direct naar inhoud van 4.3 Geluid
Plan: Scheveningen Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0186DSchevenDrp-50VA

4.3 Geluid

De Wet geluidhinder stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten – bijvoorbeeld woningen – door drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer.

Wegverkeers- en spoorweglawaai

Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen en waarbinnen een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. De wet maakt een uitzondering voor wegen waar de maximale snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken.

De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende nieuwbouw langs wegen. De gevelbelasting mag dan maximaal 68 dB bedragen onder de voorwaarde, dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • 1. een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige structuur of functie;
  • 2. een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

In het plangebied is geen vervangende nieuwbouw voorzien die aan deze criteria voldoet. In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen spoorwegen aanwezig. Met spoorweglawaai hoeft dus geen rekening te worden gehouden.

Industrielawaai

In en rond het plangebied zijn geen industrieterreinen waarop aangewezen inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd. Het plan ligt buiten de zone van het industrieterrein Scheveningen Haven.

Procedure hogere grenswaarden

Wanneer de voorkeursgrenswaarden worden overschreden en uit akoestisch onderzoek voldoende onderbouwd is gebleken dat maatregelen om die overschrijding teniet te doen of te beperken niet mogelijk of haalbaar zijn kan een procedure voor het verkrijgen van een hogere grenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder worden gestart. Deze procedure moet zijn afgerond alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld.

In het kader van dit bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door Cauberg-Huygen raadgevende ingenieurs. Dit onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd en maakt hier onderdeel van uit (Bijlage 3 Akoestisch onderzoek). Het onderzoek beperkt zich tot de geluidsbelasting ter hoogte van de nieuwe (met het plan mogelijk gemaakte) geluidsgevoelige objecten (locaties), te weten:

  • 1. de nieuwbouw van een zorginstelling met aanleunwoningen aan de Rusthoekstraat 38 (de procedure hogere grenswaarde voor deze locatie wordt te zijner tijd gevoerd bij toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid;
  • 2. de realisatie van woningen in het voormalig kerkgebouw aan de Pansierstraat 14;
  • 3. de realisatie van detailhandel, horeca en appartementen in het voormalig postkantoor aan de Hoge Prins Willemstraat / Badhuisstraat;
  • 4. realisatie van een maatschappelijke functie met woonbestemming aan de Jacob Pronkstraat 6;
  • 5. de realisatie van woningen aan de Symonszstraat / Kanaalweg

Ook de realisatie van geluidsgevoelige functies in het voormalig stadsdeelkantoor aan de Duinstraat is onderzocht. Op basis van de conclusies van dit onderzoek is echter besloten in dit pand geen geluidsgevoelige bestemmingen toe te staan.

De geluidsgevoelige objecten worden geluidbelast vanwege wegverkeerslawaai en tramverkeerslawaai. De berekende waarden zijn getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder en aanvullende eisen uit het gemeentelijke beleid. Op de geluidsbelasting door de horeca- en detailhandelfunctie is het toetsingskader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van toepassing.

Uit de berekeningen blijkt dat het aspect 'geluid' een rol speelt bij de ontwikkeling van locatie 3 en 4. Op deze locaties wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden vanwege de Scheveningseweg (max. 60 dB locatie 1), Prins Willemstraat (max. 60 dB locatie 3) en Jacob Pronkstraat (max. 61 dB locatie 4), geluidbelasting na aftrek ex art. 110g Wet geluidhinder.

Wet milieubeheer

Voor locatie 3 geldt dat bij de feitelijke realisatie van het project aandacht zal moeten worden besteed aan de mogelijk vereiste bouwkundige voorzieningen en oriëntatie van de verschillende milieubelaste functies binnen het plan. De detailhandel en horeca zullen onder de werkingssfeer van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer vallen en zullen aan de daarin opgenomen geluidvoorschriften moeten voldoen, waarmee het leefklimaat ter plaatse gewaarborgd wordt.

30 km/uur wegen

De geluidbelasting ten gevolge van niet zoneplichtige 30 km/uur wegen speelt een voorname rol bij locatie 2 (Pansierstraat max. 50 dB) en locatie 5 (Kanaalweg max. 59 dB), geluidbelasting na aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Formeel behoeft er geen toetsing van de berekende waarden vanwege deze 30 km/uur wegen aan de Wet geluidhinder plaats te vinden.


Tramverkeer

Het tramverkeerlawaai speelt een rol bij locatie 1 (Tramlijn 1 Scheveningseweg max. 53 dB) en locatie 3 (Tramlijn 1+23 Prins Willemstraat max 55 dB). Formeel behoeft er geen toetsing van de berekende waarden vanwege het tramverkeerslawaai aan de Wet geluidhinder plaats te vinden.


Geluidreducerende maatregelen

Middels bronmaatregelen in de vorm van geluidreducerend asfalt is het mogelijk de geluidbelasting te reduceren. Door het toepassen van stil asfalt in de vorm van dunne deklagen B over een maatgevende lengte zijn geluidreducties mogelijk van ca. 4 tot 7 dB. Voor de betreffende wegen met een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde zorgt dit, vanwege de hoge geluidbelasting, echter niet voor een reductie van de geluidbelasting tot aan de voorkeursgrenswaarde. Voor de Scheveningseweg zijn bronmaatregelen in verband met de beschermde status niet aan de orde. Voor de Jacob Pronkstraat zijn er bezwaren van financiële aard. Behalve akoestische effecten spelen civieltechnische aspecten (snelle slijtage en dus veel onderhoud) een grote rol bij de toepassing van geluidreducerend asfalt. Er zijn stedenbouwkundige bezwaren tegen het oprichten van geluidschermen langs de wegen met een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Derhalve wordt in het akoestisch onderzoek geadviseerd om geen maatregelen te treffen, maar een hogere waarde vast te stellen voor de Scheveningseweg, Jacob Pronkstraat en Prins Willemstraat.


Parkeergarage Badhuiskade
Bij een parkeergarage dient rekening te worden gehouden met geluid en luchtkwaliteit. In de handreiking Bedrijven en milieuzonering van de VNG wordt voor parkeergarages een richtafstand van 30 meter tot woningen aangehouden. Geluid is hierbij de bepalende factor. Voor een goede inpassing dient maatwerk te worden geleverd omdat het geen garantie is dat bij een afstand van 30 meter daadwerkelijk aan de normen wordt voldaan. Indien de afstand van de parkeergarage tot woningen minder is dan 30 meter dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd om te bepalen of kan worden voldaan aan de geluidsnormen.

Geluid is op te splitsen in direct geluid afkomstig van de inrichting (ventilatoren, laden en lossen enz.) en indirecte hinder ten gevolge van het verkeer van en naar de parkeergarage. Deze twee vormen kennen een eigen beoordelingssystematiek (het geluid wordt niet gecumuleerd beoordeeld). De basis is de Wet milieubeheer.
Bij het bepalen van de indirecte hinder dient te worden bedacht dat de gevels van de woningen aan de Badhuiskade op vrij korte afstand tot de weg staan. Verder geldt dat de normen voor de avond en nacht strenger zijn dan die voor overdag. In de praktijk is de avondsituatie meestal bepalend. Het bovenstaande geeft aan dat voor het verlenen van een omgevingsvergunning er een akoestisch onderzoek dient te worden uitgevoerd om te bepalen of de parkeergarage kan worden gerealiseerd en hoe en waar de in- en uitrit het beste kunnen worden gesitueerd. Een akoestisch onderzoek heeft echter pas zin zodra er sprake is van een concreet bouwplan.

Met het sturen op het aantal parkeervakken en het soort gebruikers (omwonenden of gasten) kan worden geregeld hoeveel verkeer er naar de parkeergarage zal komen en gedurende welke periode van de dag.

Actieplan omgevingslawaai

In maart 2009 heeft het College van Burgemeester en Wethouders het Actieplan Omgevingslawaai 2008-2013 vastgesteld. Dit is een verplicht plan ingevolge de Europese richtlijn omgevingslawaai. Het actieplan heeft tot doel om het aantal (ernstig) geluidgehinderden te verminderen en bestaande zogenaamde prioritaire knelpunten aan te pakken. Daarnaast is in het actieplan opgenomen dat bij nieuwe plannen moet worden voorkomen dat er nieuwe geluidsknelpunten ontstaan.

In het actieplan is voor het plangebied Scheveningen Dorp één prioritair knelpunt opgenomen. Dit knelpunt, de Kolenwagenslag, is inmiddels opgelost door het instellen van een 30 km-zone.

Plan-MER

Op basis van de conclusies uit het plan-MER is in de besluitvorming over het Masterplan Scheveningen-kust als randvoorwaarde voor de verdere uitwerking opgenomen dat nieuwe geluidsknelpunten in de zin van het actieplan en/of toename van het aantal (ernstig) gehinderden teniet moet worden gedaan door het treffen van bron- en overdrachtsmaatregelen. Met het nieuwe bestemmingsplan worden geen nieuwe knelpunten gecreëerd. De nieuwbouwsituaties zijn getoetst aan het gemeentelijke ontheffingenbeleid.