direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein - 1
Plan: Schielands Hoge Zeedijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.1600BPshzeedijk-DF01

Artikel 3 Bedrijventerrein - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1, 2, 3.1 en 3.2 deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1, 2 en 3.1 deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - oleochemisch bedrijf': tevens een inrichting bestemd voor het splitsen van dierlijke vetten en plantaardige oliën in vetzuren en glycerine, tevens inrichting voor de bereiding van verbindingen verkregen uit deze of andere zuren, glycerine, alcoholen, amides en dergelijke, tevens inrichting voor het vervaardigen van zeep, SBI-2008 20149 nr 2, als genoemd in de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - oleochemisch bedrijf - beperkt' uitsluitend de volgende onderdelen van de op grond van artikel 3.1 sub d toegestane bedrijfsactiviteiten:
      • kantoren;
      • parkeerplaatsen;
      • onderhoudswerkplaatsen;
      • stalling materieel;
      • verladingsactiviteiten, m.u.v. bulkverlading van (licht) ontvlambare vloeistoffen (K1 en K2);
      • opslagen grondstoffen, hulpstoffen en producten in bulk en emballage, m.u.v. ammoniak, waterstofgas, LPG, waarbij opslag van maximaal 500 kg LPG in gasflessen voor heftrucks wel is toegestaan, opslagplaatsen gevaarlijke stoffen in emballage met een capaciteit van > 10 ton per opslagplaats.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalstoffenbedrijf': tevens een afvalstoffeninrichting, SBI-2008 381 nr. C, als genoemd in de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens bedrijfswoningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groen' een groene verbinding tussen de Hollandsche IJssel en de Schielands Hoge Zeedijk.
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' een nutsbedrijf.

alsmede voor:

  • j. aan de functies onder a. tot en met i. gebonden kantoren;
  • k. aan de functies onder a. tot en met i. gebonden parkeervoorzieningen;
  • l. erven, groenvoorzieningen en water;
  • m. nutsvoorzieningen.

met dien verstande dat:

  • n. de volgende bedrijfsactiviteiten zijn uitgesloten:
    • 1. mer(beoordelings)plichtige activiteiten in de zin van het Besluit milieueffectrapportage, met uitzondering van mer(beoordelings)plichtige activiteiten binnen de in artikel 3.1 onder d bedoelde inrichting;
    • 2. risicovolle activiteiten, met uitzondering van bestaande risicovolle activiteiten;
    • 3. detailhandel;
    • 4. horecabedrijven;
    • 5. zelfstandige kantoren.
3.2 Bouwregels

Op voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de in lid 3.1 genoemde omschrijving en waarbij de onderstaande bouwregels in acht dienen te worden genomen, onverminderd het bepaalde in artikel 19.2 (vrijwaringszone - molenbiotoop).

3.2.1 Algemeen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de bouwvlakken;
  • b. bouwwerken hoger dan 15 meter mogen uitsluitend worden uitgevoerd als technische- en/of procesinstallatie;
  • c. in het gebied met de 'specifieke bouwaanduiding - 1'. 50% van dit gebied mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 25 meter en 10% van dit gebied mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 35 meter;
  • d. in het gebied met 'specifieke bouwaanduiding - 2'. 80% van dit gebied mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 25 meter;
  • e. in het gebied met 'specifieke bouwaanduiding - 3'. 30% van dit gebied mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 15 m, 40% mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 25 meter en 10 % mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 35 meter;
  • f. in het gebied met 'specifieke bouwaanduiding - 4'. 70% van dit gebied mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 15 meter;
  • g. in het gebied met 'specifieke bouwaanduiding - 5'. 100% van dit gebied mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 7 meter;
  • h. in het gebied met 'specifieke bouwaanduiding - 6'. 80% van dit gebied mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 15 meter en 20% van dit gebied mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 25 meter;
  • i. in het gebied met 'specifieke bouwaanduiding - 7'. 50% van dit gebied mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 25 meter en 10% mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 35 meter;
  • j. in het gebied met 'specifieke bouwaanduiding - 8' 80% van dit gebied mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 20 meter;
  • k. in het gebied met 'specifieke bouwaanduiding - 9'. 50% van dit gebied mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 25 meter en 10% mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 35 meter;
  • l. in het gebied met 'specifieke bouwaanduiding - 10': 50% van dit gebied mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 25 meter en 10% mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 35 meter;
  • m. in het gebied met 'specifieke bouwaanduiding - 11': 50% van dit gebied mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 25 meter en 10% mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 35 meter;
  • n. in het gebied met 'specifieke bouwaanduiding - 12'. 70% van dit gebied mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 15 meter, waarbij over een lengte van maximaal 50 meter aaneengesloten mag worden gebouwd;
  • o. in het gebied met 'specifieke bouwaanduiding - 13': 60% van dit gebied mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 10 meter;
  • p. in het gebied met 'specifieke bouwaanduiding - 14': 70% mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 10 meter;
  • q. in het gebied met 'specifieke bouwaanduiding - 15': 70% mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 10 meter;
  • r. in het gebied met 'specifieke bouwaanduiding - 16': 50% mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 10 meter;
  • s. in het gebied met 'specifieke bouwaanduiding - 17'. 70% mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 10 meter;
  • t. in het gebied met 'specifieke bouwaanduiding - 18'. 100% mag worden bebouwd met een maximale hoogte van 15 meter;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5 meter.
3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen ter vervanging van bestaande of het verbouwen van bestaande bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
  • c. de goot- en bouwhoogte van een los van de bedrijfsbebouwing staande bedrijfswoning mag niet meer dan 7 resp. 11 meter bedragen;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • e. voor bijgebouwen bij de bedrijfswoning dient te worden voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld voor bijgebouwen bij woningen in artikel 10.2 onder c.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving.
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Bouwhoogtes

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder h. voor de realisatie van bouwwerken tot maximaal 40 meter, mits:

  • a. de hogere bouwhoogte niet leidt tot onevenredige hinder, gevaar of schade voor de omgeving;
  • b. het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving niet onevenredig worden aangetast.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Voorwaardelijke aanleg groen

De ingebruikname van het gebied dat is aangeduid met 'specifieke vorm van bedrijf - voorwaardelijke aanleg groen' voor oleochemisch bedrijf, als bedoeld in lid 3.1.d en 3.1.e, is uitsluitend toegestaan indien daaraan voorafgaand een groene verbinding als bedoeld in artikel 3.1.h. is gerealiseerd in het gebied dat is aangeduid met 'specifieke vorm van bedrijf - groen'.

3.5.2 Voorkomen hinder

Voor het oleochemisch bedrijf als bedoeld in lid 3.1.d en 3.1.e geldt nog het volgende: de stikstofemissie tengevolge van dit bedrijf mag niet meer bedragen dan 70 ton NOx/jaar.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken staat van bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 3.1 sub a om activiteiten uit categorie 4.2 of 5.1 van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten mogelijk te maken;
  • b. het bepaalde in artikel 3.1 sub b om activiteiten uit categorie 4.1 of 4.2 van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten mogelijk te maken;
  • c. het bepaalde in artikel 3.1 sub c om activiteiten uit categorie 3.2 of 4.1 van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten mogelijk te maken;
  • d. het bepaalde in artikel 3.1 sub a, b of c om activiteiten toe te laten die niet genoemd worden in de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten.
3.6.2 Voorwaarden afwijken

Het bevoegd gezag past de in artikel 3.6.1 bedoelde afwijkingsbevoegdheid toe indien de activiteiten naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot de volgens artikel 3.1 sub a, b, respectievelijk c, toegelaten categorieën.

3.7 Wijzigingsregels
3.7.1 Risicovolle activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen met toepassing van artikel 3.9a Wet ruimtelijke ordening om in afwijking van het bepaalde in artikel 3.1 risicovolle activiteiten toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de 10-6 - contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen juncto artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, dient te zijn gelegen binnen de eigen perceelsgrenzen van de risicovolle inrichting, dan wel op gronden met de bestemming Verkeer, Groen en/of Water;
  • b. het invloedgebied van de activiteit mag niet groter zijn dan 172 meter;
  • c. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de activiteit.