direct naar inhoud van 4.10 Bezonning en wind
Plan: Ypenburg-Nootdorp, 3e herz (deelplan 26, Prins Willem Alexanderkwartier)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0190HDP263eherz-50VA

4.10 Bezonning en wind

4.10.1 Bezonning

Het aspect bezonning is voor dit bestemmingsplan niet van toepassing, omdat er geen andere gebouwen in de nabije omgeving staan en de schaduw van de nieuwbouw grotendeels over de A12 valt.

4.10.2 Wind

In het kader van de projectbesluit- en bouwplanprocedures die voor twee van de vier kantoorgebouwen, die binnen het plangebied mogelijk worden gemaakt, is gevolgd, is door Peutz een windhinderonderzoek uitgevoerd (rapportnummer WG 16205-1-RA d.d. 27 mei 2010). De conclusie van dat onderzoek is dat er zonder aanvullende maatregelen in het projectbesluitgebied een matig tot slecht windklimaat te verwachten is tussen de gebouwen in. Dat ongunstige windklimaat is te verklaren door de zeer open ligging van de bebouwing ten opzichte van de overheersende windrichting. Verder geeft Peutz aan dat ook in het gebied ten westen van het KPMG-gebouw (het gebied dat eveneens onderdeel uitmaakt van onderhavig plangebied) een slecht windklimaat verwacht wordt, waarbij lokaal sprake is van een beperkt risico op windgevaar. Ook op de loopbrug tussen station Ypenburg en deelplan 26-west (over de Laan van Leidschenveen) is het te verwachten windklimaat slecht.

Peutz stelt vervolgens een aantal maatregelen voor waardoor het windklimaat verbeterd kan worden en er geen risico meer is op windgevaar. In de bouwaanvragen voor de gebouwen van KPMG en de Nederlandse Hartstichting (NHS) die momenteel in aanbouw zijn, zijn de maatregelen die Peutz voorstelt meegenomen en die worden momenteel uitgevoerd. Bij de bouwaanvragen voor de loopbrug en de overige twee kantoorgebouwen zullen de voorgestelde maatregelen eveneens meegenomen worden. In de regels van dit bestemmingsplan zijn nadere eisen opgenomen die het bevoegd gezag de mogelijkheid bieden te eisen dat in het kader van de bouwaanvragen voor de overige twee kantoorgebouwen (aanvullend) windhinderonderzoek gedaan wordt om te bepalen welke specifieke aanvullende maatregelen nodig zijn.