Plan: | RandstadRail (HSE) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0241ZRRHSE-50VA |
Het bestemmingsplan RandstadRail (HSE) vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader weer dat op dit bestemmingsplan van toepassing is. Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de thema's die in de onderstaande paragrafen worden behandeld van toepassing.
Op 13 maart 2012 is de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.
In de structuurvisie is opgenomen dat de (economische) kracht van de Zuidvleugel kan worden vergroot als de steden Rotterdam en Den Haag meer als een metropoolregio zouden functioneren. Door de verschillende steden beter te verknopen, groengebieden rond de steden toegankelijker te maken en de economisch belangrijke gebieden beter te ontsluiten, inclusief (internationale) achterlandverbindingen, wordt de ruimtelijk-economische structuur van de regio versterkt.
De ontwikkeling die onderhavig bestemmingsplan mogelijk maakt, levert hier een bijdrage aan. Door Randstadrail zijn Rotterdam en Den Haag beter met elkaar verbonden. Het Haags Startstation Erasmuslijn vormt het startpunt van de Erasmuslijn aan Haagse zijde.
De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.
Op 30 december 2011 is het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.
Een aantal projecten dat de regering van rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het kustfundament van belang.
Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan geen projecten van rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.
De 'Provinciale Structuurvisie - Visie op Zuid-Holland' en de provinciale 'Verordening Ruimte' zijn op 2 juli 2010 vastgesteld. De kern van de provinciale structuurvisie is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
De structuurvisie is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:
Ook de instrumenten die de provincie inzet, komen in de structuurvisie aan de orde. De provincie ordent met de Functiekaart en Kwaliteitskaart. Zij ontwikkelt programma's en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.'
Het plangebied is op de functiekaart aangemerkt als stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer. Het gaat hier om gebieden van de stad die in de nabijheid en invloedssfeer liggen van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet. Op de kwaliteitskaart is het plangebied aangemerkt als 'Hoogstedelijk (centrum)gebied'. Dit zijn gebieden die gekenmerkt worden door intensief ruimtegebruik en een hoogstedelijk karakter. De provincie zet met de structuurvisie voor deze gebieden in op bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming.
Plangebied
In de provinciale structuurvisie wordt het regionale openbaar vervoernetwerk (StedenbaanPlus) benoemd, dat de belangrijkste stedelijke centra en economische clusters in Zuid-Holland met het (inter)nationale netwerk koppelt. Daarmee is het een cruciale onderlegger in het stedelijke netwerk. Bij de ontwikkeling van StedenbaanPlus gaat het concreet om realisering en uitbouw van de lightrailverbindingen RijnGouwelijn, Randstadrail en de MerwedeLingelijn. Met de aanleg van het eindstation voor Randstadrail op station Den Haag Centraal wordt voorzien in een permantente afronding van de Erasmuslijn tussen Rotterdam en Den Haag Centraal.
In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten regels kunnen stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. De Verordening Ruimte voorziet hierin. Doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijke niveau. De nota stelt onder meer voorwaarden aan de hoeveelheid kantoren, bedrijfsruimten en detailhandel.
Op de kaart in bijlage 5 blijkt dat het plangebied onderdeel uitmaakt van de kantoorlocatie Den Haag Centraal. Relevant voor onderhavig bestemmingsplan is het bepaalde in artikel 7, kantoren, van de Verordening Ruimte.
De provincie kiest voor een 'strenge kantorenstrategie', gelet op de situatie op de kantorenmarkt. De kantorenmarkt wordt gekenmerkt door een toename van het structurele aanbod en een overmaat aan plancapaciteit. De provincie is van mening dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met het ontwikkelen van nieuwe kantorenlocaties. In onderhavig plan gaat het om het overnemen van vigerende bouwrechten en dus geen nieuwe ontwikkelingen. Desondanks is in paragraaf 5.3 een verantwoording opgenomen hoe in onderhavig bestemmingsplan met kantoren wordt omgegaan.
Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft op 16 april 2008 het 'Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020' (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor:
Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen. In het RSP worden de ambities samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten.
Voor Den Haag hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen.
Het plangebied is op de projectenkaart Haaglanden 2020 onderdeel van Hsl & Stedenbaan en bestaande / geplande stations. Met het startstation kan ervoor gezorgd worden dat ook op lange termijn, als de sporen 11 en 12 weer in gebruik worden genomen door NS, de Erasmuslijn kan stoppen op station Den Haag Centraal.
In november 2012 is door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden de kantorenstrategie Haaglanden 2012-2020 vastgesteld. De strategie, die het kantorenbeleid voor Haaglanden uitzet tot het jaar 2020, richt zich op het terugdringen van het huidige overaanbod aan vierkante meters. Ook legt de strategie de nadruk op een selectieve beperking van nieuwbouwplannen voor kantoren. Verder identificeert de kantorenstrategie kansen voor versterking en duurzame groei in daarvoor in aanmerking komende kantorengebieden en -sectoren.
De kantorenstrategie kent de volgende pijlers:
Relevant in het kader van dit bestemmingsplan is met name punt 1.
De gezamenlijke overheden hebben in het verleden zwaar geïnvesteerd in de kwaliteit van de openbare ruimte en –vooral- de multimodale bereikbaarheid van een aantal locaties, de zogenaamde kantoorversterkingsgebieden. Locaties komen in aanmerking voor de betiteling kantoorversterkingsgebied, als er sprake is van:
Dit betreft concreet de volgende locaties:
Nieuwbouwplannen moeten bij voorkeur in de kantoorversterkingsgebieden landen.
Plangebied
Voor het plangebied is in de kantorenstrategie een plancapaciteit van 40.000 m2 opgenomen. In paragraaf 5.3 wordt aangegeven hoe met deze plancapaciteit in onderhavig bestemmingsplan wordt omgegaan.
De gemeenteraad van Den Haag heeft op 17 november 2005 de 'Structuurvisie Den Haag 2020' vastgesteld: de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.
De structuurvisie gaat uit van groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er via verdichting vele woningen in de bestaande stad moeten worden toegevoegd. In de "agenda voor de Haagse verdichting" d.d. mei 2009 wordt het verdichtingsbeleid nader vormgegeven. Tegen de achtergrond van de huidige economische crisis zijn in het collegeakkoord “Aan de slag" d.d. mei 2011 en het "Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling" (d.d. oktober 2010) nadere prioriteiten gesteld. Het gaat daarbij om een wijziging van de aanpak van de in de Haagse structuurvisie beoogde gebiedsontwikkelingen én om de verandering van de omvang en de fasering van de ontwikkelingen.
Met het IpSO biedt de gemeente duidelijkheid in welke projecten wordt geïnvesteerd en welke ambities worden nagestreefd. Markpartijen kunnen hiermee rekening houden en op anticiperen met hun investeringen. Uiteraard is het doorgaan van ontwikkelingen van meerdere factoren afhankelijk (o.a. economische conjunctuur), maar doordat de gemeente vasthoudt aan de ingezette koers en helderheid biedt voor welke projecten middelen worden gereserveerd wordt enige mate van stabiliteit en zekerheid geboden.
De ruimtelijke strategie van Den Haag steunt op twee pijlers: “De Wereld in Den Haag” en “Den Haag in de Wereld”. De Wereld in Den Haag gaat over het verstevigen en robuust maken van de basis of het fundament van de stad met goede leefmilieus om te wonen, werken, ondernemen en recreëren. Tegelijkertijd werkt Den Haag aan het uitbouwen van de top (Den Haag in de Wereld), met als vaandel 'Den Haag Internationale Stad van Vrede en Recht'.
Het plangebied ligt binnen de in de structuurvisie opgenomen kansenzone Centrum. Om de stedelijkheid in het centrum te versterken, moet de functie van het centrum als ontmoetingsplaats van verschillende 'werelden' in de stad de komende decennia een extra impuls krijgen. Dat vraagt dat woongebieden rond het centrum nauwer op het centrum worden betrokken. Tegelijkertijd zal door toevoeging van wonen, voorzieningen en werkgelegenheid de regionale centrumfunctie verder worden uitgebouwd.
De barrièrewerking van grootschalige infrastructuur maakt het nodig om te investeren in het ‘aaneensmeden’ van de deelgebieden van het centrum. Die inzet geldt óók voor het Haagse Bos/Malieveld, dat in de toekomst vanuit het centrum direct als goed toegankelijk stadspark gaat functioneren. Een verdere overkluizing van het laatste stuk van de Utrechtsebaan zou daaraan bijdragen.
Plangebied
Een van de voorwaarden voor een 'Wereldstad aan zee' is een goed openbaar vervoernetwerk. Randstadrail en meer specifiek de Erasmuslijn zorgt voor een belangrijke verbinding met de regio. Daarom past de ontwikkeling die onderhavig bestemmingsplan mogelijk maakt, goed in de ambities van de structuurvisie.