direct naar inhoud van 4.3 Externe veiligheid
Plan: Willem Dreespark e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0256ZDreespark-50VA

4.3 Externe veiligheid

Algemene beginselen externe veiligheid
Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

  • een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
  • een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar hooguit bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Dit geldt zowel voor stationaire bronnen als voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, spoor, water en buisleidingen). Voor LPG-tankstations wordt echter het invloedsgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens.

Voor de opslag van ontplofbare stoffen wordt uitgegaan van een afwijkende effectafstand, gerelateerd aan het niveau van matige schade aan gebouwen (circa 0,1 bar piekoverdruk).

De beoordeling van de externe veiligheid vindt plaats overeenkomstig de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Deze circulaire maakt onderscheid tussen 3 effectgebieden (A, B en C-zone). De C-zone is alleen van belang wanneer de geprojecteerde bestemming voorzien is van een vliesgevel (gevaar voor rondvliegend glas).

De afweging voor de aanvaardbaarheid van het groepsrisico is gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).

Voorlichting burgers bij (dreigende) calamiteit

In het kader van de 'wat doe je' campagne zijn folders gemaakt en voor het publiek beschikbaar gesteld via de stadsdeelkantoren en de brandweerkazernes in Den Haag. In deze folders worden voor verschillende calamiteiten (brand, uitvallen nutsvoorzieningen) de te nemen maatregelen beschreven.

Het alarmeren van de bevolking vond tot voor kort plaats met behulp van sirenes en door middel van huis-aan-huis meldingen door de hulpdiensten, eventueel met een geluidswagen. Beide systemen hebben beperkingen: een sirene geeft geen informatie over de ramp, huis-aan-huis gaan of een geluidswagen inzetten kost tijd.

Sinds 11 juni 2012 kunnen bewoners van Den Haag snel geïnformeerd worden in geval van een (dreigende) calamiteit met gevaarlijke stoffen door de inzet van NL-Alert.

NL-Alert is een nieuw waarschuwings- en alarmeringssysteem van de overheid voor de mobiele telefoon dat die beperkingen kan ondervangen. Door middel van cell-broadcasting kunnen bewoners in de nabijheid van een risicovol object tijdig worden gealarmeerd in geval van een (dreigende) calamiteit via een sms-bericht. NL-Alert beperkt zich niet alleen tot het waarschuwen maar meldt ook dát er iets aan de hand is en wat mensen moeten doen. Via de meldkamer van de regionale Brandweer wordt het bericht naar de dichtstbijzijnde GPRS-zendmast gestuurd. Omdat het bericht naar een specifiek zendgebied wordt gestuurd, kan informatie toegesneden op de situatie worden geleverd.

De bevolking alarmeren met korte teksten naar mobiele telefoons is nieuw. De TU Delft heeft daarom via een webexperiment onderzocht wat voor type alarmberichten het duidelijks en effectiefst zijn. Een belangrijke voorwaarde is dat de berichten kort zijn. Om de ontvanger van een bericht tot actie te bewegen is van belang om in het tekstbericht de locatie van de (dreigende) ramp te vermelden.

NL-Alert en cell-broadcasting zijn nog geen bekende begrippen. Bekendheid met de techniek is een voorwaarde, zodat de bevolking weet onder welke omstandigheden een bericht op een mobiele telefoon kan worden ontvangen. Met de invoering van dit alarmeringssysteem is ook een voorlichtingscampagne in Haaglanden gestart.

4.3.1 Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen moet bij een bestemmingsplan de risicobenadering worden toegepast. Dit geldt wanneer de ontwikkeling binnen 200 m van de transportas is gelegen. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van wegen bestemd of aangewezen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

Op 1 november 2011 is de Handleiding Risicoanalyse Transport verschenen (concept). In deze handleiding zijn de effectafstanden 1%-letaliteit (invloedsgebieden) vastgelegd. In onderstaande tabel zijn de afstanden voor de meest gangbare stofcategorieën weergegeven.


Tabel - Invloedsgebieden vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Stofcategorie   Invloedsgebied [m]  
LF1   Brandbare vloeistoffen (diesel)   45  
LF2   Brandbare vloeistof (benzine)   45  
GF3   Brandbare gassen (propaan, LPG)   355  
GT3   Toxisch gas (ammoniak)   560  
LT1   Toxische vloeistof (acrynitril)   730  
LT2   Toxische vloeistof (propylamine)   880  
LT3   Toxische vloeistof (acroleïne)   > 4000  
LT4   Toxische vloeistof (methylisocyanaat)   > 4000  

Bron: bijlagenrapport Handleiding Risicoanalyse Transport (HART)

Met het in werking treden van de gewijzigde Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, per 31 juli 2012 (Stcrt. 14687, 2012), is het gebruik van deze handleiding verplicht.

Over de A4, tussen het Prins Clausplein en knooppunt Ypenburg, vindt vervoer van toxische stoffen plaats (LT3). Het plangebied ligt op circa 3.200 meter van het knooppunt Ypenburg.

Omdat het plangebied binnen het invloedsgebied van de A4 ligt, moeten wel de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid worden verkend. Gelet op de enorme afstand tot de A4 en het ontbreken van ruimtelijke ontwikkelingen is het treffen van bouwkundige maatregelen (bijvoorbeeld het op een centrale plaats afsluiten van de ventilatie) niet aan de orde. Deze maatregel is bovendien weinig effectief gelet op de aanwezigheid van te openen ramen en deuren. Op een afstand van meer dan 3 km zullen de letale gevolgen uiterst beperkt zijn. Het gesloten houden van ramen is de meest effectieve maatregel. Door een tijdige inzet van E-Alert kunnen bewoners binnen het plangebied er voor zorgen dat zij geen nadelige gevolgen van een ramp zullen ondervinden.

4.3.2 Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor

Volgens de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van 31 juli 2012 behoeft, voor de niet in bijlage 4 genoemde spoorwegen, het groepsrisico niet beoordeeld en verantwoord te worden, omdat de hoeveelheden gevaarlijke stoffen die over deze spoorwegen worden vervoerd niet of nauwelijks van invloed zijn op het groepsrisico. Dit is het geval voor de spoorbanen gelegen op Haags grondgebied. Een nadere verantwoording is daarom niet noodzakelijk.

4.3.3 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.

Het plangebied wordt langs de Fruitweg en de Troelstrakade, tussen de Fruitweg en de Coornhertstraat, begrensd door buisleiding W-509-06 van de Gasunie. Het plangebied ligt daarmee binnen het invloedsgebied van deze buisleiding.

Ten behoeve van het bestemmingsplan Moerwijk zuidoost en het bestemmingsplan Transvaal zijn kwantitatieve risicoanalyses (hierna QRA) uitgevoerd. De invloedsgebieden van deze gebieden vallen samen met het hierboven beschreven deel van de buisleiding. Uit de QRA voor het bestemmingsplan Moerwijk zuidoost, opgesteld door de KEMA (rapport van 25 september 2009, kenmerk 66912927-GCS 09.M.50246) (zie bijlage 1), blijkt dat het groepsrisico ter plaatse van de maatgevende kilometer 0,47 maal de oriëntatiewaarde bedraagt. De maatgevende kilometer strekt zich van het Erasmusplein tot aan de Fruitweg. Voor dit onderzoek is nog gebruik gemaakt van het rekenmodel Pipesafe van de Gasunie.

Vanwege het hoge groepsrisico in Transvaal (markt aan de Herman Costerstraat) worden saneringsmaatregelen getroffen. Hiertoe is recent door DNV KEMA Energy & Sustainability een nieuwe QRA uitgevoerd (rapport van 20 februari 2013, kenmerk 74102362- GCS 13.R.53532) (zie bijlage 2). Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het voorgeschreven rekenmodel Carola. Uit dit onderzoek blijkt dat het groepsrisico ter hoogte van de Fruitweg 0,3 maal de oriëntatiewaarde is.

Aangezien de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden en sprake is van een conserverend bestemmingsplan (het groepsrisico neemt niet toe) is een nadere verantwoording niet noodzakelijk.

Er zijn geen plaatsgebonden risicocontouren die voor dit plan van belang zijn.

4.3.4 Inrichtingen

Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van LPG-installaties (150 m) of andere risicovolle objecten waarvoor het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.

Het plangebied ligt evenmin binnen de effectafstanden van een inrichting voor de opslag van explosieven of binnen een veiligheidscontour van een inrichting waarvoor het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer van toepassing is.

4.3.5 Advies regionale brandweer

Uit de circulaire RNVGS en Besluit externe veiligheid buisleidingen volgt dat de regionale brandweer om advies moet worden gevraagd bij een verantwoording van het groepsrisico. In dit kader is de Veiligheidssregio Haaglanden in staat gesteld een advies uit te brengen over het groepsrisico, de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Op 25 april 2013 heeft de Veiligheidssregio Haaglanden een advies uitgebracht.

In het advies wordt aangegeven dat de Veiligheidssregio Haaglanden adviseert de volgende maatregelen te treffen om de veiligheidsrisico's te verlagen en de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en beheersbaarheid te vergroten.

Effectreducerende maatregel

  • A. Geadviseerd wordt dat het personeel, de BHV-organisatie en/of de begeleiding van de verminderd- tot niet zelfredzame personen, van alle objecten binnen het invloedsgebied van het knooppunt Ypenburg en de hoge druk aardgastransportleiding, is voorbereid op calamiteiten met gevaarlijke stoffen op deze wegen. Dit kan geborgd worden in een plan ten behoeve van noodsituaties. Hierbij is het ook belangrijk dat dit structureel wordt geoefend.

Maatregel ter bevordering van de zelfredzaamheid

  • B. Binnen het invloedsgebied van de hoge druk aardgastransportleiding wordt een vluchtweg vanuit de objecten, geadviseerd via de tuingevel aan de afgekeerde zijde van deze risicobron. Dit advies is van toepassing op objecten bestemd voor het verblijf van personen, zoals woningen, bedrijven en kantoren.

Maatregelen ten behoeve van de hulpverlening

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende zijn. De bereikbaarheid voor de hulpdiensten en de bluswatervoorzieningen zijn onder normale omstandigheden voldoende.

Beoordeling maatregelen

  • A. Het op de hoogte zijn van de het personeel en/of de BHV-organisatie in de (kantoor)complexen van de risico's van de route gevaarlijke stoffen kan positief bijdragen aan de veiligheid. De gemeente zal zich inspannen om hen op de hoogte te stellen van de risico's en hoe gehandeld moet worden bij een incident.
  • B. Zoals de VeilIgheidsregio Haaglanden al aangeeft betreft het hier voornamelijk een conserverend bestemmingsplan. Alleen binnen de bestemming Gemengd is nieuwbouw/uitbreiding van bebouwing mogelijk. Aan dit artikel wordt een nadere eisen-regeling toegevoegd, waarmee het bevoegd gezag bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen kan stellen ten aanzien van de aanwezigheid en situering van vluchtwegen binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleiding.

Effectiviteit geadviseerde maatregelen

In onderstaande tabel zijn de maatregelen samengevat die genomen kunnen worden om de risico's te beperken. In de tabel is een inschatting opgenomen van de bijdrage die een maatregel kan leveren aan de risicobeperking van een bepaald scenario.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0256ZDreespark-50VA_0005.png"