogen met een productieoppervlakte kleiner dan 2.000 m2   B   237  
Slijp- en polijstmiddelenfabrieken   B   2391  
Smederijen, lasinrichtingen en bankwerkerijen met een productieoppervlakte kleiner dan 200 m2   B   255, 331  
Kantoormachines- en computerfabrieken inclusief reparatie   B   26,28  
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke inclusief reparatie   B   26, 32 en 33  
Meubelstoffeerderijen met een bedrijfsoppervlakte kleiner dan 200 m2   A   9524  
Fabricage van munten, sieraden en dergelijke   B   321  
Muziekinstrumentenfabrieken   B   322  
Aannemersbedrijven met werkplaats met een bedrijfsoppervlakte kleiner dan 1.000 m2   B   41, 42 en 43  
Autobeklederijen   B   45204  
Telecombedrijven   A   61  
Datacentra   B   58,63  
Muziek- en balletscholen   B   9234