Plan: | Laakhaven MegaStores e.o. |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0210FLaakhavMGS-50VA |
1) Algemene beleidsuitspraken | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) Uitgangspunt van het Rijksbeleid is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies en uitsluitend te toetsen aan de in het Barro geformuleerde nationale belangen. | De nationale belangen hebben geen betrekking op de ruimtelijke ontwikkeling die dit bestemmingplan beoogt. |
b) Bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling – in dit geval de ruimtelijke ontwikkeling van detailhandel - mogelijk maakt, moet volgens het Bro de toelichting bij dat plan beschrijven: - dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte en - tevens beschrijven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins. |
Uitgangspunt is dat bewoners op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun dagelijkse inkopen kunnen doen. De voorgenomen aanvulling met een wijkwinkelcentrum volgt uit de behoefte vanuit de naastgelegen wijk Laak waar geen centrum voorhanden is of kan komen. Het bestaande winkelcentrum MegaStores biedt die mogelijkheid wel. De aangevulde branchering van detailhandel is afgestemd op de detailhandelsvoorzieningen in de andere Haaglandgemeenten. De aangevulde branchering van detailhandel binnen MegaStores naast de concentratie van perifere en grootschalige detailhandel past in deze bundeling in bestaand bebouwd gebied. |
c) De PSV formuleert een beleid omtrent detalhandelsconcentraties en koppelt deze aan de Verordening ruimte |
Uit het gestelde in paragraaf 5.2 blijkt dat de aanvullende branchering past binnen de voorwaarden die in de Verordening ruimte zijn gesteld. |
d) Op de bij het RSP behorende kaart wordt het plangebied onder de aanduiding 'duurzame mobiliteit' gebracht, dat als bouwen binnen het bereik van het openbaar vervoer wordt omschreven. | De aangevulde branchering vindt binnen het bereik van het openbaar vervoer plaats. Met dit bestemmingsplan wordt een centrumstedelijke mix tot stand gebracht. |
e) In Laakhavens ligt - volgens het SVDH - volop ruimte voor bijzondere binnenstedelijke milieus met een centrumstedelijke mix van wonen, voorzieningen en stedelijke bedrijvigheid. De delen Laakhaven Hollands Spoor en Laakhaven Centraal krijgen een moderner en dynamischer karakter en gaan steeds meer bij het centrum horen. |
De bestaande en de aangevulde branchering bij Megastores en de Mondriaanvestiging en haar luchtbrug naar een aangrenzende locatie vormen een bijdrage aan de menging van functies. |
2) Beleidsuitspraken omtrent detailhandel | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) Op kaart 7 van de Verordening ruimte is het plangebied als 'opvanglocatie perifere detailhandel' aangeduid. De gemeente Den Haag ziet de MegaStores als een combinatie van PDV( perifere detailhandelsvestiging) en GDV(grootschalige detailhandelsvestigingen). |
Zowel de GDV als PDV worden in de herinrichting van Megastores behouden, maar krijgen een lager respectievelijk hoger totaal vloeroppervlak toegewezen. Bij de GDV geldt als criterium de minimale grootte van een winkelvestiging van 1.000 m2 of meer nvo, bij de PDV geldt als criterium de aard van de artikelen: volumineuze goederen in wonen. |
b) Het stadsdeel Laak telt ruim 37.000 inwoners, waarin sprake is van een sterke onderbesteding en een onvolledige winkelstructuur met slechts twee buurtwinkelcentra en een buurtsteunpunt. Het wijkwinkelcentrum wordt – samen met de GDV-vestigingen – in het oostelijk deel van het MegaStorescomplex ondergebracht. De PDV-vestigingen worden geconcentreerd in het westelijk deel van het complex. | Om af te stemmen op het winkelaanbod in die wijk kent het wijkwinkelcentrum een branchering waarbij de omvang van de winkelvestigingen is beperkt en detailhandel middels supermarkten en in mode maar in beperkte mate mogelijk zijn. Ze zijn in het begrip 'kleinschalige detailhandel' opgenomen. Aan de beoogde concentratie van PDV-vestigingen in het westelijk deel van het complex is de bestemming 'Detailhandel 1' aangewezen. Aan de concentratie en combinatie van GDV-vestigingen en het wijkwinkelcentrum in het oostelijk deel van het complex is de bestemming 'Detailhandel 2' aangewezen. Van de optimalisering van het loopcircuit is afgezien. |
c) De Verordening ruimte stelt bij perifere detailhandel voorwaarden aan de toelaatbaarheid van nevenassortimenten.' | 'Door specificatie en buitensluiting van winkelsoorten waarbij het hoofdassortiment al snel met nevenassortimenten gepaard gaat – bouwmarkten en tuincentra – wordt aan deze voorwaarde voldaan. Hiertoe wordt in de regels het begrip perifere detailhandel in artikel 1.33 vervangen door: 'detailhandel in volumineuze goederen voor wonen inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en – stoffering, met uitzondering van bouwmarkten en tuincentra, en in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, met uitzondering van detailhandel in vuurwerk.'. |
3) Beleidsuitspraken omtrent horeca | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) Het horecabeleid vermeldt dat er horecavormen bestaan, die gekoppeld zijn aan het winkelen, maar waaraan dit beleid verder geen aandacht besteed. | De op de winkelomgeving gerichte horeca bestaat uit lunchrooms en dergelijke (categorie licht). |
b) De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 biedt ruimte aan mengfuncties van ondergeschikte horeca-activiteiten bij detailhandel, attracties of cultuurinstellingen. Na overleg met vertegenwoordigers uit de gemeenteraad heeft de portefeuillehouder in een brief aan de raadscommissie Bestuur van 15 maart 2013 duidelijke voorwaarden benoemt om de waarneembare ondergeschiktheid te waarborgen. | De mengfuncties waarbij ondergeschikte horeca betreffen detailhandel, dienstverlening en winkelondersteunende recreatie Hiertoe zijn in de regels de artikelen 1.20, 1,23, 1.26 en 1,38(nieuw) aangepast. |
4) Beleidsuitspraken omtrent maatschappelijke voorzieningen en cultuur | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) De aanwezige onderwijscluster dient behouden en versterkt te worden. | De bestaande schoollocatie is de bestemming 'Maatschappelijk' aangewezen. De luchtbrug met de Mondriaan-vestiging in de spoorstrook achter het station Hollands Spoor vergroot het vloeroppervlak van deze schoolvestiging en is ook in deze bestemming opgenomen. |
b) Het aanbrengen van samenhang tussen de diverse onderdelen van zorg en dienstverlening, zoals een wet voorschrijft maakt het noodzakelijk de functies uitwisselbaar te maken. Ook de bevordering van kinderopvang heeft daar baat bij. | Gezien deze verplichting is de school ook voor kinderopvang en andere maatschappelijke functies aan te wenden. |
5) Beleidsuitspraken omtrent verkeer en parkeren, cultuurhistorie en archeologie en natuur en landschap. | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. | Met de in dit bestemmingsplan beoogde introductie van nieuwe functies op korte afstand van een Intercitystation wordt de mogelijke betekenis van dit station en het openbaar vervoer in het algemeen in verplaatsingen naar en van dit plangebied aanmerkelijk vergroot. |
b) Het gemotoriseerde verkeer tracht de gemeente zoveel mogelijk te concentreren op een stelsel van hoofdroutes met voldoende capaciteit. | De Waldorpstraat behoort tot dit hoofdwegennet en is zodanig ook bestemd. |
c) Voor het aanbieden van een fijnmazig netwerk van veilige fietsstroken en fietspaden wordt het gebruik van deze vervoerwijze gestimuleerd. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen zowel bij woningen en werklocaties. | De aanleg van fietspaden en fietsenstallingen wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. |
d) Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate voorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen. Uitgangspunt is dat de benodigde parkeerplaatsen in een (bouw)plan ook daadwerkelijk op eigen terrein worden gerealiseerd. | De bestemmingen 'Detailhandel-1, 'Detailhandel-2' en 'Maatschappelijk' kennen regels omtrent een minimum aantal gebouwde parkeerplaatsen, zodat parkeren op eigen terrein gewaarborgd is. Het vormt een onderdeel van de bestemmingomschrijving. Ook zijn voor dit doel en in het belang van de verkeersveiligheid de onderdoorgangen, waarmee deze parkeerplaatsen kunnen worden bereikt met het motorvoertuig, in de regels vermeld, op de plankaart van de bouwaanduding 'onderdoorgang' voorzien en daarmee gegarandeerd. |
e) Cultuurhistorie en archeologie | Het plangebied omvat geen objecten die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument zijn ingeschreven. en is geen behoudenswaardige archeologische waarden rijk. |
f) Natuur en landschap | In het plangebied is onderzoek verricht. Hieruit blijkt dat er geen beschermde planten- en diersoorten in het gebied aanwezig zijn. Er zijn in het plangebied geen monumentale bomen aanwezig. |
g) waterhuishouding | De herinrichting van het bestaande MegaStores-complex leidt niet tot een waterbergingsopgave of een capaciteitsprobleem in het rioleringsstelsel. |
6) Beleidskader ruimtelijke projecten en milieucomponenten | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) In het bestemmingsplan wordt ook de activiteit D.11.2 uit onderdeel D. uit de Bijlage bij het Besluit Milieueffectrapportage mogelijk gemaakt. Het is geen geval, maar een overig geval. De vermelding van de daarbijbehorende mogelijke activiteit geeft de indicatie dat het plan nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu als bedoeld in artikel 2.5 van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 | Gelet op het voorgaande onderzoek is er door de genoemde wijziging sprake van een activiteit, die echter door: - haar aard; - de toetsing aan het gebiedsgerichte milieubeheer (zie rij g); - het verplicht stellen van parkeervoorzieningen en - het stellen van de beperkingen aan de in die wijziging betrokken oppervlakten - geen of een verwaarloosbare toename van verontreiniging en hinder tot stand brengt. Deze vormvrije beoordeling. laat de de planontwikkeling toe. |
b) Het beleid ten aanzien van de externe veiligheid gaat ervan uit dat burgers voor de veiligheid en hun woonomgeving mogen rekenen op: - een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en - een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR). |
De bronnen van externe veiligheid zijn niet van betejkenis voor het plangebied. Er zijn geen LPG-tankstations of andere inrichtingen voor de opslag van gevaarlijke stoffen aanwezig waarvan de veiligheidscontouren op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende regeling geheel of gedeeltelijk in het plangebied zijn gelegen. Aan de noordzijde van Walsdorpstraat bevindt zich een motorbrandstoffenverkooppunt dat geen opslag en verkoop van LPG kent, maar op grond van de bestemmingsregeling wel zou kunnen toelaten.. Reden om deze in de bestemming 'Bedrijf'' aan te wijzen teneinde genoemde verkoop op opslag uit te sluiten. |
c) Op 1 maart 2002 is in werking getreden het Vuurwerkbesluit (Stb.33). | De aanwezigheid van een binnenstraat en galerijen die buiten de winkelvestiging gelegen zijn, schept daarbij een onduidelijke situatie voor de kopers en kan tot afsteken in het gebouw leiden. Voor het vermijden van slachtoffers is het daarom ongewenst in MegaStores vuurwerk te verkopen of op te slaan. |
d) De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten – bijvoorbeeld woningen – door drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer: | Het bestemmingsplan kent de projectie van een school. Deze is met een anticpatieprocedure gebouwd waarvoor Gedeputeerde Staten een besluit hogere waarden hebben verleend. |
e) Op grond van de Wet milieubeheer moeten bij een procedure in het kader van de ruimtelijke ordening de grenswaarden uit de wet in acht worden genomen of dient aangetoond te worden dat de planontwikkeling niet in betekenende mate (NIBM) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. | De conclusie uit het luchtonderzoek is daarom dat de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer geen belemmering vormen voor de ontwikkelingen van het onderzochte gebied en dus ook niet voor het bestemmingsplan Laakhaven MegaStores e.o. |
f) In de Wet bodembescherming zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. | Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de grond in het plangebied tot op twee meter onder het maaiveld gemiddeld matig verontreinigd is met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen) en licht verontreinigd met cadmium, koper en kwik. In het gebied is geen grondverzet mogelijk op basis van de bodemkwaliteitskaart. Het bestemmingsplan laadt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die met grondverzet samenhangen toe. |
g) In het kader van het Gebiedsgerichte milieubeleid bepalen de gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bde toekenning van het ambitieniveau per milieuthema: bodem, lucht, water, externe veiligheid, mobiliteit, natuur, geluid, afval en klimaat. Per thema zijn drie oplopende ambitieniveaus geformuleerd: | Op grond van de beantwoording van de vraag per milieucomponent of aan de ambitie van het gebiedsgericht milieubeleid zal worden voldaan, is dat antwoord in bijna alle gevallen bevestigend. |