direct naar inhoud van Artikel 8 Maatschappelijk-3
Plan: Oostduinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0072DOostduinen-50VA

Artikel 8 Maatschappelijk-3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. militair oefenterrein;
  • b. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
  • c. waterwinning en bescherming van het grondwater, overeenkomstig de aanduiding op de plankaart;
  • d. bescherming van dit waardevol archeologisch gebied;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen en groen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van deze bestemming gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m2.
  • b. de hoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • c. er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
  • d. op de gronden in deze bestemming worden bij het bouwen, waarbij het maaiveld verstoord wordt, aan de bouwregels de regels toegevoegd als bedoeld in artikel 15.2 van de regels van dit plan.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • b. in afwijking van het gestelde onder b mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen niet meer dan 2,4 m bedragen.
  • c. er mogen geen overkappingen worden gebouwd.
  • d. op de gronden in deze bestemming worden bij het bouwen, waarbij het maaiveld verstoord wordt, aan de bouwregels de regels toegevoegd als bedoeld in artikel 15.2 van de regels van dit plan.
8.3 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden op of in de op de plankaart aangeduide gronden behorende bij deze bestemming, zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
    • 4. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    • 1. indien en voor zover de onder a genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    • 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
    • 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  • c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    • 1. geen ingrijpende beletselen teweegbrengen voor een doelmatig gebruik overeenkomstig de bestemming;
    • 2. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.
  • d. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • e. Op de gronden, in deze bestemming geldt een verbod, als bedoeld in artikel 15.3 van de regels van dit plan.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig artikel 3.6 van de Wro het bestemmingsplan te wijzigen op een tijdstip na aanwijzing tot Natura2000-gebied op grond van artikel 10a van de Natuurbeschermingswet 1998, met dien verstande dat:

  • a. voor de gronden in de bestemming, die niet in die aanwijzing betrokken zijn, een verbod als bedoeld in artikel 3.3 van de Wro voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.3 onder a, artikel 6.3 onder a, artikel 8.3 onder a en/of artikel 11.3 onder a zal gaan gelden, waardoor bij de vergunningverlening de uitvoering van deze werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geen onevenredige aantasting van de natuurlijke waarden plaatsvindt en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.