direct naar inhoud van Artikel 25 Wonen - 2
Plan: St. Jacobskerk e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0225EStJacobskeo-50VA

Artikel 25 Wonen - 2

Artikel 24 Wonen

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. beneden peil gelegen gebouwde parkeervoorzieningen in niet meer dan twee lagen,

een en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten zich bevinden binnen het op de plankaart aangegeven bebouwingsvlak;
  • b. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven;
  • c. volledige beneden peil gelegen bebouwing mag uit niet meer dan een laag bestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding “parkeergarage” [pg] mag een ondergrondse parkeervoorziening worden gebouwd. Deze dient met uitzondering van in- en/of uitritten, toegangsportalen voor voetgangers, ontluchtingsmiddelen en soortgelijke bouwwerken, beneden peil te worden aangelegd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang” [ond] dient een onderdoorgang ter breedte van de aanduiding in stand te worden gehouden en mag geen bebouwing worden opgericht tot de onderkant van de vloer van de eerste verdieping;
25.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a. mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen, voor zover deze zich voor de voorgevel en het verlengde daarvan bevinden, niet meer dan 1 m bedragen; de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen achter de voorgevel of het verlengde daarvan mag niet meer dan 2 m bedragen.
25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijking verlenen van lid 24.2.1, onder b. ten behoeve van het verschuiven van de door hoogtegrenzen omkaderde vlakken met maximaal 3 m, met dien verstande dat de totale oppervlakte van alle door hoogtegrenzen omkaderde vlakken ongewijzigd dient te blijven.