direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Hanepraij
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.1003BPHanepraij-DF01

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Ruimtelijke structuutvisie Gouda 2005-2030

In de komende 20 jaar is een sterke verstedelijking van de stad Gouda voorzien waarbij 15.000 tot 30.000 woningen worden ontwikkeld. De gemeentelijke structuurvisie 2005-2030 biedt het kader waarbinnen deze toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen moeten plaatsvinden.

Als gevolg van stedelijke ontwikkelingen in de stad en de Zuidplaspolder, zal de functie als regionale verzorgingskern binnen het groene hart afzwakken en zal Gouda steeds meer onderdeel worden van de Zuidvleugel van de Randstad. Hierdoor komt het voorzieningenapparaat in Gouda onder druk te staan. In de komende decennia zal Gouda zich dan ook meer moeten afstemmen op de regionale ontwikkelingen, wat zal betekenen dat er een verschuiving in het voorzieningenaanbod zal plaatsvinden.

In de structuurvisie stelt de gemeente Gouda voor 2030 een aantal uitgangspunten, te weten:

  • de binnenstad vitaal houden;
  • versterken van de regiofunctie, voorzieningen in Gouda moeten aansluiten op de behoefte van toekomstige Zuidplasbewoners;
  • verbeteren van de ontsluiting en de bereikbaarheid, zowel het autoverkeer als het openbaar vervoer; (in het plangebied maakt de Burgemeester van Reenensingel deel uit de van stadsring, de Burgemeester Jamessingel van de binnenring);
  • realiseren van voldoende, gedifferentieerde en aantrekkelijke woonmilieus, het woningaanbod is op het moment te eenzijdig en er is vooral vraag naar woningen voor starters en lagere inkomens;
  • ontwikkelen van stedelijke knooppunten, om beter aan te sluiten bij de Randstad;
  • voldoende werkgelegenheid / economisch perspectief;
  • versterken van het leefklimaat in de wijken;
  • optimaliseren van de milieukwaliteit;
  • verbeteren aansluiting landschap (noordrand van de stad);
  • investeren in stedelijk groen (Groenhovenpark);
  • ontwikkelen onderwijscluster en onderdoorgang spoor bij de Dreef.

Hoewel het voorliggend plan niet direct binnen de structuurvisie wordt benoemd biedt de structuurvisie wel een duidelijke visie op de ontwikkeling van de randen van de oude stad. De gemeente stelt in haar visie dat investeren in de stad begint met investeren in de binnenstad zodat de binnenstad vitaal en levendig blijft. De binnenstad en randen vormen samen met de Spoorzone het meest diverse stedelijke knooppunt. Dit gebied is de eerste aangewezen plek voor de vestiging van culturele instellingen, uitgaansgelegenheden, winkels, concentraties van grootschalige detailhandel en dergelijke. Dit komt overeen met het provinciale beleid dat inzet op concentratie van grootschalige detailhandel rond binnensteden. Echte uitbouw van de binnenstad begint in de omliggende randen.

In de randen om de binnenstad moet ruimte worden geboden aan functies die niet (meer) passen in de middeleeuwse maat en schaal, maar die wel bij het pakket van de binnenstad horen. Hiermee worden bewust overloopgebieden voor de binnenstad gecreëerd. In de oostelijke randen gaat het bijvoorbeeld om kleinschalige kantoren, winkels en woningen. Door ze vlak buiten de binnenstad te plaatsen blijft sprake van meerwaarde.

Daarnaast stelt de visie dat in de randen gebouwde parkeervoorzieningen dienen worden gerealiseerd, ter verbetering van de bereikbaarheid van de binnenstad. Met name door de slechte bereikbaarheid verliest de Goudse binnenstad momenteel namelijk terrein aan omliggende steden.

Bijkomend effect van deze ingrepen moet zijn dat de verbindingen tussen de binnenstad en de achterliggende wijken worden verbeterd. Door het wegtrekken van de traditionele bedrijvigheid zijn de randen van de binnenstad nu te vaak barrières. Woningbouw in hoge dichtheden in de randen betekent tevens een verdere versterking van het draagvlak voor de centrumvoorzieningen.

De onderstaande afbeelding toont de 'Visiekaart 2030'. Hierin is het plangebied aangeduid als aan 'nieuw centrum-stedelijk woonmilieu' met een dichtheid van ca. 50 won./ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1003BPHanepraij-DF01_0006.jpg"

Figuur 6: Kaartbeeld structuurvisie Gouda 2005-2030.

Het voorliggend plan sluit aan op de in de structuurvisie geformuleerde uitgangspunten door de realisatie van een woonvoorziening in een hogere bebouwingsdichtheid.

3.3.2 Visie op Hoofdlijnen

In 2004 is deel 1 vastgesteld, de 'Visie op Hoofdlijnen', waarin aan de hand van 15 ambities een kader is geschetst waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen zullen moeten plaatsvinden. Met de Visie worden oplossingen gezocht, die bijdragen aan het eigentijds en cultuurhistorisch verantwoord bouwen in de binnenstad. De Visie op hoofdlijnen geeft aan wat de essentiële ruimtelijke kwaliteiten zijn van de Goudse binnenstad en haar randen, die bij ruimtelijke ingrepen gerespecteerd moeten worden. Om het behoud van het stedelijk weefsel te kunnen verenigen met het stimuleren van stedelijke ontwikkelingen zijn in de Visie op Hoofdlijnen de 15 ambities geformuleerd. Eén van de ambities is het versterken van de eigen identiteit van de schillen rond de binnenstad.

De visie stelt dat deze schillen de overgang van de binnenstad naar de rest van de stad vormen en daarmee een geheel eigen ontwikkelingspotentie kennen. De ontwikkelingspotentie is met name aanwezig op de grote binnenterreinen, waar grootschalige bedrijvigheid is / was gevestigd. De ruimtelijke verschijningsvorm van de schil wordt aan de zijde van de binnenstad vooral bepaald door de wandvorming langs de singels en aan de buitenzijde door de kleinschalige bebouwing als overgang naar de achterliggende wijken. In zijn inrichting en identiteit is de schil geen binnenstad en geen 'buitenwijk', maar een 'overgangszone' tussen deze twee gebieden. In zijn functioneren maakt de schil meer onderdeel uit van de binnenstad dan van de buitenwijken. De schil profileert zich immers als (binnen)stedelijk woonmilieu en in de schil bevinden zich stedelijke functies als het station, de schouwburg, de Garenspinnerij en collectieve parkeervoorzieningen.

Ten aanzien van de ontwikkelingspotentie van de schil stelt de visie dat deze dient te worden ingezet ten gunste van eigentijdse herstructureringsprojecten. Hierbij moet voorkomen worden dat de schil een 'restgebied' van de binnenstad wordt, waar alleen functies een plek krijgen, die qua schaal en/of uitstraling niet wenselijk zijn in de historische binnenstad. Bij transformatie van locaties in de schil dient gebruik gemaakt te worden van de cultuurhistorische kenmerken, ter versterking van de identiteit van de schil. In de stadsplattegrond is bijvoorbeeld de voormalige buitengracht (Jan Verswollenwetering, Kolfwetering) nog latent aanwezig, met name in de schil van Kort Haarlem, Kadenbuurt en Nieuwe Park. Bij de ontwikkeling van de binnenterreinen en openbare ruimten dient onderzocht te worden waar en hoe deze grachten weer zichtbaar gemaakt kunnen worden als onderdeel van het stedelijk weefsel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1003BPHanepraij-DF01_0007.jpg"

Figuur 7: Kaartbeeld ontwikkelingsgebieden.

Zoals de bovenstaande afbeelding toont is het voorliggend plangebied gelegen binnen een van in de visie aangewezen ontwikkelingsgebieden.

3.3.3 Groenstructuurplan 2007-2015

Het beleid van de gemeente Gouda is om de openbare ruimte in de stad schoon, heel en bruikbaar te houden. Het openbaar groen is één van de factoren die de kwaliteit van de openbare ruimte bepalen. In het groenstructuurplan is onderscheid gemaakt tussen de verschillende voorkomende gebiedsprofielen en gebiedstypen. Deze zijn als volgen onderverdeeld:

Gebiedsprofielen:

  • veenlinten;
  • stadsgrachten;
  • stadssingels;
  • achtergrachten;
  • overige singels en terreinen.

Gebiedstypen:

  • centrum;
  • woonwijken;
  • bedrijventerreinen;
  • parken in Gouda;
  • parken aan de rand van Gouda.

Ten aanzien van de voorliggende planlocatie dient aandacht besteed te worden aan het gebiedprofiel 'overige wegen en singels' en het gebiedstype'.

Gebiedsprofiel 'Overige straten en singels'

Hierbij dient het profiel en de aanwezige begroeiing aan te sluiten bij de functie van de weg waarbij onderscheid gemaakt wordt in:

  • agglomeratieve wegen;
  • lokale en verzamelwegen;
  • bestemmingswegen.

Agglomeratieve wegen hebben een breed profiel met een aaneengesloten bomenrij, sierbeplanting komt in de berm niet voor. De berm is een extensief beheerde grazige berm en de watergang heeft natuurvriendelijke oevers. Deze wegen maken onderdeel uit van zowel de bomenstructuur als het droog ecologisch netwerk. De watergang maakt soms onderdeel uit van het nat ecologisch netwerk.

Lokale en verzamelwegen hebben een wat smaller profiel met een aaneengesloten bomenrij. In de berm komt beplanting zeer beperkt voor; het gras in de berm kan frequent gemaaid of extensief beheerd worden. De watergang heeft beschoeide oevers of natuurvriendelijke oevers. De wegen maken veelal onderdeel uit van de bomenstructuur.

De bestemmingswegen hebben een smal profiel met beschoeide oevers of kades. Bomen komen in verschillende vorm in de berm voor. Verder komen er in de berm vooral beplantingen of gazons voor.

Gebiedstype 'Woonwijken'

Bij dit gebiedstype dient het openbare groen in de wijken deels een gebruiksfunctie (bijvoorbeeld: trapveldjes en speelplaatsen) en deels een esthetische functie (bijvoorbeeld: herkenbaarheid van de wijk) te hebben. Het groen kan hiernaast een ecologische functie vervullen, maar deze functie speelt in de wijken een zeer bescheiden rol. Langs de lokale wegen en de verzamelwegen staan (aaneengesloten) bomenrijen zodat deze wegen duidelijk herkenbaar zijn en onderdeel uitmaken van de bomenstructuur. Op bijzondere plekken in de wijk staan solitaire bomen als daar ook in de toekomst voldoende ruimte is voor volwaardig uitgegroeide bomen.

In de wijken komt verder een groot aantal begroeiingstypen voor: bosschages, struweel, hagen, sierplantsoenen, gazons, extensief beheerd grasland, ruigtes en watergangen met al dan niet harde oevers. Groen met een natuurlijk karakter komt vooral voor aan de buitenranden van de wijk of in de bredere groenzones. Bosschages en struwelen hebben een natuurlijk karakter (bij voorkeur geen cultuurgewassen), maar hierin komen wel vooral attractieve soorten voor.

3.3.4 Nota hoogbouw

Op 23 mei 2005 is de Nota Hoogbouw door de gemeenteraad van Gouda vastgesteld. De nota gaat uit van het handschrift van de wijk, wat wil zeggen dat bij het bepalen van de maximale bouwhoogte wordt gekeken naar specifieke kenmerken van de buurt of wijk waarin wordt gebouwd. Daarnaast wordt gekeken naar de locatie van kern als geheel en de invloed op daarvan op de skyline van Gouda. De gemeente gaat er hierbij vanuit dat een gebouw tot hoogbouw gerekend moet worden indien het uitkomt boven de bomen wat is vertaald naar een concrete hoogte van 15 meter. De nota voorziet in een kaart waarin de gemeente in zones is verdeeld. De voorgestane ontwikkeling binnen het voorliggend plangebied dient zich aldus te voegen naar het handschrift van de wijk.

3.3.5 Molenbiotoop

Voor het behoud en beheer van molens is het van groot belang dat deze blijven draaien. Dit is niet alleen goed voor de beleving en het maatschappelijk belang maar ook noodzakelijk om de molen technisch in goede staat te houden. Een stilstaande molen waar niet wordt 'gedraaid' vervalt in hoog tempo. Immers bij een functionerende molen is er toezicht door de molenaar die eventuele gebreken kan constateren.

Om goed te kunnen draaien heeft een molen een goede biotoop nodig. Dat wil zeggen dat er onder andere rond de molen weinig of geen windbelemmeringen zijn, zodat de wind vrij toegang heeft.

Aan de Schielands Hoge Zeedijk ligt de molen 't Slot. Om te kunnen garanderen dat nieuwe bebouwing geen invloed heeft op het functioneren van de molen is de molenbiotoop opgesteld. Voor de berekening van de maximale hoogte binnen een straal van 100 tot 400 meter binnen een stedelijke omgeving is de 1 op 30 regeling van toepassing. In deze zone mag de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet hoger zijn dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk en het middelpunt van de molen. In bijgevoegd schema is de molenbiotoop weergegeven. In het schema is zichtbaar dat op 150 meter vanaf de molen een bouwhoogte mogelijk is van 21,36 meter, op 200 meter afstand mag tot 22,5 meter gebouwd worden en op 250 meter afstand is 24,70 meter toegestaan ten opzichte van het maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1003BPHanepraij-DF01_0008.jpg"

Figuur 8: Weergave molenbiotoop.

3.3.6 Welstandsnota

De Welstandsnota is in 2004 vastgesteld door de gemeenteraad van Gouda waarna deze in 2008 is aangevuld. De welstandsnota geeft de beoordelingskaders en toetsingscriteria waaraan bouwplannen op architectonische kwaliteit worden getoetst in het kader van de ruimtelijke kwaliteit. Veelal hebben deze eisen betrekking op vormgeving, kleurgebruik en materiaalgebruik. Dergelijke eisen mogen in een bestemmingsplan niet geregeld worden; ingevolge de Wet ruimtelijke ordening mogen bestemmingsplannen alleen regels bevatten die betrekking hebben op de omvang van de op te richten bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1003BPHanepraij-DF01_0009.jpg"

Figuur 9: Kaartbeeld Welstandsnota.

Zoals de bovenstaande afbeelding toont is het voorliggend plangebied gelegen binnen het 'Regulier welstandsbeleid voor woongebieden' Doel van het reguliere welstandsbeleid is om gebruikers en eigenaren grote vrijheid te geven om in deze gebieden te bouwen en verbouwen. Het beleid beperkt zich hierbij tot het voorkomen en vermijden van erg storende en ontsierende ingrepen. Het woongenot van omwonenden, maar ook de waarde van het vastgoed dient hiertegen beschermd te worden.

In het kader van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk (voorheen bouwaanvraag) zal het bouwplan beoordeeld worden door de welstandscommissie. Hierbij zal het plan getoetst worden aan het geldend welstandsbeleid. Nadere toetsing van het plan is in het kader van het voorliggend bestemmingsplan is dan ook niet aan de orde.

3.3.7 Mobiliteitsplan Gouda 2007-2020

Op 14 april 2007 heeft de gemeenteraad het Mobiliteitsplan Gouda 2007–2020 vastgesteld. Het mobiliteitsplan biedt een globaal beeld van hoe alle vormen van vervoer (voetgangers, fietsers, OV, auto's etc.) passen in de stad Gouda, hoe zij op elkaar aansluiten en welke maatregelen nodig zijn om de verwachte verkeersontwikkeling te kunnen verwerken. Het mobiliteitsplan dient dan ook als toetsingskader voor concrete maatregelen die in dat kader nodig worden geacht. Het doel van het mobiliteitsplan is in de eerste plaats de bereikbaarheid van de Goudse binnenstad te verbeteren, maar daarnaast staan ook leefbaarheid (in de vorm van milieukwaliteitseisen voor geluid en luchtkwaliteit) en veiligheid centraal.

Uitgangspunt van het mobiliteitsplan is het feit dat Gouda zich als regionale centrumstad in de Zuidvleugel wil profileren. De ontwikkelingsplannen in de Zuidplaspolder (woningbouw, bedrijven, glastuinbouw, voorzieningen e.d.) maken het noodzakelijk dat aanvullende aandacht aan verkeer en vervoer gegeven wordt, aangezien ongewijzigd openbaar vervoer en een onveranderd wegennet tot knelpunten in het verkeer leiden.

Het mobiliteitsplan voorziet in een overzicht waar vanuit de huidige situatie knelpunten op het gebied van mobiliteit ondervonden worden. Echter, het voorliggend plangebied behoort niet tot de hier genoemde knelpunten.

3.3.8 Woonvisie

Op 20 oktober 2003 is door de gemeenteraad van Gouda het woonbeleid onder de titel "Woonvisie Gouda, centrum in de Deltametropool, vastgesteld'. De woonvisie geldt voor de periode tot 2014 en heeft als doel de woningbehoefte en woningvoorraad op elkaar af te stemmen. De hoofdopgave van het Goudse woonbeleid is het zo adequaat mogelijk benutten en uitbreiden van de woningvoorraad waarbij wordt geanticipeerd op toekomstverwachting waarin Gouda zich ontwikkelt als een van de centra in de Deltametropool.

De nadruk in het woonbeleid ligt bij het op gang brengen van de doorstroming om te komen tot een efficiënter gebruik van de woningvoorraad. Het toevoegen van woningen is prioriteit één. De grootste opgave in de bestaande woningvoorraad is de herstructurering van de voorraad in de wijkontwikkelingsgebieden Korte Akkeren en Gouda Oost. Hierbij staat het doorbreken van de eenzijdig samengestelde goedkope woningvoorraad en de transformatie van buitencentrumstedelijke woonmilieus naar meer centrumstedelijke of groenstedelijke woonmilieus voorop.

In de woonvisie wordt bijzondere aandacht besteed aan de gevolgen van de vergrijzing van de samenleving. Geconstateerd wordt dat er een tekort is aan goede ouderenwoningen en aan woningen met zorgmogelijkheden aan huis. Daarnaast heeft de toenemende welvaart tot gevolg dat er wonen hogere eisen worden gesteld aan woningen en de woonomgeving. Een aanzienlijk deel van het nieuwbouwprogramma dient dan ook bestemd te zijn voor ouderen, wat uiteindelijk moet leiden tot een verdubbeling van het aantal woon-zorgcombinaties van "geclusterd wonen", "beschut wonen" en "woon-zorgcomplexen".

3.3.9 Waterplan Gouda

Het beleid ten aanzien van water is vastgelegd in het "Waterplan Gouda" van mei 2003. Gouda ligt midden in het Groene Hart, een waterrijk veengebied. De stad Gouda en het water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Historisch gezien heeft Gouda haar ontstaan en ontwikkeling voor een groot deel aan het water te danken. Waterbeheer is van oudsher cruciaal voor de leefbaarheid van Gouda. Niet alleen om de veiligheid tegen overstroming en de afvoer van afvalwater te garanderen, maar ook om gezond en aantrekkelijk water in de woon-, werk- en leefomgeving te hebben.

Doel van het waterplan Gouda:

Water is in Gouda een gezichtsbepalend element. De afgelopen jaren wordt meer en meer vormgegeven aan het integraal waterbeheer in Gouda. Om de samenhang en de afstemming met de waterbeheerders verder te verbeteren, is in het waterplan een overkoepelende visie geschreven. In het waterplan speelt de gemeente Gouda samen met de waterbeheerders in op actuele beleidsontwikkelingen in het (stedelijk) waterbeheer. Het waterplan geeft niet alleen een gezamenlijke visie, maar ook een uitvoeringsprogramma van maatregelen die nodig zijn om de visie te realiseren. Belangrijke elementen van de visie zijn het houden van droge voeten, gezond water met een goede kwaliteit voor mens en natuur en water om naar te kijken en van te genieten. Daarnaast vraagt waterbeheer in de stad om een goede communicatie met de bewoners.

Integraal waterbeheer:

Integraal waterbeheer is een sleutelbegrip in het waterplan. Integraal waterbeheer blijft de aanpak voor 'een veilig en bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen' (Vierde Nota Waterhuishouding). Centraal in het waterplan staan de volgende drie kenmerken van integraal stedelijk waterbeheer:

  • 1. Samenhang binnen het waterbeheer

Het watersysteem is een samenhangend systeem van riolering (afvalwater), oppervlaktewater (zowel kwaliteit als kwantiteit), grondwater en natuur. Het is nodig om met deze samenhang rekening te houden, omdat ingrijpen in één onderdeel van dit systeem effecten kan hebben op de andere delen.

  • 2. Samenhang met andere functies

Open water in de stad wordt meer en meer gewaardeerd. Het is een wezenlijk onderdeel van de dagelijkse woon-, werk- en leefomgeving. Het is van belang water mede als sturend principe te hanteren bij de toekenning van functies en bij de inrichting en het beheer van het stedelijk gebied.

  • 3. Samenwerking en samenspraak

De waterhuishouding raakt vele belangen: wonen, recreatie, natuur en toerisme. Een optimale samenwerking tussen gemeente en waterbeheerders in samenspraak met buurgemeenten en verschillende maatschappelijke groeperingen is nodig om de diverse functies van het water te versterken. Daarnaast moeten intenties, ambities en doelstellingen afgestemd worden op die van andere beleidsterreinen, zoals milieu, ruimtelijke ordening, wonen en verkeer. In paragraaf 5.6 (waterparagraaf) is beschreven hoe het beleid uit het gemeentelijk waterplan is vertaald in dit bestemmingsplan.

Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken

Bij de ombouw van het rioolstelsel wordt de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken (wRw, 2003)". Met het doorlopen van de beslisboom wordt bepaald welke verharde oppervlakken afgekoppeld mogen worden van het gemengde stelsel en of al dan niet rechtstreeks geloosd mag worden op oppervlaktewater. Nieuwe lozingspunten op rijkswater zijn in Gouda niet aan de orde.

3.3.10 Visie op levensloopbestendig Gouda - Pact van Savelberg

Op 26 april 2004 heeft de gemeente Gouda ingestemd met het Pact van Savelberg. In dit pact is het doel geformuleerd een compleet, passend en helder woon-, zorg- en welzijnsaanbod in de regio te creëren voor senioren en mensen met een zorgvraag. Dit moet ervoor zorgen dat deze mensen zo lang mogelijk in hun eigen woonomgeving kunnen blijven wonen. Het pact van Savelberg is door dertien gemeenten in Midden-Holland, zorgaanbieders, woningcorporaties, een zorgverzekeraar, welzijnsinstellingen en de provincie ondertekend.

De gemeente Gouda heeft de uitwerking vorm gegeven door middel van de Nota 'Visie op levensloopbestendig Gouda'. Hierin wordt de toepassing van het concept van de levensloopbestendige wijk voor Gouda nader uitgewerkt. Het concept 'levensloopbestendige wijk' gaat ervan uit dat binnen iedere wijk in principe een basispakket "zorgvoorzieningen" aanwezig is. Het doel hiervan is dat voorkomen wordt dat ouderen en mensen met een functiebeperking onnodig moeten verhuizen om in het genot van noodzakelijke voorzieningen te komen.

Voor Gouda betekent dit, dat in 2015 iedere Goudse wijk per 10.000 inwoners over een basispakket aan voorzieningen beschikt, variërend van zorgpunten en activiteitencentra tot clusterwoningen met extramurale (24-uurs) zorg.

De mate van toepassing van dit concept verschilt uiteraard per wijk. Op de, bij de visie behorende kaart, welke onderstaand is weergegeven, is de (toenmalig) bestaande situatie voor wat betreft woonvormen en voorzieningen weergegeven. Hierin is te zien dat rondom de Jan Verswollezone al verschillende voorzieningen bijdragen aan het concept van het Pact van Savelberg. De realisatie van het zorgcentrum, zoals het voorliggend plan voorstaan, zal verder bijdragen aan de doelstelling van de stad Gouda om het zorgvoorzieningenniveau binnen de gemeente te verbeteren en aldus de kwaliteit van het leef- en vestigingmilieu op te waarderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.1003BPHanepraij-DF01_0010.jpg"

Figuur 10: Kaartbeeld Levensloop bestendig Gouda.

Met de ondertekening van de 'Convenant Levensloopbestendig Gouda' op 29 januari 2008 hebben zich inmiddels negen nieuwe partijen, op het gebied van maatschappelijke opvang, aangesloten bij dit pact.

3.3.11 Nota Cultuurhistorie

De Nota cultuurhistorie van de gemeente Gouda dateert van december 2004 en heeft een viertal doelen te weten:

  • de wijze verduidelijken waarop de gemeente Gouda omgaat met rijks- en provinciaal cultuurhistorisch beleid.
  • het geven van een overzicht van bestaande en nieuwe beleidsonderdelen;
  • het dienen als toetsingskader voor de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE);
  • het vormen van een beleidskader voor de begeleiding van bouwinitiatieven.

Vooral het laatstgenoemd doel is in dit geval van bijzondere relevantie. Aangezien cultuurhistorie een centrale en mede richtinggevende rol speelt bij ruimtelijke projecten in Gouda, heeft de gemeenteraad het opstellen van een cultuurhistorische analyse (CHA) verplicht gesteld bij elke grootschalige ontwikkeling. Doel van de CHA is inzicht te krijgen in de aanwezige cultuurhistorische waarden. Deze waarden moeten op basis van de Nota Cultuurhistorie vervolgens:

  • als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting en het ontwerp worden benut;
  • bij de gemeentelijke randvoorwaarden voor projecten worden betrokken;
  • als basis van het onderdeel cultuurhistorie in de ruimtelijke onderbouwing voor de provincie worden gebruikt (verplicht cultuurhistorische paragraaf).

Met ander woorden, in de cultuurhistorische analyse worden de aanwezige cultuurhistorische waarden (boven- en ondergronds) in kaart gebracht. Vervolgens is uitgangspunt van het gemeentelijke cultuurhistorische beleid de aanwezige monumenten (ook die van jongere bouwkunst - naoorlogse architectuur) te behouden. Ook kunnen andere cultuurhistorische elementen (zonder de status van monument te hebben) direct of indirect bij de verdere planontwikkeling worden betrokken. Indien deze echter verdwijnen dienen deze te worden gedocumenteerd.

Op de Archeologische Basiskaart van de gemeente Gouda kent het plangebied een middelhoge verwachtingswaarde. Deze verwachting is gebaseerd op het feit dat het plangebied tot randzone van de binnenstad behoort waar vroeger verspreid bebouwing stond. Bij de ontwikkeling van het voorliggend plangebied is het aspect archeologie en cultuurhistorie in een vroeg stadium betrokken. Hierbij is reeds een 'cultuurhistorische analyse' opgesteld, welke als uitgangspunt heeft gediend voor locatie ontwikkeling. In paragraaf 4.4 wordt de cultuurhistorie nader toegelicht.

3.3.12 Klimaatprogramma 2009-2012

De gemeente Gouda kent vastgesteld klimaatbeleid, uitgewerkt in het klimaatprogramma 2009-2012. Hierin is opgenomen dat bij grootschalige nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen met een energieprestatie op locatie (EPL) van 7,0 tot 8,0 gerekend dient te worden. Hierbij wordt de ontwikkelingslocatie Jan Verswollezone specifiek benoemd. Daarnaast geldt voor gebouwen een minimaal streven om 10% van het energieverbruik te dekken uit duurzame bronnen en de EPC aan te scherpen met minimaal 10% ten opzichte van het geldende Bouwbesluit. De gemeente heeft zich tot doel gesteld via de grotere projecten in één keer veel milieuresultaat te bereiken.

3.3.13 Duurzaamheid

De hoofddoelstelling van het regionale beleid duurzaam bouwen is een structurele toepassing van duurzame maatregelen en integrale benadering van duurzaamheidsthema's in bouwprojecten. Met dit uitgangspunt kan toekomstgericht worden gebouwd aan een duurzame samenleving. Om de gestelde ambities op het gebied van duurzaam bouwen te bereiken, wordt een resultaatgerichte, uniforme werkwijze gehanteerd die aan de kwaliteitseisen voldoet. Door een integrale benaderingswijze bij bouwprojecten kunnen de kansen die hierin liggen worden benut. Het beleid is er dan ook op gericht deze kansen te bevorderen en integraliteit aan te sporen. Zo kiest de regio Midden-Holland voor een standaard instrument gedurende het planproces van nieuwbouwprojecten. Met bijvoorbeeld GPR-gebouw kunnen ambities worden bepaald en gevolgd voor verschillende thema's binnen het kader van duurzaam bouwen.