Artikel 38 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
-
a. een afwijking ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte van gebouwen, bouwhoogte van andere bouwwerken, grondoppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanduidingen, eventueel met een overschrijding van de bouwgrenzen, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
-
b. voor het bouwen van andere bouwwerken zoals vlaggenmasten, artistieke kunstwerken, antennes e.d. tot een bouwhoogte van 15 m mits belangen van derden niet in onevenredige mate worden aangetast;
-
c. voor het overschrijden van de op de kaart aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 0,8 m, indien het betreft erkers, luifels, galerijen en dergelijke ondergeschikte bouwdelen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, met dien verstande dat, de bouwgrenzen mogen worden overschreden met ten hoogste 1,75 m, indien het betreft balkons;
-
d. voor het overschrijden van de bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het betreft hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame en kelderingangen en kelderkoekoeken.