Plan: | RandstadRail (HSE) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0241ZRRHSE-50VA |
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. De geluidsgevoelige gebouwen, naast woningen zijn:
Daarbij is niet elke ruimte geluidsgevoelig. Voor onderwijsgebouwen gaat het bijvoorbeeld alleen om les- en theorielokalen.
Als geluidsgevoelig terrein worden aangewezen:
De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer.
Wegverkeers- en spoorweglawaai
Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven in het kader van de Wet Geluidhinder niet in het onderzoek te worden betrokken. In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden deze echter wel betrokken in akoestische onderzoeken.
In het Besluit geluidhinder zijn geluidhindernormen voor toelaatbare equivalente geluidniveaus opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in buitennormen (geluidbelasting op de gevel) en binnennormen (binnenwaarde). De geluidhindernormen gelden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de geluidzone van een (spoor)weg. Een geluidzone is een aandachtsgebied aan weerszijden van een (spoor)weg en rondom een industrieterrein waarbinnen de geluidhindernormen van de Wet geluidhinder van toepassing zijn.
De nieuwe sporen voor de HSE zijn niet krachtens artikel 2 van de Spoorwegwet aangewezen als hoofdspoorweg. De sporen zijn opgenomen op door de Minister vastgestelde kaart zoals bedoeld in artikel 106 van de Wet geluidhinder. De Tracéwet is voorts niet van toepassing.
De bestaande sporen die niet gebruikt worden door de Randstadrail blijven liggen en de nieuwe sporen vormen geen uitbreiding van de capaciteit ten opzichte van de bestaande sporen. Verder is geen sprake van een verplaatsing van het spoor. De aanleg van de nieuwe sporen wordt daarom beschouwd als de aanleg van een nieuwe spoorweg die ten opzichte van de hoofdspoorweg een eigen unieke codering krijgt. Er is zo sprake van een gezoneerde spoorweg onder het regime van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder. De gemeente is voor deze sporen het bevoegd gezag.
De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 55 dB (voor woningen) voor railverkeerlawaai (omdat dit bestemmingsplan een nieuwe spoorlijn mogelijk maakt, wordt hier alleen op deze categorie ingegaan). Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor railawaai maximaal 68 dB (voor woningen).
Woningen | Voorkeurs-grenswaarde Lden [dB] | Maximaal toelaatbare geluidbelasting Lden [dB] | |
Gevel | Binnenwaarde | ||
Aanleg nieuwe spoorlijn langs bestaande woningen | 55 | 68 | 351 |
Tabel 3: Geluidnormen railverkeer voor woningen Wet geluidhinder
De gehanteerde dosismaat is Lden. De dosismaat Lden is een gemiddeld geluidniveau over het etmaal.
Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan binnen de systematiek van de Wet geluidhinder een hogere waarde (ontheffing op de geluidbelasting) worden verleend door het bevoegd gezag, in dit geval de gemeente Den Haag. Voorwaarde hiervoor is, dat eerst onderzoek gedaan wordt naar het toepassen van maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting. Het onderzoeken en toepassen van maatregelen gebeurt in de volgende volgorde:
Om de financiële maatregelenafweging te objectiveren is het doelmatigheidscriterium (DMC) ontwikkeld. De uitkomst van de berekeningen volgens het DMC zijn (combinaties van) maatregelen die in beginsel doelmatig zijn afgezien van bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke of verkeerskundige aard. De mogelijke maatregelen moeten tevens op bezwaren worden beoordeeld. Hierbij spelen bezwaren van landschappelijke, stedenbouwkundig en verkeerskundige aard een even grote rol als bezwaren van financiële aard.
Op 1 januari 2010 is de 'Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder' van kracht geworden. De regeling vervangt de verschillende doelmatigheidscriteria die in Nederland voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai werden gebruikt door één criterium dat toepasbaar is op zowel nieuwe aanleg, wijziging als sanering. Hierdoor vereenvoudigt de doelmatigheidsafweging voor wat betreft bezwaren van financiële aard.
Samengevat werkt het doelmatigheidscriterium als volgt:
Het college van de gemeente Den Haag heeft ten behoeve van het vaststellen van overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarden een flankerend beleid, vastgelegd in ‘Beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder, definitief, februari 2010’ vastgesteld.
Hierin zijn samengevat de volgende uitgangspunten geformuleerd die van belang zijn voor onderhavig project en bestemmingsplan:
Bij Den Haag Centraal is sprake van 12 sporen waarover hoofdzakelijk NS-materieel rijdt. Omdat station Den Haag een kopstation is, is er in die zin geen sprake van doorgaand treinverkeer. Om echter een duidelijk verschil te maken met het geluid afkomstig van het emplacement (geluid van rangeren etc.), dat ondergebracht is in een rekenmodel ten behoeve van de milieuvergunning, worden de treinen van en naar het station die de dienstregeling rijden als doorgaande treinenaangeduid.
De volgende wegen zijn onderzocht
In 2010 is een uitgebreid onderzoek naar deze wegen gedaan ten behoeve van de vaststelling van het bestemmingsplan Bezuidenhout-west. Hieruit bleek dat de geluidbelastingen ten gevolge van de A12 (Utrechtsebaan) ruimschoots aan de voorkeursgrenswaarden voldeden. Daarom is deze bij het onderhavige onderzoek verder buiten beschouwing gelaten.
De lokale wegen (zoals bijvoorbeeld de Schenkweg, Hendrik Hamelstraat en Charlotte de Bourbonstraat/plein, et cetera) zijn 30 km/uur wegen en hebben als zodanig geen wettelijke zone. Vanwege de ligging dicht langs de woningen in het onderzoeksgebied zijn de geluidbelastingen in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) echter wel beschouwd.
Binnen de gemeente Den Haag maakt het tramverkeer onderdeel uit van het wegverkeer. Voor de toetsing van het geluid van wegverkeer aan de Wet geluidhinder, wordt het geluid van de trams opgeteld bij het geluid van het overige verkeer op het betreffende wegvak. Opgemerkt wordt dat de aftrek van artikel 110g Wgh niet van toepassing is op trams. Voor de geluidemissie van de Haagse trams is geen wettelijke rekenmethode voorhanden. De emissiekentallen die voor trams in het Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2012 (RMG 2012) zijn opgenomen, zijn hoger dan van de in Den Haag rijdende trams. Op grond van uitgevoerd onderzoek is gebleken, dat de geluidemissie van de Haagse trams kan worden bepaald door uit te gaan van de emissiekentallen volgens het RMG2012 in combinatie met verlaagde tramintensiteiten. Bij een gemiddelde spoorconditie dienen daarbij de volgende intensiteiten worden aangehouden:
Voor trams wordt uitgegaan van een snelheid van 40 km/uur.
Voor het spoorwegemplacement geldt een onherroepelijke beschikking in het kader van de Wet milieubeheer (omgevingsvergunning). Hierin zijn grenswaarden opgenomen met betrekking tot de optredende geluidbelastingen in de omgeving. De grenswaarden zijn gebaseerd op het geluidonderzoek door adviesbureau Peutz.
De grenswaarden zijn geminimaliseerd op achtereenvolgens 50, 45 en 40 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode. Dit betekent dat voor woningen waarvoor in het betreffende rekenmodel een lagere geluidbelasting ten gevolge van rangerende treinen is berekend, de geluidbelasting ten behoeve van de cumulatieberekening achtereenvolgens opgehoogd is naar 50, 45 en 40 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode.
De cumulatieve geluidbelasting wordt als volgt bepaald:
De cumulatie vindt plaats volgens hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 ('Rekenmethode cumulatieve geluidbelasting'). Deze rekenmethode wordt toegepast als er sprake is van blootstelling aan meer dan één geluidsbron. Per geluidbron wordt eerst gekeken is of er sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. De gecumuleerde geluidbelasting wordt bepaald rekeninghoudend met de dosis-effect-relaties van de verschillende geluidbronnen. De dosis-effect-relaties voor de verschillende bronnen zijn namelijk onderling verschillend. Dit betekent dat uit onderzoeken is gebleken dat bepaalde soorten geluidbelasting meer of minder hinderlijk zijn dan andere. Daarom is er voor gekozen om alle andere geluidbelastingen te relateren aan de hinderlijkheid van wegverkeer alvorens tot cumulatie over te gaan.
Voor het beoordelen van de ruimtelijke inpasbaarheid bestaan geen wettelijke normen. De gemeente Den Haag baseert de keuze voor het al dan niet realiseren van de geplande ontwikkelingen op de hoogte van de cumulatieve geluidbelasting, evenals op verkeerskundige en stedenbouwkundige afwegingen en dergelijke. Er wordt getoetst aan de maximaal aanvaardbare gecumuleerde geluidbelasting van 69,5 dB zoals vastgelegd in het beleid van de gemeente Den Haag.
Uit het onderzoek (zie bijlage 1) blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 55 dB op 378 woningen wordt overschreden. De maximaal toelaatbare grenswaarde van 68 dB wordt niet overschreden.
Zowel ten noorden als ten zuiden van het HSE tracé zijn woningen met overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarden gelegen. Het gaat om in totaal om 378 woningen, waarvan 14 woningen ten zuiden van het spoor met een maximale waarde van 56 dB en 364 woningen ten noorden van het spoor met een maximale waarde van 67 dB.
In afbeelding 5 is een indicatie opgenomen van de locaties waar overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde optreden ten gevolge van het nieuwe spoor. Hierbij dient opgemerkt te worden dat één punt meerdere woningen (woonlagen boven elkaar) kan representeren. In dat geval liggen meerder kleuren op elkaar. De donkere rand representeert in dat geval de hoogste waarde voor de betreffende locatie
Afbeelding 5: Indicatie van de woningen met een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde
Ten gevolge van de overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarden zijn aanvullende geluidreducerende maatregelen nodig. Een afweging van de mogelijke bron- en overdrachtsmaatregelen, hun effect en financiële doelmatigheid is opgenomen in de hierna volgende paragraaf.
In overleg met het ontwerpteam is vastgesteld welke maatregelen definitief zullen worden uitgevoerd. Alle geluidreducerende maatregelen die financieel doelmatig zijn en niet stuiten op bezwaren van technische of stedenbouwkundige aard zullen worden doorgevoerd. Daarnaast wordt de valbeveiliging aan de zuidzijde van de zettingsvrije plaat uitgevoerd als geluidscherm en wordt een middenbermscherm geplaatst op de aarden baan en een deel van de zettingsvrije plaat.
De volgende maatregelen zullen worden getroffen:
Na uitvoeren van de maatregelen zoals genoemd in de vorige paragraaf resteert een aantal woningen met een overschrijding van de richtwaarde van 55 dB(A) ten gevolge van de HSE sporen. Aanvullende geluidreducerende maatregelen om de geluidbelastingen verder terug te dringen zijn financieel niet doelmatig, technisch niet realiseerbaar of stuiten op stedenbouwkundige bezwaren.
Voor de woningen met een geluidbelasting boven de 55 dB dienen hogere waarden te worden aangevraagd. In bijlage 10 van bijlage 1 van de toelichting (Akoestisch onderzoek verhoogde aanlanding HSE) is de lijst met aan te vragen hogere waarden opgenomen. Het betreft 262 woningen. De procedure wordt gelijktijdig met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan doorlopen.