direct naar inhoud van Artikel 15 Waarde
Plan: Oostduinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0072DOostduinen-50VA

Artikel 15 Waarde

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde' aangewezen gronden zijn behalve voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen primair bestemd voor het behoud en bescherming van de hieronder aangegeven waarden:

  • a. archeologische waarden;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming Waarde als bedoeld in lid 15.1 gelden de volgende regels:

  • a. bij de aanvraag van een bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Woningwet waarbij het terrein verstoord wordt, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. aan de vergunning, als bedoeld onder a, kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het doen van boringen;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, zoals het graven van proefsleuven;
    • 3. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties;
    • 4. de verplichting het definitief opgraven;
    • 5. de verplichting het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten kunnen worden behouden.
15.3 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden op of in de op de plankaart voor 'Waarde' bestemde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van Burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het wijzigen van maaiveldniveau door middel van het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 4. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen voor zover dieper gaande dan 0,5 meter onder maaiveld;
    • 5. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    • 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    • 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
    • 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
    • 4. indien de werkzaamheden worden uitgevoerd in bestaande weg- en leidingcunetten.
  • c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    • 1. geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de waarde(n);
    • 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een deskundige op het terrein van de;
    • 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.