direct naar inhoud van 2.3 Bestaande situatie
Plan: Oostduinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0072DOostduinen-50VA

2.3 Bestaande situatie

2.3.1 Ruimtelijke structuur

De structuur van Oostduinen is voornamelijk gebaseerd op de structuur van de oude en jonge duinen. De oude duinen zijn duizenden jaren geleden gevormd en vormen een stelsel van min of meer evenwijdige, langgerekte zandwallen, gescheiden door laagten, de strandvlakten.

De eerste, meest westelijke zone van duinen, is de zeereep met een gemiddelde hoogte van 15 tot 20 meter boven NAP. De breedte van de zeereep is circa 200 meter. De tweede zone, het grootste deel van het gebied en circa 2 kilometer breed, bestaat uit vlakke duinvalleien, afgewisseld met parabool(stuif)duinen waarvan de hoogste tot 30 meter reiken. Voor de waterwinning en defensiedoeleinden hebben soms zeer ingrijpende vergravingen plaatsgevonden. De derde zone is het meest landinwaarts gelegen en wordt gevormd door een smalle hoge doorlopende duinenrij met vaak zeer steile hellingen. Ter hoogte van Waalsdorp zijn de hoogten echter gering.

Het gebruik van de Oostduinen is in velerlei vormen sterk toegenomen. Dit heeft geleid tot een groot aantal gebruiksvormen en functies:

  • zeewering;
  • natuurgebied;
  • waterwinning (infiltratie, berging, zuivering en winning, transport);
  • recreatief medegebruik;
  • defensie ( o.a. stormbaan, schietterreinen, veldsporten);
  • voormalige defensiewerken;
  • verkeersdoeleinden (wegen en parkeren);
  • ondergronds aardgastransport en gasverdeling;
  • bewoning

In het verleden was er verder nog sprake van zandwinning, landbouw, het boeten van netten, kustverdediging en de exploitatie van een spoorlijn. Deze gebruiksvormen en functies hebben in de loop der tijd tot de aanwezigheid van archeologische, monumentale, cultuurhistorische en landschappelijke waarden geleid.

Het hele duingebied tussen Scheveningen en Wassenaarse Slag (Meijendel) is circa 2000 hectare groot. Daarvan is circa 1250 hectare eigendom van de Staat der Nederlanden, circa 600 hectare is eigendom van de gemeente Den Haag en de resterende 150 hectare is eigendom van derden, merendeels particulieren.

Het Duinwaterbedrijf Zuid Holland (DZH) is de grootste beheerder met circa 1700 hectare. Haar beheer betreft eigendomsgronden, erfpachtgronden (1465 hectare) en vergunningsgronden (225 hectare), welke samen het aaneengesloten beheersgebied vormen. Andere beheerders zijn onder andere Staatsbosbeheer, Defensie, de Hoogheemraadschappen Delfland en Rijnland en de Dienst Stadsbeheer (Zwarte Pad).

Er zijn verschillende locaties in het duingebied waarop zich een aantal gebouwen bevinden. De eerste locatie (18,9 hectare, waarvan 5,1 bebouwd) aan de Pompstationsweg bevat een aantal gebouwen van de NV Duinwaterbedrijf Zuid-Holland. De bebouwing is niet van bijzondere waarde met uitzondering van de watertoren en het pompgebouw. De tweede locatie bestaat uit een deel van het Defensiecomplex van de Alexanderkazerne. Daarop bevinden zich gebouwen ten behoeve van de uitoefening van veldsporten. Een derde locatie bestaat uit verspreid liggende deels ondergrondse gebouwen van de voormalige kustverdedigingswerken aan de westzijde van het plan.

Verder bevinden zich in het gebied een aantal verspreid staande objecten, zoals een radarpost, een gasreduceerstation en enkele woningen. Eén van de drie woningen is een voormalig seinwachtershuisje, de twee andere liggen in het voormalig haltegebouw Wittebrug-Pompstation van de ZHESM uit ca. 1907. Het is gebouwd in overgangsarchitectuur bestaande uit een bouwlaag onder een hoge met pannen gedekte samengestelde kap. Het haltegebouw is onderdeel van de infrastructurele werken behorend bij de voormalige spoorlijn van Rotterdam naar Scheveningen (de Hofpleinlijn). De halte bestaat in feite uit twee dienstwoningen met enkele faciliteiten (wachtkamer en plaatskaartenbureau) ten behoeve van de spoorwegdienst. Het karakter van deze architectuur past goed in de landelijke omgeving van de stadsrand.

2.3.1.1 Deelgebieden

Het gebied bestaat uit een aantal deelgebieden: De Loopert, Uilenbos, Musschenberg, Harstenhoek, Ruygenhoek en het Nettenboetstersveld. In het onderstaande wordt per deelgebied de huidige ruimtelijk-functionele situatie beschreven.

Ruygenhoek

Dit 78 hectare grote gebied is gelegen in het westen van het plangebied. De belangrijkste functies van dit deelgebied zijn natuur, drinkwaterproductie en recreatie. De vegetatie van dit vrij hooggelegen, maar tamelijk reliëfarme deelgebied heeft een open karakter. De visuele wal rond de tramkeerlus 'Zwarte Pad' hoort ook bij dit deelgebied. Onder het zand gelegen bunkers maken deel uit van het beschermde Stützpunkt Scheveningen-Noord. Begin jaren '90 is langs de zuidrand van het gebied het Zwolsestraatcomplex gebouwd, met hoog opgaande appartementen en een parkeergarage, die hydrologisch van het duingebied worden geïsoleerd door middel van een kunstmatige waterscheiding.

De waterscheiding bestaat uit een randsloot die gevoed wordt met voorgezuiverd rivierwater en kunstmatig op een vast peil wordt gehouden. Omdat dit peil hoger is dan de grondwaterstand in de omgeving stroomt het water altijd af in de richting van de Zwolse straat. Op deze wijze is geborgd dat er geen verontreinigingen in het waterwingebied kunnen komen.

Voor fietsers vormen de Harstenhoekweg en de Pompstationsweg een belangrijke route naar het noorden. Overigens zijn de recreatieve mogelijkheden beperkt: het uitkijkpunt aan het Zwarte Pad, een wandelpad en een ruiterpad. Het landhuis Den Ruygenhoek, voormalig buitenverblijf van de Koninklijke familie, is in mei 1983 afgebrand. De locatie is gereinigd en aan de natuur teruggegeven.

Harstenhoek

Landschappelijk gezien kan dit gebied worden beschouwd als een zeldzaam duinlandschapstype, ook wel Zeedorpenlandschap genoemd. Een dergelijk landschap bestaat uit duinterreinen in en rond "zeedorpen" zoals Scheveningen eens was. Onder invloed van allerlei menselijke activiteiten in het verleden hebben dergelijke gebieden een specifiek karakter gekregen. Door dit vroegere grondgebruik wijkt de bodem nogal af van de meeste duinbodems. Het van oorsprong kalkrijke duinzand is door landbouwactiviteiten en organische bemesting (veelal visafval) oppervlakkig ontkalkt en verzuurd. Aan de randen is de oorspronkelijk kalkrijke, onbemeste zandlaag nog wel aanwezig. Hierdoor zijn allerlei interessante microgradiënten ontstaan die het gebied een uniek karakter geven.

Bij besluit van 15 november 1988 is de Harstenhoek aangewezen als Beschermd Natuurmonument. Een deel van dit natuurmonument ligt binnen de begrenzing van het vigerende bestemmingsplan Scheveningen-badplaats, 2e herziening Badplaats-Noord. Voor het overige deel, beter bekend als het Nettenboetstersveld, is momenteel geen bestemmingsplan van kracht. Hiervoor wordt het onderhavige bestemmingsplan “Oostduinen” in procedure gebracht.

Musschenberg

De Musschenberg bestaat overwegend uit een hoog paraboolduincomplex. In de buurt van de voormalige spoorlijn liggen oude bunkers die voor een klein deel van belang zijn als (winter)verblijfplaats voor vleermuizen.

Uilenbos

Aan de westzijde zetten de hoge paraboolduinen zich vanuit de Musschenberg voort in het deelgebied Uilenbos. De binnenduinrand loopt hier steil af en heeft een min of meer natuurlijke morfologie. De rest van het deelgebied is vrij laag, mogelijk betreft het hier een oude strandvlakte.

De Loopert

Slechts een smalle strook van het bestemmingsplangebied maakt deel uit van het voornamelijk in gebied Meijendel gelegen natuurgebied De Loopert. Dit deelgebied wordt gekenmerkt door een laaggelegen deel in het westen en een hoger paraboolduincomplex in het midden en oostelijke deel. Het gebied wordt gedomineerd door infiltratieplassen en winningen.

2.3.2 Bodem

De bodem bestaat tot een diepte van circa 2 meter -NAP meestal uit kalkrijk, maar mineralogisch arm jong duin. Daaronder zijn tot een diepte van 7 meter -NAP strandzanden aangetroffen met tot een diepte van 6 meter fijnkorrelige zeebodem-afzettingen. Rond NAP bevinden zich slecht doorlatende veenlagen. Artefacten zijn het Nettenboetstersveld, een door afgraving ontstaan voormalig cultuurgebied en de voormalige spoordijk. De bodem van het eerste gebied is kalkarm door jarenlang agrarisch gebruik.

In het gebied zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Deze hebben voornamelijk betrekking op bouwactiviteiten op het terrein van het drinkwaterleidingbedrijf, de kazerne en op de terrein van de kleiduivenschietbaan. Uit de bodemonderzoeken op het terrein van het drinkwaterleidingbedrijf blijkt dat de bovengrond (0-0,5 m minus maaiveld) zeer licht verontreinigd is met zware metalen en PAK (teerachtige verbindingen). In de ondergrond worden geen verontreinigingen aangetroffen. Op het terrein van de kleiduivenschietbaan en in de wijde omgeving hiervan is de bovengrond (0-0,5 m-mv) sterk verontreinigd met lood en PAK ten gevolge van de schietactiviteiten. Ongeveer 10 ha. grond is verontreinigd met lood en ongeveer 7 ha grond is verontreinigd met PAK. De verontreiniging met lood wordt voornamelijk aangetroffen in de vorm van kleine loodkogeltjes afkomstig van het schieten met loodhagel. De verontreiniging met PAK wordt voornamelijk aangetroffen in de vorm van kleiduivenscherven. Deze scherven komen met name voor in de bovenste twintig centimeter van de bodem. Voor dit het geval van bodemverontreiniging is in 1996 een beschikking met betrekking tot de ernst en urgentie voor het saneren afgegeven. Het betreft een ernstig geval van bodemverontreininging waarvan de sanering urgent is (kenmerk EU 504-001, d.d. 18 september 1996).

Voor niet alle delen van het plangebied hebben bodemonderzoeken plaatsgevonden. Verder is een deel van de uitgevoerde bodemonderzoeken verouderd (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/ herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de grond (0-2,0 m-maaiveld) in het plangebied gemiddeld niet verontreinigd is.

2.3.3 Natuur en openbare ruimte

Binnen het Nederlandse duingebied nemen de Haagse en Wassenaarse duinen een bijzondere plaats in. Uit oogpunt van natuur- en landschapsbehoud is het gebied van nationale en internationale betekenis en maakt deel uit van de provinciale en landelijke ecologische hoofdstructuur. Bovendien zal het gebied onderdeel gaan uitmaken van het Natura2000-gebied Meijendel en Berkheide. Naast de betrekkelijke ongereptheid en de schaal en omvang van het gebied ligt de meerwaarde van Oostduinen in de volgende elementen:

  • de grote natuurlijke rijkdom, die is ontstaan als gevolg van de variatie in abiotische factoren (droog-vochtig, kalkarm-kalkrijk, voedselarm-voedselrijk); de grootste waarde is gelegen in de zogenaamde “witte duinen”, de zogenaamde “grijze duinen”, de droge duinbossen en de open vochtige duinvalleien;
  • de geologische opbouw en de geologische processen die nog steeds plaatsvinden (kustsedimentatie en -erosie, verstuiving);
  • de nog aanwezige cultuurhistorische elementen zoals onder andere het Nettenboetstersveld als component van het nationaal en internationaal waardevolle "Zeedorpenlandschap".
2.3.3.1 Milieudifferentiatie

De belangrijkste factor die bijdraagt aan de milieudifferentiatie in het gebied is het reliëf met de daarmee samenhangende verschillen in microklimaat en diepte van het grondwater. Het microklimaat wordt bepaald door de verschillen in windsterkte en bezonning. Als gevolg hiervan ontstaan verschillen in bodemtemperatuur, luchttemperatuur, luchtvochtigheid en watergehalte van de bodem. De wind zorgt daarbij door verstuiven en inwaaien voor verschillen in dynamiek. Mede door deze door de wind veroorzaakte dynamiek zijn er ook verschillen in kalkgehalte. Op plaatsen met weinig dynamiek komt het zand tot rust en wordt de kalk onder invloed van de regen in de loop der tijd uitgespoeld. Een andere factor is het zout dat vanuit zee wordt aangevoerd door regen en wind. Met name in de eerste honderden meters vanaf de kustlijn is het zoutgehalte van grote invloed op de samenstelling van de vegetatie.

2.3.3.2 Flora en fauna

De vele plantensoorten in het gebied groeien niet willekeurig door elkaar, maar vormen plantengemeenschappen van wisselende samenstelling en structuur. Deze grote verscheidenheid is ontstaan als gevolg van de eerder beschreven milieudifferentiatie.

De successiereeksen van kaal, stuivend zand tot en met duinbos zijn volledig aanwezig. De grote diversiteit en het voorkomen van zeldzame soorten maakt de vegetatie van nationaal en internationaal belang. Naast de hogere planten komt ook een grote rijkdom voor aan lagere planten als mossen, korstmossen en paddenstoelen. De vegetatietypen binnen het plangebied zijn te verdelen in pioniervegetaties, duingraslanden, moeras- en watervegetaties, struwelen en bos. Pioniervegetaties komen verspreid voor, met name in het westelijke deel. De zeereep wordt gedomineerd door de associatie van Helm en Zandhaver met als bijzondere soort de wettelijk beschermde Blauwe zeedistel. Wat meer landinwaarts, vooral op zuidhellingen, is de Duinsterretjes-associatie vertegenwoordigd.

In het bunkercomplex komt een grote populatie meervleermuis voor. De populatie gebruikt de bunkers jaarrond als rust- en verblijfplaats. Het gebied Meijendel-Berkheide geldt als het belangrijkste gebied voor deze beschermde soort.

De duingraslanden worden als een van de waardevolste vegetatietypen van het duinlandschap beschouwd. Dit zijn gesloten gemeenschappen van kruiden en grassen welke ontstaan en in stand worden gehouden door een zekere mate van begrazing (vroeger door vee, tegenwoordig voornamelijk door konijnen en deels weer door begrazing door vee). In het middenduin, op circa 300 tot 800 meter vanaf de kustlijn, is de Duinpaardebloem-associatie vertegenwoordigd. In dezelfde zone kan zich op noordhellingen de associatie van Wondklaver en Nachtsilene vestigen.

Struwelen komen verspreid in het gebied voor. Het Duindoorn-Ligusterstruweel is vrij algemeen en komt optimaal tot ontwikkeling op circa 1500 tot 2200 meter van zee. Naast Duindoorn en Wilde liguster zijn slingerplanten als Heggerank en Wilde kamperfoelie kenmerkend. Dichter bij zee komt het Duindoorn-Vlierstruweel voor. Plaatselijk komt op noordhellingen het lage Eikvaren-Kruipwilgstruweel voor.

Kaart 1: Indeling van het duingebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0072DOostduinen-50VA_0001.png"

Harstenhoek

Deze variatie aan milieu-omstandigheden in samenhang met het veelal extensieve vroegere gebruik van met name het Nettenboetstersveld heeft geleid tot een bijzondere samenstelling van de vegetatie. Met name toen vanaf 1960 het beheer werd gewijzigd in "niets doen" is het oorspronkelijk schrale duingrasland geleidelijk overgegaan naar een korstmosrijke vegetatie welke momenteel in samenstelling en aantallen soorten uniek voor Nederland mag worden genoemd. Het zijn vooral de hier voorkomende hazen en konijnen die door hun "begrazing" in hoge mate hebben bijgedragen aan dit veranderingsproces en dit ook instandhouden. Door het wegvallen van konijnenbegrazing wordt het vergrassen momenteel tegengegaan door begrazing met vee. Van de korstmossen komen alleen al van het geslacht Cladonia 16 soorten voor, dit is meer dan in het gehele gebied Meijendel.

In de zuidwestelijk en oostelijk gelegen randen van het Nettenboetstersveld komen Duindoorn-Ligusterstruwelen voor met naast de Duindoorn en Wilde Liguster ook onder andere Dauwbraam en Kruipwilg. Deze struwelen worden afgewisseld met kleine bospercelen. Dit struweel en bos is vooral van belang als broed- en rustgelegenheid voor zangvogels zoals Gekraagde roodstaart, Goudvink, Goudhaantje, Tuinfluiter en Nachtegaal. Het grasachtige open deel is van belang voor vogelsoorten als Kievit, Tapuit, Kneu, Graspieper en Veldleeuwerik.

Van de reptielen komt de landelijk sterk bedreigde Duinhagedis in het gebied voor. Van de amfibieën komen zes soorten voor waaronder de Rugstreeppad, een typische duinbewoner.

De Loopert

De vegetatie van het binnen het bestemmingsplangebied gelegen deel bestaat uit hoge duinstruwelen, met Meidoorn en Kardinaalsmuts als dominante soorten, afgewisseld met waardevolle open pionier- en graslandvegetaties. Plaatselijk is sprake van verruiging door Duinriet. De oevers van de infiltratieplassen zijn omgeven door rietzomen en ruigtevegetaties. Als gevolg van de relatieve rust in dit deelgebied is de broedvogelbevolking goed ontwikkeld. Vooral moeras- en watervogels zijn goed vertegenwoordigd met onder andere Krakeend, Tafeleend, Kleine karekiet, Rietgors, Aalscholver en Rietzanger. Aan vleermuizen zijn hier aangetroffen Watervleermuis, Ruige dwergvleermuis, Dwergvleermuis, Laatvlieger en Rosse vleermuis.

Musschenberg

De Musschenberg bestaat overwegend uit een hoog paraboolduincomplex. De vegetatie bestaat voor een groot deel uit meer of minder natuurlijke duinstruwelen en -bossen. Daartussen liggen verspreid stuifplekken en veel open plekken met kaal zand. De voor het duingebied karakteristieke open pionier- en graslandvegetaties zijn schaars. In de buurt van de voormalige spoorlijn liggen oude bunkers die van belang zijn als (winter)verblijfplaats voor vleermuizen. Aangetroffen zijn Watervleermuis, Grootoorvleermuis, Meervleermuis en Dwergvleermuis.

Uilenbos

Aan de westzijde zetten de hoge paraboolduinen zich vanuit de Musschenberg voort in het deelgebied Uilenbos. De binnenduinrand loopt hier steil af en heeft een min of meer natuurlijke morfologie. De vegetatie bestaat voornamelijk uit bos en struweel. De rest van het deelgebied is vrij laag, mogelijk betreft het hier een oude strandvlakte.

2.3.3.3 Recreatief gebruik of medegebruik

Recreanten in dit gebied prefereren in toenemende mate enerzijds de beleving van rust en stilte en anderzijds mobiele recreatie als fietsen en wandelen in een aantrekkelijke omgeving. De mogelijkheden hiertoe zijn schaars in Den Haag en de Oostduinen zijn in dit opzicht dan ook van grote betekenis.

De toegenomen recreatiedruk heeft een schadelijke invloed op de kwetsbare delen van het natuurlijk milieu. Anderzijds vormt de openluchtrecreatie een belangrijk motief voor genuanceerd natuurbehoud en draagt zij bij aan een breed maatschappelijk draagvlak voor de natuurzorg.

De recreatieve voorzieningen hebben een ondersteunend karakter; ze zijn bedoeld om de activiteiten van bezoekers (wandelaars, fietsers en ruiters) mogelijk te maken en de kwaliteit van het gebied voor gebruikers te verhogen. De meeste voorzieningen hebben dan ook geen betekenis als zelfstandig motief voor bezoek.

In het plangebied bevinden zich ook enkele meer zelfstandige recreatieve voorzieningen. Bij de Pompstationsweg zijn twee kleine speelweiden. Deze zijn niet specifiek op de duinen gericht en kunnen in beginsel ook los van hun omgeving bezoek aantrekken.

De twee schermenschietbanen, enkele militaire voetbalvelden, het bezoekerscentrum en de voormalige kustverdedigingswerken, die bezocht kunnen worden, bieden eveneens gelegenheid tot recreatief gebuik dan wel medegebruik.

2.3.4 Verkeer en parkeren

In het plangebied is, met uitzondering van het Zwarte Pad, de weg van de Zwolsestraat naar het pompstation (Harstenhoekweg), op het pompstation zelf en op de weg naar de radarinstallatie, gemotoriseerd verkeer niet toegestaan. Het Zwarte Pad is een uitloper van de badplaats Scheveningen in de duinen aan het uiterste noordoosten van de badplaats en volgt de accidentaties van het duingebied. Het Zwarte Pad is voor auto's toegankelijk als parkeerterrein voor strandgangers, de zeezeilvereniging en als aanvoerweg voor strandtenten. Er zijn in totaal 353 parkeerplaatsen aanwezig. In het zomerseizoen, tussen half maart en half oktober, is parkeergeld verschuldigd. Langs de parkeerplaatsen aan de zeezijde ligt een smal voetpad. Aan het eind van het pad ligt een keerlus en een strandopgang. De overige wegen zijn voor bestemmingsverkeer ingericht.

Voor niet-gemotoriseerd verkeer is het gebied openbaar toegankelijk op de paden. In delen van het plangebied vindt vrij drukke recreatie plaats door wandelaars, fietsers en ruiters. Als gevolg van de vaststelling van de nota Integraal Duinbeheer is onlangs de padenstructuur in de omgeving van het Zwarte Pad aangepast.

2.3.5 Bedrijven

In het plangebied Oostduinen is een aantal bedrijven gevestigd.

2.3.5.1 Het pompstation

Centraal in het gebied is het Pompstation gelegen. Dit bedrijfsterrein wordt gebruikt door het Duinwaterbedrijf Zuid –Holland. Dit bedrijf levert vanaf deze locatie drinkwater aan ca. 1,2 miljoen inwoners van westelijk Zuid-Holland. Als grondstof voor de productie van drinkwater wordt duinwater gebruikt. Hiervoor wordt rivierwater vanaf de Afgedamde Maas bij Brakel naar de duingebieden tussen Monster en Katwijk getransporteerd. Via infiltratieplassen zakt dit water langzaam de duinbodem in waar het zich vermengt met neerslagwater. Zo ontstaat het duinwater. Ongeveer twee maanden na infiltratie wordt het duinwater opgepompt om er drinkwater van het maken. Het op het Pompstation gevestigde productiebedrijf is verantwoordelijk voor de productie van drinkwater. Op de locatie is ook het Natuurbedrijf van DZH, verantwoordelijk voor het beheer van de duingebieden, gehuisvest.

Naast infiltratie via plassen (oppervlakte-infiltratie) gebruikt het Duinwaterbedrijf Zuid-Holland sinds 1990 ook diepteinfiltratie als methode om voorgezuiverd rivierwater direct diep in de duinbodem te brengen.

Vanwege de betrouwbaarheid , kosten en robuustheid van oppervlakte-infiltratie heeft deze techniek de voorkeur boven diepinfiltratie. Het huidige provinciaal beleid staat echter uitbreiding van oppervlakte-infiltratie niet toe. Daardoor is een alternatief ontwikkeld om water diep te infiltreren. Bij diepinfiltratie wordt door middel van infiltratieputten voorgezuiverd water op een diepte van circa 50 meter in de bodem gebracht. Met winputten die op 100 meter afstand aan weerszijden van de infiltratieputten liggen, wordt na een verblijftijd van enkele maanden het water weer teruggewonnen. Door bodempassage ondergaat het water een aanzienlijke kwaliteitsverbetering

Voorwaarde is hierbij dat het diep watervoerende pakket alleen zoet water bevat en zowel aan de boven als aan de onderzijde afgesloten is met een slecht doorlatende laag (bijv. klei).

Op het pompstation Scheveningen wordt water voor diepinfiltratie verder voorgezuiverd middels coagulatie, flotatie en snelfiltratie. Na de bodempassage in de duinen ten behoeve van bacteriologische zuivering en afvlakking van variaties in kwaliteit vindt op het pompstation nazuivering plaats, die bestaat uit poederkooldosering – voor de verbetering van de smaak, beluchting, snelfiltratie en langzame zandfiltratie. Tevens wordt het water er onthard (van 13,4 naar 8,5'Dh).

De productielocatie wordt gekenmerkt door de 49 meter hoge watertoren uit 1874; de toren heeft een reservoir van 1.000.000 liter.

De bedrijfsbebouwing bestaat voor het merendeel uit reinwaterreservoirs en drie kantoorgebouwen en een aantal gebouwen aan de zuidzijde van het complex waarin onthardingsinstallaties, snelfilters en pompen zijn ondergebracht.

In het hele duingebied zijn ondergrondse pompen gesitueerd die onderling verbonden zijn door leidingen.

2.3.5.2 Gasontvangststation

Aan de Groningsestraat is aan de rand van het plangebied een gasdrukregel- en meetstation gelegen. Middels een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding, die in het plangebied parallel aan de van Alkemadelaan loopt, wordt aardgas naar dit station aangevoerd. Vanuit dit station wordt aardgas gedistribueerd over het aanliggende deel van Scheveningen.

2.3.6 Maatschappelijke voorzieningen

Een aanzienlijk deel van het plangebied is in gebruik voor defensiedoeleinden. De deelgebieden Uilenbosch en Musschenberg worden gebruikt als militair oefenterrein bedoeld als zogenoemd Overig Oefenterrein (OOT). Het terrein is niet toegankelijk voor recreanten met uitzondering van een deel ten noordwesten van het TNO-complex waar defensie een uitloopgebied voor honden heeft ingericht om het door defensie voor natuurontwikkeling heringerichte oefenterrein op de Waalsdorpervlakte te ontlasten.

Het gebied is in te delen in vier deelgebieden: het terreindeel ten noordwesten van het TNO-gebouw, duingebied Uilenbosch, het voormalig schietterrein van het CvP en het terrein ten noorden van TNO.

2.3.6.1 Het terreindeel ten noordwesten van het TNO-gebouw

Dit terrein bestaat uit diverse subdelen, elk met hun specifieke functies en gebruiksmogelijkheden. Bij de toegang van het defensieterrein ligt een aantal sportvelden, een kleiduivenschietbaan, een particuliere scherpschuttersbaan en twee schermenschietbanen, de zogenaamde garnizoenschietbaan, en diverse clublokalen van sportverenigingen. Er is medegebruik ten behoeve van niet-gebiedsgebonden (niet militaire) recreatie (schietverenigingen).

Naast deze voorzieningen maakt ook de verharde weg die leidt naar de Vlakte van Waalsdorp, het parkeerterrein voor recreanten langs de Oude Waalsdoerperweg, een testveld van TNO en de radome deel uit van het defensievastgoed, niet zijnde oefen- of schietterrein. Totaal gaat het om circa 13,3 hectare.

2.3.6.2 Het duingebied Uilenbos

Het duingebied Uilenbos, gelegen achter de sportvelden en de schermenschietbaan, biedt mogelijkheden om velddienstoefeningen te houden. Het deelterrein is circa 55 hectare groot.

2.3.6.3 Voormalige schietterrein van het CvP

Het voormalige schietterrein van het CvP is geschikt om diverse militaire en toegelaten niet-militaire oefeningen te houden. Het terrein is omrasterd en heeft een oppervlak van circa 14 hectare.

2.3.6.4 Terrein ten noorden van TNO

In het terreindeel ten noorden van het TNO-complex wordt sporadisch geoefend. Het heeft vooral een functie als overgang tussen de bebouwde omgeving van NATO en TNO naar het natuurgebied. Handhaving ten behoeve van Defensie wordt vooral gerechtvaardigd door de noodzakelijk te handhaven toegangsweg naar het voormalig CvP-terrein. Het oppervlak bedraagt circa 3 hectaren.

Het grootste deel van het defensieterrein is gelegen op Wassenaars grondgebied. Het uiterste puntje valt echter binnen de grens van bestemmingsplan Oostduinen. Dit gehele deel wordt verhuurd aan Duinwaterbedrijf Zuid Holland. Hoewel het huurcontract oefenen in dit deel niet verbiedt wordt dit al vele jaren niet meer gedaan. Het DZH voert in dit deel zelf het (natuur)technisch beheer en ook het toezicht op recreanten en eventuele oefende militairen wordt door bijzondere opsporingsambtenaren van het DZH uitgevoerd. Het komt als eerste in aanmerking om buiten militair gebruik gesteld te worden.

2.3.7 Water en waterhuishouding
2.3.7.1 Waterberging

Het duingebied is een natuurgebied en heeft een belangrijke functie voor de waterwinning. Het infiltreren en winnen van water vindt plaats binnen ecologische en hydrologische randvoorwaarden die mede zijn vastgelegd in de grondwaterwetvergunning. Het infiltreren van voorgezuiverd rivierwater in de infiltratieplassen levert voedingsstoffen aan het duin die er van nature niet thuis horen. De oorspronkelijke, karakteristieke vochtige duinvalleien zijn als gevolg hiervan verruigd. Potenties voor herstel zijn echter wel aanwezig.

2.3.7.2 Veiligheid/waterkering

Evenals elders langs de kust beschermen de duinen het lager gelegen achterland tegen overstroming door de zee. Het duingebied is op grond van de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland in te delen in verschillende zones: de zeewering en zeeduinen. De strook duingebied die zich van de zee af landinwaarts strekt tot 300 meter uit de Rijksstrandpalenlijn wordt de zeewering genoemd. De functie zeewering wordt primair vervuld door de zeereep. De zone tussen 300 en 600 meter uit de Rijksstrandpalenlijn wordt zeeduinen genoemd. Het zeeweringsbeheer (behoud, herstel en verbetering van de kustverdediging) is in handen van het Hoogheemraadschap Delfland en wordt vooral uitgevoerd in de zeereep, de strook van 300 meter achter de Rijksstrandpalenlijn.

De betekenis van de duinen is evident. Dit geldt zowel voor de hoogwaterkerende functie van de zeewering (hoogwaterdefensie) als voor de zoutwaterkerende functie van de diepe zoetwatervoorraad onder de duinen (verziltingsdefensie).

2.3.7.3 Waterwinning

Een belangrijk deel van het duingebied is in gebruik als waterwingebied. Duinen hebben een natuurlijk vermogen tot zuivering, berging en tot afvlakking van variaties in kwaliteit en temperatuur. Het Duinwaterleidingsbedrijf Zuid-Holland voert kunstmatig water aan en zuivert dit, net als neerslag en voert dit af naar het waterleidingnet. Aan het gebruik van de duinen voor de waterwinning kleven naast voordelen ook bezwaren. Deze bezwaren komen neer op ruimtebeslag, schade aan natuur en landschap door aanleg van infrastructuur, toevoeging van onnatuurlijke dynamiek aan en eutrofiëring van het duinecosysteem. De duinwaterwinning brengt schade toe aan het duinmilieu. Wel vindt thans, door toegenomen kennis en nieuwe technische ontwikkelingen, meer dan in het verleden, een optimale afstemming plaats van waterwinning en natuurbehoud.

Ter ondersteuning van de waterwinning bevinden er zich in het gebied een aantal gebouwen van de NV Duinwaterbedrijf Zuid-Holland. Daar wordt het grondwater opgepompt, klaargemaakt voor drinkwatervoorziening en middels leidingen getransporteerd.

Het plangebied is gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied en is, met uitzondering van de zeereep, niet in beheer bij het Hoogheemraadschap Delfland. Een klein deel van het plangebied nabij de Hoornse Hop is ingericht als grondwaterbeschermingsgebied.

2.3.8 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten
2.3.8.1 Archeologie

Het plangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk in zijn geheel gelegen in het gebied dat door strandwallen en strandvlaktes wordt beheerst. Beide komen ter plekke voor. De Pompstationsweg is ter hoogte van een strandvlakte gelegen; de Harstenhoekweg en het gebied daar ter weerszijden van bevindt zich op een strandwal. Dit oude landschap is in het gehele plangebied overdekt met stuifzand behorend tot de Laag van Den Haag (vroeger Jong Duin geheten). Deze overstuiving dateert uit de middeleeuwen.

Het strandwallenlandschap heeft in zijn algemeenheid een hoge archeologische verwachting. De zandruggen waren al vrij snel bewoonbaar en ook heel aantrekkelijk voor onze verre voorouders. Op die plekken zijn in Den Haag dan ook vaak sporen van nederzettingen aangetroffen. De lager gelegen gedeelten, de strandvlaktes, waren op zijn minst geschikt om gewassen te verbouwen en vee te hoeden. Resten van deze bewoning kunnen teruggaan tot in de prehistorie, terwijl ook in de Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen volop in het duingebied gewoond lijkt te zijn. De overstuiving van de Laag van Den Haag heeft er voor gezorgd dat eventuele vindplaatsen in verhouding goed bewaard zijn gebleven.

Ook voor het gehele plangebied geldt een hoge archeologische verwachting. Dat wordt geïllustreerd door het feit dat, ondanks de geringe hoeveelheid bodemverstoringen die in het gebied zijn opgetreden, toch archeologische vondsten bekend zijn. In de jaren negentig is door amateur-archeologen onderzoek gedaan in stuifkuilen op het nettenboetstersveld. Daarbij zijn scherven gevonden uit de Late IJzertijd (200 v. Chr.- 0) en uit de Vroege middeleeuwen (500-800 na Chr.). Dit geeft aan dat het gebied in elk geval in die periodes bewoning gekend heeft. Het geeft ook aan dat het plangebied waarschijnlijk nog veel onontdekte archeologie rijk is.

2.3.8.2 Cultuurlandschappen en cultuurhistorische elementen

Binnen het plangebied bevinden zich resten van waardevolle agrarische cultuurlandschappen en landschapselementen die van cultuurhistorische betekenis zijn. Onder waardevolle cultuurlandschappen worden verstaan in cultuur (geweest) zijnde landschappen die uit cultuurhistorisch of natuurwetenschappelijk oogpunt en veelal ook uit oogpunt van beleving een grote algemene waarde vertegenwoordigen.

Onder cultuurhistorische elementen worden verstaan gebouwen, objecten en structuren die, mede gezien in samenhang met het omringende landschap, van belang zijn vanwege hun betekenis voor de wetenschap of hun historische of esthetische waarde. Het betreft overwegend landschappelijke overblijfselen van landbouwontginning en landbouwcultuur, maar ook van andere vormen van bodemgebruik zoals bewoning, ontsluiting, bebossing, waterwinning, afzanding, militaire doeleinden en jacht. Vooral in de vallei Harstenhoek komen de cultuurhistorische elementen voor in onderlinge samenhang en vormen zij met het geomorfologisch gegeven de belangrijkste landschapsvormende structuren.

De cultuurhistorische gegevens van Oostduinen zijn vooral van wetenschappelijke en recreatieve betekenis en plaatselijk ook van ecologische betekenis. De elementen en structuren geven informatie over vroeger grondgebruik en zijn, in aanvulling op archiefgegevens, een bron van kennis van vroeger bodemgebruik. In het bijzonder is dit duidelijk voor het bodemgebruik voor militaire doeleinden, voor waterwinning en voor landbouw.

De resten van het negentiende-eeuwse agrarische cultuurlandschap in Oostduinen zijn relatief goed geconserveerd. Uit oogpunt van recreatie kunnen de cultuurhistorische gegevens van belang zijn voor de beleving mede door de band die zij scheppen met het verleden. De beleving door de bezoeker is gebaseerd op de gebruikswaarde (paden, ligweiden, luwtegevende elementen) en de esthetische waarde (vormen en afwisseling). Door de band met het verleden kan de bezoeker een indruk opdoen van de natuurlijke en maatschappelijke processen, die het landschap vormen en hebben gevormd.

Ook uit oogpunt van natuurbehoud zijn de cultuurhistorische gegevens van belang. In het bijzonder de bodemprofielen op percelen, die langdurig in gebruik zijn geweest als bouwland of weiland, zijn een belangrijke milieufactor voor de ter plaatse aanwezige levensgemeenschappen.

Het Nettenboetstersveld valt op door een van de rest van het gebied sterk afwijkend bodemprofiel en, in samenhang daarmee, evenzeer afwijkende begroeiing (gemeenschap van Knolboterbloem en Gestreepte klaver). Dit is met name het gevolg van de verschillende vormen van grondgebruik door de tijd. Landschappelijk valt het terrein op door de langs de randen nog aanwezige hoge aarden wallen (schurvelingen), veelal tot boven ooghoogte reikend, waarin ten tijde van de ontginning het zand is opgeslagen dat bij de egalisatie overbodig was. De ruim honderdjarige laanbeplanting langs de Pompstationsweg vormt hier - hoewel gehavend - een monumentaal element in het landschap.

Als cultuurhistorisch waardevolle elementen dienen de op het pompstation aanwezige Watertoren, het pompgebouw en de Verzamelkom te worden genoemd. De Spuiplas ten zuiden van het pompstation is oorspronkelijk ontstaan als een ontgraving ten behoeve van de aanleg van de spoorbaan langs de Van Alkemadelaan naar Scheveningen. Deze spoorbaan is tussen 1950 en 1955 opgeheven en verwijderd. Het tracé is tot op heden een herkenbaar element in het landschap gebleven.

Militair gebruik heeft in het verleden tot veel grondverzet geleid voor de aanleg van oefenwerken, generaties van schietbanen en voor bunkerbouw. Verspreid in het gebied bevinden zich talrijke bunkers en resten van overdekte loopgraven. Een aantal van de bunkers doet nu dienst als winterverblijf voor vleermuizen. De invloed van de Duitse bezetting is nog zichtbaar in de vorm van onderdelen van de Atlantikwall zoals bunkers, restanten van de voormalige steunpunten XXXX en XXXXI, de marine kustbatterij Scheveningen Nord en batterij Watertoren. Ook (restanten van) tankmuren op het huidige militaire oefenterrein, in het Koningsbos en in de zeeweringsduinen zijn nog zichtbaar. Veel is echter om uiteenlopende reden gesloopt.

Op de grens van de gemeenten Wassenaar en Den Haag, tevens de grens van de hoogheemraadschappen Delfland en Rijnland, bevindt zich een reeks oude hardstenen grenspalen.

2.3.8.3 Monumenten

Het plangebied kent twee Rijksmonumenten: de watertoren op Pompstationsweg 325 en het binnenkort buiten gebruik te stellen pompgebouw op Pompstationsweg 327. Daarnaast is er een aantal gemeentelijke monumenten in het gebied aanwezig:

  • de verspreid liggende en met ondergrondse gangen verbonden gebouwen die behoren bij de kustverdedigingswerken 'Stutzpunkt Scheveningen-Nord;
  • enkele stukken tankmuur in het Koningsbos en op het terrein van Defensie;
  • de bunker onder de radartoren van SHAPE;
  • de ploegbaaswoning uit 1912 aan de Harstenhoekweg 281;
  • de Luchtwachttoren aan het Zwarte Pad;
  • enkele bunkers op het terrein van het ministerie van Defensie.
2.3.9 Kabels, leidingen en straalpaden

Er lopen leidingen van DZH door het gebied, die een functie vervullen voor de drinkwaterwinning en transport.

Aan de zijde van de van Alkemadelaan ligt een gastransportleiding in de strook tussen de weg en het Nettenboetstersveld, naar het ontvangststation aan de Groningsestraat.