Plan: | Centrum Oost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0513.1013WpCentrumOost-DF01 |
In het kader van de wijkontwikkeling is een plan ontwikkeld voor herontwikkeling van de locatie ten zuiden van de Sportlaan. Dit wijzigingsplan is een nadere juridische uitwerking van het bestemmingsplan, waarmee wordt beoogd de bouw van een tweetal supermarkten juridisch mogelijk te maken. Het plan is opgesteld binnen de juridische kaders die zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda Oost'.
In het kader van de wijkontwikkeling wordt in Gouda Oost door de gemeente Gouda en Woonpartners Midden-Holland een aantal projecten uitgevoerd. Aan de zuidrand van het wijkontwikkelingsgebied is de locatie van Centrum Oost gelegen. Op het terrein stond voorheen een sporthal. Deze is gesloopt om een herontwikkeling mogelijk te maken.
Voor de wijkontwikkeling is een strucuurvisie (het 'Essay') opgesteld. In het Essay is ondermeer de keuze gemaakt om de bestaande supermarkten, gevestigd aan de De Rijkestraat en de Dunantsingel te verplaatsen naar de locatie Centrum Oost.
Voor de locatie zelf is een stedenbouwkundig plan gemaakt. Het stedenbouwkundig plan voorziet in de bouw van een tweetal supermarkten. Eerder is al een wijzigingsplan opgesteld voor het westelijk deel van het plangebied om de bouw van een woontoren juridisch mogelijk te maken.
In mei 2011 is het bestemmingsplan 'Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda Oost' door de Goudse gemeenteraad vastgesteld. Met het oog op te verwachten toekomstige ontwikkelingen in het plangebied is voor het gebied een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. In dit kader is toentertijd onderzoek verricht naar de vraag of de gewenste ontwikkeling wenselijk en haalbaar is. Een en ander heeft geresulteerd in een aantal randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden zijn vastgelegd in het artikel waarin de wijzigingsbevoegdheid is geregeld.
Dit plan voorziet in een planologische regeling om het ontwikkelen van de supermarkten juridisch mogelijk te maken. Daarbij zijn de randvoorwaarden die in het onderliggende plan zijn opgenomen gerespecteerd. Naar aanleiding van het definitieve ontwerp wordt de oostzijde van het plangebied op basis van de algemene wijzigingsbevoegdheid beperkt gecorrigeerd.
Voor het ontwikkelen van het appartementencomplex ten westen van dit gebied is eerder separaat een wijzigingsplan opgesteld. Dit plan is inmiddels in werking getreden.
Stedenbouwkundig plan gehele wijzigingsgebied (impressie)
Het gebied is gelegen ten zuiden van de wijk Gouda Oost. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Sportlaan. Aan de westzijde wordt het gebied begrensd door een in aanbouw zijnde woontoren, met daarachter een watergang.
Het plangebied is gelegen binnen bestemmingsplan 'Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda Oost'. Het bestemmingsplan is vastgesteld op 27 mei 2011. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is rekening gehouden met de gewenste ontwikkeling. Hiervoor is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid (wro-zone – wijzigingsgebied 01) opgenomen. De randvoorwaarden in dit artikel zijn leidend geweest bij het opstellen van onderhavig wijzigingsplan.
Bij uitwerking bleek dat de oostgrens van het wijzigingsgebied niet juist is opgenomen in het bestemmingsplan. Om die reden is de grens van het plangebied aan de oostzijde (beperkt) aangepast om dit te corrigeren.
Met het wijzigingsplan wordt invulling gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid voor 'wro-zone- wijzigingsgebied 01'. Het wijzigingsplan voorziet in de planologische randvoorwaarden voor de realisatie van een tweetal supermarkten in het plangebied.
Het wijzigingsplan Centrum Oost bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemming van de gronden is geometrisch bepaald door middel van lijnen, coderingen en arceringen. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen.
Het plan gaat vergezeld van een toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de regels en de verbeelding verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
In deze toelichting wordt, na dit inleidende hoofdstuk, in hoofdstuk 2 de gebiedsbeschrijving gegeven, waarbij de ontstaansgeschiedenis en de ruimtelijke- en functionele structuur uiteen wordt gezet. Hoofdstuk 3 bevat het ruimtelijk beleidskader en in hoofdstuk 4 worden de randvoorwaarden bij het plan toegelicht. De randvoorwaarden bestaan uit de diverse (milieu)planologische aspecten en de waterparagraaf. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de planopzet. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht en onderbouwd.
In het kader van de wijkontwikkeling wordt in Gouda-Oost op basis van de vastgestelde structuurvisie 'Gastvrij Gouda Oost' en het later vastgestelde Essay een aantal stadsvernieuwingsprojecten uitgevoerd. Eén van de deelprojecten van de wijkontwikkeling 'Gouda Oost' is de locatie Centrum Oost.
Gouda is ontstaan op de plaats waar de rivier de Gouwe uitmondde in de Hollandsche IJssel. De Gouwe is van oorsprong een rivier die zorgde voor de afvoer van water uit het veengebied tussen de Hollandsche IJssel en de Oude Rijn. De huidige loop van de Hollandsche IJssel is na de Romeinse tijd gevormd. Over de loop van de Gouwe is minder bekend.
In 1272 kreeg Gouda stadsrechten. De stad groeide daarna binnen ongeveer 100 jaar uit naar de omvang van de huidige binnenstad. De stad behield lange tijd deze omvang, totdat in de tweede helft van de negentiende eeuw een begin werd gemaakt met de uitbreiding van de stad buiten de singels.
Door de vestiging van nieuwe bedrijven en uitbreiding van de bestaande bedrijven ontstaat eind 19e eeuw een grote behoefte aan arbeiderswoningen. De eerste grote, planmatig uitgevoerde stadsuitbreidingen dateren van na 1901. Om aan de vraag naar woningen te voldoen wordt allereerst de wijk Korte Akkeren gebouwd.
Na de Tweede Wereldoorlog wordt Gouda in noordelijke richting verder uitgebreid (Ouwe Gouwe). Later volgen eerst Vreewijk-Oosterwei-Sportbuurt in het oosten, daarna Bloemendaal in het noordwesten en Plaswijck in het noordoosten en tenslotte, ten oosten van de Sportbuurt, de wijk Goverwelle.
De voorgenomen ontwikkeling is gelegen in de wijk Oosterwei. De buurt is gebouwd in de tweede helft van de jaren 50 en begin jaren 60, toen ook de naastgelegen buurten Achterwillens en Vreewijk zijn gerealiseerd. In tegenstelling tot het naastgelegen Vreewijk, is Oosterwei meer als zelfstandige buurt beschouwd. Het heeft daardoor een wat meer in zichzelf gekeerd karakter. In de buurt zijn indertijd een aantal commerciële en maatschappelijke voorzieningen gerealiseerd.
De buurt is ruim opgezet met veel openbaar groen en daardoor aanvankelijk erg in trek bij de meer bemiddelde middenklasse. De bebouwing voor stadsvernieuwing was typerend voor de jaren 50, met stapelbouw, grote ramen en mozaieken aan de zijkant van de woonflats.
De bouw van de nieuwe wijk Bloemendaal had een negatief efect op de wijk, omdat veel hoger opgeleiden daardoor uitstroomden om in deze wijk te gaan wonen. Minder bemiddelde gouwenaars bleven in Oosterwei wonen, waardoor een wat eenzijdige sociale samenstelling is ontstaan.
In het kader van de wijkontwikkeling, waarin de gemeente Gouda en woningbouwcorporatie Woonpartners nauw samenwerken, worden nu een aantal projecten gerealiseerd, waardoor de leefbaarheid in de wijk wordt vergroot. Oude bebouwing met incourante woningen wordt gesloopt, om plaats te maken voor een woonprogramma dat beter aansluit bij de huidige vraag.
In het kader van de wijkontwikkeling is eerder het Nelson Mandelacentrum geopend, een multifunctioneel centrum, dat onder andere onderdak biedt aan de Brede School. Momenteel zijn ook aangrenzende gebieden, zoals het Middengebied en de Zuidelijke Stempels, in ontwikkeling. Ten westen van het plangebied (onderdeel van hetzelfde wijzigingsgebied) wordt een appartementencomplex gerealiseerd.
Op de locatie was voorheen sporthal 'De Springers' gevestigd. In het kader van de wijkontwikkeling is besloten dat het commerciële centrum van de De Rijkestraat en de supermarkt aan de Dunantsingel naar deze locatie wordt verplaatst. Dit is in 2010 door de raad vastgelegd bij vaststelling van de aanpassing van de structuurvisie 'Gastvrij Gouda Oost'.
De gewenste ontwikkelrichting is als zodanig vastgelegd in het onderliggende wijzigingsplan. Onderhavig plan voorziet in de planologische randvoorwaarde voor afgifte van een Wabo-vergunning waarmee de supermarkten kunnen worden gerealiseerd.
Het beleid van rijk, provincie, regio en gemeente is het kader waarbinnen het bestemmingsplan 'Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda Oost' is opgesteld. Het bestemmingsplan geldt op haar beurt weer als kader waarbinnen dit wijzigingsplan past. In dit hoofdstuk wordt beargumenteerd op welke wijze rekening is gehouden met geldende ruimtelijke beleidskaders en de randvoorwaarden die binnen het bestemmingsplan zijn gesteld.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Door het rijk is op 13 maart 2013 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. Hoofdlijn in de structuurvisie is decentralisatie. Het Rijk wil ruimte geven aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, om zelf beslissingen te nemen en om ruimte te geven aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het eerste deel is 30 december 2011 in werking getreden.
Sinds 1 oktober 2012 is in het Barro de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Het bepaalt dat in bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening te borgen, in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
Het nu voorliggende wijzigingsplan is getoetst aan de vereisten die voortvloeien uit de ladder van duurzame verstedelijking. Eisen die uit de ladder voortvloeien uit de ladder voor duurzame verstedelijking zijn:
Om de behoefte te onderzoeken is recemt een onderzoek uitgevoerd. Conclusie van het onderzoek is dat er inderdaad sprake is van behoefte aan deze ontwikkeling. Het onderzoek is als bijlage bij dit wijzigingsplan gevoegd. Het plan is samen met het onderzoek voorgelegd aan de regio. Bij gelegenheid is ingestemd met het plan.
De ontwikkeling is gelegen binnen bestaand stadsgebied. Met het oog op verbetering van de leefbaarheid in de wijk wordt de locatie geherstructureerd. Meer concreet was op de locatie voorheen een sporthal aanwezig. Deze is gesloopt om ruimte te maken voor de gewenste ontwikkeling. Op de locatie van de huidige supers zullen in de toekomst andere functies worden ingericht.
Aanvullend is onderzocht of er geschikte panden aanwezig zijn om de supermarkten te kunnen faciltieren. Conclusie is dat deze panden binnen Gouda niet aanwezig zijn. In het onderzoek is dit nader onderbouwd.
Conclusie is dat het plan voldoet aan de vereisten. In paragraaf 3.7 wordt eveneens ingegaan op 'de Ladder' en het onderzoek.
Provinciale Structuurvisie: Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte
Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en Rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale structuurvisie voor Zuid-Holland voor ruimte en mobiliteit te ontwikkelen.
Provinciale Staten stelden op 9 juli 2014 de huidige provinciale structuurvisie, de Verordening ruimte en mobiliteit, het programma mobiliteit en het programma ruimte definitief vast. Bij het opstellen van dit wijzigingsplan is het daarin vastgelegde beleid meegenomen. In de relevante beleidsinhoudelijke hoofdstukken wordt hier nader op ingegaan.
Provinciale Verordening Ruimte; ontwikkelen met schaarse ruimte
De provincie heeft verschillende instrumenten om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren. De Verordening ruimte en mobiliteit is één van deze instrumenten. In de provinciale verordening zijn de zaken vastgelegd die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben. Daarnaast zijn de nationale belangen die in het Barro zijn vastgelegd (zoals de Ladder van duurzame verstedelijking) ook in de provinciale verordening opgenomen, zodat deze doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud en de toelichting van ruimtelijke plannen. In de relevante beleidsinhoudelijke hoofdstukken wordt nader ingegaan op de relatie van de voorgenomen ontwikkelingen en het bepaalde in de verordening Ruimte.
Voor dit plan zijn met name de bepalingen ten aanzien van detailhandel relevant. In paragraaf 3.7 wordt hier nader op ingegaan.
In 2004 is de Structuurvisie Gastvrij Gouda Oost vastgesteld. Met de visie werd beoogd om structuur aan te brengen in de wijkontwikkeling in Gouda Oost. Naar aanleiding van het KEI Stadslab, dat op 23 april 2008 plaatsvond, is een nadere visie opgesteld over de ontwikkelingsmogelijkheden voor de wijk. Deze visie, getiteld Essay Gouda Oost, is in februari 2009 positief ontvangen door het college van burgemeester en wethouders. Dit heeft ertoe geleid dat de structuurvisie Gastvrij Gouda Oost in 2010 op een aantal punten is gewijzigd.
Eén van de wijzigingen is dat het commercieel cluster, dat voorheen was voorzien aan de De Rijkestraat, nu wordt gepositioneerd op de locatie waar voorheen sporthal 'De Springers' was gevestigd. Door deze winkels, en de supermarkt aan de Dunantsingel te verplaatsen naar de locatie Sportlaan ontstaan kansen voor een ruim opgezette vernieuwde wijk. De locatie waar voorheen Sporthal De Springers was gevestigd, is vanuit het perspectief van de winkels de ideale plek. Er is genoeg ruimte voor twee supermarkten die samen de wijk bedienen en elkaar aanvullen. Dat maakt het plein extra aantrekkelijk voor de vestiging voor de ondernemers uit de buurt.
De uitgangspunten uit de structuurvisie zijn verwerkt in het bestemmingsplan 'Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda Oost'. Voor deze locatie is daartoe een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het plan biedt de ruimte om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken.
Uitsnede Essay
Uitgangspunt bij het opstellen van dit wijzigingsplan is het bestemmingsplan 'Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda Oost'. In dit plan is vastgelegd welke functies in het gebied zijn toegestaan.
Voor het projectgebied als geheel is in het bestemmingsplan 'Kadebuurt etc.' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. In de betreffende wijzigingsbevoegdheid is neergelegd dat woningen, ruimten voor detailhandel en bijbehorend water, groen verkeers- en parkeervoorzieningen mogen worden gerealiseerd. In het plan is verder nader uitgewerkt aan welke randvoorwaarden de ontwikkelingen moeten voldoen:
Onderhavig plan voorziet in een regeling voor het oostelijk deel van het wijzigingsgebied. Eerder is al een wijzigingsplan vastgesteld waardoor de bouw van een een appartementencomlex in het westelijk deel van het plangebied juridisch mogelijk werd gemaakt. Bij het opstellen van de wijzigingsplannen zijn de randvoorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid uit het onderliggende bestemmingsplan als uitgangspunt genomen. In onderhavig wijzigingsplan wordt de bouw van een tweetal supermarkten juridisch mogelijk gemaakt.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (2007)
De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland uit 2007 geeft voor de regio Gouwestreek-Krimpenerwaard de cultuurhistorische waarden in archeologisch en landschappelijk opzicht en voor wat betreft de nederzettingen aan. Plannen ter plaatse van de gebieden met cultuurhistorische waarden vereisen een nadere analyse en afweging.
De terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) staat de zogenaamde verwachtingswaarde aangegeven.
De provincie Zuid-Holland gebruikt beide kaarten en de CHS bij advisering en beoordeling van (wijziging van) bestemmingsplannen. Gouda heeft zelf een beleidskaart ontwikkeld, waarin de gegevens van de AMK, IKAW, en CHS zijn verwerkt en verfijnd. De Goudse beleidskaart dient daarom als basis voor het archeologisch beleid in Gouda.
Nota cultuurhistorie en erfgoedvisie
De nota Cultuurhistorie behandeld het cultuurhistorisch erfgoed zoveel mogelijk integraal (monumentenzorg, archeologie en landschapsbehoud) Centraal staat het streven het cultuurhistorisch erfgoed een bijdrage te laten leveren aan de eigen identiteit en herkenbaarheid van Gouda. Samen met de erfgoedvisie vormt de nota het cultuurhistorisch beleidskader voor de begeleiding van bouwinitiatieven.
Omdat dit wijzigingsplan niet beoogd om cultuurhistorisch belangrijke objecten of structuren te wijzigen is de relevantie van de nota Cultuurhistorie en Erfgoedvisie beperkt. Het bepaalde in de nota en de visie staat niet in de weg aan vaststelling van het plan.
Gemeentelijke archeologische beleidskaart (2011)
In aanvulling op het rijks- en provinciaal archeologisch beleid heeft de gemeente Gouda in juni 2011 de geactualiseerde gemeentelijke archeologische beleidskaart (ABK) vastgesteld. Op de ABK is aangegeven in welke gebieden binnen de gemeente archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. In die gebieden is een omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie vereist bij bodemverstorende werkzaamheden. In het beleid is opgenomen in welke situaties vrijstelling geldt van deze verplichting. Voor een deel van het plangebied geldt een verhoogde verwachting:
Uitsnede ABK 2011
Archeologievriendelijk bouwen
Waar mogelijk probeert Gouda behoud in situ wel actief te stimuleren. Daarom is het archeologievriendelijk bouwen geïntroduceerd: wanneer een bouwplan voldoet aan een aantal richtlijnen, wordt het bodemarchief nog maar zo weinig verstoord dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. De richtlijnen voor archeologievriendelijk bouwen zijn opgenomen in het beleid en vastgelegd in de Verordening inzake monumenten en archeologie.
Verbeelding
De gebieden met hoge archeologische verwachting, inclusief hoogwaardige gebieden, zoals weergegeven op de ABK 2011, zijn opgenomen op de verbeelding. Deze gebieden krijgen een dubbelbestemming, 'waarde archeologie'. Gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde worden niet op de verbeelding opgenomen. Hiervoor is ook geen omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie noodzakelijk. Alleen bij zeer grote projecten (groter dan 10.000 m2) is ter controle van de lage verwachting dan een booronderzoek noodzakelijk.
Het beleid is vastgelegd in de Nota Cultuurhistorie en de Erfgoedvisie. Bescherming vindt plaats via de Verordening inzake monumenten en archeologie.
De bebouwing in het plangebied is gesloopt. Voorts is het plangebied niet gelegen binnen een beschermd stads- en dorpsgezicht. Er is derhalve geen beschermenswaardig vastgoed aanwezig binnen het plangebied.
Wel geldt voor een deel van het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde. Wanneer in dit gebied ontwikkelingen plaatsvinden, groter dan 100 m2, waarbij de ingrepen in de bodem dieper reiken dan 0,5 m. is archeologisch onderzoek vereist.
In dat kader is inmiddels een verkennend onderzoek uitgevoerd. Er zijn geen archeologische vondsten gedaan. Vanuit archeologisch perspectief is er derhalve geen beletsel het plan uit te voeren.
Het beleid van de gemeente Gouda is om de openbare ruimte in de stad schoon, heel en bruikbaar te houden. Het openbaar groen is één van de factoren die de kwaliteit van de openbare ruimte bepalen. In het Groenstructuurplan 2007-2015 zijn keuzes gemaakt en prioriteiten gesteld ten aanzien van het openbaar groen.
Het Groenstructuurplan richt zich primair op het gemeentelijke groen, omdat de gemeente daar zelf volledig verantwoordelijk voor is en daar sturing aan kan geven. Het gaat hierbij om smalle, langgerekte elementen als bermen en oevers, om kleinere gebieden als plantsoenen en gazons en om de grotere parken. Daarnaast spelen groene elementen en gebieden van particulieren (tuinen) en semioverheidsinstanties (Waterschappen, recreatieschappen) ook een rol in de woon- en werkomgeving. Deze elementen komen in het Groenstructuurplan zijdelings aan de orde.
De hoofddoelstelling van het Groenstructuurplan is het richting geven aan inrichting en beheer van de openbare groenelementen zodat ook op lange termijn het openbaar groen optimaal voldoet aan de Goudse wensen. Tevens dient het Groenstructuurplan als toetsingskader bij bouwplanontwikkelingen en voor plannen die te maken hebben met de inrichting en het beheer van de openbare ruimte, waaronder het groen.
De belangrijke doelstellingen in het Groenstructuurplan zijn: totale groenoppervlakte minimaal gelijk houden en zo mogelijk meer oppervlak creëren; aantal bomen minimaal op peil van 2006 houden; bomen krijgen kans om oud te worden; intensief te beheren groentypen beperken. Met name behoud en mogelijke uitbreiding van groenoppervlakte, behoud van bomen en groeiplaatsbescherming van bomen zodat deze oud kunnen worden zijn aan de orde bij het opstellen van een bestemmingsplan.
Op de ontwikkellocatie was voorheen een sporthal gevestigd. In het kader van de wijkontwikkeling is in het Essay globaal aangegeven hoe het terrein opnieuw wordt ingericht. Dit wijzigingsplan is een juridische vertaling van deze plannen.
Onderdeel van de afspraken is dat een deel van het aanwezige groen binnen het gehele wijzigingsgebied verdwijnt. De afname van het areaal groen wordt elders binnen de wijk deels gecompenseerd door de aanleg van nieuw groen. Compensatie vindt ondermeer plaats door aanleg van 'de Oversteek' - een aan te leggen groenstrook tussen de nieuwe centrumlocatie en de Vredeskerk.
Specifiek voor het plangebied geldt dat de ontwikkelaar voornemens de parkeerplaats bij de supers een tamelijk groene uitstraling geven door een aantal bomen aan te planten. Een en ander is verwerkt in het stedenbouwkundig plan.
Door uitvoering van het projectplan neemt de kwantiteit van het openbaar groen iets af, maar wordt de kwaliteit verbeterd. Een beperkte afname van de totale hoeveelheid bestemd groen is, mede gezien hetgeen hierover in het Essay is vastgelegd, acceptabel.
In Gouda zijn verschillende grote projecten in ontwikkeling. Een van deze ontwikkelingen is de wijkontwikkeling Gouda Oost. Om het huidige en nieuwe verkeer in goede banen te leiden, is een visie op verkeer en vervoer noodzakelijk. Om die reden is door de gemeente Gouda een mobiliteitsplan opgesteld. Het mobiliteitsplan 2007-2020 is in april 2007 door de Raad vastgesteld.
Door het stimuleren van onder andere de fiets en het openbaar vervoer wil de gemeente overbelasting van de infrastructuur voorkomen waardoor ruimte blijft bestaan voor belangrijk economisch verkeer. Deze doelstelling is in het mobiliteitsplan verder uitgewerkt in een aantal strategische keuzes. Ook is aangegeven wat nodig is om het autogebruik tot 2020 op verantwoorde wijze te verwerken en welke maatregelen verder onderzocht moeten worden.
Met het mobiliteitsplan beschikt de gemeente Gouda over samenhangend verkeer- en vervoersbeleid. De visie is een kapstok voor de verschillende deelnota's op het terrein van verkeer en vervoer.
Een van de redenen voor het starten van het project wijkontwikkeling 'Gouda Oost' is de constatering dat de verkeerstechnische situatie in Gouda Oost op een aantal punten verbetering behoeft.
Zo wordt in het Essay geconstateerd dat in de wijk geen wijkbreed infrastructureel netwerk aanwezig is. Dit is mede een gevolg van het feit dat de buurten Oosterwei, Kort Haarlem en Gouda Oost afzonderlijk zijn ontworpen. Gevolg is dat de infrastructuur van de wijk in oostelijke richting een trechterwerking kent. Verder wordt geconstateerd dat er in de wijk feitelijk geen noord-zuidverbinding aanwezig is.
Eén van de aanpassingen die noodzakelijk is om verbetering in de structuur door te voeren, is aanpassing van de verkeersinfrastructuur in het gebied rond de De Rijkestraat, ten noordoosten van het plangebied. Door sloop van een appartementencomplex en de aanpassing van het verkeersnet verbetert de doorstroming in het gebied voor zowel auto- als fietsverkeer. In de nieuwe situatie komt de De Rijkestraat te vervallen en wordt het verkeer afgewikkeld via de De Kortestraat. Belangrijk element in de wijkontwikkeling is dan ook de sloop van dit complex, waardoor aanpassing van de verkeersstructuur mogelijk wordt.
Aan de noordzijde van het plangebied is de Sportlaan gelegen. Deze wordt opnieuw ingericht. Het gebied ter zuiden van 'de Oversteek' wordt ingericht als plein. De straat krijgt hier, naast een verkeersfunctie, ook een verblijfsfunctie.
Uitsnede Essay; de nieuwe verkeersstructuur. Het plangebied is rood omcirkeld.
De rode pijl geeft de nieuwe structuur weer voor gemotoriseerd verkeer. De gele lijn geeft de aangepaste fietsroute weer.
Het plan maakt onderdeel uit van wijkontwikkeling Gouda Oost. Verplaatsing van de supers en het oude centrum maakt de weg vrij voor herstructurering van de verkeersinfrastructuur. Uitvoering van het plan levert daarom een bijdrage aan de verbetering van de verkeersinfrastructuur in de wijk.
Onderdeel hiervan is dat de Sportlaan opnieuw wordt ingericht. Ter hoogte van het appartementencomplex wordt een plein aangelegd. Het gebied krijgt hierdoor mede het karakter van een verblijfsgebied.
Wezenlijk aan het plan is dat het bestaande centrum van de De Rijkestraat wordt verplaatst naar de Sportlaan. De bestaande supermarkten aan de De Rijkestraat en de Dunantsingel zullen een plek krijgen in het nieuwe centrum. Verwachting is dat het merendeel van de bezoekers afkomstig zal zijn uit de wijk zelf; voor hen wijzigt de bereikbaarheid niet wezenlijk. Voor toeleveranciers en voor bezoekers die afkomstig zijn uit andere delen van de stad is de locatie (via de Sportlaan) beter bereikbaar.
Per saldo voorziet het plan in de uitbreiding van het brutovloeroppervlak supermarkt met ca. 1295 m2 bvo. Elders in de wijk zal bestaande commerciële ruimte (winkelstrip, ca. 400 m2) aan de De Rijkestraat en de supermarkten aan de Verzetslaan en de Dunantsingel, komen te vervallen. Dit maakt geen onderdeel uit van dit plan.
Het plan maakt onderdeel uit van wijkontwikkeling Gouda Oost. Door uitvoering van het project zal de verkeersstructuur in het gebied verbeteren.
Specifiek voor het plangebied geldt dat het plan de verplaatsing van de in de wijk aanwezige supermarkten mogelijk maakt. Omdat de wijk als gevolg van de wijkontwikkeling per saldo minder woningen zal kennen, zal het aantal verkeersbewegingen enigszins afnemen.
De nieuw te bouwen supermarkten beschikken in de nieuwe situatie over een wat groter commercieel vloeroppervlak. Naast het opheffen van de twee supermarklocaties wordt tegelijkertijd ook de bestaande winkelstrip aan de De Rijkestraat gesloopt. De toename van de hoeveelheid commerciële ruimte (en de daarbij behorende verkeersbewegingen) blijft daardoor per saldo beperkt. Verwacht mag worden dat door de vergroting van het commerciële oppervlak de toename van het aantal verkeersbewegingen mogelijk enigszins zal toenemen.
Belangrijke aanleiding voor het starten van de ontwikkeling is dat hierdoor verplaatsing van de supermarkten mogelijk wordt, waardoor de verkeersinfrastructuur in de wijk kan worden verbeterd. In de nieuwe situatie zal de De Rijkestraat komen te vervallen en wordt het verkeer vanuit westelijke richting afgewikkeld via de De Kortestraat richting Sportlaan. Vanuit verkeerskundig perspectief wordt de ontwikkeling dan ook als positief beschouwd.
Door de sterke groei van het autoverkeer is de vraag naar parkeerplaatsen de afgelopen jaren fors gestegen. In het Parkeerbeleidsplan (december 2004) wordt de verkeersproblematiek in Gouda beschreven en wordt aangegeven welke maatregelen kunnen leiden tot een verbetering.
Op wijkniveau is bepaald dat voor bewoners voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn. Dit komt neer op één parkeerplek per huishouden in de omgeving van de woning bij voorkeur op eigen terrein en een tweede plek op acceptabele loopafstand in een veilige omgeving. Bezoekers kunnen eventueel op grotere afstand van de woning parkeren.
Parkeergelegenheid bij of in gebouwen is geregeld in de Bouwverordening van Gouda. De verordening regelt dat er bij nieuwe ontwikkelingen voldoende ruimte moet worden gereserveerd voor parkeren of stallen van auto's. Dit is ook mogelijk op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort. Burgemeester en wethouders kunnen nog wel ontheffing verlenen voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte kan worden voorzien. Bij ontwikkelingen mogen volgens de verordening alleen parkeer- of stallingsruimten worden voorzien indien het fysiek onmogelijk of uit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst is om op eigen terrein hierin te voorzien. In dergelijke gevallen is een compensatiebijdrage verschuldigd.
In het kader van het Essay Gouda Oost zijn in 2010 afspraken gemaakt over stadsvernieuwing Oosterwei in algemene zin en de locatie Centrum Oost in het bijzonder. De afspraken die in dit kader zijn gemaakt zijn leidend geweest bij de opzet van dit project.
De parkeerbehoefte, uitgaande van het huidige stedenbouwkundige plan, die als gevolg van de ontwikkeling van de bouw van de supermarkten ontstaat, wordt geaccommodeerd binnen het plangebied. De ontwikkeling vereist 89 parkeerplekken, terwijl binnen het plangebied 105 parkeerplekken worden aangelegd.
De op het plangebied van toepassing zijnde parkeernormen zijn opgenomen in de bouwverordening. Wanneer voor het plangebied een bouwaanvraag wordt ingediend, wordt deze aan deze normen getoetst.
Op het naastgelegen perceel, buiten het plangebied Centrum Oost, is eerder voorzien in de ontwikkeling van een woontoren. Voor deze ontwikkeling is een tekort van het aantal te realiseren parkeerplaatsen. Het surplus aan parkeerplaatsen binnen het plangebied Centrum Oost is ruim voldoende om het tekort in het naastgelegen wijzigingsplangebied Springers West te compenseren. Wanneer de ontwikkelingen samen worden bezien, resteert een surplus van 5 parkeerplaatsen.
Vanuit parkeertechnisch perspectief is het plan derhalve uitvoerbaar.
In de gemeentelijke Welstandsnota (28 juni 2004) staan beoordelingskaders en toetsingscriteria waaraan bouwplannen op architectonische kwaliteit worden getoetst aan het welstandsbeleid als gereedschap voor de ruimtelijke kwaliteit. Veelal hebben deze eisen betrekking op vormgeving, kleurgebruik en materiaalgebruik. Voor een deel hebben welstandscriteria ook betrekking op de massa en het volume van bebouwing. Aangezien het bestemmingsplan hier ook eisen stelt, is het van belang beide regelingen op elkaar af te stemmen.
In de formulering van haar Welstandbeleid door middel van toetsingscriteria kiest de gemeente Gouda voor een meervoudige aanpak. In de Welstandsnota is een kaart opgenomen waarin Gouda is verdeeld in verschillende gebieden. Per gebied zijn gedetailleerde toetsingscriteria beschreven waaraan bouwaanvragen en principeplannen getoetst kunnen worden. Hiervoor zijn algemene en gebiedsgerichte criteria opgenomen. De algemene criteria hebben betrekking op de inpassing van het (bouw)plan in de omgeving, de bijdrage aan kwaliteit, de helderheid van het plan, de functionaliteit en op het ontwerp (o.a. materiaalgebruik, kleur, massa en volume).
Het plangebied wordt in de Welstandsnota aangemerkt als 'regulier welstandsgebied'. Het gaat om een gebied waarin sprake is van een architectuur die als netjes en fatsoenlijk kan worden aangemerkt. Het gebied voldoet aan een esthetische standaard. Het is niet zodanig van betekenis dat een uitputtende regeling van het uiterlijk van gebouwen gewenst en rechtvaardig is. Welstandseisen zijn marginaal en aanvullend op het plan.
Uitsnede kaart welstandsnota
De welstandsaspecten worden in Gouda getoetst door de cie. Ark. De plannen zijn ter visie voorgelegd. De commissie heeft ingestemd met het plan.
Met betrekking tot detailhandel heeft de provincie Zuid-Holland ervoor gekozen een strak beleidskader op te stellen. In een aantal opzichten is dit kader “strenger” dan het beleid dat andere provincies voeren. De Zuid-Hollandse aanscherping betreft met name de manier waarop de provincie omgaat met detailhandel op perifere locaties. Het provinciale detailhandelsbeleid geeft specifieke richtlijnen met betrekking tot het voeren van nevenassortiment op perifere locaties, consumentenverkoop buiten specifieke detailhandellocaties en ondersteunende detailhandel op bedrijventerreinen.
De provinciale Structuurvisie Detailhandel kent de verantwoordelijkheid voor lokale detailhandelsplannen tot 2.000 m2 bvo toe aan gemeenten, wanneer deze als doel hebben de dynamiek in de detailhandel te bevorderen en de bestaande structuur te versterken.
In algemene zin geeft de visie aan dat de provincie een voorstander is van krachtige wijkcentra die ruimte bieden voor zowel supermarkten als voor kleine winkelbedrijven. Lokale winkelcentra zoals buurt-, wijk- en dorpscentra komen in de provinciale visie niet aan de orde.
Notitie detailhandel Zuid-Holland 2012
Op 30 mei 2012 is de 'Beleidsvisie en Uitvoeringsstrategie Regionale Economie en Energie 2012-2015' vastgesteld. De 'Notitie detailhandel Zuid-Holland' geeft invulling aan een uitwerking van het detailhandelsbeleid uit deze beleidsvisie. De ruimtelijk relevante beleidsmatige elementen werken door in de visie Ruimte en Mobiliteit, die verderop in de tekst wordt besproken.
In de Notitie detailhandel Zuid Holland wordt primair ingezoomd op centra met een regionale en provinciale functie. Voor wijkgerichte aankooplocaties is de ladder van duurzame verstedelijking van toepassing. Dat betekent dat ontwikkelingen alleen mogelijk is als de behoefte aan deze voorzieningen is aangetoond en er regionale afstemming heeft plaatsgevonden over deze plannen. Vanuit de ladder bezien heeft herstructurering de voorkeur boven het realiseren van nieuwe voorzieningen. Er wordt specifiek aandacht gevraagd voor de leefbaarheid van kleine kernen en buurten.
Doel van de wijkontwikkeling is om de leefbaarheid in Gouda Oost te verbeteren. In dat kader wordt (mede via dit plan) door herstructurering een verbetering aangebracht in de detailhandelsstructuur. Daarmee wordt beoogd de leefbaarheid in het gebied te verbeteren. Het plan is daarom in lijn met de provinciale beleidsuitgangspunten voor detailhandel.
Visie Ruimte en Mobiliteit 2014
De ruimtelijk-relevante onderdelen uit de Notitie detailhandel Zuid-Holland zijn opgenomen in de recent vastgestelde Visie Ruimte en Mobiliteit. Het gaat specifiek om het kwantitatieve kader, de hoofdstructuur voor de reguliere detailhandel, perifere detailhandel en themagerichte detailhandel.
Ten aanzien van detailhandelsbeleid zijn in de visie de uitgangspunten uit de nota detailhandel overgenomen. De eerder vastgestelde beleidsuitgangspunten zijn niet gewijzigd. De visie biedt daarmee ruimte voor verplaatsing en structuurversterking van het wijkgerichte centrum in Gouda Oost.
Programma Ruimte en Verordening Ruimte
De locatie Centrum Oost wordt in het programma Ruimte aangemerkt als een 'Overige aankoopplaats'. Overige aankoopplaatsen komen in aanmerking voor herstructurering met aandacht voor de leefbaarheid in de buurten. Eventuele groei van het winkeloppervlak kan in deze situaties alleen aan de orde zijn wanneer de herstructurering en uitbreiding een bijdrage leveren aan verbetering van de leefbaarheid. Ook geldt dat als gevolg van saldering als gevolg van herstructurering het winkeloppervlak beperkt kan toenemen.
De verordening Ruimte is de juridische vertaling van de Visie Ruimte en Mobiliteit. De verordening geeft aan dat herallocatie van bestaande detailhandel mogelijk is, mits deze wordt gepositioneerd binnen een goed bereikbare en centraal gelegen locatie binnen hetzelfde verzorgingsgebied. Hier is bijvoorbeeld sprake van wanneer meerdere locaties worden samengevoegd op een nieuwe locatie.
In de verordening is vastgelegd (in lijn met de bepalingen rond de ladder voor duurzame verstedelijking) dat voor ontwikkelingen > 2000 m2 bvo onderzoek moet worden verricht naar effecten van het plan op het woon- en leefklimaat en naar de vraag of het plan niet leidt tot onaanvaardbare leegstand. Het plan moet vervolgens samen met het onderzoek regionaal worden afgestemd.
Aangezien het plan ziet op ontwikkeling (verplaatsing) van een centrum waarin bestaande voorzieningen worden geclusterd op een goed bereikbare en centraal gelegen locatie (zie ook paragraaf 3.4) met het oog op verbetering van de leefbaarheid, is het plan in lijn met het bepaalde in het programma Ruimte en de verordening Ruimte.
Het plan voldoet tevens aan de vereisten die voortvloeien uit de ladder voor duurzame verstedelijking. Dit is onderbouwd middels een onderzoek ('Gouda, Ruimtelijk-functionele onderbouwing verplaatsing supermarkten Gouda-Oost', zie bijlage) Het plan is samen met het onderzoek op 5 maart 2015 regionaal afgestemd. Zie hiervoor ook paragraaf 3.1 waarin dit nader is onderbouwd.
Regionale structuurvisie detailhandel Midden Holland
De regionale detailhandelsvisie (Actualisatie Regionale Structuurvisie Detailhandel Midden-Holland) is voor beoordeling van initiatieven relevant. Het REO (Regionaal Economisch Overleg) heeft op grond van de provinciale verordening Ruimte een verplichte adviestaak bij detailhandelsplannen die, al dan niet in samenhang met andere plannen of vrijetijdsvoorzieningen, een bedrijfsvloeroppervlak (bvo) beslaan dat groter is dan 2.000 m2. Deze adviestaak wordt op verzoek van de betrokken gemeente door het REO uitgevoerd.
De Regionale structuurvisie detailhandel is een belangrijk instrument om plannen op het gebied van detailhandel te kunnen beoordelen op haalbaarheid en wenselijkheid. Daarnaast fungeert deze visie ook als toetsingskader voor de verplichte regionale advisering bij detailhandelontwikkelingen.
In de structuurvisie detailhandel is bepaald dat keuzes ten aanzien van ontwikkelingen ondersteunende buurt- en wijkwinkelstructuur op gemeenteniveau worden gemaakt. De randvoorwaarde die daarbij wordt gesteld is dat de omvang van het winkelgebied aansluit bij de verzorgingsfunctie (inwonertal wijk) Er wordt ingezet op een transformatie van verspreide bewinkeling naar meer geclusterd detailhandelsaanbod.
Zoals eerder aangegeven is onderzoek uitgevoerd naar de effecten van het plan op woon- en leefklimaat en naar de vraag of het plan leidt tot onaanvaardbare leegstand elders. Het plan is samen met het onderzoek voorgelegd aan het REO en getoetst aan regionale beleidskaders. Bij deze gelegenheid is door het REO ingestemd met het plan.
Detailhandelsnota 2009-2020 “Meer keuze in winkelen”
In de Detailhandelsnota 2009-2020 worden belangrijke ontwikkelingen ten aanzien van het detailhandelsaanbod verankerd. Het gaat dan met name om de ontwikkelingen in de binnenstad en de ontwikkelingen in de schil rond de binnenstad (Zuidelijk stationsgebied, zie verderop). Daarnaast geeft de Detailhandelsnota ook een actualisatie van het gemeentelijk supermarktbeleid uit 2006.
Gouda hanteert in de beoordeling van marktinitiatieven een indicatieve verdeling van de berekende marktruimte naar koopmotief en type locatie. Op deze manier worden situaties van over- en onderaanbod transparant gemaakt. Daarnaast kiest Gouda voor een beoordeling van toekomstige detailhandelsontwikkelingen door middel van beleidsregels, die door de gemeenteraad zijn vastgesteld.
In het kader van de detailhandelsnota is onderzoek verricht naar beschikbare marktruimte. De resultaten daarvan zijn opgenomen in de Detailhandelsnota. De ontwikkeling die in dit wijzigingsplan wordt geregeld, is specifiek opgenomen in het lokale detailhandelsbeleid. Vastgesteld is dat er voor deze locatie plancapaciteit (uitbreiding) beschikbaar is van 1000 m2 vvo (ca. 1.333 m2 bvo). Door uitvoering van het plan Centrum Oost wordt invulling gegeven aan deze uitbreidingsruimte.
Het wijzigingsplan vormt een deel van de juridische vertaling van de structuurvisie Gastvrij Gouda Oost. Het 'Essay' is hier een aanvulling op. In deze visie wordt gesignaleerd dat de huidige winkelstructuur in Gouda Oost niet voldoet. Dit wijzigingsplan biedt de juridisch-planologische basis om hier invulling aan te geven.
Vóór herstructurering waren in het gebied een tweetal supermarkten aanwezig. Aan de Dunantsingel was een Lidl gevestigd met een brutovloeroppervlakte van 914 m2 bvo; aan de De Rijkestraat was een C1000 (na week 29 van 2015: Jumbo) gevestigd met een brutovloeroppervlakte van 751 m2 bvo - totaal 1665 m2 bvo). Voorts was aan de De Rijkestraat een winkelstrip aanwezig, bestaande uit een aantal kleinschalige winkelruimtes. Het bruto-vloeroppervlak hiervan bedraagt ongeveer 400 m2 bvo.
In de structuurvisie Gouda Oost en het Essay is geconstateerd dat de bestaande detailhandelsstructuur niet functioneert als centrum. Daarom is in het Essay een voorstel gedaan voor concentratie en clustering van bestaande commerciële ruimte. In het voorstel verdwijnen de bestaande supermarkten en de winkelstrip. Op de locatie Centrum Oost wordt een nieuw commercieel cluster ingericht.
Het plan voorziet in de bouw van een tweetal supermarken op een goed bereikbare locatie. Het gaat om een Lidl met een brutovloeroppervlakte van 1400 m2 bvo en een Jumbo met een brutovloeroppervlakte van 1560 m2 bvo - een totaal van 2960 m2 bvo. De uitbreiding komt daarmee op 1295 bvo.
Voor de achterblijflocaties geldt dat met de ontwikkelaar is afgesproken dat bij (op)levering van de nieuwe locaties de huidige locaties in bezit komen van de gemeente. Hierover zijn financiele afspraken gemaakt. Bij eerstvolgende gelegenheid (naar verwachting bij het opstellen van respectievelijk het volgende veegplan / het in procedure brengen van bestemmingsplan Middengebied) zullen de locaties een andere bestemming krijgen. Mede met het oog op het succesvol functioneren van de het nieuwe centrum zal de nieuwe bestemming het gebruik voor detailhandelsdoeleinden uitsluiten.
Onderzoek naar ruimtelijk-functionele aspecten
In het kader van dit wijzigingsplan is door BRO onderzoek verricht naar de ruimtelijk-functionele aspecten voor verplaatsing van de supermarkten in Gouda-Oost. In het onderzoek is de bestaande leegstand in beeld gebracht en zijn de bestaande distributieve mogelijkheden voor een verplaatsing van de twee supermarkten onderzocht. In het onderzoek worden de effecten van herallocatie van de supermarkten op de detailhandelsstructuur in Gouda en de regio in beeld gebracht. Daarbij is ook gekeken naar de ontwikkelingen in Goverwelle.
In het onderzoek worden een aantal conclusies getrokken:
Toetsing ladder duurzame verstedelijking; eerste trede
Door de overheid wordt steeds meer waarde gehecht aan het zorgvuldig omgaan met het ruimtegebruik. Om dit te borgen is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd - en in navolging daarvan in de verordening Ruimte PZH - dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de 'Ladder van duurzame verstedelijking. In het onderzoek wordt onderbouwd dat aan de eisen van de eerste trede wordt voldaan:
Daarmee wordt voldaan aan de eisen die voortvloeien uit 'de Ladder'. Zie ook paragraaf 3.1, waarin nader op dit aspect wordt ingegaan.
Conclusie
Bij de ontwikkeling van het plan zijn provinciale, regionale en lokale beleidskaders als uitgangspunt genomen. Het plan geeft invulling aan de beleidsuitgangspunten die door verschillende overheden in de relevante beleidskaders zijn geformuleerd.
Om de ruimtelijke effecten van het plan te beoordelen is een distibutieplanologisch onderzoek uitgevoerd. Conclusie van het onderzoek is dat het plan niet leidt tot aantasting van het woon- en leefklimaat of tot onaanvaardbare leegstand. In het onderzoek is tevens aangetoond dat het plan voldoet aan de eisen die in de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het plan is daarmee uitvoerbaar.
Het wijzigingsplan wordt opgesteld binnen de kaders die daarvoor zijn neergelegd in bestemmingsplan 'Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda Oost'. Daarnaast gelden een aantal beleidsinhoudelijke randvoorwaarden waarbinnen de regeling is opgesteld. In dit hoofdstuk wordt verantwoord op welke wijze rekening is gehouden met de beleidsmatige randvoorwaarden. Belangrijk onderdeel is het aspect milieu, waarnaar apart onderzoek is verricht.
De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien het laatste decennium steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan soms beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren.
Dit hoofdstuk geeft de milieukundige randvoorwaarden en richt zich daarbij op de volgende milieuaspecten:
De in de volgende paragrafen vermelde informatie is gebaseerd op het milieukundig advies van de Omgevingsdienst Midden-Holland, Milieukundig advies bij wijzigingsplan locatie Centrum Oost, oktober 2013, nr 2013033543.
De ontwikkeling van de woontoren en de supermarkt zijn in een aantal opzichten aan elkaar gerelateerd. Voor ontwikkeling van de woontoren en de supermarkten is in het onderliggende bestemmignsplan daarom één wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Om deze reden is ervoor gekozen om voor het gehele wijzigingsgebied één milieuonderzoek op te stellen. Dit hoofdstuk geeft daarom een beschrijving van het gehele wijzigingsgebied. Onderhavige tekst was eerder deels onderdeel van wijzigingsplan Springers West.
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.
In het kader van de Grondexploitatiewet dienen de kosten in gevallen waarbij sprake is van de noodzaak voor een bodemsanering tijdig in kaart te worden gebracht. Het is daarom aan te bevelen in een vroeg stadium van planvorming (historisch-) bodemonderzoek voor het hele plangebied uit te voeren. Deze bodemonderzoeken zijn ook noodzakelijk bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen.
Bij de realisatie van ruimtelijke plannen is vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Gouda beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en de bijbehorende Nota Bodembeheer. Uitgangspunt is dat de kwaliteit van her te gebruiken grond aansluit bij de functie ter plaatse.
Onderzoek en resultaten
Ten behoeve van het Wijzigingsplan is een vooronderzoek (Vooronderzoek Springerslocaties te Gouda, Tauw bv, 28 oktober 2010, kenmerk MDMH RC3-107-GO-TW) en een Verkennend bodemonderzoek (Verkennend bodemonderzoek Springerslocatie te Gouda, Tauw bv, 26 augustus 2013, kenmerk R001-1218223IAG-irb-V02-NL) uitgevoerd. Uit de informatie van het vooronderzoek is geconcludeerd dat op de locatie in het verleden slakkenmateriaal is aangetroffen en dat de locatie niet multifunctioneel gebruikt kan worden. Een locatie westelijk van het plangebied (Goejanverwelledijk 8a) tussen 1940 en 1960 is opgehoogd met baggerspecie, industrieel- en bedrijfsafval. Tevens was hier een stortplaats (zelling) in buitendijks water aanwezig, meer dan 50 meter van het plangebied. De overige verdachte activiteiten in de omgeving zijn in het verleden voldoende onderzocht of bevinden zich op een dusdanig grote afstand dat niet verwacht wordt dat zij de bodemkwaliteit op de plangebied in negatieve zin hebben beïnvloed. Voor de boven- en ondergrond geldt dat er lokaal licht tot matig verhoogde waarden voor zware metalen, PAK, minerale olie en EOX kunnen voorkomen.
De voormalige bezinkput, waarvan niet bekend is waarvoor deze werd gebruikt, is verdacht voor het voorkomen van bodemverontreiniging.
Overzicht plangebied
Tijdens het verkennend bodemonderzoek is in de voormalige bezinkput zintuiglijk olie aangetroffen. Uit de analyseresultaten blijkt dat het gehalte minerale olie slechts licht verhoogd is ten opzichte van de achtergrondwaarde.
Uit de analyseresultaten van overige (meng)monsters van het plangebied zijn in zowel de boven- als ondergrond ten hoogste overschrijdingen van de achtergrondwaarde aangetroffen.
In het grondwater zijn ten hoogste overschrijdingen van de streefwaarde aangetroffen.
Het slib van de waterbodem is getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit. Voor het toepassen in oppervlaktewater geldt klasse A en voor verspreiden op een aangrenzend perceel geldt de categorie 'verspreidbaar'.
Conclusie
Uit het bodemonderzoek blijkt dat op de locatie ten hoogste lichte verontreinigingen in de grond aanwezig zijn.
Tijdens het onderzoek is zintuiglijk ter plaatse van één boring olie waargenomen. Uit aanvullende boringen blijkt dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Er zijn slechts lichte verontreinigingen aangetroffen. De aangetroffen gehalten zijn dusdanig laag, dat geen aanvullend onderzoek noodzakelijk is en geen sanerende maatregelen hoeven te worden getroffen.
De locatie is geschikt voor de commerciële ruimten. Op basis van de resultaten levert de bodemkwaliteit geen enkele belemmering op voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen.
Indien op de locatie niet met een gesloten grondbalans gewerkt wordt, kan grondverzet niet op basis van de bodemkwaliteitskaart plaatsvinden. De reguliere regels voor grondverzet zijn van toepassing. Af te voeren grond kan na partijkeuring afgevoerd worden naar een hergebruikslocatie of al dan niet na partijkeuring naar een erkende verwerker.
Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.
Titel 5.2I van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in de onderstaande tabel. Vanaf 2011 zijn de grenswaarden (jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde concentratie) voor PM10 van kracht. Voor NO2 geldt dat vanaf 2015 moet worden voldaan aan de (jaargemiddelde en uurgemiddelde) grenswaarden. Tot deze grenswaarden gelden zijn er voor NO2 minder strenge grenswaarden van kracht.
Tabel: Grenswaarden Wet luchtkwaliteit
stof | Jaargemiddelde | uurgemiddelde | 24-uursgemiddelde | Opmerkingen |
NO2 | 40 µg/m3 | 200 µg/m3 | n.v.t. | Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden |
PM10 | 40 µg/m3 | n.v.t. | 50 µg/m3 | 24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden |
Wet luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat een ruimtelijk plan of project doorgang kan vinden indien:
Onderzoek en resultaten
Op de locatie wordt 2960 m2 commerciële ruimte mogelijk gemaakt. Er worden in totaal 155 parkeerplaatsen aangelegd ten behoeve van de supermarkten/detailhandel en 39 appartementen. Er wordt uitgegaan van een turnover van ca. 10 per dag, dat wil zeggen 1550 auto's per dag. Daarnaast is uitgegaan van 8 vrachtwagens die op een dag komen en gaan naar de supermarkten c.q. de detailhandel.
In 2010 zijn ten behoeve van de wijzigingsbevoegdheid de concentraties voor NO2 en PM10 berekend met hogere intensiteiten en motorvoertuigverdeling (3800 m2 commerciële ruimte, 50 appartementen en 201 parkeerplaatsen).
Uit de rekenresultaten blijkt dat de jaargemiddelde immissieconcentraties voor NO2 op de Sportlaan de 30,2 g/m3 en op het parkeerterrein de 26 g/m3 niet overschrijden. Voor PM10 zijn de berekende maximale jaargemiddelde immissieconcentraties respectievelijk 26,5 g/m3 en 25,2 g/m3.
Als gevolg van het plan zullen de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 respectievelijk met maximaal 1,1 en 0,2 g/m3 toenemen. Het berekende aantal overschrijdingsdagen voor PM10 neemt als gevolg van het plan met maximaal 2 dagen toe.
De concentratietoename voor beide stoffen overschrijdt de 3% grens (1,2 µg/m3) niet. Het project is NIBM en behoeft niet verder te worden getoetst. Uit de berekeningen blijkt dat de grenswaarden voor NO2 en PM10 niet worden overschreden.
Conclusie
Berekeningen met hogere intensiteiten en motorvoertuigverdeling als in de beoogde ontwikkeling leiden tot concentraties die ver onder de grenswaarden liggen. Het project draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie van relevante stoffen in de buitenlucht.
De realisatie van het plan wordt conform Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) toelaatbaar geacht.
Wegverkeerslawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van wegverkeerslawaai kunnen hierdoor lichamelijke en psychische klachten oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs wegen (art. 74-75 Wgh).
Onder geluidsgevoelige bestemmingen wordt verstaan (Art. 1 Wgh):
Voor deze bestemmingen zijn voorkeursgrenswaarden opgesteld. Deze voorkeursgrenswaarden worden mede bepaald door de locatie van de gevoelige bestemmingen en het type weg. Bij realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen dient de geluidsbelasting ten hoogste de voorkeursgrenswaarde te bedragen. In onderstaande tabel zijn de voor dit onderzoek relevante voorkeursgrenswaarden weergegeven.
Tabel: voorkeursgrenswaarden (vgw) wegverkeerslawaai (Art. 82 Wgh en art. 3.1 Bgh)
Bestemming | Locatie | Weg | Voorkeurs- grenswaarden [dB] |
Woningen | Binnen bebouwde kom | Lokale en provinciale wegen | 48 |
Onderzoek en resultaten belasting wegverkeerslawaai nieuwe woningen
Er worden geen nieuwe gevoelige objecten bestemd. Daarom dient alleen de geluidsbelasting van de verkeersaantrekkende werking van de commerciële bestemming in beeld gebracht te worden.
Belasting wegverkeerslawaai als gevolg van verkeersaantrekkende werking
Berekend is de gecumuleerde geluidsbelasting van het wegverkeer op de gevels van de bestaande woningen, buiten het plangebied, ervan uitgaande van het gegeven dat in 2014 het plan is gerealiseerd. Hierbij is, naast de ontwikkeling van de supermarkten, ook rekening gehouden met de woningbouw in het westelijk deel van het wijzigingsgebied en bijbehorende parkeergelegenheid.
In onderstaande tabel zijn de resultaten gepresenteerd van de situaties met en zonder de ontwikkelingen op het gehele wijzigingsgebied.
Waarneempunt | Geluidsbelasting 2014 in dB | |
Autonome situatie excl. ontwikkeling | Verkeersaantrekkende werking t.g.v. de ontwikkeling | |
Woningen Sportlaan 4-14 1,5/5/7,5 m | 57/58/58 | 52/52/52 |
Woningen Sportlaan 16-26 1,5/5/7,5 m |
57/57/57 | 52/52/52 |
Woningen Sportlaan 30-46 1,5/5/7,5 m |
57/58/57 | 52/52/52 |
Woningen Sportlaan 81-83 1,5/5/7,5 m |
58/58/58 | 51/52/52 |
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van het plan ten hoogste 52 dB bedraagt op de gevels van de bestaande woningen aan de Sportlaan. De huidige gecumuleerde geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer (dus excl. ontwikkeling) ligt op 57 of 58 dB. Omdat de geluidsbelasting in dB logaritmisch berekend wordt, leidt het optellen van 52 dB bij de reeds aanwezige belasting van 57 of 58 dB tot een gecumuleerde geluidsbelasting van 58 of 59 dB, een verhoging op van ca. 1 dB. Een verhoging van 1 dB is niet hoorbaar. Daarmee wordt de ontwikkeling toelaatbaar geacht.
Conclusie
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat geluid geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van de commerciële bestemming.
Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Tengevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.
De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven.
Onderzoek en resultaten
Bij dit wijzigingsplan hebben we te maken met de situatie van nieuwe bedrijven nabij woningen. De supermarkten vallen onder categorie 1 en hebben een richtafstand van 10 meter tot gevoelige objecten (woningen). De afstand van de supermarkten tot de nabij gelegen woonbestemmingen is groter. De ontwikkeling van de supermarkten conflicteert hierdoor niet met gevoelige bestemmingen in de omgeving.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering belemmert de vaststelling van het bestemmingsplan niet.
Om natuurwaarden in Nederland te beschermen geldt een drietal landelijke wetten: de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Wro. Deze wetgeving is voor een deel verwerkt in provinciaal beleid, te weten: Visie Ruimte en Mobliteit; natuurbeheerplan 2012 en het Provinciaal Compensatiebeginsel 1997. Het Rijk heeft aangekondigd dat tijdens de planperiode de nationale wetgeving zal worden aangepast. Dit heeft mogelijk gevolgen voor de randvoorwaarden voor toekomstige ontwikkelingen in het plangebied.
De handreiking bestemmingsplan en natuurwetgeving (EL&I, 2007) geeft aan dat: "gemeenten op grond van de Wro rekening moeten houden met een goede ruimtelijke ordening". Dat betekent, dat op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel doorwerking van het nationaal en provinciaal natuurbeleid er rekening wordt gehouden met relevante wetgeving op grond van de uitvoerbaarheid van plannen (art. 9 Besluit ruimtelijke ordening).
Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient middels een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één veldbezoek) te worden vastgesteld of het voornemen redelijkerwijs uitvoerbaar is, en:
Indien deze beschermde natuurwaarden niet worden aangetast, wordt de ruimtelijke ontwikkeling conform de eerder genoemde regelgeving toelaatbaar geacht. In dat geval dient rekening te worden gehouden met de algemeen geldende zorgplicht (artikel 2) van de Flora- en Faunawet. De zorgplicht bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna veroorzaakt, verplicht is maatregelen te nemen die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. De zorgplicht kan gezien worden als algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt.
Onderzoek en resultaten
In het kader van de herontwikkeling van de wijk Gouda-Oost is een quickscan uitgevoerd om bestaande natuurwaarden globaal in beeld te brengen van de locatie Centrum Oost en de locatie Zuidelijk Stempel West.
Hiervoor is eerst een uitgebreide bureaustudie gedaan, waarbij gekeken is naar bestaande gegevens via het Natuurloket. Daarnaast zijn diverse internetsites, relevante artikelen en verspreidingskaarten (o.a. RAVON) geraadpleegd, waaruit opgemaakt kan worden of bepaalde soorten al dan niet in de omgeving van het plangebied voorkomen.
Op donderdag 22 juli 2010 is het plangebied bezocht voor een verkennende inventarisatie van de op dat moment waarneembare flora en fauna. Aanwezige biotopen zijn beoordeeld op hun geschiktheid voor beschermde soorten.
Uit de bureaustudie blijkt dat het plangebied geen directe relatie met EHS-gebieden en ecologische verbindingszones heeft. De begraafplaats aan de zuidkant van het plangebied wordt wel aangeduid als bestaande natuur. Het Natura 2000 gebied Broekvelden-Vettenbroek & polder Stein ligt het dichtst bij het plangebied. Eventuele werkzaamheden binnen het plangebied hebben geen invloed op het Natura 2000 gebied.
Het plangebied is bouwrijp gemaakt. De aanwezige gebouwen zijn gesloopt en bomen gekapt. Aan de oostkant van het plangebied ligt een speelveldje met een wandelpad over een sloot naar de Goejanverwelledijk. In de sloot groeit voornamelijk Riet, Gele plomp en Gedoornd hoornblad.
Er zijn geen beschermde plantensoorten binnen het plangebied aangetroffen. Er zijn ook geen geschikte biotopen aanwezig voor beschermde planten. Deze worden derhalve dan ook niet verwacht.
Omdat de gebouwen gesloopt en de bomen gekapt zijn in het plangebied, is de aanwezigheid van broedplaatsen van beschermde vogels of rust- en verblijfplaatsen voor vleermuizen niet te verwachten in het plangebied.
Omdat volgens de bureaustudie de Rugstreeppad in de omgeving voorkomt en er in de directe omgeving van het plangebied geschikte biotopen zijn, is het de verwachting dat deze streng beschermde soort hier kan voorkomen. Braakliggende terreinen kunnen geschikt worden als overwinteringsgebied.
Gezien de kwaliteit van de sloten binnen het plangebied is het niet te verwachten dat de Kleine modderkruiper of (streng) beschermde libellensoorten hier voorkomen.
Conclusie
Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied en EHS gebieden zullen geen invloed ondervinden van de geplande werkzaamheden.
Voor de algemeen beschermde soorten (Groene- en Bruine kikker, Gewone pad, Kleine watersalamander en Mol) dient de algemene zorgplicht in acht genomen te worden.
De locatie is geschikt als foerageergebied voor de Gewone dwergvleermuis en de Laatvlieger. De omgeving van het plangebied biedt echter voldoende alternatieven, waardoor er geen schade zal ontstaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soorten.
Om te voorkomen dat de Rugstreeppad overwintert op de bouwlocatie wordt aanbevolen om in de maanden oktober-november geen opgespoten grond kaal te laten liggen waar de Rugstreeppad zich in kan graven voor de overwintering.
In het kader van de algemene zorgplicht wordt geadviseerd om in de nieuwbouw nestgelegenheid te creëren voor de Gierzwaluw, door het plaatsen van speciale neststenen. En om op enkele locaties de stootvoegen open te houden, zodat vleermuizen toegang hebben tot de spouwmuur.
Wettelijk kader
Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vormt het wettelijk kader voor het omgaan met risico's ten gevolge van bedrijven (inrichtingen) met gevaarlijke stoffen.
Het wettelijk kader voor de risico's ten gevolge van transport van gevaarlijke stoffen wordt gevormd door de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS), het laatst gewijzigd op 31 juli 2012 en medio 2013 vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Daarnaast is, voor zover van toepassing, gebruik gemaakt van gegevens uit het Basisnet Spoor, Basisnet Weg (definitief ontwerp 2009) en het Basisnet Water (definitief ontwerp 2008) waarin veiligheidsafstanden worden aangegeven op basis van uitgevoerde tellingen en waarbij rekening is gehouden met een te verwachten groeiscenario tot 2020.
Plaatsgebonden risico (PR)
Als "harde" afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.
Groepsrisico (GR)
Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer.
Visie Externe Veiligheid gemeente Gouda
De visie externe veiligheid geeft mede invulling aan de duurzame ontwikkeling van de stad. Enerzijds moeten ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk blijven, terwijl tegelijkertijd de gemeente zorg draagt voor een veilige woon-, werk- en leefomgeving. In deze visie staat de samenhang tussen ruimtelijke ordening, beheersbaarheid en verantwoording van risico's centraal. In het kader van deze visie is de hele stad beschouwd en voor alle soorten risico's op alle soorten locaties is een uniforme en consequente benadering geformuleerd. Op deze manier geeft Gouda concreet richting en uitwerking aan een veilige, integrale invulling van haar ruimtelijke ontwikkeling.
Voor concrete bouwplannen of bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen geeft de visie planologische kaders voor de procedures. Waar nodig worden aan deze kaders voorwaarden gekoppeld die het risiconiveau beheersbaar houden of risico's uitsluiten. Deze planologische kaders bieden vooraf duidelijkheid in de omgang met externe veiligheid in ruimtelijke procedures.
Onderzoek en resultaten
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die in het kader van externe veiligheid van invloed zijn op het plangebied.
Het plangebied locatie Centrum Oost ligt op een afstand van ongeveer 300 meter van de provinciale weg N228 (Provincialeweg West). Over deze weg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. De weg heeft geen PR 10-6 contour en het plangebied ligt buiten het invloedgebied (250 meter in verband met het transport van brandbare gassen).
De planlocatie ligt op ongeveer 580 meter ten zuiden van de spoorlijn Rotterdam-Utrecht. Over deze spoorlijn vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. De PR 10-6 contour ligt op maximaal 12 meter uit het spoor. In de Visie Externe Veiligheid Gouda 2009-2013 is aangegeven dat voor een plan op een afstand van meer dan 200 meter van het spoor alleen het toxisch scenario een rol speelt. Gezien de afstand van de planlocatie tot het spoor en de aard van de beoogde ontwikkeling zal er geen significante toename van het groepsrisico plaatsvinden. In verband met de verantwoording van het groepsrisico kan verwezen kan worden naar een standaard paragraaf die is opgenomen onder paragraaf 6.2 in de Visie Externe Veiligheid Gouda 2009-2013. De enig maatregel die hierin is opgenomen betreft het voorzien van een afsluitbare luchtbehandelingsinstallatie bij nieuwe gebouwen, zodat het toxisch gas na afsluiting niet naar binnen kan worden gezogen.
Ten zuiden van het plangebied ligt op ongeveer 100 meter afstand de rivier de Hollandsche IJssel. Het gedeelte van de Hollandsche IJssel ter hoogte van het plangebied is niet opgenomen in het definitief ontwerp Basisnet Water. Dit betekent dat dit deel van de Hollandsche IJssel op het gebied van Externe Veiligheid niet relevant is en er voor de ruimtelijke ordening geen beperkingen gelden.
Binnen of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen die in het kader van externe veiligheid relevant zijn voor het plangebied.
Conclusie
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen, (vaar-)wegen, of buisleidingen gelegen die in het kader van externe veiligheid een beperking vormen voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied. De enige relevante risicobron betreft de spoorlijn Rotterdam - Utrecht, gelegen op ongeveer 580 meter ten noorden van het plangebied. Over dit spoor worden gevaarlijke stoffen getransporteerd.
Gezien de afstand van de planlocatie tot het spoor en de aard van de beoogde ontwikkeling zal er geen significante toename van het groepsrisico plaatsvinden. Er geldt wel de bepaling dat nieuwe gebouwen voorzien dienen te zijn van een afsluitbare luchtbehandelingsinstallatie, zodat het toxisch gas na afsluiting niet naar binnen kan worden gezogen.
De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de Wm zijn vooral de procedurele verplichtingen opgenomen. In Besluit m.e.r. is opgenomen wanneer een m.e.r. verplicht is. Globaal zijn er 3 soorten m.e.r..
1 Een plan-m.e.r.
Ze is wettelijk verplicht wanneer:
a. Het plan kaders stelt voor activiteiten die genoemd zijn in kolom 1 van Bijlage C en D van het Besluit m.e.r. in gevallen die genoemd zijn in kolom 2. Voor een activiteit uit Bijlage D geldt de plan-m.e.r. plicht direct als ze groter is dan een in kolom 2 genoemde getalsmatige drempelwaarde. Als ze kleiner is dan die drempelwaarde, wordt de plan-m.e.r. plicht bepaald door de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
b. De activiteiten in het bestemmingsplan leiden tot mogelijk significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden (passende beoordeling noodzakelijk).
2 Een project- of besluit-m.e.r.
Ze is wettelijk verplicht wanneer:
a. De activiteit genoemd is in Bijlage C (kolom 1 en 2) van het Besluit m.e.r.
b. De initiatiefnemer of het bevoegd gezag besloten hebben dat voor een activiteit uit Bijlage D van het Besluit m.e.r. een milieueffectrapport opgesteld wordt, cq. moet worden.
3 Een m.e.r.-beoordeling
Ze is wettelijk verplicht voor de activiteiten in kolom 1 van Bijlage D van het Besluit m.e.r.
Indien de activiteit groter is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D dient de in de Wm beschreven m.e.r.-beoordelingsprocedure doorlopen te worden.
Indien de activiteit kleiner is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D dient beoordeeld te worden of de in de Wm beschreven m.e.r.-beoordelingsprocedure al dan niet nodig is. Dit noemt men vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Bij het bepalen of een m.e.r.-beoordelingsprocedure al dan niet nodig is dient rekening gehouden te worden met de selectiecriteria genoemd in Bijlage III van de Europse richtlijn m.e.r.
Onderzoek en resultaten
Het Wijzigingsplan maakt activiteiten mogelijk die zijn opgenomen in onderdeel D 11.2 van het Besluit MER, de aanleg van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. Omdat de omvang ligt onder de grenzen genoemd in kolom 2 is een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig.
De omvang van het project ligt ruim onder de getalsmatige drempelwaarde genoemd in kolom 2. Er zijn in de directe omgeving van het plangebied meerdere stedelijke ontwikkelingsprojecten in voorbereiding. De schaal van die projecten samen valt ook ruim onder de drempelwaarde in kolom 2. Er worden bij de aanleg van de commerciële ruimten geen schaarse hulpbronnen gebruikt, de vrijkomende afvalstoffen kunnen zonder problemen verwerkt worden. De toename van de geluidsbelasting als gevolg van de ontwikkeling is niet hoorbaar en veroorzaakt dus geen hinder. De bijdrage aan de luchtverontreiniging in de omgeving als gevolg van de ontwikkeling is van niet betekenende mate. Het plangebied ligt niet in een beschermd natuurgebied. Er zijn als gevolg van de ontwikkeling geen (externe) effecten te verwachten op Natura 2000-gebieden in de omgeving. Het plangebied ligt wel in het invloedgebied van de spoorlijn Gouda - Woerden. Dit geeft echter geen onacceptabele veiligheidsrisico's De planlocatie ligt in een gebied met een lage verwachtingswaarde op de archeologische basiskaart van de gemeente Gouda. De kenmerken, plaats en potentiële effecten van de ontwikkeling geven daarom geen aanleiding ernstige milieugevolgen te verwachten die het nodig maken een m.e.r.-beoordelingsprocedure te volgen.
Conclusie
Er hoeft geen m.e.r.-beoordeling doorlopen te worden, de m.e.r.-regelgeving vormt hiermee geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Het plangebied van onderhavig wijzigingsplan maakt onderdeel uit van het projectgebied. Eerder is wijzigingsplan Springers West vastgesteld. Vanwege de onderlinge samenhang van de twee ontwikkelingen is voor het aspect water voor het gehele wijzigingsgebied een integrale analyse opgesteld. Onderstaande bespreking is eerder opgenomen in Wijzigingsplan Springers-West.
Het oppervlaktewater binnen de gemeente Gouda wordt beheerd door twee hoogheemraadschappen. Het hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor het waterbeheer ten oosten van de Gouwe en ten noorden van de Hollandse IJssel. Het plangebied ligt in zijn geheel ten noorden van de Hollandse IJssel.
Voor de planperiode 2010-2015 zijn de Waterbeheerplannen (WBP) van de hoogheemraadschappen van toepassing. In deze plannen geven de waterbeheerders aan wat hun ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op de website: http://www.rijnland.net/plannen/waterbeheerplan.
Per 2009 is bij de waterbeheerders een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. De nieuwe Keur is opgesteld naar aanleiding van de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. In de Keur zijn ondermeer bepalingen opgenomen over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De "Keur en Beleidsregels" maken het mogelijk dat de Hoogheemraadschappen hun taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kunnen uitvoeren. De Keur en Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: http://www.rijnland.net/regels/keur_algemene_regels_en_beleidsregels.
In Gouda bestaat een kwetsbaar evenwicht tussen te natte en te droge omstandigheden. Enerzijds mag bij een regenbui geen wateroverlast ontstaan en anderzijds moet het waterpeil juist hoog genoeg zijn om houten funderingen te conserveren en om extra daling van de bodem te voorkomen. Dit uit zich in een relatief geringe drooglegging en weinig mogelijkheden voor peilfluctuaties. Het vigerende Waterplan is op 25 mei 2011 door de gemeenteraad van Gouda vastgesteld.
Het plangebied wordt (met uitzondering van de oostzijde) omsloten door watergangen. De watergangen zullen in de nabije toekomst een belangrijke rol gaan vervullen voor afvoer van water uit de polder Willens.
In de toekomstige situatie worden de Reeuwijkse Plassen afgekoppeld van al het gebiedsvreemde water, waardoor het systeem alleen gevoed wordt door hemelwater. Gevolg hiervan is dat de kwaliteit van het water in dit gebied zal verbeteren. Door het afkoppelen van polder Goudse Hout van de Reeuwijkse Plassen zal de afvoerrichting van het water veranderen. Daarvoor is verplaatsing van het gemaal Willens nodig. Het gemaal maakt onderdeel uit van het plangebied.
Situatie oud Situatie nieuw
..
Wijzigingsgebied
Voor de beoordeling van de waterstaatkundige situatie is het wijzigingsgebied (Springers West en Centrum Oost) als geheel beoordeeld. Onderzocht is of de hoeveelheid open water en verharding voor het project als geheel toe- of afneemt. Een en ander is gerelateerd aan het bredere project wijkontwikkeling Gouda Oost, waar het plan onderdeel van uitmaakt. Door een beperkte verbreding van bestaande watergangen zal het oppervlak open water enigszins toenemen:
Open water in het wijzigingsgebied (Springers West- en Centrum Oost gezamenlijk)
Oude situatie | 392 m2 |
Nieuwe situatie | 440 m2 |
Toename water op locatie | 48 m2 |
Als gevolg van de ontwikkelingen (bouw van de woontoren en realisering van de supermarkten) zal ook de hoeveelheid verhard oppervlak toenemen:
Verhard oppervlak wijzigingsgebied (Springers West- en Centrum Oost gezamenlijk)
Oude situatie | 4235 m2 |
Nieuwe situatie | 8823 m2 |
Toename verhard oppervlak op locatie | 4588 m2 |
In de regels van het onderliggende bestemmingsplan is vastgelegd dat voor toename van verhard oppervlak compensatie in de vorm van extra open water moet worden gerealiseerd. In totaal 15% van de extra hoeveelheid verhard oppervlak zal om die reden elders worden gecompenseerd. Het gaat in dit geval om 4588 m2 x 15% -> 688 m2 extra open water. Omdat binnen het projectgebied al 48 m2 open water wordt gecreëerd, resteert een opgave van ca. 640 m2.
Watercompensatie polder Willens
In november 2009 is in het kader van wijkontwikkeling Gouda Oost met het hoogheemraadschap Rijnland overleg gevoerd over de waterhuishouding in de wijk. In dat kader zijn toen afspraken gemaakt over de compensatie en de aanleg van extra open water. Voor de toename van het verharde oppervlak komt elders in de wijk een voorziening beschikbaar. Hier wordt in de nabije toekomst extra open water gerealiseerd. Daarmee kan een toename van verhard oppervlak in Gouda Oost worden gecompenseerd.
Voor nu is via de berging Rekening Courant in de berging Polder Willens een surplus beschikbaar van ca. 2800 m2 - Door het Hoogheemraadschap wordt aangegeven dat dit overschot voor nu kan worden ingezet om in de behoefte van dit plan te voorzien.
Een deel van het plangebied heeft de bestemming waterstaat-waterkering. Deze gronden mogen primair uitsluitend worden gebruikt ten dienste van deze bestemming. Indien de belangen met betrekking tot de waterkering dit toelaten, mogen deze gronden worden gebruikt voor andere doeleinden, nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering. Dit wordt meegenomen op de verbeelding en verwerkt in de tekst.
Het gemaal Willens maakt onderdeel uit van het plangebied. Ter bescherming van dit belang heeft het gemaal 'Bedrijf-Nutsvoorziening' gekregen. Daarmee is het gemaal ingepast in het plan.
Voor het bouwplan geldt dat hierover advies is ingewonnen bij Holland Rijnland. Conclusie van het overleg was dat voor het plan naar verwachting de benodigde watervergunning kan worden afgegeven.
Open water
Het plangebied wordt aan de noord, zuid- en westzijde omsloten door watergangen. Deze watergangen zullen in de nabije toekomst een belangrijke rol gaan vervullen voor afvoer van water uit polder Willens. Hiertoe is onlangs gemaal Willens gebouwd. De watergang in het midden van het wijzigingsgebied (Springers West en Centrum Oost samen) wordt in westelijke richting verplaatst. Door aanpassing van de watergang wordt de afvoer van water verbeterd.
Verharding terrein
In de bestaande situatie is een deel van het terrein verhard. In de geprojecteerde situatie zal de hoeveelheid verhard terrein voor het projectgebied (Springers West en Centrum Oost samen) toenemen. Mede om die reden is in het plan de aanleg van enig extra water voorzien. Voorts is elders in de wijk een voorziening opgenomen, waar in de toekomst extra water wordt gerealiseerd. De toename aan verharding binnen het plangebied zal door de aanleg van dit extra open water worden gecompenseerd. Een en ander is afgestemd met Hoogheemraadschap Rijnland. Vanuit waterstaatkundig perspectief is er derhalve geen beletsel het plan vast te stellen.
Waterstaat-waterkering
Een deel van het plangebied heeft de bestemming waterstaat-waterkering. Deze gronden mogen primair uitsluitend worden gebruikt ten dienste van deze bestemming. Indien de belangen met betrekking tot de waterkering dit toelaten, mogen deze gronden worden gebruikt voor andere doeleinden, nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering. In het plan wordt voorzien in de aanleg van parkeergelegenheid binnen deze bestemming. In een eerder stadium heeft hierover overleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap.
In dit hoofdstuk wordt in het kort ingegaan op de opbouw en inhoud van de regels van het wijzigingsplan Centrum Oost . In de voorgaande hoofdstukken is het beleid beschreven en is de ruimtelijke en functionele opzet van het plangebied toegelicht. De regels zijn een juridische vertaling van de gemaakte keuzes voor dit plangebied, binnen de randvoorwaarden die zijn gesteld in het onderliggende bestemmingsplan 'Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda Oost'. Het plan is gericht op het juridisch faciliteren van ontwikkeling van het gebied Centrum Oost .
algemeen
Dit plan bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding), regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Het wijzigingsplan is opgesteld conform het (wettelijke) model Standaard Vergelijkbare wijzigingsplannen (SVBP) versie 2012. Hierdoor is het plan geschikt voor interactieve uitwisseling via het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) 2012.
De toelichting van het plan heeft in beginsel geen rechtskracht. Niettemin vormt zij een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen. Daarbij is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het wijzigingsplan.
methodiek
Het wijzigingsplan beoogt de herallocatie van een tweetal supermarkten mogelijk te maken. Het onderliggende bestemmingsplan 'Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda Oost' dient daarbij als onderlegger. Aan de hand van het stedenbouwkundige plan zijn een nieuwe toelichting, regels en verbeelding opgesteld.
Voor de opzet van het wijzigingsplan is het Handboek Digitale plannen van de Gemeente Gouda aangehouden. Zowel de verbeelding, de regels als de toelichting zijn opgezet aan de hand van dit handboek. Voor de regels is daarnaast gebruik gemaakt van de Standaardregeling van de gemeente.
In het wijzigingsplan hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming toegewezen gekregen. Daarnaast komen op sommige gronden aanduidingen voor. Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plangebied gelegen gronden zijn toegekend. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak; lijn- en puntbestemmingen komen niet voor. Aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen hebben altijd juridische betekenis, die in de regels wordt gegeven.
Alle functies zijn apart bestemd of aangeduid, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen en aanduidingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels alsmede de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden.
bestemmingsvlakken
In dit plan wordt gebruik gemaakt van bestemmingsvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven en waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven.
bestemmingsregelingen
De regels bestaan uit verschillende hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat inleidende regels. Die bestaan uit omschrijvingen van enkele in de regels voorkomende begrippen en de wijze van meten, bijvoorbeeld hoe de oppervlakte van een bouwwerk gemeten moet worden. Hoofdstuk 2 behelst de bestemmingsregels, die hierna nog aan de orde komen. Hoofdstuk 3 bevat de anti-dubbeltelbepaling, voorgeschreven op grond van het Besluit ruimtelijke ordening, en algemene bouw- en ontheffingsbevoegdheden. De antidubbeltelbepaling voorkomt dat grotere bouwmogelijkheden ontstaan door grond dubbel te tellen bij de toetsing aan het wijzigingsplan. Hoofdstuk 4 behelst het overgangsrecht. Ook van dit artikel staat de redactie vast. Het is gebaseerd op het Besluit ruimtelijke ordening. De slotregel is de titel van het wijzigingsplan. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.1, lid 1c) staat het algemene verbod om de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming te gebruiken. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.
Bij het opstellen van de regeling zijn de randvoorwaarden uit het onderliggende bestemmingsplan als uitgangspunt gebruikt. In artikel 39 lid 3 'Wro-zone-wijzigingsgebied 1' in bestemmingsplan 'Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda Oost' is specifiek omschreven aan welke randvoorwaarden het wijzigingsplan dient te voldoen. Bij het opstellen van de regels is dit als uitgangspunt gehanteerd. Voor de redactie is zo veel mogelijk aangesloten bij de regels uit dit bestemmingsplan.
Bedrijf-Nutsvoorziening
Binnen het wijzigingsgebied is een gemaal gelegen. Eerder is hiervoor een Wabo-projectbesluit genomen. Het gemaal is opgenomen binnen het wijzigingsplan.
Detailhandel
Het wijzigingsplan beoogt om de bouw en exploitatie van een tweetal supermarkten mogelijk te maken. In dit plan is ervoor gekozen om het bouwvlak uit het stedenbouwkundig plan over te nemen. Dit laat voldoende ruimte voor het realiseren van de gewenste supermarkten.
Groen
Een klein deel van het plangebied wordt ingericht als groen. Het groen draagt op verschillende manieren bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. Ter bescherming van deze waarden is het openbaar groen als 'Groen' bestemd.
Verkeer-Verblijf
Een aanzienlijk deel van het terrein wordt gebruikt als parkeerterrein. In dit plan hebben deze gronden de bestemming 'Verkeer-Verblijf' gekregen. In hoofdstuk 3.5 is onderbouwd dat het terrein voldoende groot is om te voldoen aan de parkeervraag die onstaat als gevolg van realisering van de supermarkten.
Waarde-Archeologie
Het zuidelijk deel van het plangebied kent een hoge archeologische verwachtingswaarde. Ter bescherming van deze waarden is de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie' opgenomen. Afhankelijk van de bouwactivteiten dit in dit gebied worden uitgevoerd, zal mogelijk vooraf archeologisch onderzoek moeten worden uitgevoerd.
Water
Een deel van het plangebied wordt ingericht als water. Bescherming van deze gronden is van belang, omdat open water een belangrijke functie vervult voor afvoer van overtollig regenwater binnen de wijk. Daarom zijn deze gronden expliciet als zodanig bestemd.
Waterstaat-Waterkering
Het zuidelijk deel van het plangebied wordt begrensd door de IJsseldijk. Met het oog op het blijvend goed kunnen functioneren van de dijk als waterkering zijn de gronden bestemd als 'Waterstaat-waterkering'. De bestemming legt beperkingen op aan bouwactiviteiten, zodat het functioneren van de dijk niet in gevaar komt.
Aanpassing begrenzing plangebied
Bij het opstellen van de verbeelding van het wijzigingsplan bleek dat het bouwplan aan de oostzijde van het plangebied niet binnen het wijzigingsgebied paste. Oorzaak hiervoor is dat bij het opstellen van het bouwplan aan de oostzijde een andere begrenzing is gebruikt. Het betreft een beperkte overschrijding van enkele tientallen centimeters.
In onderliggend bestemmingsplan 'Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda Oost' is in artikel 39 lid 1 een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Op basis van deze algemene wijzigingsbevoegdheid is de grens van het wijzigingsgebied aangepast. Dit betekent dat de plangrens enkele tientallen centimeters in oostelijke richting is verschoven. Daarmee sluit de grens die in het stedenbouwkundig ontwerp is gehanteerd nu aan bij de begrenzing van het wijzigingsgebied.
In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan aangetoond. Ingegaan wordt op aspecten als economische en maatschappelijke haalbaarheid. Verder wordt aangegeven op welke wijze de juridische haalbaarheid wordt geborgd. Onderdeel is een beschrijving van het proces dat heeft geleid tot vaststelling van dit plan.
Bij de voorbereiding van een wijzigingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut of plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Op grond van artikel 6.12 stelt de raad hiertoe een exploitatieplan op.
Andere mogelijkheid is dat kostenverhaal op alternatieve wijze wordt verzekerd. In dat geval dient een en ander te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met de eigenaar. Dat is in dit geval ook gebeurd. Hiertoe is met de ontwikkelaar in 2014 een anterieure overeenkomst gesloten. Daarin is vastgelegd dat de plankosten, kosten voor de ontwikkeling en eventuele planschadekosten zijn voor rekening van de ontwikkelaar.
De doelstellingen van het ruimtelijk beleid zoals verwoord in het wijzigingsplan kunnen slechts worden verwezenlijkt, indien de regels van het bestemmingplan worden nageleefd. De gemeente dient op de eerste plaats zelf haar regels na te leven en er vervolgens voor zorg te dragen dat anderen deze regels naleven. Hiertoe zullen regelmatig controles uitgevoerd moeten worden. In het plan is aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de regels. Bepalingen waarvan op voorhand bekend is dat de controle op de naleving een probleem vormt zijn vermeden. Tevens zijn vage formuleringen geweerd ter voorkoming van verschillende interpretaties. Duidelijke en inzichtelijke formuleringen geven zowel de ambtenaren belast met handhaving als de burgers houvast. Wanneer het gebruik van een multi-interpretabel begrip niet kan worden voorkomen, is in de begripsomschrijving duidelijk gemaakt welke interpretatie of definitie in dit wijzigingsplan gehanteerd wordt.
Bij het opstellen van dit plan is de wettelijk voorgeschreven procedure doorlopen. Relevant in dit kader is dat in het onderliggende bestemmingsplan 'Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda Oost' de inhoudelijke kaders voor het te wijzigen gebied zijn vastgelegd.
De wettelijke basis voor het opstellen van een wijzigingsplan is vastgelegd in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening. Daarin is ook de procedure voorgeschreven waarin wordt geregeld op welke wijze inspraak georganiseerd dient te worden.
Op grond van de Algemene inspraak- en participatieverordening Gouda wordt bij het vaststellen van de voorbereiding van beleid inspraak verleend. Op grond van artikel 2 lid 4 van deze verordening kan van deze algemene lijn worden afgeweken.
Bij het vaststellen van dit wijzigingsplan is ervoor gekozen om geen inspraakprocedure te doorlopen. Hiervoor zijn een aantal redenen:
- Dit wijzigingsplan is opgesteld op grond van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in onderliggend bestemmingsplan 'Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda Oost. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is gelegenheid geboden voor inspraak en vervolgens het indienen van zienswijzen. Omdat het wijzigingsplan binnen de kaders van dit bestemmingsplan is opgesteld, is inspraak nu niet noodzakelijk.
- De besluitvorming voor dit wijzigingsplan is vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening. Onderdeel van de procedure is dat het plan gedurende zes weken ter inzage ligt. In deze periode is het voor eenieder mogelijk om zienswijzen in te dienen. Ingediende zienswijzen worden meegewogen bij het uiteindelijke besluit.
- Wijkontwikkeling Gouda Oost is een langjarig traject waarbij de omgeving wordt betrokken via nieuwsbrieven, bewonersbijeenkomsten en participatiesessies. In dit algemene kader is aan omwonenden de mogelijkheid geboden om meningen, zienswijzen etc. ten aanzien van wijkontwikkeling Gouda Oost kenbaar te maken. Deze signalen zijn meegenomen bij het opstellen van het stedenbouwkundige ontwerp. Bewoners zijn derhalve betrokken geweest bij de planvorming.
In het kader van het vooroverleg is het plan ter beoordeling toegezonden aan de provincie Zuid Holland, Hoogheemraadschap Holland Rijnland en het wijkteam Gouda Oost. Door betreffende organisaties is een reactie ingezonden. De ingezonden reacties van het HHR en het wijkteam hebben geleid tot een aantal redactionele aanpassingen. Deze zijn in het plan verwerkt.
Naar aanleiding van de opmerkingen van de provincie Zuid Holland is aanvullend een distributie-planologisch onderzoek uitgevoerd. De conclusies van het onderzoek zijn verwerkt in de plantekst.
Een andere opmerking had betrekking op de constatering dat het plan niet voorziet in planologische sanering van de achterblijflocaties. Na reallocatie van de supermarkten blijft het juridisch-planologisch mogelijk om op betreffende locaties een supermarkt te realiseren.
In het onderliggende bestemmingsplan is de bevoegdheid opgenomen om de bestemming van het onderliggende gebied te wijzigen in detailhandel het onderliggende bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid om de bestemming van de achterblijflocaties aan te passen. Bij eerstvolgende gelegenheid (respectievelijk het veegplan voor de Lidl-locatie en bestemmingsplan Middengebied voor de C-1000-locatie) wordt dit aangepast. Dit zal naar verwachting eind 2015 / begin 2016 het geval zijn.
Mede met het oog op het succesvol functioneren van de nieuwe centrumlocatie zal de gemeente de achterblijflocaties niet verhuren/verkopen aan andere supers. In de overeenkomst is in dat kader opgenomen:
“De Gemeente zal zich inspannen om het ter plaatse vigerende bestemmingsplan zo te wijzigen dat het Verkochte II na sluiting van de thans aanwezige C1000 / Lidl supermarkt niet meer mag worden gebruikt om een supermarkt te vestigen en te exploiteren.”
Na het verwerken van de eventuele overlegreacties is het ontwerpwijzigingsplan opgesteld. Het plan heeft van 9 april 2015 tot en met 20 mei 2015 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode was het voor een ieder mogelijk zienswijzen in te dienen.
In deze periode is één zienswijze ingediend. Naar aanleiding van deze zienswijze zijn de regels op een enkel punt aangepast. Waar voorheen in theorie de planologische ruimte aanwezig was voor het realiseren van een tweede commerciële bouwlaag, is nu in de regels opgenomen dat commerciële activiteiten alleen op de begane grond mogelijk zijn. Daarmee wordt voorkomen dat de supers ook de tweede verdieping gaan gebruiken als verkoopruimte. Ruimtelijk gezien is daarvoor namelijk geen ruimte.
Na de zienswijzenprocedure is het wijzigingsplan vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Gouda. Tegen het besluit tot vaststelling stond, voor de indiener van de zienswijze en voor belanghebbenden aan wie niet redelijkerwijze kon worden verweten dat zij niet tijdig zienswijzen kenbaar hadden gemaakt beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Direct na de beroepstermijn is het wijzigingsplan in werking getreden.