Plan: | Partiële herziening binnenstad Gouda |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0513.Partherbin-VO01 |
In de binnenstad zijn de bestemmingsplannen 'Binnenstad West' en 'Binnenstad Oost' vigerend. Deze zijn in 2015 en 2013 vastgesteld. In de loop der jaren hebben er op verschillende onderdelen veranderingen in het beleid plaatsgevonden, waardoor deze bestemmingsplannen niet meer passend zijn. Deze veranderingen worden in deze partiële herziening van de bestemmingsplannen verwerkt. Ook zijn er een aantal kleinere aanpassingen van regels of begrippen gewenst. Tot slot worden de grote buitenplanse afwijkingen die in de afgelopen jaren zijn vergund verwerkt in deze partiële herziening.
Het doel van het bestemmingsplan is het bieden van een actueel, helder, leesbaar, uitvoerbaar en handhaafbaar planologisch-juridisch kader voor een aantal thema's in de binnenstad.
Het plangebied Partiële Herziening Binnenstad wordt begrensd door de buitenste kades (vanuit de binnenstad geredeneerd) van de singels. In het noordwesten is dit de Kattensingel, in het noordoosten de Blekerssingel, in het oosten de Fluwelensingel, in het zuiden de Hollandsche IJssel, in het zuidwesten de Museumhaven en in het westen de Turfsingel. Daarmee rijkt het plangebied net iets verder dan de begrenzing van de bestemmingsplannen 'Binnenstad West' en 'Binnenstad Oost'. Dit omdat de woonschepen en bruggen die aanwezig zijn in de singels onderdeel zijn van deze herziening. De begrenzing van de twee genoemde bestemmingsplannen stopt in het midden van de singels.
Afbeelding 1: Globale ligging en begrenzing plangebied
In de onderstaande tabel zijn de betrokken bestemmingsplannen aangegeven. De herziening betreft grotendeels de bestemmingsplannen Binnenstad Oost c.q. West, met beperkte delen van de aangrenzende bestemmingsplannen.
Bestemmingsplan | idn | Vastgesteld |
Veegplan 2020 | NL.IMRO.0513.0004BPVeegplan20-DF01 | 9-12-2020 |
Veegplan 2016 | NL.IMRO.0513.0002BpVeegplan15-DF01 | 23-11-2016 |
Binnenstad West | NL.IMRO.0513.1500BPBinnWest-DF01 | 21-1-2015 |
Veegplan 2013 | NL.IMRO.0513.0001BPVeegplan-DF01 | 12-2-2014 |
Schielands Hoge Zeedijk | NL.IMRO.0513.1600BPshzeedijk-DF01 | 16-10-2013 |
Binnenstad Oost | NL.IMRO.0513.0900BPBinnoost-DF01 | 23-4-2013 |
Korter Akkeren | NL.IMRO.0513.0700BPKortea-DF01 | 27-2-2013 |
Kadebuurt, korte Haarlem, Gouda Oost | NL.IMRO.0513.1000BPKKG-DF01 | 29-8-2012 |
Nieuwe Park Wonen | NL.IMRO.0513.0500BPNParkWonen-DF01 | 20-7-2011 |
Voormalig weeshuiscomplex | NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01 | 19-6-2019 |
Tabel: in de herziening betrokken bestemmingsplannen
Verdere vigerende plannen die aanwezig zijn in het plangebied zijn.
Voorliggend Partiële herziening binnenstad Gouda bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding) regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Algemeen
Dit bestemmingsplan bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding), regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Het bestemmingsplan is opgesteld conform het (wettelijke) model Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) versie 2012. Hierdoor is het plan geschikt voor interactieve uitwisseling via het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) 2012. De toelichting heeft in beginsel geen rechtskracht. Niettemin vormt zij een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen. Daarbij is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Methodiek
Dit bestemmingsplan herziet slechts delen van de geldende bestemmingsplannen, voor zover die zijn gelegen binnen het plangebied van deze herziening. Soms betreft de herziening een andere bestemming of aanduiding, in andere gevallen wordt iets toegevoegd of verwijderd, zoals een bouwvlak of andere aanduiding. Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, met dien verstande dat verleende omgevingsvergunningen in dit bestemmingsplan vertaald worden vastgelegd. De huidige situatie is het uitgangspunt en de vigerende bestemmingsplannen vormen de onderlegger en blijven ook gewoon gelden. Alleen de betrokken herzieningen/wijzigingen zijn vertaald in een verbeelding en regels waarin de huidige, legale situatie is bestemd. Specifieke ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld veranderende wetgeving en beleid hebben ook hun plaats gekregen in de herziening. De mogelijkheden van de vigerende bestemmingsplannen blijven, voor zover de herziening dit toelaat, gewoon bestaan. Daarnaast geldt een klein gebiedje op de Peperstraat 29, waarvoor geen geldend ruimtelijk regime is vastgesteld, een zgn. 'witte vlek'. Hiervoor is destijds wel een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van appartementen. Aan deze 'witte vlek' is wel een geheel zelfstandige regeling toegekend, waarbij is aangesloten bij de regeling voor de bestemmingsplannen Binnenstad - Oost en West. Voor de opzet van het bestemmingsplan is het Handboek Digitale Bestemmingsplannen van de Gemeente Gouda aangehouden. Zowel de verbeelding, de regels als de toelichting zijn opgezet aan de hand van dit handboek. Voor de regels is daarnaast gebruik gemaakt van de Standaardregeling van de gemeente.
In het bestemmingsplan hebben alleen de gronden binnen het plangebied een bestemming toegewezen gekregen, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op de herziening. Daarnaast komen op sommige gronden aanduidingen voor. De partiële herziening geeft zo als het ware een aanvulling c.q. verandering van de onderhavige geldig blijvende bestemmingsplannen en valt dan ook alleen goed te raadplegen in combinatie met het onderliggende geldende bestemmingsplan. Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plangebied gelegen gronden zijn toegekend. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak; lijn- en puntbestemmingen komen niet voor. Aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen hebben altijd juridische betekenis, die in de regels wordt gegeven.
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een aantal hoofdstukken die diverse thema's behandelen waaruit de onderbouwing volgt door het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad Gouda.
In hoofdstuk 2 worden de verschillende thema's toegelicht. Het betreft een negental thema's:
In hoofdstuk 3 wordt de opzet van het bestemmingsplan uiteengezet. Het betreft dan de juridische regeling die in het plan is opgenomen, waarbij een beschrijving wordt gegeven wat met de diverse bestemmingsregels wordt bedoeld.
Het laatste hoofdstuk in de toelichting behandelt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Hierin wordt beschreven op welke wijze de economische uitvoerbaarheid is gewaarborgd, waarin is aangegeven op welke wijze de benodigde financiële middelen verzekerd zijn. Daarnaast dient de regeling van het bestemmingsplan wel te worden nageleefd. Het onderwerp handhaving komt derhalve ook in dit hoofdstuk aan bod. Tot slot is het van groot belang dat er maatschappelijk draagvlak is voor de vaststelling van het bestemmingsplan. De maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt beschreven aan de hand van de ingediende vooroverlegreacties en de zienswijzen, waarbij de beantwoording op al deze reacties door het college van burgemeester en wethouders eveneens staat verwoord.
In de bestemming Tuin-Erf is het onder het huidige regime toegestaan te parkeren ten dienste van de aangrenzende bestemming. Sommige percelen met deze bestemming zijn echter in gebruik als parkeerplaats. Ook ten behoeve van niet aangrenzende bestemmingen. Op deze locaties doet de bestemming Verkeer - Verblijf beter recht aan het huidige gebruik. Op deze locaties zal de enkelbestemming daarom worden gewijzigd.
Het gaat om drie locaties waar de bestemming gewijzigd wordt.
Locatie | BP | Kavel | Afbeelding |
Nieuwehaven | Oost | B 3817 B 3816 |
![]() |
Lange Noodgodstraat | Oost | C 2623 C 324 C 4129 |
![]() |
Deze gebiedsaanduiding is opgenomen voor de waardevolle bomen en het gebied dat binnen 8 meter rondom het hart van de stam van de boom is gelegen. Het behoud van de aanwezige (landschappelijke of anderszins) waardevolle c.q. monumentale bomen dient te worden nagestreefd. Ten behoeve van de bescherming van deze bomen is een aantal werken en werkzaamheden die deze waarden kunnen aantasten als omgevingsvergunningplichtig aangemerkt. Verder is onder de kruin van de als zodanig aangeduide bomen bouwen uitgesloten. Het aanlegstelsel is opgenomen in artikel 22.8 overige zone - waardevolle bomen.
Voor een stukje van de locatie Peperstraat 29 geldt dit aanlegstelsel, daarom is deze regeling in deze herziening opgenomen.
De gemeente Gouda vindt het belangrijk dat er evenementen zijn in de stad. Het gaat daarbij om verschillende evenementen, groot en klein, voor jong en oud en op meerdere plekken in de stad. Ze dragen bij aan een levendige en aantrekkelijke stad, voor Gouwenaars en bezoekers van buiten de stad. Gouda als bruisende, vitale en authentieke stad, waar de historie volop wordt beleefd. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om Gouda bij Kaarslicht, de Kaasmarkten, Koningsnacht en de concerten in het Houtmansplantsoen. Dat maakt Gouda sterk als woonstad en als stad waar bezoekers uit de regio en daarbuiten graag komen. Daarom is het van belang om goede (culturele) voorzieningen, voldoende uitgaansmogelijkheden en toonaangevende activiteiten en evenementen te bieden.
Met het Stadhuis als stralend middelpunt, de Waag en de Sint-Janskerk op de achtergrond biedt de Markt een schitterend plaatje en een geweldige locatie voor grotere evenementen. Voor middelgrote en kleinschalige evenementen biedt GOUDasfalt mogelijkheden. Met zijn industriële blikvangers zorgt dit terrein voor een unieke sfeer. Voor kleinschalige activiteiten zijn meerdere plekken in de stad denkbaar, waaronder locaties in de verschillende wijken.
In de Goudse binnenstad en haar randen worden verschillende evenementen georganiseerd. Een groot deel daarvan is een terugkerend evenement, dat jaarlijks is terug te vinden op de evenementenkalender. De kermis en de markten zijn al geregeld in de twee bestemmingsplannen voor de binnenstad van Gouda. Maar de regels uit deze bestemmingsplannen en het bestemmingsplan Korte Akkeren zien nog niet toe op andere evenementen.
In de Goudse binnenstad zijn 5 locaties aangewezen als evenemententerrein. Het gaat om het Erasmusplein, het Houtmansplantsoen, de Markt en Achter de Waag, de Museumhaven en het Raam en Vest. Voor alle 5 locaties is een omgevingsvergunning afgegeven. Deze worden in dit bestemmingsplan geïntegreerd.
In onderstaande tabel zijn de verschillende locaties weergegeven
Locatie | Bestemmingsplan | Brengezing-locaties |
Erasmusplein |
![]() |
|
Houtmansplantsoen | Binnenstad Oost |
![]() |
Markt en achter de Waag | Binnenstad Oost |
![]() |
Museumhaven | Binnenstad West" en "Schielands Hoge Zeedijk |
![]() |
Raam en Vest | Binnenstad West |
![]() |
Voor de verlening van de omgevingsvergunning zijn diverse onderzoeken uitgevoerd op het gebied van geluid, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, bodem, archeologie en ecologie. Uit deze diverse onderzoeken is gebleken dat er geen strijd is met een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Deze aspecten zijn toegevoegd aan de bijlagen van de regels betreffende:
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) heeft regelmatig aangegeven dat in het bestemmingsplan een regeling over evenementen opgenomen moet worden. Dit geldt alleen voor zover dat uit een oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid van een evenemententerrein op een bepaalde locatie van belang is:
“8.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 20 juni 2012, in zaak nr. 201109470/1/R4, ligt het op de weg van de planwetgever om een beoordeling en afweging te maken of een bestemming die evenementen op een bepaalde locatie toestaat vanuit ruimtelijk oogpunt is aangewezen. Ook dient deze omtrent onder meer het toegestane aantal evenementen per jaar en de maximale bezoekersaantallen, voorschriften op te stellen voor zover dat vanuit een oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid op een locatie van belang is. Deze beoordeling en afweging is een andere dan die op grond waarvan in een concreet geval voor een evenement al dan niet toestemming of een vergunning wordt verleend.”
Evenementen zijn er in verschillende soorten en maten. Dit geldt ook voor locaties waar evenementen gehouden worden. Een straatfeest (kortdurend en incidenteel) is anders dan 2 weken kermis (langere termijn, veel bezoekers en luide muziek). Per geval verschilt ook het effect op de omgeving.
Bij een evenement met een kortdurend en incidenteel gebruik van een perceel is het bestemmingsplan geen belemmering. Een dergelijk evenement heeft geen structurele invloed op de woonkwaliteit. De opname van een evenementenregeling hiervoor in het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan kan achterwege blijven.
Bij niet incidentele en/of langdurende evenementen moet er een regeling in het bestemmingsplan worden opgenomen. In ieder geval moeten evenementen expliciet mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan.
Staat een bestemmingsplan evenementen toe? Dan moet het bestemmingsplan een motivering omvatten over de aanvaardbaarheid van de evenementen in relatie tot de omgeving. Hierbij gaat het om de volgende aspecten:
Het aantal en de duur van de evenementen kan ook bepalend zijn voor de aanvaardbaarheid. Een evenementenlocatie zal in het levendige centrum van een stad over het algemeen beter in inpasbaar zijn dan midden in een woonwijk. Bij een ruimtelijke onderbouwing bij een omgevingsvergunning afwijken zijn dezelfde aspecten van belang. Afhankelijk van het soort evenement en de locatie kan het noodzakelijk zijn volgende zaken in het bestemmingsplan te regelen:
Vaak hebben gemeenten een evenementenkalender. De gemeente kan deze kan als basis gebruiken voor een dergelijke regeling. Dit blijkt ook uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 september 2013 (201211995/1/R4), waarin is aangegeven dat evenementen niet zonder meer ongelimiteerd of veel frequenter dan feitelijk reëel mogelijk gemaakt kunnen worden. Als er in werkelijkheid 6 evenementen met ca. 2.000 bezoekers per jaar plaatsvinden, kunnen er niet zonder nadere motivering 8 evenementen met 15.000 bezoekers mogelijk gemaakt worden. Uit de uitspraak van 5 maart 2015 (201401956/1/R4) blijkt dat als evenementen via een afwijkingsbevoegdheid zijn toegestaan, de ruimtelijke consequenties hiervan (waaronder geluidhinder) al in het moederplan afgewogen moeten worden. Dit onderzoek kan niet doorgeschoven worden naar het moment waarop de omgevingsvergunning verleend wordt.
APV niet voldoende
De APV regelt de verkeersmaatregelen per evenement. Ook stelt de APV maximale geluidsniveaus aan voor de dag, avond en nachtperiode. Voorkomen moet worden dat zaken op meerdere plaatsen dubbel geregeld worden. Het is dan ook niet nodig om de geluidsniveaus ook in het bestemmingsplan op te nemen. Maar beleidsregels op basis van APV zijn niet voldoende. De APV is namelijk gericht op regels voor een specifiek evenement. Terwijl het bestemmingsplan in moet gaan op de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een evenementenlocatie ten opzichte van de omgeving.
Evenementenbeleid
Het opstellen van evenementenbeleid kan ondersteunend zijn voor de regeling en motivatie in het bestemmingsplan. De gemeente Gouda beschikt over een evenementenbeleid in de vorm van het Handboek “Richtlijnen voor evenementen” en het beleidsdocumenten genaamd Actualisatie evenementenbeleid Gouda 2019, deze is ook opgenomen in Bijlage 2 Evenementennota. Hierin wordt ingegaan op het proces en het soort evenementen dat gewenst is.
Daarnaast is onderzoek gedaan naar de omgevingsaspecten van de verschillende evenementenlocaties. Deze onderzoeken bevatten conclusies en voorschriften. Deze zijn als Bijlagen bij de regels gevoegd, naar deze voorschriften wordt in de regels verwezen en zijn daarmee bindend verklaard in dit bestemmingsplan.
Ruimtelijke ondebouwingen
Voor deze vijf locaties zijn 5 ruimtelijke onderbouwingen opgesteld waarin de motivering van de evenementen zijn opgenomen. Deze ruimtelijke onderbouwingen zijn toegevoegd aan de bijlage bij de toelichting betreffende:
Voor de keuze waar in de binnenstad horeca mogelijk is, is een eenduidig beoordelingskader nodig. In de huidige horecanota wordt uitgegaan van vijf horecacategorieën en vijf gebiedsprofielen in de binnenstad. In de praktijk blijkt dat deze uitwerking niet (meer) aansluit op het huidige horeca aanbod en dat de huidige systematiek van gebiedsprofielen niet meer aansluit bij de visie op de ontwikkeling van de binnenstad als aantrekkelijk verblijfsgebied. Op dit moment is de toetsing van aanvragen van horecabedrijven onderverdeeld in vijf categorieën, die ook in de bestemmingsplannen voor de binnenstad uit 2013 en 2015 zijn opgenomen:
Door de ontwikkelingen in de horeca is bovenstaande indeling als beoordelingskader minder bruikbaar geworden. De exploitatie van de horecavestiging verandert van karakter, de impact op de omgeving daardoor ook. Hierdoor is er gekozen voor een nieuw beoordelingssyteem waarin gewerkt wordt met een nieuw beoordelingssysteem met de volgende indeling:
Het nieuwe beoordelingssysteem, de bijbehorende begripsbepaling en de horecacategorie transponeringstabel is opgenomen in de regels en Begrippen van deze partiële herziening.
Deze partiële herziening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Maar vanuit de Horecavisie is de binnenstad wel aangemerkt als potentiele ontwikkelgebied voor de uitbreiding horeca. In de binnenstad knapt de gemeente de komende jaren de Agnietenstraat tot aan de Nieuwe Markt en het plein achter de Waag op. Op termijn biedt dit kansen voor de Nieuwe Markt en omgeving om zich mogelijk te ontwikkelen tot een aantrekkelijke groene omgeving in combinatie met horeca met een grotere verblijfswaarde.
Blurring is het combineren van activiteiten binnen een bedrijf op het gebied van horeca, retail, cultuur, dienstverlening en andere functies. Hierbij integreren dus verschillende branches met elkaar, zoals een kledingwinkel met een beperkt aanbod van drinken of eten, of een horecagelegenheid met verkoop van enkele producten. Hierbij blijft de tweede activiteit ondergeschikt aan de eerste.
De ondergeschiktheid wordt doorgaans vastgesteld met een casuïstische toets waarbij gelet wordt op de aard, uitstraling en inrichting van een zaak. Met name de presentatiewijze van de ruimte is bepalend voor het vaststellen of het gebruik te kwalificeren is als detailhandel of horeca (overwegend gericht op consumptie ter plaatse).
Voor detailhandel met ondergeschikte horeca zijn extra regels noodzakelijk om overlast te voorkomen, hiervoor gelden de volgende regels:
In het verleden heeft de gemeente Gouda afhaal- en bezorgcentra toegestaan in de bestemming detailhandel. Het werd gezien als ondergeschikte horeca bij detailhandel. Door de definiëring van horeca in de Goudse bestemmingsplannen moeten afhaal- en bezorgcentra planologisch worden aangemerkt als horeca categorie 4. Hiervoor is bewust gekozen om afhaal en bezorgcentra los te koppelen van de andere horecasoorten zodat hiervoor verschillende regels opgesteld kunnen worden bijvoorbeeld op het gebied van exploitatie en de terassen.
Op 1 december 2020 is de nieuwe Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020 (hierna: Apv) in werking getreden. Nieuw in de Apv is de exploitatievergunningplicht voor afhaal- en bezorgcentra. Op grond van artikel 2:9, derde lid, onder a van de Apv weigert de burgemeester een exploitatievergunning als de vestiging of exploitatie van een openbare inrichting in strijd is met het geldend bestemmingsplan.
De bestaande afhaal- en bezorgcentra kunnen derhalve geen exploitatievergunning ontvangen. Daarom worden de reeds gevestigde afhaal- en bezorgcentra in de binnenstad aangemerkt als horeca categorie 4 om de afhaal- en bezorgcentra mogelijk te maken. Dit betreft een juridische wijziging van reeds bestaande situaties.
Afbeelding Kernwinkelgebied
In bovenstaande afbeelding is het kernwinkelgebied van de binnenstad van Gouda weergegeven. Voor dit gebied is de aanduiding overige zone - kernwinkelgebied opgenomen. In de vigerende bestemmingsplannen is, ter plaatse van de bestemming Centrum - 1, wonen op de begane grond en op de verdieping toegestaan. Ter plaatse van de bestemming Centrum - 2, is wonen op de begane grond alleen toegestaan als de aanduiding 'wonen' is opgenomen en op de verdieping alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - wonen'.
In de winkelvisie wordt wonen op de begane grond als een ongewenste ontwikkeling gezien, daarom wordt dit in het kernwinkelgebied uitgesloten, behoudens opgangen en bergingen ten behoeven van de bovengelegen woningen. In de mixzones wordt ook het wonen op de begane grond uitgesloten, maar kan met een binnenplanse afwijking onder bepaalde voorwaarden wonen op de begane grond worden toegestaan.
De regels met betrekking tot het uitsluiten van wonen op de begane grond zijn opgenomen in 22.6 overige zone - kernwinkelgebied.
Afbeelding locatie woonboten
In de singels zijn verschillende ligplaatsen voor woonboten aangewezen. In de vigerende bestemmingsplannen hadden de woonboten de functieaanduiding 'woonschepenligplaats'. Vanwege de 'Wet verduidelijking voorschriften woonboten' is het noodzakelijk om de benaming van de aanduiding aan te passen.
De Wet verduidelijking voorschriften woonboten is op 1 januari 2018 in werking getreden. Aanleiding voor deze wet was een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 april 2014 die ten aanzien van woonboten een koerswijziging ten opzichte van eerdere uitspraken inhield. Woonboten (en andere drijvende objecten) die aan de uitspraak aangegeven kenmerken voldeden, moeten voortaan als bouwwerk in de zin van de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden aangemerkt. Dat brengt met zich mee dat zij (net zoals andere bouwwerken) aan een aantal specifieke technische, ruimtelijke en procedurele eisen moeten voldoen.
In deze herziening zijn de woonboten aangewezen met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboot'. Voor die schepen, die niet worden aangemerkt als woonboot, verandert er niets en zijn dan ook niet opgenomen in dit bestemmingsplan.
In de binnenstad liggen twaalf bruggen die toegang geven tot de binnenstad. Deze bruggen worden bestemd of aangeduid zodat alle bruggen op dezelfde manier geregeld worden. Autobruggen worden bestemd met Verkeer en fiets- en voetgangersbruggen worden aangeduid. Daarbij worden de landhoofden van de bruggen binnen de bestemming/aanduiding opgenomen. Hierdoor kunnen vergunningen met betrekking tot onderhoud van de bruggen gemakkelijker verleend worden.
De twaalf bruggen zijn:
Bestemd:
1. De Kleiwegbrug, de brug tussen Blekerssingel en de Kleiweg
2. De Potterspleinbrug, de brug tussen de Nieuwe Gouwe O.Z. en Pottersplein
3. De Sint Remeijnsbrug, de brug tussen Pottersplein en Lage Gouwe
5. De Turfbrug tussen de Turfmarkten in
6. De Sint Joostbrug tussen Hoge Gouwe en Lage Gouwe
8. Nieuwe veerstal, de brug van Oosthaven naar de Nieuwe Veerstal
11. Lange Tiendewegbrug, de brug tussen de Blekerssingel en de Lange Tiendeweg
Aangeduid:
4. De fietsers- en voetgangersbrug tussen Hoge Gouwe en Lage Gouwe
7. Guldenbrug, de brug tussen de Turfsingel en Vest
9. Houtmansplantsoen, de brug in het Houtmansplantsoen
10. Doelenbrug, de brug tussen de Fluwelensingel en Doelenstraat
12. Kazernebrug, de brug tussen de Blekerssingel en Houtmanspad
Afbeelding bruggen binnenstad
In de binnenstad zijn uitgebreide omgevingsvergunningen verleend die verwerkt zijn in deze herziening. De uitgebreide omgevingsvergunningen die mee worden genomen zijn:
Afhaal- en bezorgzaken
Lange Tiendeweg 34: Het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van horeca. Aan de locatie wordt de aanduiding horeca van categorie 4 toegewezen. Het besluit van de vergunning verlening is toegevoegd als Bijlage 9.
Lange Tiendeweg 71: Het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van horeca. Aan de locatie wordt de aanduiding horeca van categorie 4 toegewezen.
Nieuwehaven 159: Het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van horeca. Aan de locatie wordt de aanduiding horeca van categorie 4 toegewezen. Het besluit van de vergunning verlening is toegevoegd als Bijlage 10.
Nieuwstraat 2: Het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van horeca. Aan de locatie wordt de aanduiding horeca van categorie 4 toegewezen. Het besluit van de vergunning verlening is toegevoegd als Bijlage 11.
Wijdstraat 22: Het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van horeca. Aan de locatie wordt de aanduiding horeca van categorie 4 toegewezen. Het besluit van de vergunning verlening is toegevoegd als Bijlage 12.
Afbeelding Zijlen binnenstad Gouda
Op 21 januari 2015 heeft de gemeente raad een motie aangenomen om de Zijlen en Stegen te handhaven. Door de jaren heen zijn Zijlen en Stegen vaak aan de openbaarheid onttrokken. Er zijn meerdere zijlen en stegen bij privétuinen getrokken of anderszins geprivatiseerd. Het beleid t.a.v. het openhouden van zijlen en stegen uit 1996 heeft er nog niet voor gezorgd dat meer zijlen en stegen openbaar zijn geworden.
Door het opnemen van de zijlen in deze herziening mogen er geen nieuwe bouwwerken geplaatst worden op de zijlen. Dit zorgt ervoor dat de zijlen in ieder geval niet verder verdichten.
In de binnenstad van Gouda zijn meerdere gemeentelijke panden aanwezig met een maatschappelijke functie. Het betreft de volgende adressen:
Het is gewenst dat de gemeentelijke panden allemaal dezelfde regeling krijgen, waar maatschappelijke voorzieningen en onderschikte horeca is toegestaan. Deze panden krijgen de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - maatschappelijk 1'.
Verder wordt aan Stadhuis (Markt 1) de aanduiding 'horeca van categorie 2' toegevoegd, zodat daar ook de middelzware horeca (avondhoreca) mogelijk wordt gemaakt.
Nationale Omgevingsvisie
Het Rijk heeft op 11 september 2020 de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal.
Conclusie
Met het bestemmingsplan Partiële herziening binnenstad Gouda zijn geen nationale belangen in het geding. Verder heeft het plangebied geen directe relatie met één van de thema's of bepalingen uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Voor het plan zijn ten aanzien van dit beleidsonderdeel dus geen knelpunten te verwachten.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Rijk legt met het Barro de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het eerste deel is 30 december 2011 in werking getreden.
Sinds 1 oktober 2012 is in het Barro de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Het bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
In het Barro zijn onder meer rijksvaarwegen, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, buisleidingen, primaire waterkeringen, erfgoederen, kustfundamenten en diverse concrete nationale ruimtelijke projecten zoals het Project Mainportontwikkeling Rotterdam aangewezen als nationaal belang.
Een eerste aanvulling op het Barro is op 1 oktober 2012 van kracht geworden. In deze aanvulling zijn onderwerpen geregeld als elektriciteitsvoorziening, ecologische hoofdstructuur, primaire waterkeringen buiten het kustfundament, veiligheid rond rijksvaarwegen en een aantal andere, meer gebiedsgerichte zaken.
Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht.
Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat de ladder voor duurzame verstedelijking doorloopt. De lader voor duurzame verstedelijking is verantwoord in 4.1.2.
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan dient met name ter reparatie van vigerende ruimtelijke plannen binnen de binnenstad van de stad Gouda. De ontwikkelingen zijn met name kleine aanpassingen waardoor de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar worden afgestemd.
De ontwikkelingsruimte in dit bestemmingsplan is dermate kleinschalig dat rijksbelangen niet worden geschaad.
Provinciaal Omgevingsbeleid
Op 20 februari 2019 is het Omgevingsbeleid van de provincie Zuid-Holland vastgesteld. Dit Omgevingsbeleid omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving en bestaat uit twee kaderstellende instrumenten, te weten de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening, welke op 1 april 2019 in werking zijn getreden en op 7 augustus 2021 zijn geconsolideerd. In de programma's Ruimte en Mobiliteit is beschreven hoe de provincie haar beleid wil realiseren.
Met het omgevingsbeleid streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan geeft de provincie richting door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit de maatschappelijke en provinciale opgaven.
Provinciale Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie vervangt de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) en de volgende (wettelijke verplichte) (beleids)visies: Duurzaamheid en Milieu, Cultureel Erfgoed en Basisvoorzieningen Cultuur, regionale economie en energie, Groen en het Programma Groen. Door het samenvoegen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving sorteert de provincie voor op de Omgevingswet.
De provinciale Omgevingsvisie bestaat uit de volgende onderdelen:
Zuid-Holland is in meerdere opzichten strategisch gelegen en we leven in een tijd van grote ingrijpende veranderingen. Globalisering, klimaatverandering, demografische trends en nieuwe technologie zorgen voor een ongekende dynamiek. Zuid-Holland is extra kwetsbaar voor al deze veranderingen. De richting van de Omgevingsvisie is duidelijk: een sterk, slim en schoon Zuid-Holland. De provincie wil die stap samen andere partners zetten.
De provincie wil meer ruimte en vertrouwen geven aan maatschappelijke initiatieven. De provinciale ambities zijn de kaders waarbinnen zij ruimte geeft. Die ruimte kan per opgave verschillen. Door in te zetten op de zes ambities draagt de provincie bij aan het sterker maken van Zuid-Holland. De zes ambities van de Omgevingsvisie zijn:
Centraal doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Daarbij streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Met het provinciaal omgevingsbeleid sluit zij aan op de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet: het doelmatig benutten van de fysieke leefomgeving voor maatschappelijke opgaven en het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit.
De omgevingskwaliteit bestaat uit de volgende onderdelen:
Voor het realiseren van een goede omgevingskwaliteit werkt de provincie vanuit twaalf samenhangende opgaven van het omgevingsbeleid, die zij van provinciaal belang acht. De 12 opgaven zijn: landschap en cultuurhistorie, gezondheid en veiligheid, natuur en recreatie, ruimte en verstedelijking, wonen, bodem en ondergrond, cultuurparticipatie en bibliotheken, klimaatadaptatie, zoetwater en drinkwater, bereikbaarheid, regionale economie, energievoorziening.
Het Omgevingsbeleid is gericht op het voortdurend werken aan een goede omgevingskwaliteit. In dat kader implementeert de provincie een beleidscyclus en ontwikkelt zij een monitoringssystematiek.
Voor de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit maakt de Omgevingsvisie gebruik van een kwaliteitskaart. Deze kaart is voor de provincie een belangrijk instrument om ruimtelijke ontwikkelingen zodanig te sturen dat ze een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. De kaart geeft een beschrijving van de gebiedskenmerken en kwaliteiten van Zuid-Holland, waar rekening mee gehouden dient te worden in de planvorming. In de gehele provincie beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mitsbeleid'; ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan dient met name ter reparatie van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente Gouda. De ontwikkelingen zijn met name kleine aanpassingen waardoor de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar worden afgestemd. De ontwikkelingsruimte in dit bestemmingsplan is dermate kleinschalig dat provinciale belangen niet worden geschaad.
Provinciale Omgevingsverordening
De provinciale Omgevingsverordening maakt deel uit van het provinciale omgevingsbeleid, dat op 20 februari 2019 is vastgesteld. De Omgevingsverordening bevat regels ten aanzien van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Deze regels hebben elk een werkingsgebied, welke is weergegeven op de bijbehorende kaarten.
Conclusie en verantwoording
Het Veegplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en heeft geen raakvlakken met de Omgevingsverordening.
Omgevingsvisie Gouda
Door gerichte en integrale keuzes voor de leefomgeving te maken brengen we voor de komende jaren focus aan voor de stad. Op hoofdlijnen en na zorgvuldige integrale afweging:
Tegelijk ook houden we aandacht voor de bestaande stad die niet verandert: daar moeten we de kwaliteit behouden waar die er is, en verbeteren waar we dat met z’n allen nodig vinden. Daarbij is het nodig om nieuwe ontwikkelingen in samenhang te beschouwen met de hieronder uitgewerkte keuzes maar ook met de bestaande stadsontwikkeling.
Dit hebben we uitgewerkt in vijf Keuzes:
De vijf keuzes worden voor zes deelgebieden in meer detail beschreven waar de ambitie voor de toekomst ligt. Dit zijn gebieden waar veel verandert (de Spoorzone, Goudse Poort en Westergouwe), waar uitdagingen voor verbeteringen of intensivering liggen (zoals de Binnenstad, de Oostpolder en het IJsselfront), en de eerste woonwijk waarvoor een Omgevingsplan wordt opgesteld (Goverwelle).
De partiële herziening heeft betrekking op de binnenstad, dus wordt alleen verder uitgewerkt: Voor de binnenstad wordt er op de volgende punten ingezet.
De herziening is niet gericht op het mogelijke maken van nieuwe ontwikkelingen. Ook worden er geen zaken meegenomen in de partiële herziening waarvan verwacht wordt dat deze grote maatschappelijke impact zullen hebben. De partiële herziening maakt het mogelijk voor een aantal locaties om de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar af te stemmen. De aanpassingen zijn van beperkte aard. De partiële herziening is niet in strijd met de Omgevingsvisie Gouda.
Nota Belvedère
In 1999 verscheen op rijksniveau de Nota Belvedère en werd Gouda aangewezen als Belvederestad grenzend aan het Belvederegebied Krimpenerwaard. Doel van de nota is dat cultuurhistorie sterker richtinggevend moet zijn bij de inrichting van de ruimte. Cultuurhistorie wordt gezien als een ruimtelijke kwaliteit die een volwaardige plaats heeft in de ruimtelijke planvorming. Op provinciaal en met name op gemeentelijk niveau wordt dit beleid nader uitgewerkt.
Monumentenwet 1988
De Monumentenwet 1988 maakt het mogelijk rijksmonumenten aan te wijzen, regelt de vergunningen van rijksmonumenten, het uitvoeren van archeologisch onderzoek, de vergunningsbevoegdheid en de opgravingsbevoegdheid. Ook is hierin de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht geregeld.
Wijziging Besluit ruimtelijke ordening
Op 2 december 2010 is een voorstel tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan de Kamer gezonden.
Door de voorgestelde wijziging van het Bro dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en moeten aangeven welke conclusies ze daar aan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan.
De handreiking Erfgoed en Ruimte is onderdeel van het programma Modernisering Monumentenzorg (MoMo) en vormt het centrale kennispunt op het gebied van cultuurhistorie en ruimtelijke ordening op gemeentelijk niveau. Deze digitale handreiking helpt professionals bij gemeenten en adviesbureaus om erfgoed een plek te geven in de ruimtelijke ordening.
Wet op de Archeologische Monumentenzorg
Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis van Nederland. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten.
Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de "verstoorder" betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het is verplicht om in bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden.
Beschermd Stadsgezicht
De Goudse binnenstad en haar randen is op 20 februari 1979 aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht, wat inhoudt dat de bestemmingsplannen in dit gebied beschermend moeten zijn. Tot het Beschermd Stadsgezicht behoort de gehele oude binnenstad, inclusief de bebouwing aan de buitenzijde van de singels.
Doel van de bescherming van het stadsgezicht is om de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van de binnenstad als een zwaar belang mee te laten wegen bij verdere ontwikkelingen binnen het aangewezen gebied. De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is niet bedoeld om de bestaande toestand in al zijn facetten te 'bevriezen'. Monumentenzorg behelst de bescherming, de instandhouding, het onderhoud en het herstel van onroerende goederen die van algemeen belang zijn door hun historische, volkskundige, artistieke, wetenschappelijke, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde. Voor zover bebouwing en openbare ruimte aangemerkt zijn als waardevol, is het de bedoeling om de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van gebouwen en terreinen hierop af te stemmen. Het beschermd stadsgezicht vormt in dit verband een historische stedenbouwkundige eenheid. De randen van de binnenstad maken daarvan een onlosmakelijk deel uit. De opgave is om bij nieuwe ontwikkelingen die eenheid zoveel mogelijk te versterken.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) uit 2003 geeft voor de regio Gouwestreek-Krimpenerwaard de cultuurhistorische waarden in archeologisch en landschappelijk opzicht en voor wat betreft de nederzettingen aan. Gouda heeft echter zelf beleid ontwikkeld. Zie paragraaf , Gemeentelijke Archeologische Basiskaart. De kaarten van de CHS vermelden een aantal cultuurhistorische waarden die ook zijn opgenomen op de gemeentelijke beleidskaart "waardevolle gebieden"; Zie paragraaf Waardevolle gebieden en structuren.
Nota Cultuurhistorie
De Nota Cultuurhistorie behandelt het cultuurhistorisch erfgoed zoveel mogelijk integraal (monumentenzorg, archeologie en landschapsbehoud). Centraal staat het streven het cultuurhistorisch erfgoed een bijdrage te laten leveren aan de eigen identiteit en herkenbaarheid van Gouda waarbij optimaal gebruik gemaakt wordt van haar bestaande kwaliteiten (belvederebeleid). Samen met de erfgoedvisie vormt de nota het cultuurhistorisch beleidskader voor de begeleiding van bouwinitiatieven.
Erfgoedvisie
Sinds het vaststellen van de nota Cultuurhistorie was de omgeving veranderd. Budgetten voor stedelijke vernieuwing zullen wegvallen en hervormingen en bezuinigingen als gevolg van de crisis hebben hun invloed op het erfgoed in Gouda. Dit vraagt om een vernieuwingsslag; het beleid moet worden herijkt. Gouda wil zich blijven profileren met haar erfgoed en moet daarom antwoorden geven op de gevolgen van de economische crisis en vorm geven aan nieuwe inzichten. Belangrijke verschuiving is dat lange tijd het monument belangrijk was. Nu is de context leidend. Ander belangrijk nieuw inzicht is dat voorheen de nadruk vooral lag op conservering van het object. Nu ligt de focus juist op de ontwikkeling van het aanwezige erfgoed. In de komende periode wordt de visie uitgewerkt middels een uitvoeringsprogramma. Omdat dit bestemmingsplan niet beoogd om cultuurhistorisch belangrijke objecten of structuren te wijzigen, is de relevantie van de Erfgoedvisie beperkt. Het bepaalde in de visie staat niet in de weg aan vaststelling van dit plan.
Cultuurhistorische Analyses
In de Nota Cultuurhistorie is het beleid vastgelegd dat voor locaties waar zich nieuwe ontwikkelingen voordoen en een ontwikkelaar zich voorbereidt op een nieuw plan, een cultuurhistorische analyse (CHA) wordt opgesteld. De gebieden waar dit van toepassing is, zijn vastgelegd op de kaart 'Cultuurhistorische Analyse' (de zogenaamde "gelevlekkenkaart").
Met de Cultuurhistorische Analyses worden alle belangrijke waarden in kaart gebracht. Ze worden gebruikt om ontwikkelaars te attenderen op de aanwezige waarden en als objectieve basis voor de ruimtelijke onderbouwing van de plannen. De plannen dienen minimaal rekening te houden met de waarden die voor het betreffende gebied in kaart zijn gebracht. Het mooiste is als ontwikkelaars de gevonden waarden niet alleen respecteren en waar mogelijk behouden, maar ook dat ze zich er in hun plannen door laten inspireren. Omdat ontwikkelaars zich primair laten leiden door wat het bestemmingsplan aan mogelijkheden biedt, is de kans groot dat door het ontbreken van voldoende cultuurhistorische informatie in het bestemmingsplan, er bij gebiedsontwikkeling onvoldoende rekening mee wordt gehouden. Met de komst van het programma Modernisering Monumentenzorg (MoMo) komt daar verandering in.
Erfgoed in bestemmingsplannen
In de Nota Cultuurhistorie is het beleid vastgelegd dat ieder bestemmingsplan een cultuurhistorische paragraaf dient te bevatten (zie paragraaf 4.3). Dat wil zeggen dat aangegeven wordt welke waarden zich waar bevinden en hoe daarmee omgegaan wordt (aanlegvergunning, vrijstellingen, omgevingsvergunning e.d.). Ook de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
De volgende zaken zijn verplicht:
Gouds erfgoed op de kaart
Om een goed inzicht te verkrijgen in wat de historie van het plangebied te bieden heeft, is de reeds opgebouwde kennis en informatie gebundeld en in overzichtskaarten samengebracht. Deze zogenaamde '(stede)bouwkundige Basiskaart' is nog in ontwikkeling, maar de informatie daaruit wordt in dit bestemmingsplan gebruikt om het Gouds Erfgoed inzichtelijk te maken. Waar nog voldoende informatie ontbreekt, moet - overeenkomstig de 'gelevlekkenkaart' - bij nieuwe ontwikkelingen een Cultuurhistorische Analyse worden gemaakt. Door het stapelen van verschillende waarden in één kaartbeeld is het mogelijk snel door accumulatie de meerwaarde van elementen, patronen en structuren te zien.
Gouds erfgoed in het plangebied
Het Gouds Erfgoed, zoals dat hier voor het plangebied wordt beschreven, is tot stand gekomen uit de volgende bronnen en inventarisaties:
- Nota Cultuurhistorie Gouda | - Nota CH |
- Provinciale Hoofdstructuur | - CHS |
- Rijksmonumentenlijst | - RM |
- Rijks Beschermd Stadsgezicht | - BSG |
- Gemeentelijke Monumentenlijst | - GM |
- Gemeentelijke Archeologische Basiskaart | - ABK |
- Inventarisatie Jongere Bouwkunst en stedebouw (1850-1940) | - JB |
- Inventarisatie Naoorlogse architectuur en stedebouw (1940-1965) | - Naoorlogs |
- Monumenten Inventarisatie en Selectie Project | - MIP, MSP |
- Diverse Cultuurhistorische Analyses | - CHA |
Motie Zijlen en Stegen
Op 21 januari 2015 heeft de gemeente raad een motie aangenomen om de Zijlen en Stegen te handhaven. Door de jaren heen zijn Zijlen en Stegen vaak aan de openbaarheid onttrokken. Er meerdere zijlen en stegen bij privétuinen zijn getrokken of anderszins zijn geprivatiseerd. Het beleid t.a.v. het openhouden van zijlen en stegen uit 1996 nog niet gezorgd heeft voor het gewenste effect dat meer zijlen en stegen openbaar zijn. Het platform voor de binnenstad en haar randen helpen bij het inventariseren van de zijlen en stegen die dit betreft in de gehele binnenstad. Bij openbaarheid van zijlen en stegen voldoende rekening moet worden gehouden met overlast voor bewoners en over het beheer of beperkte afsluiting van zijlen en stegen afspraken kunnen worden gemaakt met de gemeente.
Toekomstvisie religieus cultureel erfgoed Gouda
Religieus cultureel erfgoed is van grote betekenis voor de stad. Het beheer en behoud verlangt een gedragen langetermijnvisie, en goede onderlinge verstandhoudingen. Hiervoor is de Toekomstvisie religieus cultureel erfgoed Gouda opgesteld door vertegenwoordigers vanuit de geloofsgemeenschappen in bezit van religieus , Stichting Sint-Jan, Historisch Platform Gouda, gemeente Gouda en eigenaren van herbestemd religieus erfgoed cultureel erfgoed. In de toekomstvisie is per thema de Ambities, aanbevelingen en actiepunten uiteengezet. De thema's zijn:
Als vervolg van de toekomstvisie worden er afspraken gemaakt met de hiervoor benoemende betrokken van het proces over welke aanbevelingen, ambities en actiepunten concreet uitgewerkt zullen gaan worden, door wie en wanneer.
Historische Lintenvisie Gouda
De historische linten lopen al sinds de middeleeuwen als hoofddraden van een spinnenweb door de stad heen. Ze zijn historisch gezien onmisbaar voor de stad en haar cultuur, welvaart en leefkwaliteit. Het water is al eeuwenlang essentieel voor handel, transport en industrie en als onderdeel van het veenweidelandschap; dat zal in de toekomst ook zo zijn. Daar komt de recreatieve functie nog bij. De weglinten zijn zo bijzonder omdat ze hun historische karakter van smalle kaden en dijken behouden hebben. Er zijn geen brede uitvalswegen naar de omringende dorpen en steden overheen gelegd. Gouda is daarin vrij uniek. De Historische Lintenvisie heeft drie doelen:
Hierdoor kan er ingespeeld worden op de vraag naar aan- en inpassingen en transformatie, als onderdeel van de bruisende, initiatiefrijke stad, en tegelijk de kernwaarden en het cultureel erfgoed van de gemeente veiligstellen. Er zal gestuurd worden op kwaliteit, waarbij losgelaten wordt waar het kan, maar wordt ook beschermd waar het nodig is.
De herziening legt de Zijlen vast in het bestemmingsplan.
Verder maakt het bestemmingsplan geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, een paragraaf cultuurhistorie is daarom niet opgenomen.
Voor de locaties waar de dubbelbestemmingen 'Waarde Beschermd stadsgezicht' en/of 'Waarde - Cultuurhistorie' waren opgenomen in het vigerende bestemmingsplan zijn deze ook overgenomen in de partiële herziening binnenstad Gouda. Hiermee zijn de bescherming van cultuurhistorische waarden en instandhouding van het beschermd stadsgezicht juridisch geborgd.
Wet op de Archeologische Monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz) in werking getreden. Deze wet, gebaseerd op het Verdrag van Malta/Valletta, regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden in Nederland. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg: een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten.
Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (2007)
De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland uit 2007 geeft voor de regio Gouwestreek-Krimpenerwaard de cultuurhistorische waarden in archeologisch en landschappelijk opzicht en voor wat betreft de nederzettingen aan. Plannen ter plaatse van de gebieden met cultuurhistorische waarden vereisen een nadere analyse en afweging. Om cultuurhistorie te behouden heeft de provincie daarnaast zogenaamde regioprofielen opgesteld. De profielen zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen die in de Provinciale structuurvisie staan vermeld. Deze richtlijnen gelden ook voor het thema archeologie. Gouda valt gedeeltelijk in het regioprofiel Krimpenerwaard.
De terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) staat de zogenaamde verwachtingswaarde aangegeven.
De provincie Zuid-Holland gebruikt beide kaarten en de CHS bij advisering en beoordeling van (wijziging van) bestemmingsplannen, bij het verlenen van ontgrondingvergunningen en bij advisering over omgevingsvergunningen, bodemsaneringen en peilbesluiten. Gouda heeft echter zelf een beleidskaart ontwikkeld, waarin de gegevens van de AMK, IKAW, en CHS zijn verwerkt en verfijnd. De Goudse beleidskaart dient daarom als basis voor het archeologisch beleid in Gouda.
Gemeentelijke archeologische beleidskaart (2011)
In aanvulling op het rijks- en provinciaal archeologisch beleid heeft de gemeente Gouda in juni 2011 de geactualiseerde gemeentelijke archeologische beleidskaart (ABK) vastgesteld. Op de ABK is aangegeven in welke gebieden binnen de gemeente archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. In die gebieden is een omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie vereist bij bodemverstorende werkzaamheden. In het beleid is opgenomen in welke situaties vrijstelling geldt van deze verplichting:
1. Omvang
2. Diepte
Alle onderzoeken in Gouda tonen aan dat de gemiddelde dikte van de verstoorde bovenlaag in Gouda meer dan 50 cm bedraagt. Zolang werkzaamheden niet dieper dan 50 cm -mv worden uitgevoerd, is er geen archeologisch onderzoek of een omgevingsvergunning activiteit archeologie vereist. Hiermee wordt afgeweken van de provinciale norm van 30 cm -mv.
Op sommige plaatsten is bekend dat de archeologische waarden zich op grotere diepte bevinden, bijvoorbeeld onder recente ophogingspakketten. Hier geldt een dieptevrijstelling van 2 meter, pas bij diepere graafwerkzaamheden is onderzoek of een vergunning noodzakelijk
Archeologievriendelijk bouwen
Bovenstaande verplichtingen en vrijstellingen gelden in situaties waar behoud in situ van de archeologische waarden geen optie is. Waar mogelijk probeert Gouda behoud in situ wel actief te stimuleren. Daarom is het archeologievriendelijk bouwen geïntroduceerd: wanneer een bouwplan voldoet aan een aantal richtlijnen, wordt het bodemarchief nog maar zo weinig verstoord dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. De richtlijnen voor archeologievriendelijk bouwen zijn opgenomen in het beleid en vastgelegd in de Verordening inzake monumenten en archeologie.
Verbeelding
De gebieden met hoge archeologische verwachting, inclusief hoogwaardige gebieden, zoals weergegeven op de ABK 2011, zijn opgenomen op de verbeelding. Deze gebieden krijgen een dubbelbestemming, 'Waarde - Archeologie'. Gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde worden niet op de verbeelding opgenomen, hiervoor is ook geen omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie noodzakelijk. Alleen bij zeer grote projecten (groter dan 10.000 m2) is dan een booronderzoek noodzakelijk, ter controle van de lage verwachting.
Het beleid is vastgelegd in de Nota Cultuurhistorie. Bescherming vindt plaats via de Verordening inzake monumenten en archeologie.
De herziening maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, een paragraaf archeologie is daarom niet opgenomen, eveneens is geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. Voor de locaties in de partiële herziening binnenstad Gouda waar een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' was opgenomen in het vigerende bestemmingsplan is deze ook opgenomen in het Veegplan. Hiermee is ook in de partiële herziening binnenstad Gouda de bescherming van archeologische waarden beschermd.
Structuurvisie Groen 2019
Het doel van de Structuurvisie Groen is vergroten van de leefbaarheid door een toename van openbaar groen; het doel vanuit klimaatadaptatie is het bevorderen van maatregelen om de capaciteit van waterberging te vergroten, en wateroverlast en hittestress te verminderen.
Gouda vindt het daarom belangrijk dat er in het algemeen voldoende groen in de stad beschikbaar is. Uitgangspunt is dat bouwende partijen het aanwezige groen behouden en ook nieuw groen aanleggen. De structuurvisie richt zich in hoofdzaak op openbaar gebied en niet op particuliere tuinen. Maar de tuinen vormen gezamenlijk wel een groot deel van de stad, dat verhard of groen kan zijn. Gouda heeft zich daarom aangesloten bij de landelijke organisatie Operatie Steenbreek. Deze is gericht op het stimuleren en faciliteren van meer groen op particulier terrein, met name de tuinen bij woonhuizen. Daarvoor werkt de gemeente samen met meerdere organisaties, zoals Instituut Voor Natuureducatie, Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Groei&Bloei en de woningcorporaties.
Indien een projectontwikkelaar aanwezig groen niet behoudt of onvoldoende nieuw groen aanlegt, moet er financieel gecompenseerd worden door storting van een bijdrage in het Groenfonds. Met de financiën uit dit fonds kan op een andere plek alsnog openbaar groen worden aangelegd.
In de structuurvisie zijn de volgende beleidsregels geformuleerd:
Conclusie/beschrijving plangebied
De herziening maakt geen ontwikkelingen mogelijk, hierdoor blijft de groenstructuur ongewijzigd.
Strategisch Plan Verkeersveiligheid
Het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008 - 2020 van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu geeft een visie weer op het aspect 'verkeersveiligheid' in Nederland. De ambitieuze doelen (qua verkeersdoden en -gewonden) uit de Nota Mobiliteit moeten worden omgezet in beleid. Drie pijlers daarin zijn: samenwerking, integrale aanpak en "Duurzaam Veilig". Het verkeersveiligheidsbeleid in Nederland van de afgelopen jaren was succesvol; dat moet worden gecontinueerd. Op basis van generieke maatregelen (maatregelen die in de basis overal gelden, die de afgelopen jaren al zijn ingezet en die moeten worden gecontinueerd) alsook met specifieke aandachtsgebieden zou dit kunnen worden bewerkstelligd. Het is van groot belang dat er een goede afstemming en samenwerking plaatsvindt met alle betrokken partijen.
Mobiliteitsplan 2017-2026
In het Mobiliteitsplan Gouda 2017-2026 'Stad in Beweging' (vastgesteld 2017) heeft de gemeente haar visie op de mobiliteit in de gemeente verwoord. In het Mobiliteitsplan is ingegaan op de bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid van alle vormen van vervoer. De compacte structuur met de historische binnenstad geven Gouda haar charme en kwaliteiten. Anderzijds betekent het dat grote ingrepen om het gemotoriseerde verkeer anders af te wikkelen nauwelijks mogelijk zijn. Dat levert zelfs beperkingen op voor het fietsverkeer. Gouda moet het doen met de begrenzingen die deze stad oplegt. De gemeente streeft naar een goede verdeling tussen de (verkeers)ruimte voor het langzame en het gemotoriseerde verkeer. Het verbeteren van de verkeersveiligheid is daarbij een belangrijke opgave, net als het voorkomen van verkeersoverlast. In onderstaande afbeelding is het wensbeeld van het wegennet opgenomen.
De uitdaging zit er in om te voorkomen dat het wegennet volstroomt en hierdoor de bereikbaarheid afneemt. Daarom zal elke ontwikkeling die verkeersgeneratie met zich meebrengt zorgvuldig getoetst worden.
In het mobiliteitsplan 2017-2026 is een herziening van de parkeernormen aangekondigd, teneinde deze te actualiseren en meer maatwerk en flexibiliteit te bieden. Het is dus mogelijk dat binnen de looptijd van dit bestemmingsplan het gemeentelijk beleid inzake het aspect ‘parkeren’ wijzigt. In dat geval geldt de nieuwe beleidsregel en dient getoetst te worden aan de inhoud van de dan geldende parkeernormen.
Bij het zoeken en vinden van oplossingen voor parkeervraagstukken hanteert het mobiliteitsplan de volgende principes:
Parapluherziening parkeren
Op 21 november 2018 heeft de raad van de gemeente Gouda de Parapluherziening Parkeren vastgesteld. Aanleiding hiervoor was de Reparatiewet BZK 2014 die er toe leidde dat de parkeernormbepaling en andere stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening zijn komen te vervallen. Als gevolg hiervan hebben deze bepalingen geen aanvullende werking meer op bestemmingsplannen. Dit zorgt ervoor dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning niet meer op basis van de Bouwverordening aan gemeentelijke parkeernormen kan worden getoetst. In de bestemmingsplannen die na 2014 zijn vastgesteld zijn daarom aanvullende regels ten aanzien van parkeren opgenomen. Dit zijn echter geen eenduidige regelingen. Bovendien zijn er ook nog bestemmingsplannen van voor 2014 waarin nog niets geregeld is ten aanzien van parkeren. Vandaar dat besloten is om voor het gehele gemeentelijk grondgebied de parkeernormen door middel van een parapluherziening vast te leggen. Het doel van deze parapluherziening is het bieden van een eenduidige regeling ten aanzien van de aspecten parkeren en laden en lossen in Gouda. Dit paraplubestemmingsplan vormt de juridische vertaling van het parkeerbeleid. Deze parapluherziening is een bestemmingsplan dat als een paraplu over andere, al bestaande bestemmingsplannen (en wijzigings- en uitwerkingsplannen) van de gemeente Gouda heen hangt. Het bepaalt dat de regels ten aanzien van het aspect ‘parkeren’ die zijn opgenomen in alle vigerende plannen vervallen en worden vervangen door de regels die zijn opgenomen in deze parapluherziening. Voor de bestemmingsplannen waarin niets geregeld was inzake het aspect ‘parkeren’, gelden deze regels als aanvulling.
Bij nieuwe bestemmingsplannen zullen de regels uit de Parapluherziening Parkeren worden overgenomen in de regels van het betreffende bestemmingsplan
Verkeerscirculatieplan Gouda
Hoe kan Gouda ook in de toekomst als stad in beweging blijven? Het Verkeerscirculatieplan Gouda (vastgesteld juni 2021) geeft daar antwoord op. Belangrijke punten zijn méér ruimte voor voetgangers en fietsers en betere bereikbaarheid, leefbaarheid, duurzaamheid en doorstroming van het verkeer. Het verkeerscirculatieplan (VCP) is een meer precieze uitwerking van het Mobiliteitsplan. Gouda is dicht bebouwd en daardoor is het moeilijk om het verkeer in goede banen te leiden. Vooral in de historische binnenstad binnen de singels. Maar er zijn ook problemen in andere wijken, met het huidige verkeer. De gemeente moet goed met de beperkte ruimte omgaan en slim geld besteden om de stad gezond en in beweging te houden. Ondertussen neemt door economische groei en extra woningbouw het verkeer verder toe. Niet alleen het woon-werkverkeer, maar ook het vrijetijdsverkeer. Want we trekken graag meer bezoekers naar onze stad.
De belangrijkste punten uit het verkeerscirculatieplan zijn:
Voor de autoluwe binnenstad zijn in het VCP de volgende maatregelen opgenomen:
De herziening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, verwacht wordt dan ook dat er geen invloed is op het aantal verkeersbewegingen en/of de parkeersituatie. Een onderzoek verkeer en parkeren is derhalve niet uitgevoerd. Strijdigheid met het beleid omtrent mobiliteit wordt derhalve ook uitgesloten. Er zijn diverse gebieden bestemd met Verkeer - Verblijfsgebied ten behoeve van de bestaande parkeersituatie de tegenstrijdigheid op te heffen: Lange Noodgodstraat en Nieuwehaven.
Wel zijn de regels uit het parapluplan parkeren overgenomen, zodat als de omvang of de bestemming daartoe aanleiding geeft er voldoende ruimte voor het stallen van auto's wordt aangebracht.
In de gemeentelijke Welstandsnota (22 september 2020) staan beoordelingskaders en toetsingscriteria waaraan bouwplannen op architectonische kwaliteit worden getoetst aan het welstandsbeleid als gereedschap voor de ruimtelijke kwaliteit. Veelal hebben deze eisen betrekking op vormgeving, kleurgebruik en materiaalgebruik. Voor een deel hebben welstandscriteria ook betrekking op de massa en het volume van bebouwing. Aangezien het bestemmingsplan hier ook eisen stelt, is het van belang beide regelingen op elkaar af te stemmen.
In de formulering van haar Welstandbeleid door middel van toetsingscriteria kiest de gemeente Gouda voor een meervoudige aanpak. In de Welstandsnota is een kaart opgenomen waarin Gouda is verdeeld in verschillende gebieden. Per gebied zijn gedetailleerde toetsingscriteria beschreven waaraan bouwaanvragen en principeplannen getoetst kunnen worden. Hiervoor zijn algemene en gebiedsgerichte criteria opgenomen. De algemene criteria hebben betrekking op de inpassing van het (bouw)plan in de omgeving, de bijdrage aan kwaliteit, de helderheid van het plan, de functionaliteit en op het ontwerp (o.a. materiaalgebruik, kleur, massa en volume).
De gebiedsgerichte criteria zijn gericht op vijf verschillende typen gebieden. Niet elk gebied heeft dezelfde zorg nodig. Soms volstaat een set met eenvoudige bepalingen om de ergste uitwassen te voorkomen, soms is een gedetailleerde beschrijving en een intensieve planbegeleiding op zijn plaats. Hierin worden de volgende gebieden onderscheiden:
Door middel van een Welstandskaart en een zoeksleutel kan worden nagegaan welke criteria gelden voor het zoekgebied.
De gemeente Gouda geeft in deze nota haar visie op hoogbouw. De nota is vastgesteld in 2005. In de nota zijn randvoorwaarden geformuleerd die bestaande kwaliteiten waarborgen en een toetsingskader bieden voor nieuwe plannen. Vanuit verschillende perspectieven en schaalniveaus (regio, stad en wijk) geeft de nota Hoogbouw op basis van stedenbouwkundige argumenten en een eerste maatschappelijke notie, een samenhangend beeld van de mogelijkheden voor hoogbouw in Gouda. Op de zoneringskaarten geeft de nota aan waar hoogbouw binnen Gouda denkbaar is. In de zones waar dat van toepassing is, worden maximale bouwhoogtes gegeven. Omdat iedere plek zijn eigen specifieke kenmerken heeft, zijn de randvoorwaarden waaraan de hoogbouw dient te voldoen, omschreven in de vorm van algemene aandachtspunten.
De functie van de nota Hoogbouw als toetsingsinstrument zal met name tot uitdrukking komen in die gevallen waar er voor de gemeente de mogelijkheid en ruimte is om te sturen in de ruimtelijke ontwikkeling van een plek of gebied. Hiervan is sprake als de gemeente eigenaar is van de grond of als medewerking aan een initiatief wordt verleend buiten de kaders van het geldende bestemmingsplan in de vorm van een vrijstelling of een herziening van het bestemmingsplan. In die gevallen geeft de gemeente via maatwerk randvoorwaarden aan waarbinnen een ontwikkeling tot stand mag komen. Als vanuit het programma en de stedenbouwkundige inpassing van dat programma in de wijk hoogbouw tot de mogelijkheden behoort, dan geeft de nota Hoogbouw daarvoor de bijzondere randvoorwaarden ten aanzien van de bouwhoogte en de bijbehorende condities voor de inpassing op het maaiveld.
De gemeente Gouda heeft een Stedenbouwkundige Visie voor haar binnenstad en de randen daaromheen opgesteld. Het belangrijkste doel hiervan is dat de cultuurhistorische identiteit van de binnenstad sterker richtinggevend wordt voor de inrichting van de ruimte. Onderdeel van de visie is een Beeldkwaliteitsplan (hierna BKP), dat een instrument vormt om nieuwe ruimtelijke inzichten en daarmee samenhangende functionele veranderingen te sturen. Het BKP formuleert aan de hand van ruimtelijke iconen en straatprofielen verschillende 'spelregels'. Deze spelregels op het gebied van stedenbouw, architectuur en openbare ruimte vormen de leidraad voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het betreft dan stedenbouwkundige herstructureringsopgaven, kleinschalige bouwprojecten of herinrichting van de openbare ruimte. Het BKP gaat vooral in op het gebied binnen de singels, inclusief de wandbebouwing aan de buitenzijde van de singels. Vanwege de status van beschermd Stadsgezicht moeten met name in dit gebied nieuwe ontwikkelingen op cultuurhistorisch verantwoorde wijze worden ingepast. In de schil rond de binnenstad is de marge ruimer om vernieuwingen aan het bestaande stadsbeeld toe te voegen. Toch zal ook hier gebouwd dienen te worden met respect voor wat er reeds is.
Het BKP biedt in eerste instantie een informatie- en inspiratieboek vooraf, ten behoeve van initiatiefnemers die willen bouwen in de binnenstad. Hiermee verschilt het BKP van de Welstandnota, die een toetsingskader achteraf vormt. In principe strookt de benadering en de inhoud van het BKP met de Welstandsnota.
Het BKP dient ook als (aanvullend) gemeentelijk toetsingskader bij ruimtelijke plannen in de binnenstad. Het bestemmingsplan blijft weliswaar primair het juridische toetsingskader voor bouwplannen en andere werkzaamheden en geeft voorschriften voor het gebruik van gronden en gebouwen. Bij een herziening van een bestemmingsplan en bij een ruimtelijke onderbouwing voor een omgevingsvergunning zal de Stedenbouwkundige Visie in het algemeen en het BKP in het bijzonder worden betrokken.
De herziening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Wanneer in de toekomst deze wel plaats vinden, bijvoorbeeld in de vorm van de verbouw van een gebouw binnen het bestemmingsplangebied, dan wordt het plan getoetst aan het geldende welstandsbeleid. Omdat de herziening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt past het bestemmingsplan binnen het beleid op het gebied van stedenbouw.
Topsectorenbeleid 'Naar de top'
Begin 2011 hebben verschillende ministeries een brief naar de Tweede Kamer gestuurd die de hoofdlijnen beschrijft van het nieuwe bedrijfslevenbeleid van het kabinet. Het nieuwe beleid vervangt het programma Pieken in de Delta.
Doel van het beleid is om meer ruimte te bieden voor ondernemers om te ondernemen en te groeien. Hierbij moet Nederland onderscheidend zijn op de wereldmarkt, profiteren van de aantrekkelijke wereldhandel, groeikansen in opkomende markten benutten, duurzame economische groei bereiken en kiezen voor topsectoren. De hoofdlijnen van het nieuwe bedrijfslevenbeleid zien er als volgt uit:
Voor negen topsectoren wordt een samenhangende beleidsagenda ontwikkeld over de volle breedte van het overheidsbeleid; van buitenlandbeleid tot onderwijsbeleid, van regeldruk tot onderzoeksbeleid en van ontwikkelingssamenwerking tot infrastructuur en ICT.
Dit komt tot stand in nauwe samenspraak met het bedrijfsleven en kennisinstellingen, hierdoor kan het bedrijfsleven meer vraaggericht sturen bij het formuleren van overheidsbeleid.
Het Rijk gaat schrappen in subsidies en gebruikt de opbrengsten voor het bedrijfsleven. Subsidies worden omgezet in leningen zodat ondernemers geprikkeld worden.
Ondernemers jagen innovatie aan, zorgen voor welvaart en werkgelegenheid en dragen bij aan innovatieve oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen.
Het kabinet heeft negen bedrijfstakken gekozen waarmee Nederland internationaal moet excelleren. Dat moet leiden tot versteviging van de concurrentiepositie van Nederland. Alle negen sectoren werken samen aan de 'tiende' sector, namelijk het binnenhalen van hoofdkantoren van internationale bedrijven. De topsectoren zoals genoemd worden in de bedrijfslevenbrief zijn: hightech, logistiek, creatieve industrie, energie, agrofood, tuinbouw, lifesciences, water en chemie.
Maandag 5 oktober 2015 is de Rapportage Bedrijvenbeleid naar de Tweede Kamer verstuurd. De Rapportage informeert jaarlijks de Tweede Kamer over de voortgang van het bedrijvenbeleid. Focus ligt op de resultaten op de terreinen van kennis en innovatie, ondernemerschap en financiering, talentontwikkeling, duurzaamheid, digitalisering en internationalisering. Daarnaast worden de resultaten van de individuele topsectoren gerapporteerd.
Algemeen
De economische visie van de provincie Zuid-Holland vloeit voort uit het topsectorenbeleid van het Rijk. Gedeputeerde Staten heeft een beleidsagenda Regionale Economie en Energie 2012-2015 opgesteld. De Provincie wil in haar beleid aansluiten bij de negen clusters uit het Rijksbeleid. Ze zet in op het versterken van zogenaamde prioritaire economische clusters, namelijk de Mainport Rotterdam, Den Haag als internationale stad van Vrede en Recht, water/ deltatechnologie, (maritieme) logistiek, Greenports, Medical Delta en biochemie. De ambitie van de provincie Zuid-Holland is om als economische regio tot de koplopers van Europa te behoren met een concurrerende, innovatieve en duurzame economie.
Behoud en groei van de werkgelegenheid en het vergroten van de toegevoegde waarde van de economische activiteiten zijn belangrijke aandachtsgebieden. Met verschillende strategieën streeft Zuid-Holland naar een krachtige economische structuur en een optimaal vestigingsklimaat voor de gehele provincie en naar een gerichte bijdrage aan de economische positie in de wereldtop. Dat betekent dat Zuid-Holland moet doen waar het goed in is en waarmee het zich kan onderscheiden van andere regio's. Het gaat dan om de stuwende clusters die internationaal concurrerend zijn en inkomen genereren voor Zuid-Holland. Voldoende en passende vestigingslocaties voor bedrijven is hierin één van de belangrijkste aandachtspunten en dit vertaalt zich in een provinciale bedrijventerreinen- en kantorenstrategie.
Bedrijventerreinen en kantorenlocaties
Het provinciale beleid is gericht op het scheppen van randvoorwaarden om te komen tot voldoende kwantitatieve en kwalitatieve ruimte voor bedrijven. Daarnaast vraagt de toegenomen maatschappelijke druk ten aanzien van het volbouwen en de verrommeling van Nederland om meer bovenregionale regie op (beeld)kwaliteit. Waar mogelijk zetten provincie en partners in op het boeken van ruimtewinst bij herstructurering en aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. De belangrijkste focus is het krijgen en behouden van kwaliteit op bedrijventerreinen. Ook leegstand krijgt in dit kader specifieke aandacht en uitwerking. Aandachtspunt is verder de mate waarin herstructurering van bedrijventerreinen een gunstig effect heeft op de economische ontwikkeling, waaronder werkgelegenheid, in een gebied.
In de nieuwe voorstellen die naar aanleiding van het vernieuwde Rijksbeleid zijn opgesteld, is de provincie veel terughoudender in de rol die zij speelt bij de realisatie van voldoende kwantitatieve en kwalitatieve ruimte voor bedrijven. Er is namelijk minder geld beschikbaar. De Provincie legt verantwoordelijkheid vooral terug bij de regio's en gemeenten en zal meer gaan fungeren in de rol van kaderafbakening en plantoetsing.
De Provincie heeft de randvoorwaarden omtrent kantorenlocaties aangescherpt. Nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot kantoren zijn slechts nog op 13 knooppunten mogelijk.
In de verordening Ruimte en Mobiliteit is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' overgenomen. In paragraaf 3.1.2 wordt hier nader op ingegaan.
Detailhandelsbeleid
Op 30 mei 2012 heeft Provinciale Staten de ‘Beleidsvisie en Uitvoeringsstrategie Regionale Economie en Energie 2012-2015’ vastgesteld. In deze beleidsvisie is bepaald dat de provincie het onderdeel detailhandel gaat uitwerken. De ‘Notitie detailhandel Zuid-Holland’ gaf hier invulling aan. De onderdelen uit de Notitie detailhandel Zuid-Holland (2012) die ruimtelijk relevant waren, zijn opgenomen in de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte.
Het provinciale detailhandelsbeleid is er enerzijds op gericht om de detailhandelsstructuur zoveel als mogelijk te versterken en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van detailhandelsvoorzieningen te garanderen. Anderzijds wordt de dynamiek in de detailhandel bevorderd vanwege het grote economische belang van deze sector.
Voor alle winkelgebieden geldt dat kwalitatieve verbetering leidend is ten opzichte van kwantitatieve versterking. Uitbreiding van het winkelareaal is hoofdzakelijk aan de orde binnen de 'te ontwikkelen centra'.
Nieuwe detailhandel wordt primair gevestigd binnen of direct aansluitend aan de bestaande winkelconcentraties en in de centra van steden, dorpen en wijken. Deze winkelconcentraties zijn benoemd en gecategoriseerd in het Programma ruimte als "te ontwikkelen centra", "te optimaliseren centra" en "overige aankoopplaatsen". Nieuwe detailhandel kan ook gevestigd worden in een nieuwe woonwijk, voor zover het gaat om winkels die zijn gericht op de bewoners van die wijk.
Ten behoeve van grootschalige meubelbedrijven en andere detailhandelsbedrijven rond het thema wonen zijn opvanglocaties aangewezen. Deze bedrijventerreinen met zogenoemde PDV-locaties, zijn verbeeld op Kaart 2 Detailhandel van de verordening.
De uitvoering van het provinciale detailhandelsbeleid is vooral een verantwoordelijkheid van gemeenten en regio's. Gemeenten doen dit door het vaststellen van actuele bestemmingsplannen en het handhaven van deze bestemmingsplannen. Regio's doen dit door het vaststellen van regionale visies op de detailhandel. De provincie stelt de kaders vast en kan, via het ruimtelijk instrument, een zienswijze indienen op bestemmingsplannen. Dit kan aan de orde zijn als de plannen niet passend zijn binnen een regionaal afgestemd detailhandelsprogramma, of binnen de provinciale detailhandelsstructuur uit de Provinciale Structuurvisie en/of de Verordening Ruimte.
Regionale detailhandelsvisie
De Regionale Structuurvisie Detailhandel Midden-Holland is voor veel bouwinitiatieven relevant.
De toelaatbaarheid van grootschalige ontwikkelingen is afhankelijk van de ruimtelijke effecten die een dergelijke ontwikkeling met zich meebrengt. Met het oog hierop moet worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast. Het gaat daarbij onder meer om het voorkomen van onaanvaardbare leegstand en het voorkomen van duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau waar het gaat om de eerste levensbehoeften. Met het oog hierop is advies nodig van de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland. In de Verordening is aangegeven bij welke ontwikkelingen advies nodig is van de commissie en welke drempelwaarden hierbij van toepassing zijn.
De adviescommissie valideert in haar advies ook de schaal van de (ruimtelijke) impact. Als er bovenlokale effecten zijn, is in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking regionale afstemming nodig met de (samenwerkende) gemeenten binnen het gebied waar de effecten zullen optreden. Dit kan dus variëren van afstemming met een buurgemeente tot afstemming met meerdere gemeenten of regio's. Daarbij zullen, afhankelijk van de schaal, de Regionale Economische Overleggen een rol kunnen blijven vervullen.
De herziening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er wordt geen invloed verwacht op de economische situatie in Gouda.
Het toestaan van wonen boven de winkels vergroot de levendigheid in het centrum en voorkomt lege verdiepingen. De aanpassingen binnen de horecabestemming zijn een vertaling van de bestaande situatie.
Omdat het herziening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt past het bestemmingsplan binnen het beleid op het gebied van economie.
Woonvisie
In de Woonvisie (2011) presenteerde het kabinet zijn visie op de woningmarkt. Het kabinet kiest voor een woningmarkt met meer marktwerking en eigenwoningbezit. Dit is nodig omdat enerzijds goed wonen in Nederland een gemeengoed is geworden en anderzijds de woningmarkt niet goed functioneert. De bouw- en woningmarkt bevinden zich in een overgangssituatie van sterke groei in het verleden via een forse conjuncturele terugval op dit moment naar een meer gematigde ontwikkeling in de komende jaren. Daarom acht het kabinet een heroriëntatie van het woonbeleid nodig die leidt tot een doelmatiger verdeling van woonruimte, verbetering van het investeringsperspectief en versterking van het vertrouwen op de woningmarkt. Het kabinet kiest daarbij voor meer keuzevrijheid, zeggenschap en verantwoordelijkheid voor burgers, bedrijven en maatschappelijke instellingen. De kernthema's van de woonvisie zijn:
Met het in 2013 gesloten Woonakkoord is het kabinet een fors aantal maatregelen overeengekomen die de bouw en daarmee de werkgelegenheid moeten stimuleren, energiebesparing moeten bevorderen, starters moeten helpen en scheefwonen moeten tegengaan. Ook verzacht het de effecten van belangrijke hervormingen uit het regeerakkoord voor de woningmarkt.
Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel 2010-2020
Rijk, provincie en regio's hebben gezamenlijk in het Samenwerkingsverband Zuidvleugel een Verstedelijkingsstrategie (2010) opgesteld in het kader van het Verstedelijkingsprogramma Zuidvleugel 2010-2020. Deze strategie bevat regionale programmatische uitwerkingen voor vijf regio's. De belangrijkste hoofdpunten van de strategie zijn:
Om ervoor te zorgen dat de verstedelijkingsstrategie slaagt, moet de bereikbaarheid van de binnenstedelijke locaties worden verbeterd vooral door StedenbaanPlus en moet er voldoende goede bereikbare en recreatief bruikbare buitenruimte zijn in de vorm van het Metropolitaan Landschap Zuidvleugel. Daarnaast moeten milieubelemmeringen voldoende worden verminderd. Deze woningbouwgerelateerde condities worden in de gebiedsagenda integraal uitgewerkt.
De verstedelijkingsstrategie is uitgewerkt in de verstedelijkingsopgave: een woningbouwprogramma voor de Zuidvleugel dat is gerelateerd aan mobiliteit en groen, uitgewerkt per regio. De opgave per regio is de basis voor regionale verstedelijkingsafspraken.
StedenbaanPlus
StedenbaanPlus is een integraal programma voor ruimtelijke ontwikkeling en hoogwaardig openbaar vervoer in de Zuidelijke Randstad. Het programma verbindt wonen, werken en recreëren: fysiek en hoogwaardig. Het bouwt zo aan een economisch sterke en bereikbare Zuidelijke Randstad. Voor ruimtelijke ontwikkeling heeft StedenbaanPlus met de tien partners waaronder de gemeente Gouda afspraken gemaakt over de programmering van binnenstedelijk bouwen rondom de bestaande (Gouda en Goverwelle) en potentieel nieuwe (Gouweknoop) te openen HOV-stations. Binnen het verstedelijkingsbeleid wordt gestreefd naar 80% binnenstedelijk bouwen, waarvan de helft rondom de StedenbaanPlus-stations.
Regionale Agenda Wonen Midden-Holland Plus
Momenteel is de nieuwe Regionale Agenda Wonen Midden-Holland in concept gereed. Deze zal in de komende tijd worden vastgesteld en gaat in op behoud en versterking van de diversiteit aan woonmilieus in de regio Midden-Holland. Binnenstedelijke herontwikkeling is daarbij één van de belangrijke uitgangspunten. Gouda is in Midden-Holland de enige gemeente met een stedelijk woonmilieu. Voor Gouda is het versterken van het binnenstedelijke woonmilieu dan ook belangrijke opgave.
Woonvisie Gouda 2015-2020.
De kracht van Gouda: aangenaam stedelijk wonen voor iedereen (9 december 2015) vormt het kader voor het woonbeleid in Gouda. De woningmarkt is continue aan verandering onderhevig. Het gemeentelijke woonbeleid moet hierop inspelen en zorgen dat er voor iedere inwoner een passende woning is. Gouda wil een aangename woonstad voor iedereen, nu en in de toekomst, zijn door haar unieke woonkwaliteit -stedelijk en betaalbaar wonen rondom een historisch en levendig stadshart met een centrale ligging in de Randstad en de natuur binnen handbereik - te koesteren en waar mogelijk te versterken. In de nieuwe woonvisie staan vijf thema's centraal:
1. Woon- en leefkwaliteit in Gouda: wijken met toekomstwaarde;
2. Kwaliteit bestaande woningen: duurzaam-energetisch, veilig en levensloopgeschikt;
3. Wonen voor iedereen: betaalbaar, beschikbaar en toegankelijk;
4. Optimale voorraad: versnelling en vraagsturing woningproductie;
5. Wonen met zorg: een thuis voor kwetsbare groepen.
Per thema zijn de ambities en doelen benoemd en is beschreven hoe de gemeente deze wil bereiken.
Voor de kwaliteit en toekomstwaarde van wijken vindt de gemeente een gezonde balans en variëteit van woningen en inwoners belangrijk. Gemengd wonen is het uitgangspunt. Dit zorgt voor sociale cohesie en maakt een wooncarrière in de eigen wijk mogelijk. Het gaat om de aantrekkelijkheid en diversiteit van de woningvoorraad, een flexibele inrichting en gebruik van ruimtes en om een goede mix van steen en groen.
De gemeente vindt dat er voldoende voorraad sociale huurwoningen beschikbaar en toegankelijk moeten zijn opdat lagere inkomensgroepen passend kunnen wonen. Daarnaast moeten er voor de middeninkomens voldoende geliberaliseerde huurwoningen in het middensegment beschikbaar zijn en voor de hogere inkomens geliberaliseerde huurwoningen in het duurdere segment en koopwoningen.
De gemeente wil een woningproductie bewerkstelligen die voorziet in de geprognotiseerde 'uitbreidingsvraag' op basis van de actuele provinciale Woningbehoefteraming (WBR) en Bevolkingsprognose (BP) die de provincie eens in de drie jaar vooruit berekent. Op basis van de WBR 2013 en de BP 2013 betekent dit in de periode 2015-2024 2.100 - 3.200 extra woningen. De marktvraag is leidend voor het invullen van de bandbreedte. De (potentiële) effectieve vraag naar nieuwbouwwoningen is berekend op gemiddeld 305 woningen per jaar (bron: Fakton, 2015).
Het is belangrijk om de juiste woning op de juiste plek te bouwen. Vraaggestuurde woningbouw is uitgangspunt. Tot 2025 is er vraag naar de volgende segmenten in de nieuwbouw, waarbij rekening is gehouden met de dynamiek in de bestaande woningvoorraad en veranderingen als gevolg van bijvoorbeeld sloop (200 sociale huur) of verkoop van bestaande huurwoningen (350 - 620) (bron: ABF Research, 2014 en Fakton, 2015).
Gewenste differentiatie nieuwbouw naar eigendom en prijssegment 2015-2024
Gewenste differentiatie nieuwbouw naar eigendom en woningtype 2015-2024
Er is vooral vraag naar het centrumstedelijk wonen in de historische binnenstad en ring direct er omheen. Daarnaast is er vraag naar meer ontspannen groenstedelijke woonmilieus zoals de luxe stadswijk, rustige stadswijk en wonen aan de randen of in uitleggebieden. De focus ligt op zowel de bestaande stad als Westergouwe. De effectieve vraag naar nieuwbouw is voor de bestaande stad geraamd op gemiddeld 170 woningen per jaar en voor Westergouwe op gemiddeld 165 woningen per jaar, de eerste vijf jaar, en de daarop volgende vijf jaar gemiddeld 135 woningen.
Het grootste deel van de vraag naar koopwoningen boven € 200.000 zou moeten komen in Westergouwe en Middenwillens. Binnenstedelijk is er relatief weinig vraag naar dit soort woningen. Hier ligt het accent op een mix van sociale huur, geliberaliseerde huur en koop tot € 200.000. In het centrum en de ring direct er omheen zijn ook marktkansen voor koop € 200.000-€ 350.000.
Regelmatig monitoren en bijsturen is onmisbaar voor vraaggestuurd bouwen. Elke drie jaar onderzoekt de gemeente bij voorkeur met woningcorporaties, marktpartijen en buurgemeenten de vraag onder meer door deelname aan het Woon Onderzoek Nederland.
Uitgangspunt is om nieuwe woningen toekomstgericht te bouwen, dat wil zeggen in ieder geval zo duurzaam, energiezuinig, levensloopbestendig en veilig mogelijk. De gemeente vraagt van woningcorporaties en marktpartijen om bij de ontwikkeling van woningbouwplannen de aspecten van toekomstgericht bouwen in een zo vroeg mogelijk stadium mee te nemen. De gemeente hecht daarbij aan de inzet van het Instrument GPR-gebouw om de kwaliteit te beoordelen op 'duurzaamheidsaspecten'. Nieuwbouwwoningen zouden minimaal een score van 7,5 (onderscheidend duurzaam) moeten hebben. Daarbij is de afweging tussen betaalbaarheid van woningen en extra kwaliteit van woningen van belang: welke prijs-kwaliteitverhouding past bij de beoogde doelgroep en hoe zorgen we voor een goede mix van verschillende woningen in alle wijken.
Visie op Levensloopbestendig Gouda
Met de Visie op Levensloopbestendig Gouda (2004) in aanvulling op de nota Wonen en Zorg op Maat (1996) is bepaald dat iedere Goudse wijk levensloopbestendig zou moeten zijn in 2015. Een 'levensloopbestendige wijk' is een (buiten)gewone wijk waar het voor iedereen aantrekkelijk wonen is vanwege een breed en divers aanbod van voorzieningen op het gebied van wonen, welzijn en zorg. De wijk is zo ingericht dat ouderen en mensen met een lichamelijke, verstandelijke, psychische en/of maatschappelijke functiebeperking er zo zelfstandig mogelijk kunnen blijven wonen, ook als de behoefte aan zorg en ondersteuning steeds groter wordt.
De herziening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het toestaan van wonen boven de winkels vergroot de levendigheid in het centrum en voorkomst lege verdiepingen. Het is een continuering van de bestaande situatie en zorgt voor éénheid in het centrum. Daarbij kan het bijdragen aan een diversificatie van het woningaanbod binnen Gouda door de toevoeging van kleinere en betaalbare woningen in het centrum.
Omdat het herziening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt past het bestemmingsplan binnen het woonbeleid.
De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien het laatste decennium steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan soms beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren. In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de omgevingsaspecten, omdat er geen directe raakvlakken zijn die een rol spelen bij dit plan. Deze onderwerpen worden in dit hoofdstuk toegelicht.
De in de volgende paragrafen vermelde informatie is gebaseerd op het milieukundig advies van de Omgevingsdienst Midden-Holland.
In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat een milieueffectbeoordeling ook uitgevoerd moet worden als een project, dat wordt genoemd in de bijlage onder D van het Besluit m.e.r., nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Omdat deze ontwikkeling niet worden genoemd in de C-lijst en D-lijst is een onderzoek niet nodig.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-beoordelingsplichtig, en dus ook niet m.e.r.-plichtig.
Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009).
Conclusie
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe milieugevoelige en/of milieubelastende activiteiten mogelijk. Vanuit milieuzonering bestaan er geen bezwaren tegen dit bestemmingsplan.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt geen nieuwe planologische ruimte geboden om het aantal geluidgevoelige functies ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen te vergroten. Het aspect geluid (onderdelen wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai) vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Conclusie
Vanuit de Wet geluidhinder zijn er geen beperkingen tegen onderhavige planontwikkeling.
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt geen nieuwe planologische ruimte geboden. Een nadere beoordeling voor dit aspect kan achterwege blijven.
Conclusie
Voor de volksgezondheid en het milieu zijn er geen risico's met betrekking tot deze planontwikkeling. Hiermee is dit bestemmingsplan uitvoerbaar ten aanzien van bodem.
Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt geen nieuwe planologische ruimte geboden om milieugevoelige functies ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen te vergroten. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Conclusie
Hoofdstuk 5, Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen) staat deze planontwikkeling niet in de weg.
Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:
Het Plaatsgebonden risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers. Het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.
Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed kunnen zijn op het gebied van veiligheid. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Conclusie
Vanuit spoor-, vaarwegen, wegtransport, buisleidingen en inrichtingen gelden geen beperkingen voor het plangebied. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), Besluit externe veiligheid Buisleidingen (BEVB) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) staat de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Wettelijk kader
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna te noemen “Wnb”) in werking. De Wnb is het nieuwe wettelijke stelsel voor natuurbescherming en vervangt drie tot dan bestaande wetten, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.
Het beschermingsregime gaat uit van het “nee, tenzij-principe“. Dit betekent dat de genoemde verbodsbepalingen in de Wnb voor bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden altijd gelden. Het afwijken hiervan is alleen onder voorwaarden toegestaan. Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor het verlenen van toestemming door middel van een vergunning, ontheffing of vrijstelling.
Daarnaast geldt ook het programma aanpak stikstof (PAS). Het PAS, 1 juli 2015–1 juli 2021, verbindt economische ontwikkeling met het op termijn realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen van de voor stikstof gevoelige habitattypen en (leefgebieden van) soorten voor de Natura 2000-gebieden die zijn opgenomen in dit programma.
Onderzoek en resultaten
Het bestemmingsplan Partiële herziening binnenstad Gouda is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Omdat er geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen worden ook geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd die mogelijk kunnen leiden tot nieuwe, binnen de huidige bestemming niet toegestane, bouwactiviteiten. Het bestemmingsplan leidt niet tot aanpassingen aan gebouwen en de ruimte eromheen. Toename van verkeer, extra lichthinder of andere verstoring is niet te verwachten als gevolg van de wijzigingen in voorliggend Veegplan. De vaststelling van het bestemmingsplan leidt dan ook niet tot mogelijke belemmering van beschermde planten en/of dieren.
Conclusie
Het aspect flora en fauna staat het vaststellen van de het bestemmingsplan niet in de weg.
Een aspect dat moet worden belicht in het kader van het opstellen van een bestemmingsplan, vormt de waterhuishouding. Belangrijke thema's zijn het vasthouden van hemelwater in plaats van het direct afvoeren ervan, het hergebruiken van water, zuinig omgaan met drinkwater en het beperken van de onttrekking van grondwater. Deze partiële herziening voorziet niet in een uitbreiding van bebouwd oppervlak. Met betrekking tot water worden enkel bestaande bruggen juist opgenomen in het bestemmingsplan. De waterhuishouding vormt dan ook geen belemmering voor dit plan en staat de uitvoerbaarheid niet in de weg.
Conclusie
Vanuit waterhuishoudkundige overwegingen bestaan er geen bezwaren tegen de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling.
Indien een ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, dient aandacht te worden besteed aan de vraag of deze ontwikkeling invloed heeft op de archeologische waarden binnen het plangebied. Met dit parapluplan worden geen nieuwe bodemingrepen uitgevoerd die een negatieve invloed zouden kunnen hebben op eventuele aanwezige archeologische waarden in de bodem. De vigerende bestemmingsplannen bieden extra bescherming aan gronden indien wordt verwacht dat ter plekke archeologische waarden aanwezig zijn, doordat dan archeologische dubbelbestemmingen van kracht zijn. Geconcludeerd moet worden dat dit bestemmingsplan geen invloed heeft op archeologische waarden.
Conclusie
Het initiatief tast de archeologische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan dit bestemmingsplan.
Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voorstel tot wijziging is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) uit 2009. Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a Bro moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Geconcludeerd moet worden dat dit bestemmingsplan geen negatieve invloed heeft op de cultuurhistorische waarden. Er wordt een nieuwe regeling aan de bestaande bestemmingsplannen toegevoegd om de cultuurhistorische waarde van zijlen en stegen te beschermen.
Conclusie
Het initiatief tast de cultuurhistorische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan dit bestemmingsplan.
Functies zijn apart bestemd of aangeduid, waardoor het in samenhang met de van kracht blijvende bestemmingsplannen, mogelijk is om met de bijbehorende legenda (verklaring van de bestemmingen en aanduidingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Ook is het mogelijk om informatie op te vragen door eenvoudig op de kaart te klikken, de bijbehorende informatie (plekinfo) wordt dan getoond en kan verder worden geraadpleegd. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels alsmede de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden.
In de regels, zijn uitgezonderd de begripsbepalingen, tekstdelen die verwijderd zijn ten opzichte van de herziene bestemmingsplannen doorgehaald en toevoegingen gemarkeerd. Onveranderde tekst wordt vanwege de raadpleegbaarheid in voorkomende gevallen wel weergegeven.
Voorzover er sprake is van een minder algemeen voorkomende of minder gebruikelijke regeling dan in de onderligende bestemmingsplannen, wordt dit nader toegelicht.
plangebieden
op de verbeelding zijn de plangebieden van de diverse onderliggende bestemmingsplannen, voor zover samenvallend met deze herziening, weergegeven. In deze plangebieden is een verwijzing opgenomen naar de te herziene onderliggende bestemmingsplannen. Voor zover niet anders aangegeven, blijven de regels van deze bestemmingsplannen gelden. Verder zijn alleen de wijzigingen en toevoegingen opgenomen op de verbeelding, al het overige blijft zoals aangegeven op de verbeelding van de onderliggende bestemmingsplannen van kracht. De partiële herziening vormt zo één geheel met de onderliggende bestemmingsplannen, voor zover samenvallend met het plangebied van de partiële herziening.
bestemmingsvlakken
In dit plan wordt gebruik gemaakt van bestemmingsvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Voorzover binnen het plangebied van deze herziening geen bestemming wordt aangegeven, geldt de bestemming zoals geregeld in het onderliggende bestemmingsplan.
aanduidingen
Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in enkele verschillende aanduidingen. Functieaanduidingen worden gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven en waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Alle aanduidingen die betrekking hebben op aantallen, afmetingen en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen. Gebiedsaanduidingen geven gebieden aan, waarvoor specifieke regels gelden, die niet perse verband houden met één bestemming, maar gebiedsdekkend over meerdere bestemmingen zijn gelegd. Deze bevatten veelal sectorale regelgeving, die in het bestemmingsplan hun plaats hebben gekregen. Ook specifieke beleidsregels vinden zo hun weerslag in dit bestemmingsplan.
aanduiding drijvende bouwwerken
drijvende bouwwerken zijn, voor zover er sprake is van een woonboot, aangeduid met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboot'. Om verschillen in interpretatie te vermijden zijn diverse voorkomens van drijvende bouwwerken, die kunnen functioneren als woonboot, opgenomen in de begripsbepalingen.
bestemmingsregelingen
De regels bestaan uit verschillende hoofdstukken.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels . Die bestaan uit omschrijvingen van in de regels voorkomende begrippen en de wijze van meten, bijvoorbeeld hoe de oppervlakte van een bouwwerk gemeten moet worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels , voor zover betrokken in deze herziening, die hierna aan de orde komen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat de anti-dubbeltelbepaling, voorgeschreven op grond van het Besluit ruimtelijke ordening, en algemene bouw- en afwijkingsbevoegdheden. De antidubbeltelbepaling voorkomt dat grotere bouwmogelijkheden ontstaan door grond dubbel te tellen bij de toetsing aan het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels. Ook van dit artikel staat de redactie vast. Het is gebaseerd op het Besluit ruimtelijke ordening. De slotregel is de titel van het bestemmingsplan. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.1, lid 1c) staat het algemene verbod om de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming te gebruiken. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.
horecacategorieën
De horecacategorieën, die in dit plan zijn opgenomen, zijn afgestemd op de Horecavisie Binnenstad 2022-2028. De horecacategorieën volgens de onderliggende bestemmingsplannen worden hierdoor vervangen. In de transponeringstabel in lid 1.32 horecacategorie: transponeringstabel van de regels wordt aangegeven waarin de 'oude' aanduidingen zijn veranderd . In voorkomende gevallen zijn nieuwe horecacategorieën aangeduid. Deze zijn afgestemd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 en wijken daarom iets af van die van de onderliggende bestemmingsplannen. Door middel van de transponeringstabel is dit gelijkgetrokken. De op de verbeelding van dit bestemmingsplan aangeduide categorieën, toegevoegd dan wel gewijzigd, zijn maatgevend ten opzichte van de onderliggende bestemmingsplannen.
overige zone - kernwinkelgebied
Door middel van deze gebiedsaanduiding wordt een wijziging aangebracht in de regels van de onderliggende bestemmingsplannen, die toezien op het wonen op de verdieping. De functie wonen op de verdieping is niet langer lokatiegebonden (aangeduid met 'specifieke vorm van centrum - wonen'), maar is binnen de overige zone - kernwinkelgebied overal toegestaan binnen de betreffende bestemming, voor zover andere bepalingen dat niet uitsluiten. Binnen deze gebiedsaanduiding wordt echter de functie wonen op de begane grond uitgesloten, uitgezonderd toegangsportalen en bergingen ten dienste van de bovengelegen woningen.
Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd.
De financiële uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt gewaarborgd doordat de ambtelijke kosten die nodig zijn voor de vervaardiging van het bestemmingsplan worden gedekt uit de algemene middelen van de gemeente.
Het bestemmingsplan bevat geen bouwtitel die voldoet aan de genoemde criteria in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening. Om deze reden is er geen sprake van wettelijk verplicht kostenverhaal en is het niet nodig een exploitatieplan vast te stellen als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, Wro.
Er zijn diverse overleggen geweest met ondernemers in de binnenstad om de wenselijkheid van wonen in de winkelgebieden te bespreken.
Het ontwerpbestemmingsplan zal conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening en Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gedurende 6 weken ter inzage worden gelegd. Tijdens deze termijn zijn wel/geen schriftelijke en/of mondelinge zienswijzen ingediend.