direct naar inhoud van Artikel 9 Verkeer - Railverkeer
Plan: Spoorzone midden & oost
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.1307BPSpoorzoneMO-CO01

Artikel 9 Verkeer - Railverkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegvoorzieningen, waaronder lightrailvoorzieningen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen;

alsmede voor:

  • b. fietsenstallingen;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen en water;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. voet- en fietspaden;
  • i. wegen en straten.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend parkeervoorzieningen en fietsenstallingen mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van de parkeervoorzieningen en fietsenstallingen bedraagt maximaal de bovenkant van de aanwezige spoorperrons, met uitzondering van de hoogte van gebouwde parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' waarbij de hoogte maximaal 26,5 m mag bedragen.5
9.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de regel dat de hoogte, anders dan rechtstreeks ten behoeve de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals wachtgelegenheden, niet meer mag bedragen dan 6 m, gemeten vanaf de bovenkant van de aanwezige spoorrails.

9.3 Nadere eisen
9.3.1 Afmetingen van de bebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van de verkeersveiligheid.

9.3.2 Vluchtmogelijkheden

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de uitpandige vluchtroutes en de bereikbaarheid voor de brandweer, voor zover dit niet elders in dit plan is vastgelegd, nadere eisen stellen aan:

  • a. vluchtmogelijkheden en de situering van bouwwerken;
  • b. vluchtmogelijkheden en de inrichting van terreinen/openbare ruimte;
  • c. vluchtmogelijkheden en het bebouwd oppervlak van gebouwen;
  • d. vluchtmogelijkheden en het vloeroppervlak van gebouwen.
9.3.3 Afsluitbaarheid van mechanische ventilatie

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter bescherming van de blootstelling aan toxische gassen, nadere eisen stellen aan de afsluitbaarheid van mechanische ventilatie.

9.3.4 Bescherming tegen plasbrand

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter bescherming tegen plasbrand, nadere eisen stellen aan een bouwwerk om te voorkomen dat zich brandbare vloeistoffen in de ruimten onder de bouwwerken kunnen verzamelen en aan de gevels om bescherming te bieden tegen de stralingswarmte ten gevolge van een plasbrand.